Invordering, tijdelijk uitstelbeleid in verband met een verzoek om BTW-teruggaaf uit een andere EU-lidstaat

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 24-03-2011 t/m heden

Invordering, tijdelijk uitstelbeleid in verband met een verzoek om BTW-teruggaaf uit een andere EU-lidstaat

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Het komt voor dat Nederlandse ondernemers problemen ondervinden bij het terugvragen van BTW die in andere EU-lidstaten is betaald. Dat komt door – niet aan hen te wijten – uitvoeringsproblemen bij lidstaten. Tijdelijke mogelijkheid van uitstel van betaling voor Nederlandse ondernemers als de teruggaaf van in een andere lidstaat betaalde BTW vertraging ondervindt.

1. Procedure voor teruggaaf van BTW die een Nederlandse ondernemer in een andere lidstaat heeft betaald

Nederlandse ondernemers die in aanmerking komen voor een teruggaaf van BTW die in een andere EU-lidstaat is betaald, moeten daarvoor een verzoek indienen bij de Nederlandse Belastingdienst (hierna: de Belastingdienst). Dat geldt vanaf 1 januari 2010 (Richtlijn 2008/9/EG). De teruggaafprocedure staat in artikel 33 en volgende van de Wet op de omzetbelasting 1968 en werkt als volgt. De Nederlandse ondernemer dient een verzoek in via een speciale internetsite van de Belastingdienst. De Belastingdienst beoordeelt het verzoek op volledigheid. Daarna stuurt de Belastingdienst het naar de lidstaat waar de BTW is betaald. Die lidstaat neemt het verzoek in behandeling. Een lidstaat moet zijn beslissing om het teruggaafverzoek toe te kennen of af te wijzen, mededelen binnen vier maanden na de technisch correcte ontvangst van een verzoek. Als het stellen van nadere vragen nodig is, kan de termijn van vier maanden worden verlengd. Indien een lidstaat de teruggaaf toekent, betaalt die lidstaat het terug te betalen bedrag rechtstreeks uit aan de Nederlandse ondernemer.

2. Problemen met de teruggaafprocedure

In de lidstaten verloopt de uitvoering van de bovengenoemde teruggaafprocedure nog niet vlekkeloos. Daardoor kunnen de bedoelde teruggaven niet altijd binnen een redelijke termijn worden verleend en kunnen ondernemers met betalingsproblemen te maken krijgen. Ik acht het onwenselijk dat ondernemers betalingsproblemen kunnen krijgen door genoemde problemen met de teruggaafprocedure. Daarom geldt, in aansluiting op artikel 25 van de Invorderingswet 1990, het onderstaande tijdelijke beleid.

3. Tijdelijk uitstelbeleid

Gelet op bovenstaande kan de ontvanger een ondernemer op diens verzoek uitstel van betaling verlenen. Voor dergelijk uitstel van betaling gelden de volgende voorwaarden.

  • De ondernemer heeft een verzoek om teruggaaf van in een andere lidstaat betaalde BTW ingediend bij de Belastingdienst. Het is aan de ondernemer om aannemelijk te maken dat en wanneer hij een dergelijk verzoek heeft ingediend. Dat kan hij bijvoorbeeld doen door afdrukken van schermen van de genoemde internetsite aan de ontvanger te overleggen.

  • De ondernemer maakt aannemelijk dat hij liquiditeitsproblemen heeft en dat die het gevolg zijn van de onder 2 genoemde problemen met de teruggaafprocedure.

  • De ondernemer overlegt aan de ontvanger een schriftelijke verklaring waarin staat dat tot betaling zal worden overgegaan zodra de andere lidstaat de verzochte teruggaaf heeft verleend of zodra de andere lidstaat hem heeft medegedeeld de teruggaaf niet te verlenen.

  • Indien het bedrag van de openstaande belastingschuld groter is dan het bedrag waarvoor de ondernemer teruggaaf heeft verzocht, voldoet de ondernemer het verschil tussen die twee bedragen. Voor die voldoening gelden de wettelijke betalingstermijnen.

Verder geldt het volgende.

  • Aan het verlenen van uitstel kan de ontvanger in daartoe aanleiding gevende gevallen de voorwaarde van zekerheidstelling verbinden.

  • Dit besluit heeft betrekking op belastingaanslagen, zij het dat verzoeken om uitstel van betaling ook kunnen worden ingediend voor belastingen die op aangifte moeten worden betaald. In het laatste geval zal de ontvanger de uitstelbeschikking pas geven nadat de naheffingsaanslag is opgelegd.

  • Als het verzoek om uitstel van betaling een belasting betreft die op aangifte moet worden betaald en het verzoek is ingediend vóór het tijdstip waarop de voldoening of afdracht dient plaats te vinden, is geen sprake van een verzuim in de zin van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

  • Als uitstel is verleend, is de ondernemer invorderingsrente verschuldigd tot het moment waarop hij het bedrag van de teruggaaf aan de ontvanger heeft betaald.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 15 maart 2011

De

staatssecretaris

van Financiën,

F.H.H. Weekers

Naar boven