Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 8 december 2010, nr. VENW/BSK-2010/181313, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de gemeenschap besturen (PbEU L 315) en de artikelen 1, onderdeel j, 36, tweede lid, 49, 50, 51, 51a, achtste lid, 51b, derde lid en 52 van de Spoorwegwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 januari 2011, nr. W14.10.0554/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 27 april 2011, nr. IENM/BSK-2011/51548, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Aanbeveling 2011/766/EU: Aanbeveling 2011/766/EU van de Commissie van 22 november 2011 betreffende de procedure voor de erkenning van opleidingscentra en examinatoren voor treinbestuurders overeenkomstig Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2011, L 314/41);
Besluit 2011/765/EU: Besluit 2011/765/EU van de Commissie van 22 november 2011 inzake criteria voor de erkenning van examinatoren van treinbestuurders en inzake criteria voor de organisatie van examens overeenkomstig Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2011, L 314/36);
categorie A: rangeerlocomotieven, werktreinen, onderhoudsspoorwagens en alle andere locomotieven die gebruikt worden voor het rangeren;
categorie B: vervoer van reizigers, vervoer van goederen;
TSI Exploitatie en verkeersleiding: Besluit 2012/757 van de Commissie van 14 november 2012 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Beschikking 2007/756/EG (PbEU 2012, L 345);
wet:
Spoorwegwet.
Als veiligheidsfuncties binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem worden aangewezen de functies van:
a. machinist met volledige bevoegdheid;
b. machinist met beperkte bevoegdheid;
c. rangeerder;
d. wagencontroleur;
e. treindienstleider met volledige bevoegdheid;
f. treindienstleider met minimale bevoegdheid.
1 Een persoon die uitsluitend tot taak heeft het besturen van als gereedschap dienende spoorvoertuigen tijdens het gebruik daarvan bij werkzaamheden aan of nabij de hoofdspoorweg ten behoeve van de hoofdspoorweginfrastructuur, op hoofdspoorwegen die buiten dienst zijn gesteld, is geen machinist als bedoeld in artikel 2, onderdelen a en b.
2 Een persoon die uitsluitend tot taak heeft het samenstellen en begeleiden van treinen en het begeleiden van spoorvoertuigen op hoofdspoorwegen die buiten dienst zijn gesteld, is geen rangeerder als bedoeld in artikel 2, onderdeel c.
2 Onze Minister stelt voor de veiligheidsfunctie van rangeerder, wagencontroleur, treindienstleider met volledige bevoegdheid en treindienstleider met minimale bevoegdheid een examenprogramma vast dat voldoet aan de geldende paragrafen en aanhangsels van de TSI Exploitatie en verkeersleiding inzake algemene kennis, bekwaamheid en ervaring.
6 Een persoon wordt ten aanzien van de veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid of machinist met beperkte bevoegdheid toegelaten tot het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, indien hij een opleiding voor de betrokken veiligheidsfunctie heeft gevolgd bij een krachtens artikel 51b, eerste lid, van de wet, door Onze Minister erkend opleidingsinstituut.
1 De voor de machinist met volledige bevoegdheid of machinist met beperkte bevoegdheid vereiste bedrijfsgebonden kennis en bekwaamheid, bedoeld in artikel 51a, vierde lid, onderdeel c, van de wet, betreft de kennis van de bedrijfsorganisatie en het veiligheidsbeheersysteem van de betrokken spoorwegonderneming.
2 De voor de veiligheidsfunctie van rangeerder vereiste specifieke, taakgebonden en bedrijfsgebonden kennis en bekwaamheid, bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de wet, betreft:
a. wegbekendheid op de locatie waarop hij als rangeerder wordt ingezet;
b. kennis van lokale voorschriften;
c. kennis van de voertuigen die hij begeleidt;
d. kennis van de bedrijfsorganisatie en het veiligheidsbeheersysteem van de betrokken spoorwegonderneming.
3 De voor de veiligheidsfunctie van wagencontroleur vereiste specifieke, taakgebonden en bedrijfsgebonden kennis en bekwaamheid, bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de wet, betreft:
4 De voor de veiligheidsfunctie van treindienstleider met volledige bevoegdheid of treindienstleider met minimale bevoegdheid vereiste specifieke, taakgebonden en bedrijfsgebonden kennis en bekwaamheid, bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de wet, betreft:
a. kennis van de inrichting van de gedeelten van het spoorwegnet waarvoor hij als treindienstleider dienst doet;
b. kennis van lokale voorschriften;
c. kennis van de bedrijfsorganisatie en het veiligheidsbeheersysteem;
d. kennis van de digitale en mondelinge communicatie als bedoeld in de geldende paragrafen en aanhangsels van de TSI Exploitatie en verkeersleiding.
5 De beoordeling van de kennis en bekwaamheid, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, geschiedt door een vakinhoudelijk leidinggevende als bedoeld in artikel 15, tweede lid.
2 Bij regeling van Onze Minister worden met inachtneming van de geldende paragrafen en aanhangsels van de TSI Exploitatie en verkeersleiding de eisen vastgesteld inzake medische en psychologische geschiktheid voor de rangeerder, de treindienstleider met volledige bevoegdheid en de treindienstleider met minimale bevoegdheid.
3 Het vereiste om te beschikken over een geldige verklaring van medische geschiktheid en een geldige verklaring van psychologische geschiktheid als bedoeld in artikel 50, eerste lid, onderdeel a, van de wet, geldt niet voor:
a. een persoon die de veiligheidsfunctie van wagencontroleur uitoefent;
b. een persoon die de veiligheidsfunctie van rangeerder uitoefent, in dienst van een in het buitenland gevestigde spoorwegonderneming, die zijn standplaats heeft in het buitenland, mits hij voldoet aan de in het land van zijn standplaats voor de uitoefening van zijn functie in overeenstemming met de geldende paragrafen en aanhangsels van de TSI Exploitatie en verkeersleiding geldende medische en psychologische eisen.
1 Het keuringsinstituut, bedoeld in artikel 50, eerste en tweede lid, van de wet, geeft de verklaring van medische geschiktheid respectievelijk van psychologische geschiktheid af indien de keuring:
a. heeft plaatsgevonden volgens een door Onze Minister goedgekeurd keuringsreglement, en
b. doet blijken dat de aanvrager voldoet aan de krachtens artikel 9 voor de betrokken veiligheidsfunctie vastgestelde eisen inzake medische en psychologische geschiktheid.
2 Het keuringsreglement, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, voorziet in de mogelijkheid van een herkeuring indien de aanvrager bezwaar heeft tegen de uitslag van de keuring in eerste instantie.
2 De verklaring van medische geschiktheid, afgegeven aan een rangeerder, een treindienstleider met volledige bevoegdheid of treindienstleider met minimale bevoegdheid, die de leeftijd van:
a. 40 jaar nog niet heeft bereikt, is geldig voor de duur van vijf jaar, gerekend vanaf de datum van afgifte;
b. 40 jaar doch nog niet de leeftijd van 63 jaar heeft bereikt, is geldig voor de duur van drie jaar, gerekend vanaf de datum van afgifte;
c. 63 jaar heeft bereikt, is geldig voor de duur van een jaar, gerekend vanaf de datum van afgifte.
4 De verklaring van medische geschiktheid respectievelijk van psychologische geschiktheid verliest haar geldigheid indien bij een tussentijdse keuring door een keuringsinstituut als bedoeld in artikel 50, vierde lid, van de wet, blijkt dat de betrokkene niet langer voldoet aan de krachtens artikel 9 voor de uitoefening van de betrokken veiligheidsfunctie vastgestelde eisen inzake medische geschiktheid respectievelijk psychologische geschiktheid.
5 Een tussentijdse keuring als bedoeld in het vierde lid vindt plaats indien bij degene onder wiens gezag de veiligheidsfunctie wordt uitgeoefend of bij de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de wet, het vermoeden bestaat dat de betrokkene niet langer voldoet aan de voor de uitoefening van die veiligheidsfunctie vastgestelde eisen inzake medische geschiktheid respectievelijk psychologische geschiktheid.
3 Het bevoegdheidsbewijs vermeldt slechts de spoorvoertuigen en de hoofdspoorweginfrastructuur ten aanzien waarvan de machinist met volledige bevoegdheid of de machinist met beperkte bevoegdheid beschikt over een geldige beoordeling als bedoeld in artikel 51a, vierde lid, onderdeel b, van de wet.
8 Degene onder wiens gezag de veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid wordt uitgeoefend, verstrekt bij de beëindiging van het dienstverband aan de betrokken machinist een gewaarmerkte kopie van alle documenten waaruit zijn opleiding, zijn kwalificaties, zijn ervaring en zijn vakbekwaamheden blijken.
9 Degene onder wiens gezag de veiligheidsfunctie van machinist met volledige bevoegdheid of van machinist met beperkte bevoegdheid wordt uitgeoefend, voorziet in een geschillenregeling omtrent de verstrekking, schorsing en intrekking van een bevoegdheidsbewijs.
5 In de gevallen, bedoeld in het vierde lid, neemt degene die de bedrijfspas heeft afgegeven, de pas in.
2 Een vakinhoudelijk leidinggevende dient te beschikken over zodanige kennis van en inzicht in de uitoefening van de betrokken veiligheidsfunctie en zodanige kennis van de processen en de techniek binnen het hoofdspoorwegverkeerssysteem, dat hij personen die de betrokken veiligheidsfunctie uitoefenen kan instrueren, beoordelen en corrigeren ten aanzien van de goede uitoefening van die functie.
1 Het register van machinistenvergunningen, bedoeld in artikel 51a, derde lid, van de wet, voldoet aan het daaromtrent bepaalde in de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 oktober 2009 tot vaststelling van de basisparameters voor registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen als bedoeld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (2010/17/EG; PbEU L 8/17).
2 Het register van bevoegdheidsbewijzen, bedoeld in artikel 51a, vijfde lid, van de wet, voldoet aan het daaromtrent bepaalde in de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 29 oktober 2009 tot vaststelling van de basisparameters voor registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen als bedoeld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (2010/17/EG; PbEU L 8/17).
1 Onze Minister erkent op aanvraag een keuringsinstituut voor de afgifte van een verklaring van medische geschiktheid respectievelijk psychologische geschiktheid als bedoeld in artikel 50, eerste en tweede lid, van de wet, indien het beschikt over de voor de keuring van personeel met een veiligheidsfunctie vereiste onafhankelijke organisatie en expertise.
1 Onze Minster erkent op aanvraag een opleidingsinstituut als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van de wet, overeenkomstig het bepaalde in de hoofdstukken 1 en 2 van het Besluit 2011/765/EU en de artikelen 2 tot en met 25 van de Aanbeveling 2011/766/EU. Van de erkenningen wordt door Onze Minister een register bijgehouden.
1 Verklaringen van medische geschiktheid, verklaringen van psychologische geschiktheid en certificaten van bekwaamheid die op basis van het Besluit spoorwegpersoneel aan een machinist met volledige bevoegdheid of een machinist met beperkte bevoegdheid zijn afgegeven, blijven geldig voor de duur dat deze zijn afgegeven.
3 Certificaten van bekwaamheid die op basis van het Besluit spoorwegpersoneel aan een rangeerder met volledige bevoegdheid, wagencontroleur, treindienstleider met volledige bevoegdheid of treindienstleider met minimale bevoegdheid zijn afgegeven, worden gelijkgesteld met beoordelingen van Onze Minister waaruit blijkt dat de rangeerder, wagencontroleur, treindienstleider met volledige bevoegdheid of treindienstleider met minimale bevoegdheid voldoet aan de krachtens artikel 49, eerste lid, van de wet, vastgestelde eisen inzake algemene kennis, bekwaamheid en ervaring.
Een wijziging van de TSI Exploitatie en verkeersleiding, het Besluit 2011/765/EU of de Aanbeveling 2011/766/EU gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.
[Red: Wijzigt het Besluit spoorverkeer.]
De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit spoorwegpersoneel 2011.