Indien de politie op de plaats van het delict wordt geconfronteerd met een verdachte
die vermoedelijk uit noodweer heeft gehandeld, dient de volgende werkwijze te worden
aangehouden.
De betrokkene, degene die ervan wordt verdacht het geweld te hebben gepleegd en zich
beroept op noodweer, wordt ter plekke meegedeeld dat hij wordt aangemerkt als een
verdachte in de zin van deze Aanwijzing. Van betrokkene wordt vervolgens verwacht,
omdat ook hij belang heeft bij de vaststelling van de juiste toedracht van het feit,
dat hij medewerking verleent aan het opsporingsonderzoek. De plaats delict mag niet
worden verstoord en betrokkene dient op verzoek van de politie het eventueel gebruikte
wapen te overhandigen en mogelijk ander materiaal, zoals kleding waarop zich bijvoorbeeld
bloedspatten en/of schotresten bevinden, ter beschikking te stellen ten behoeve van
het onderzoek.
Indien er op enigerlei moment in het onderzoek aanwijzingen zijn dat de verdachte
het opsporingsonderzoek tegenwerkt of de waarheidsvinding belemmert, kan alsnog tot
aanhouding worden overgegaan.
Van aanhouding van de betrokkene wordt als regel afgezien. Dit betekent dat dwangmiddelen
of bevoegdheden die uitsluitend toegepast kunnen worden op de ‘aangehouden verdachte’
(of op de ‘in verzekering gestelde verdachte’) eveneens achterwege dienen te blijven.
Dit betekent dat artikel 56 Sv integraal buiten toepassing blijft. Voor uitoefening van de bevoegdheden uit artikel 55b Sv en artikel 95 Sv, eerste lid, Sv is staandehouding voldoende.
Zo mogelijk wordt de verdachte ter plekke gehoord. Is dat niet mogelijk, dan wordt
betrokkene uitgenodigd op het politiebureau om aldaar een verklaring af te leggen.
Voorts wordt betrokkene gevraagd zijn medewerking te verlenen aan het opsporingsonderzoek,
waaronder mede in het kader van sporenonderzoek het onderzoek aan kleding en lichaam
wordt verstaan. Daarbij dient aan de betrokkene te worden meegedeeld dat hij, als
verdachte, tot een dergelijke medewerking niet verplicht is. Als de betrokkene vermoedelijk
sporendrager is in de zaak tegen de aanrander kan het onder omstandigheden noodzakelijk
zijn artikel 195, derde lid, Sv toe te passen. Daarvoor is de tussenkomst van de rechter-commissaris noodzakelijk.
Van de politie wordt gevraagd om in een situatie waarin vermoedelijk noodweer een
rol speelt, omstandig te verbaliseren over de personen betrokken bij de gebeurtenis
en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden. Op basis van deze processen-verbaal
beoordeelt de officier van justitie of het waarschijnlijk is dat een beroep op noodweer(exces)
door de zittingsrechter al dan niet gehonoreerd zal worden. Uitsluitend indien hij
tot het oordeel komt dat het waarschijnlijk is dat een dergelijk beroep niet gehonoreerd
zal worden, kan de officier van justitie van de rechter-commissaris vorderen dat deze
rauwelijks een bevel inbewaringstelling verleent. In dat geval moet, behalve aan de
eis van het zojuist bedoelde waarschijnlijkheidsoordeel, vanzelfsprekend ook voldaan
zijn aan de vereisten van artikel 67 en 67a Sv.
Samenvattend: een verdachte met een bijzondere positie als bedoeld in deze Aanwijzing,
wordt in beginsel niet aangehouden, in verzekering gesteld of in voorlopige hechtenis
genomen. Op deze hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen:
-
1. Indien er aanwijzingen zijn dat de verdachte het opsporingsonderzoek tegenwerkt of
de waarheidsvinding belemmert, kan de officier van justitie – en bij heterdaad de
hulpofficier van justitie – besluiten dat de verdachte wordt aangehouden en (indien
nodig) in verzekering wordt gesteld.
-
2. Indien de officier van justitie in de loop van het onderzoek het niet waarschijnlijk
acht dat een beroep op noodweer(exces) zal worden gehonoreerd, kan de officier van
justitie rauwelijks de bewaring vorderen.
-
3. In onderstaande situaties blijft deze aanwijzing buiten toepassing en oefent de (hulp)officier
van justitie de eigen bevoegdheden uit:
-
– Er is sprake van een situatie waarbij de betrokkene een vuurwapen heeft gebruikt.
-
– Het onmiddellijk aannemelijk is dat er een relatie met andere strafbare feiten bestaat
waarbij de betrokkene als mogelijke dader is betrokken. Bijvoorbeeld wanneer het voorval
zich in de eigen woning heeft afgespeeld en zich in diezelfde woning ook een hennepplantage
bevindt.
-
– Het geweldsincident heeft zich voorgedaan in een uitgaansgebied of tijdens een evenement.