Burgerlijk Wetboek BES Boek 7a

Geraadpleegd op 13-12-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Burgerlijk Wetboek BES Boek 7a

Boek 7a. Bijzondere overeenkomsten; vervolg

Vijfde titel a. Van koop en verkoop op afbetaling

Afdeling 1. Van koop en verkoop op afbetaling in het algemeen

Artikel 1557

  • 1 Koop en verkoop op afbetaling is de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen, nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd.

  • 2 De overeenkomst is niet van kracht voordat partijen de door de koper te betalen prijs hebben bepaald.

  • 3 Alle overeenkomsten, welke dezelfde strekking hebben, onder welke vorm of welke benaming ook aangegaan, worden als koop en verkoop op afbetaling aangemerkt.

  • 4 Koop en verkoop op afbetaling in de zin der wet zijn niet de overeenkomsten welke betrekking hebben op:

    • a. onroerende zaken,

    • b. zeeschepen waarvan de bruto-inhoud tenminste twintig kubieke meters of de bruto-tonnage tenminste zes bedraagt, die teboekstaan of teboekgesteld kunnen worden in het in artikel 193 van Boek 8 genoemde register;

    • c. luchtvaartuigen teboekstaand in het register genoemd in titel 15 van Boek 8.

  • 5 Het in deze titel bepaalde vindt overeenkomstige toepassing op vermogensrechten, niet zijnde registergoederen, voor zover dat in overeenstemming is met de aard van het recht.

Artikel 1557a

Van de bepalingen van deze titel mag slechts worden afgeweken, indien en voor zover dit daaruit blijkt.

Artikel 1557b

  • 1 Bedingen, waarbij of krachtens welke de schuldenaar, voor het geval hij enige verplichting uit de overeenkomst niet vervult, de betaling van zekere som als schadevergoeding of enige straf wordt of kan worden opgelegd, kunnen alleen bij schriftelijk aangegane overeenkomst worden gemaakt.

  • 2 Indien de overeengekomen of opgelegde schadevergoeding of straf de rechter bovenmatig voorkomt, kan deze haar, ten aanzien van het hem voorgelegde geval, verminderen of opheffen.

Artikel 1557c

  • 1 Vervroegde opeisbaarheid, als straf wegens nalatigheid van de koper in het betalen van termijnen, kan alleen bedongen worden voor het geval de achterstand bedraagt, ten aanzien van één termijn ten minste een tiende, of ten aanzien van meer termijnen gezamenlijk tenminste een twintigste deel van de gehele koopprijs.

  • 2 Onder gehele koopprijs wordt verstaan de som van alle betalingen, waartoe de koper bij regelmatige nakoming van de overeenkomst gehouden is.

  • 3 Het tweede lid van artikel 1557b is hier niet van toepassing.

Artikel 1557d

Op enig beding, als bedoeld in de voorafgaande twee artikelen, kan wegens niet tijdige nakoming beroep alleen worden gedaan, indien de schuldenaar, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft om zijn verplichtingen na te komen.

Artikel 1557e

  • 1 De koper is steeds bevoegd tot vervroegde betaling van één of meer eerstvolgende termijnen van de koopprijs.

  • 2 In geval van vervroegde betaling ineens van het gehele nog verschuldigde bedrag heeft hij recht op een aftrek, berekend naar vijf ten honderd ‘s jaars over elke daarbij vervroegd betaalde termijn.

  • 3 Van de bepalingen van dit artikel kan ten voordele van de koper door partijen worden afgeweken.

Artikel 1557f

  • 1 Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de koper aan de verkoper of aan een derde enig recht toekent op zijn loon, pensioen of andere periodieke inkomsten wegens arbeidsovereenkomst, kan ter zake van koop en verkoop op afbetaling, behalve voor opeisbare verplichtingen, alleen geschieden voor betalingen, waartoe de koper bij regelmatige nakoming van de overeenkomst zal gehouden zijn, en voor de kosten.

  • 2 De handeling heeft alsdan geen werking dan naar gelang bedoelde termijnen verschijnen overeenkomstig een bij schriftelijke overeenkomst vastgelegd plan van regelmatige afbetaling of naar gelang er kosten vallen, telkens tot het beloop daarvan.

  • 3 Bovendien is vereist, dat de koper, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig is gebleven. Alleen de termijnen en kosten, waarover de ingebrekestelling is geschied, en die, welke daarna verschijnen, komen in aanmerking bij het bepalen van bedoelde werking.

  • 4 Ten aanzien van hem, die de uitkering wegens arbeidsovereenkomst verschuldigd is, heeft de handeling geen gevolg, alvorens de ingebrekestelling van de koper en het plan van regelmatige afbetaling met opgave van hetgeen daarop voldaan is en van de gevorderde kosten schriftelijk te zijner kennis zijn gebracht, dan wel schriftelijk door hem zijn erkend. Betalingen, dienovereenkomstig te goeder trouw door hem gedaan, bevrijden hem tegenover de koper.

Artikel 1557g

Volmacht tot invordering van loon, pensioen of andere periodieke vorderingen ter zake van een arbeidsovereenkomst, onder welke vorm of welke benaming ook, door de koper verleend, is steeds herroepelijk.

Afdeling 2. Van huurkoop

Artikel 1557h

  • 1 Huurkoop is de koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen, dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is.

  • 2 Alle overeenkomsten, welke dezelfde strekking hebben, hetzij als huur en verhuur, hetzij onder andere vorm of andere benaming aangegaan, worden als huurkoop aangemerkt.

  • 3 Onder huurkoop is begrepen de overeenkomst, waarbij ter zake van een koop en verkoop een derde, die de eigendom der zaak verwerft, aan de koper krediet verleent des dat het geheel van handelingen de strekking van huurkoop erlangt.

Artikel 1557i

  • 1 Huurkoop wordt aangegaan bij authentieke of onderhandse akte, welke voldoet aan de bepalingen van artikel 1557j.

  • 2 Hetzelfde geldt voor overeenkomsten, welke bestaande overeenkomsten zodanig wijzigen of aanvullen, dat daardoor huurkoop zou ontstaan.

  • 3 Wordt de overeenkomst aangegaan bij onderhandse akte, dan moet deze, zo de koper dit verlangt, in dubbel worden opgemaakt.

  • 4 Het dubbel, of zo dit niet is opgemaakt, een authentiek of door de verkoper ondertekend afschrift,wordt zo spoedig mogelijk na het sluiten van de overeenkomst door de verkoper aan de koper verstrekt.

  • 5 Verder afschrift kan de koper te allen tijde tegen betaling van de kosten vorderen.

Artikel 1557j

  • 1 De akte van huurkoop moet duidelijk vermelden de gehele koopprijs, als bedoeld in artikel 1557c, het plan van regelmatige afbetaling, als bedoeld in artikel 1557f, en de bedingen betreffende voorbehoud en overgang van eigendom.

  • 2 In de gevallen, bedoeld in het tweede en het derde lid van artikel 1557h, treden de overeenkomstige gegevens hiervoor in de plaats.

  • 3 Ontbreekt een akte, welke voldoet aan genoemde voorwaarden, dan geldt de overeenkomst niet als huurkoop, doch wordt de koop en verkoop op afbetaling geacht te zijn gesloten zonder beding, dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering aan de koper overgaat.

Artikel 1557k

Ter zake van huurkoop kan de koper, indien hij bij het aangaan van de overeenkomst werkelijk woonplaats in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba heeft, geen woonplaats kiezen, behalve voor het geval dat hij te eniger tijd geen bekende werkelijke woonplaats in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba mocht hebben.

Artikel 1557l

  • 1 De verkoper is verplicht de verkochte zaak aan de koper te leveren door aan deze de macht over de zaak te verschaffen. Op zijn verdere verplichtingen zijn de bepalingen van titel 1, afdeling 1 tot en met 3, van Boek 7 van toepassing.

  • 2 Vervreemding door de verkoper van de in huurkoop afgeleverde zaak werkt niet ten nadele van de huurkoper.

Artikel 1557m

  • 1 De koper heeft van de zaak, die hij krachtens huurkoop onder zich heeft, het genot, ook voordat hij de eigendom daarvan verkrijgt.

  • 2 Hij mag de zaak gebruiken overeenkomstig haar bestemming.

  • 3 Haar gedaante of inrichting mag hij niet veranderen, noch de zaak verhuren of zijn genot aan anderen afstaan.

  • 5 Van deze bepalingen kan bij overeenkomst worden afgeweken. Van het vierde lid kan echter bij een consumentenkoop niet ten nadele van de koper worden afgeweken.

Artikel 1557n

  • 1 De vruchten, welke de zaak tijdens het genot oplevert, behoren de koper toe. Voor zover bij de akte van huurkoop hiervan is afgeweken, heeft de koper niettemin het genot der vruchten, indien niet anders is overeengekomen.

  • 2 De burgerlijke vruchten worden, voor zover niet anders is overeengekomen, gerekend van dag tot dag verkregen te worden en de koper toe te behoren, naarmate zijn genot duurt, welk ook het tijdstip moge wezen, waarop dezelve betaalbaar zijn.

  • 3 De verplichting tot teruggave van de in huurkoop afgeleverde zaak omvat die tot teruggave van de vruchten, welke de verkoper toebehoren.

Artikel 1557q

Ontbinding van huurkoop, of teruggave van een in huurkoop gehouden zaak krachtens daartoe gemaakt beding, kan, wegens niet tijdige nakoming door de koper van zijn verplichtingen, niet worden ingeroepen of gevorderd, tenzij de koper, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft om zijn verplichtingen na te komen.

Artikel 1557r

Wanneer de verkoper ontbinding van de overeenkomst of teruggave van de in huurkoop afgeleverde zaak kan vorderen, zal hij, indien er redelijk belang bestaat bij onverwijlde voorziening, een rechtelijk bevel tot teruggave bij voorraad kunnen verkrijgen.

Artikel 1557s

Indien, wegens het niet nakomen door de koper van zijn verplichtingen, de in huurkoop afgeleverde zaak krachtens daartoe gemaakt beding wordt teruggenomen, heeft dit ontbinding van de overeenkomst tot gevolg, tenzij tussen partijen anders overeengekomen is.

Artikel 1557t

Indien bij ontbinding van de overeenkomst wegens het niet nakomen door de koper van zijn verplichtingen de verkoper in betere vermogenstoestand zou geraken dan bij het in stand blijven van de overeenkomst, vindt volledige verrekening plaats.

Artikel 1557u

Indien bij ontbinding der overeenkomst de koper recht mocht hebben op enige terugbetaling, kan hij door de rechter worden gemachtigd de zaak, die hij terug moet geven, onder zich te houden, totdat het hem verschuldigde wordt betaald of de verkoper daarvoor voldoende zekerheid heeft gesteld.

Artikel 1557v

  • 1 Indien wegens niet-betaling van verschenen termijnen de in huurkoop afgeleverde zaak is teruggenomen zonder voorafgaande rechterlijke tussenkomst, kan de koper gedurende veertien dagen na de terugneming de zaak inlossen, door betaling van de verschenen termijnen en de verschuldigde rente, boeten en kosten.

  • 2 Mocht de overeenkomst zijn ontbonden, dan wordt dit door de inlossing ongedaan gemaakt.

  • 3 Bij herhaling van het in het eerste lid genoemde geval heeft de koper het recht van inlossing alleen onder volledige betaling.

  • 4 Aan de vordering tot inlossing, anders dan onder volledige betaling, behoeft de verkoper niet te voldoen, indien omstandigheden aanwezig zijn, die tot toepassing van artikel 1557r aanleiding zouden geven.

  • 5 Van de bepalingen van dit artikel kan ten voordele van de koper door partijen worden afgeweken.

Artikel 1557w

  • 1 In het vonnis, waarbij de verplichting tot teruggave van een in huurkoop afgeleverde zaak wordt vastgesteld of de overeenkomst wordt ontbonden, kan een bevel tot teruggave worden opgenomen.

Artikel 1557x

  • 1 Bij het vonnis, dat bevel tot teruggave uit kracht van huurkoop inhoudt, kan de geldswaarde der terug te geven zaak worden vastgesteld.

  • 2 In dat geval kan de tenuitvoerlegging ook door uitwinning geschieden.

Zevende Titel. Van huur en verhuur

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 1565

  • 1 Huur en verhuur is een overeenkomst, waarbij de ene partij zich verbindt om de andere het genot ener zaak te doen hebben, gedurende een bepaalde tijd en tegen een bepaalde prijs, welke de laatstgemelde aanneemt te betalen.

  • 2 Men kan allerlei soort van zaken hetzij onroerende, hetzij roerende, verhuren.

Artikel 1566

De bepalingen van deze en de volgende afdeling zijn mede van toepassing op de huur van vermogensrechten, voor zover de strekking van die bepalingen of de aard van het recht zich daartegen niet verzet.

Afdeling 2. Verplichtingen van de verhuurder en de huurder

Artikel 1567

De verhuurder is door de aard van de overeenkomst, en zonder dat daartoe enig bijzonder beding vereist wordt, verplicht:

  • 1°. om het verhuurde aan de huurder ter beschikking te stellen;

  • 2°. om hetzelve te onderhouden in zodanige staat, dat het tot het gebruik, waartoe het verhuurd is, dienen kan;

  • 3°. om de huurder het rustige genot daarvan te doen hebben, zolang de huur duurt.

Artikel 1568

  • 1 De verhuurder is gehouden de verhuurde zaak in alle opzichten in goede staat van onderhoud ter beschikking te stellen.

  • 2 Hij moet daaraan, gedurende de huurtijd, alle reparatiën laten doen, welke noodzakelijk mochten worden, met uitzondering van degene, tot welke de huurder verplicht is.

Artikel 1569

  • 1 De verhuurder moet de huurder instaan voor alle gebreken van de verhuurde zaak, welke het gebruik daarvan verhinderen, al mocht ook de verhuurder dezelve tijdens het doen der verhuring niet gekend hebben.

  • 2 Indien door die gebreken enig nadeel voor de huurder ontstaat, is de verhuurder gehouden hem deswege schadeloos te stellen.

Artikel 1570

Indien, gedurende de huurtijd, de verhuurde zaak door enig toeval geheel en al vergaan is, vervalt de huurovereenkomst van rechtswege. Indien de zaak slechts ten dele vergaan is, heeft de huurder de keus om, naar gelang der omstandigheden, of vermindering van de huurprijs te vorderen of de huurovereenkomst te ontbinden; doch hij kan, dier beide gevallen, aanspraak op schadevergoeding maken.

Artikel 1571

De verhuurder mag, gedurende de huurtijd, de gedaante of inrichting van de verhuurde zaak niet veranderen.

Artikel 1572

  • 1 Indien, gedurende de huurtijd, de verhuurde zaak dringende reparatiën nodig heeft, welke niet tot na het eindigen der huur kunnen worden uitgesteld, moet de huurder dezelve gedogen, welke ongemakken hem ook hierdoor worden veroorzaakt, en hoewel hij ook, gedurende het doen dier reparatiën, van een gedeelte van de verhuurde zaak verstoken zij.

  • 2 Doch indien deze reparatiën langer dan veertig dagen duren, zal de huurprijs verminderd worden naar evenredigheid van de tijd, en van het gedeelte van de verhuurde zaak, waarvan de huurder zal zijn verstoken geweest.

  • 3 Indien de reparatiën van dien aard zijn, dat daardoor het gehuurde, hetgeen de huurder en zijn huisgezin ter bewoning noodzakelijk is, onbewoonbaar wordt, kan dezelve de huur doen verbreken.

Artikel 1573

De verhuurder is niet verplicht de huurder te waarborgen tegen de belemmeringen, welke hem derden, door feitelijkheden, in zijn genot toebrengen, zonder overigens enig recht op het gehuurde te beweren; behoudens het recht van de huurder om dezelve uit eigen hoofde te vervolgen.

Artikel 1574

Indien daarentegen de huurder in deszelfs genot is gestoord geworden tengevolge ener rechtsvordering, welke tot de eigendom van de zaak betrekking heeft, heeft hij het recht om een geëvenredigde vermindering van de huurprijs te vorderen, mits van die stoornis of belemmering aan de eigenaar behoorlijk kennis gegeven zij.

Artikel 1575

Indien degenen, die de feitelijkheden gepleegd hebben, enig recht ten aanzien van de verhuurde zaak beweren te hebben, of indien de huurder zelf in rechten gedagvaard is om tot ontruiming van het geheel of van een gedeelte van de zaak verwezen te worden, of om de uitoefening van enige erfdienstbaarheid of een ander recht ten aanzien van de zaak te gedogen, moet hij de verhuurder daarvan betekening doen, en hij kan dezelve tot vrijwaring oproepen.

Artikel 1576

  • 1 De huurder mag, indien hem dit vermogen niet is toegestaan, het goed niet weder verhuren, noch zijn huur aan een ander afstaan.

  • 2 Indien het gehuurde in een huis of in een woning bestaat, welke de huurder zelf bewoont, kan hij een gedeelte daarvan, onder zijn verantwoordelijkheid, aan een ander verhuren, indien hem dat vermogen niet bij de overeenkomst is ontzegd geworden.

Artikel 1577

De huurder is tot twee hoofdverplichtingen gehouden:

  • 1°. om het gehuurde als een goed huurder te gebruiken, en overeenkomstig de bestemming, welke daaraan bij de huurovereenkomst gegeven is, of volgens die, welke, bij gebreke van overeenkomst daaromtrent, naar gelang der omstandigheden voorondersteld wordt;

  • 2°. om de huurprijs op de bepaalde termijnen te voldoen.

Artikel 1579

Indien tussen de verhuurder en de huurder een beschrijving van het verhuurde is opgemaakt, is laatstgenoemde gehouden de zaak in die staat weder op te leveren, waarin hij deze, volgens die beschrijving, heeft aanvaard; met uitzondering van hetgeen door ouderdom of door onvermijdelijke toevallen vergaan of van waarde verminderd is.

Artikel 1580

Indien geen beschrijving is opgemaakt, wordt de huurder, ten aanzien van het onderhoud, hetwelk ten laste van huurders komt, behoudens tegenbewijs, voorondersteld het gehuurde in goede staat te hebben aanvaard, en moet hij hetzelve in die staat teruggeven.

Artikel 1581

  • 1 De huurder is aansprakelijk voor schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst.

  • 2 Alle schade behalve brandschade wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan.

Artikel 1583

De huurder is jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarop bevinden.

Artikel 1584

De huurder mag, bij ontruiming van de verhuurde zaak, afbreken en naar zich nemen al hetgeen hij daaraan, op zijn kosten, heeft doen maken, mits zulks gedaan worde zonder beschadiging van de zaak.

Artikel 1586

Wanneer er geschil ontstaat over de prijs ener verhuring, bij monde aangegaan, waarvan de uitvoering begonnen is, en er geen kwijting aanwezig is, moet de verhuurder op zijn eed geloofd worden, tenware de huurder mocht verkiezen de huurprijs door deskundigen te doen begroten.

Artikel 1587

Indien de huur bij geschrift is aangegaan, houdt dezelve van rechtswege op, wanneer de bepaalde tijd verstreken is, zonder dat daartoe een opzegging vereist worde.

Artikel 1588

Indien de huur zonder geschrift is aangegaan, houdt dezelve op de bepaalde tijd niet op, dan voor zover de ene partij aan de andere de huur heeft opgezegd, met inachtneming der termijnen, welke bij algemeen verbindend voorschrift of plaatselijke keur bepaald zijn, of welke, bij gebreke van zodanige verordening of keur, het plaatselijk gebruik medebrengt.

Artikel 1589

Wanneer de ene partij aan de andere een opzegging van huur heeft betekend, kan de huurder, hoewel in het genot blijvende, zich niet beroepen op een stilzwijgende wederinhuring.

Artikel 1590

Indien, na het eindigen van een verhuring bij geschrift aangegaan, de huurder in het genot is gebleven en gelaten, ontstaat daardoor een nieuwe huur, waarvan de gevolgen geregeld worden bij de artikelen tot mondelinge verhuringen betrekkelijk.

Artikel 1591

In het geval der twee voorgaande artikelen strekt zich de borgtocht, voor de huur gesteld, niet uit tot de verplichtingen, die uit de verlenging der huur ontstaan.

Artikel 1592

De huurovereenkomst gaat geenszins teniet door de dood van de verhuurder, noch die van de huurder.

Artikel 1593

  • 1 Door verkoop van het verhuurde wordt een tevoren aangegane huur niet verbroken, tenware dit bij de verhuring mocht voorbehouden zijn.

  • 2 Bij zodanig voorbehoud kan de huurder, zonder uitdrukkelijk beding, geen aanspraak op vergoeding maken, maar met dat laatste beding is hij niet tot ontruiming van het gehuurde verplicht, zolang de verschuldigde vergoeding niet is gekweten.

Artikel 1595

  • 1 Een koper, die gebruik wil maken van de bevoegdheid, bij de huurovereenkomst voorbehouden, om, in geval van verkoop, de huurder tot ontruiming van het gehuurde te noodzaken, is verplicht de huurder zodanige tijd tevoren te waarschuwen, als bij algemeen verbindend voorschrift of plaatselijke keur tot het doen van opzeggingen geregeld is, of, bij gebreke van zodanige verordening of keur, het plaatselijk gebruik medebrengt.

  • 2 Bij huur van landerijen moet de waarschuwing ten minste een jaar aan de ontruiming voorafgaan.

Artikel 1596

De verhuurder kan de huur niet doen ophouden door te verklaren, dat hij de verhuurde zaak zelf wil betrekken, tenware het tegendeel mocht bedongen zijn.

Artikel 1597

Indien men bij de huurovereenkomst is overeengekomen, dat de gehuurde zaak de bevoegdheid zoude hebben om het verhuurde huis of land zelf te betrekken, is hij verplicht vooraf een opzegging te doen betekenen, zoveel tijd tevoren als bij artikel 1595 is vastgesteld.

Afdeling 3. Bijzondere bepalingen inzake de huur van woningen

Onderafdeling 1. Algemeen

Artikel 1598

  • 1 Deze afdeling is uitsluitend van toepassing op huur en verhuur van woningen.

  • 2 Onder huur en verhuur van een woning wordt verstaan de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een woning in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie.

  • 4 Onder huurprijs wordt verstaan de prijs die is verschuldigd voor het enkele gebruik van de woning.

  • 5 Onder servicekosten wordt verstaan de vergoeding voor de zaken en diensten die geleverd worden in verband met de bewoning van de woning.

  • 6 Onder woning wordt verstaan ieder gebouw of elk gedeelte van een gebouw dat afzonderlijk wordt verhuurd, alsmede elk perceel huurgrond voor het hebben daarop van woning.

Artikel 1599

Deze afdeling is niet van toepassing op huur welke een gebruik van een woning betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is.

Artikel 1600

  • 1 Geringe en dagelijkse reparatiën zijn voor rekening van de huurder.

  • 2 Bij gebreke van een overeenkomst worden als zodanig aangemerkt reparatiën aan de sluiting van de luiken of blinden, de binnensloten, de vensterglazen binnen- en buitenshuis, en al hetgeen verder door het plaatselijk gebruik daaronder begrepen wordt.

  • 3 Niettemin komen die reparatiën ten laste van de verhuurder, indien zij door de vervallen toestand van het verhuurde of door overmacht noodzakelijk zijn geworden.

Artikel 1601

De huur van meubelen om een geheel huis, een gehele woning, of enig ander vertrek, daarmede te stofferen wordt gehouden voor zo lang te zijn aangegaan, als de huizen, de woningen of vertrekken, volgens plaatselijk gebruik, doorgaans verhuurd worden.

Artikel 1602

  • 1 De huur van gestoffeerde kamers wordt gehouden bij het jaar te zijn aangegaan, wanneer dezelve is aangegaan voor een zekere som in het jaar; bij de maand, wanneer dezelve is aangegaan tegen een bepaalde som in de maand; bij de dag, wanneer dezelve is aangegaan tegen een bepaalde som voor iedere dag.

  • 2 Indien niet blijkt, dat de huur voor een zekere som bij het jaar, bij de maand of voor iedere dag is aangegaan, wordt dezelve geacht volgens plaatselijk gebruik te zijn gesloten.

Artikel 1602a

Indien de huurder van een huis of vertrek, na het eindigen van de huurtijd, bij schriftelijke overeenkomst bepaald, in het bezit van het gehuurde blijft, zonder dat zich de verhuurder daartegen verzet, wordt hij geacht het verhuurde op dezelfde voorwaarden te blijven behouden voor de tijd, welke bij algemeen verbindend voorschrift of plaatselijke keur geregeld is, of bij gebreke daarvan het plaatselijk gebruik medebrengt, en kan hij het verhuurde niet verlaten, noch daaruit gezet worden, dan na een tijdige opzegging, overeenkomstig de verordening, de keur of het plaatselijk gebruik gedaan.

Artikel 1602b

Onderafdeling 2. De huurprijs

Artikel 1603

  • 2 Ter zake van huur gelden de huurprijzen die partijen zijn overeengekomen, voor zover uit deze onderafdeling niet anders voortvloeit.

Artikel 1603a

  • 1 De huurprijs kan worden verhoogd hetzij op grond van een beding in de huurovereenkomst dat in deze wijziging voorziet, hetzij indien een dergelijk beding niet van kracht is, op de wijze als voorgeschreven in de artikelen 1603e en 1603f. Gedurende het bestaan van een dergelijk beding is toepassing van die artikelen uitgesloten. Indien een dergelijk beding niet meer van kracht is, kan vanaf een tijdvak van twaalf maanden na het tijdstip waarop laatstelijk toepassing is gegeven aan het beding, aan de hiervoor genoemde artikelen toepassing worden gegeven.

Artikel 1603b

De huurder kan tot uiterlijk zes maanden na het tijdstip waarop een door hem met betrekking tot die woonruimte voor de eerste maal aangegane huurovereenkomst is ingegaan, de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van de overeengekomen huurprijs.

Artikel 1603c

  • 1 De huurprijs kan op verzoek van de verhuurder worden verhoogd op de wijze voorgeschreven in de artikelen 1603e en 1603f:

    • a. gedurende het eerste tijdvak van twaalf maanden na de dag van ingang van de huur ten hoogste eenmaal, en

    • b. telkens tegen het einde van elkaar opvolgende tijdvakken van twaalf maanden na hetzij het ingaan van de onder a bedoelde verhoging, hetzij bij gebreke van zodanige verhoging de dag van ingang van de huur.

  • 3 In afwijking van lid 1 kan de huurprijs worden verhoogd tegen het einde van een tijdvak dat even zoveel korter dan twaalf maanden is als het daaraan voorafgaande tijdvak langer dan twaalf maanden is geweest.

  • 4 De huurprijs kan op verzoek van de huurder worden verlaagd op de wijze voorgeschreven in de artikelen 1603e en 1603g.

Artikel 1603d

Bepalingen in huurovereenkomsten die tot gevolg hebben dat de huurprijs in enig tijdvak van twaalf maanden meer dan eenmaal wordt verhoogd, zijn nietig, tenzij het gaat om het geval van artikel 1603h.

Artikel 1603e

  • 1 Een voorstel tot wijziging van de huurprijs moet tenminste twee maanden voor de voorgestelde dag van ingang van de wijziging schriftelijk worden gedaan.

  • 2 Het in lid 1 bedoelde voorstel dient te vermelden:

    • a. de geldende huurprijs;

    • b. het percentage of het bedrag van de wijziging van de huurprijs;

    • c. de voorgestelde huurprijs;

    • d. de voorgestelde dag van ingang van de voorgestelde huurprijs;

    • e. de wijze waarop en het tijdvak waarbinnen de huurder, wanneer hij bezwaren heeft tegen het voorstel, daarvan kan doen blijken, en de gevolgen die deze onderafdeling verbindt aan het niet doen blijken van bezwaren.

  • 2 Indien een overeenkomst tot wijziging van de huurprijs tot stand komt naar aanleiding van een voorstel daartoe, dat niet voldoet aan lid 1 aanhef en onder b, d of e, blijft de voordien geldende huurprijs verschuldigd, tenzij blijkt dat degene tot wie het voorstel was gericht niet door het verzuim is benadeeld.

Artikel 1603f

  • 1 Indien de huurder voor het tijdstip waarop de verhoging van de huurprijs blijkens het voorstel had moeten ingaan, schriftelijk verklaart met het voorstel van de verhuurder niet in te stemmen, kan de verhuurder tot zes weken na dat tijdstip onder overlegging van een afschrift van dat voorstel en van voornoemde verklaring van de huurder de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel.

  • 2 De huurder kan de huurcommissie binnen vier maanden na het in lid 1 bedoelde tijdstip verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel, indien:

    • a. hij noch vóór het in lid 1 bedoelde tijdstip de daar bedoelde schriftelijke verklaring doet, noch door het betalen van de voorgestelde huurverhoging doet blijken met die verhoging in te stemmen, en

    • b. de verhuurder hem binnen drie maanden na het in lid 1 bedoelde tijdstip bij aangetekend schrijven nogmaals van het voorstel in kennis heeft gesteld, waarbij een afschrift van het voorstel is gevoegd, en hij met het voorstel tot huurverhoging niet instemt.

    De huurder legt bij dit verzoek een afschrift over van het voorstel en van dat schrijven.

  • 3 De huurder wordt geacht de voorgestelde verhoging van de huurprijs met ingang van de in het voorstel genoemde datum van ingang met de verhuurder te zijn overeengekomen indien hij, na ontvangst van het in het tweede lid bedoelde schrijven, niet binnen vier maanden na die datum van ingang een verzoek tot de huurcommissie heeft gericht.

  • 4 Indien de huurder het in het tweede lid bedoelde verzoek doet, stelt de huurcommissie de verhuurder daarvan onverwijld in kennis.

  • 5 Indien de verhuurder een voorstel als bedoeld in artikel 1603e bij aangetekend schrijven heeft gedaan, kan hij, indien voldaan is aan lid 2 onder a, binnen zes weken na het in lid 1 bedoelde tijdstip de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel. De verhuurder legt bij dit verzoek een afschrift over van het voorstel en een bewijs van aangetekende verzending.

Artikel 1603g

Indien de verhuurder met een voorstel van de huurder tot verlaging van de huurprijs niet instemt, kan de huurder tot uiterlijk zes weken na het tijdstip waarop de verlaging blijkens het voorstel had moeten ingaan, de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel.

Artikel 1603h

  • 1 De huurprijs van woonruimte waarin of waaraan gedurende de huurtijd door of vanwege de verhuurder:

    • a. voorzieningen zijn aangebracht die verband houden met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte, bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt, in de kosten waarvan ingevolge enige wettelijke regeling een financiële tegemoetkoming is verleend, of

    • b. veranderingen of toevoegingen, waaronder niet wordt verstaan het verhelpen van gebreken als bedoeld in artikel 1569, zijn aangebracht, waardoor het woongerief geacht kan worden te zijn gestegen en die niet ingrepen zijn als bedoeld onder a, is de huurprijs, vermeerderd met een bedrag dat in redelijke verhouding staat tot de door de verhuurder gemaakte kosten van deze ingrepen, veranderingen of toevoegingen met dien verstande dat de nieuwe huurprijs niet hoger mag zijn dan die welke bij toepassing van de regels bedoeld in artikel 1.13, eerste lid, van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland als redelijk is aan te merken.

  • 2 Indien partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over het bedrag van de verhoging, kan ieder van hen binnen drie maanden na de totstandkoming van de ingrepen, veranderingen of toevoegingen de huurcommissie verzoeken daarover een uitspraak te doen.

  • 3 Onder gehandicapte in het eerste lid wordt verstaan een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt.

Artikel 1603i

  • 1 Voor de vordering van de huurder tot vermindering van de huurprijs op grond van artikel 1574 geldt een met inachtneming van de volgende leden toe te passen vervaltermijn van zes maanden na de aanvang van de dag volgend op die waarop de huurder van het gebrek kennis heeft gegeven aan de verhuurder.

  • 2 Is de vordering van de huurder gegrond op een tekortkoming die krachtens artikel 1569 als een gebrek heeft te gelden, dan kan de huurder, in plaats van zijn vordering binnen de in lid 1 bedoelde termijn bij de rechter in te stellen, binnen zes maanden na de aanvang van de dag volgend op die waarop de huurder van het gebrek heeft kennis gegeven aan de verhuurder, de huurcommissie verzoeken over de vermindering uitspraak te doen overeenkomstig de in artikel 1.15, tweede lid, van de Wet maatregelen huurwoningmarkt Caribisch Nederland bedoelde eilandsverordening. De huurder kan eerst een verzoek tot de huurcommissie richten, indien de verhuurder niet binnen zes weken na de aanvang van de dag volgend op die waarop de huurder van het gebrek kennis heeft gegeven aan de verhuurder, het gebrek heeft verholpen.

  • 3 Na het verstrijken van de in de voorgaande leden bedoelde termijn van zes maanden kan, voor wat het verleden betreft, geen huurvermindering worden verlangd over een langere periode dan zes maanden, voorafgaande aan het instellen van de vordering of het indienen van het verzoek.

Onderafdeling 3. Andere vergoedingen

Artikel 1603j

Indien de huurovereenkomst meer omvat dan het enkele gebruik van de woning en bij die overeenkomst slechts de hoogte van de prijs en niet die van de huurprijs is vastgesteld, kan de huurder de huurcommissie verzoeken de huurprijs en het voorschotbedrag aan servicekosten vast te stellen.

Artikel 1603k

  • 1 Indien de huurder en de verhuurder geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over een betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot de servicekosten, kan de huurder of verhuurder de huurcommissie verzoeken uitspraak daarover te doen.

  • 2 De verhuurder verstrekt aan de huurder elk jaar, uiterlijk zes maanden na het verstrijken van een kalenderjaar, een overzicht van de in dat kalenderjaar in rekening gebrachte servicekosten, met vermelding van de wijze van berekening daarvan.

  • 3 Het verzoek heeft betrekking op niet meer dan één tijdvak van ten hoogste twaalf maanden en kan worden gedaan tot uiterlijk vierentwintig maanden nadat de in het tweede lid genoemde termijn voor het verstrekken van het overzicht door de verhuurder is verstreken.

Artikel 1603l

  • 1 Elk in verband met de totstandkoming van een huurovereenkomst betreffende woonruimte gemaakt beding, niet de huurprijs betreffende, voor zover daarbij ten behoeve van een der partijen een niet redelijk voordeel wordt overeengekomen, is nietig.

  • 2 Elk in verband met de totstandkoming van een zodanige huurovereenkomst gemaakt beding, voor zover daarbij door of tegenover een derde enig niet redelijk voordeel wordt overeengekomen, is nietig.

  • 3 Indien sprake is van een beding als bedoeld in het eerste en tweede lid kunnen de verhuurder en de huurder de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de vraag of met dat beding enig niet redelijk voordeel is overeengekomen.

Artikel 1603m

Van de bepalingen van de onderafdelingen 2 en 3 kan niet worden afgeweken, tenzij uit die bepalingen anders voortvloeit.

Onderafdeling 4. Het eindigen van de huur

Artikel 1603n

  • 1 In afwijking van artikel 1587 eindigt een voor bepaalde tijd voor de duur van langer dan vier jaar aangegane huur niet door het enkele verloop van de huurtijd; zij kan door elk van beide partijen worden opgezegd tegen een voor de betaling van de huurprijs overeengekomen dag, niet vallend voor het verstrijken van de bepaalde tijd. Op een voor bepaalde tijd voor de duur van vier jaar of korter aangegane huur, die schriftelijk wordt aangegaan, is artikel 1587 onverkort van toepassing. Indien na afloop van een voor bepaalde tijd aangegane huur met dezelfde huurder opnieuw een huurovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan, geldt deze laatste overeenkomst als een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd.

  • 2 Een voor onbepaalde tijd aangegane of voor onbepaalde tijd verlengde huur kan door elk van beide partijen worden opgezegd tegen een voor de betaling van de huurprijs overeengekomen dag.

  • 3 De opzegging door de verhuurder moet op straffe van nietigheid de gronden vermelden die tot de opzegging hebben geleid. Een opzegging op andere dan de in artikel 1603p genoemde gronden, is nietig. De huurder moet bij de opzegging worden gevraagd binnen zes weken aan de verhuurder mede te delen of hij al dan niet toestemt in beëindiging van de overeenkomst.

  • 4 Bij de opzegging moeten de volgende termijnen in acht worden genomen:

    • a. bij opzegging door de huurder: een termijn gelijk aan de tijd die tussen twee opvolgende voor betaling van de huurprijs overeengekomen dagen verstrijkt, doch niet korter dan een maand en niet langer dan drie maanden;

    • b. bij opzegging door de verhuurder: een termijn niet korter dan drie maanden, voor elk jaar dat de huurder krachtens overeenkomst ononderbroken het gehuurde in gebruik heeft gehad verlengd met één maand tot ten hoogste zes maanden.

  • 5 Een opzegging die in strijd met het eerste, derde of vierde lid, onder a, is gedaan en een opzegging die op een kortere termijn is gedaan dan die van het vierde lid, onder b, gelden niettemin als waren zij gedaan tegen de voorgeschreven dag en met inachtneming van de voorgeschreven termijn.

  • 6 Elk beding waarbij in strijd met het vierde lid, onder a, een langere opzegtermijn of waarbij in strijd met het vierde lid, onder b, een kortere opzegtermijn wordt overeengekomen of waarbij van andere bepalingen van dit artikel wordt afgeweken, is nietig. Eveneens is nietig elk beding dat de huur zonder opzegging doet eindigen.

  • 7 Dit artikel geldt niet, indien de beëindiging geschiedt met wederzijds goedvinden nadat de huur is ingegaan.

Artikel 1603o

  • 1 De verhuurder kan, indien hij zes weken na de opzegging van de overeenkomst niet van de huurder een schriftelijke mededeling heeft ontvangen dat hij in de beëindiging van de overeenkomst toestemt, de huurcommissie verzoeken het tijdstip vast te stellen waarop de overeenkomst zal eindigen. De verhuurder vermeldt daarbij de naam van de huurder en kort de gronden waarop hij meent de huur te moeten opzeggen. De gronden hebben, behoudens het geval, bedoeld in artikel 1603p, tweede lid, uitsluitend betrekking op het niet voldoen door de huurder aan zijn verplichtingen als bedoeld in de tweede en derde afdeling.

  • 2 Een opgezegde overeenkomst blijft, tenzij de huurder de overeenkomst heeft opgezegd of na de opzegging door de verhuurder schriftelijk in de beëindiging heeft toegestemd, na de dag waartegen is opgezegd van rechtswege van kracht, tot onherroepelijk is beslist op een verzoek van de verhuurder als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De huurcommissie neemt bij haar beslissing enkel de in de opzegging genoemde gronden in aanmerking.

  • 4 Indien de huurcommissie het verzoek afwijst, wordt de overeenkomst van rechtswege verlengd. De huurcommissie beslist of de overeenkomst voor onbepaalde tijd of voor een door haar vast te stellen bepaalde tijd wordt verlengd.

  • 5 Indien de huurcommissie het verzoek toewijst, stelt zij tevens het tijdstip van ontruiming vast. De toewijzing geldt als een veroordeling tot ontruiming tegen dat tijdstip.

Artikel 1603p

  • 1 De huurcommissie wijst het verzoek slechts toe indien:

    • a. de huurder niet aan zijn in de tweede en derde afdeling omschreven verplichtingen voldoet, en

    • b. de koper van de woning gebruik wil maken van de bevoegdheid, bij de overeenkomst voorbehouden om, ingeval van verkoop, de huurder tot ontruiming van het gehuurde te noodzaken overeenkomstig het bepaalde in artikel 1595.

    De huurcommissie kan de huurder, op zijn verzoek, een termijn gunnen om alsnog aan zijn verplichting als bedoeld in onderdeel a te voldoen. Na het verstrijken van die termijn beslist de huurcommissie na verhoor, althans behoorlijke oproeping, van partijen.

  • 2 Indien de huurcommissie het verzoek toewijst, bepaalt zij, met inachtneming van de termijnen tot het doen van opzeggingen, het tijdstip waarop de huur een einde zal nemen en geeft zij een bevel tot ontruiming.

Artikel 1603q

  • 2 De huurcommissie kan het bevel tot ontruiming niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

Artikel 1603r

Van deze onderafdeling kan niet ten nadele van de huurder worden afgeweken.

Onderafdeling 5. Slotbepalingen

Artikel 1603s

  • 1 Wanneer de huurcommissie op een verzoek van de huurder of verhuurder als bedoeld in de onderafdelingen 2 en 3 uitspraak heeft gedaan, worden zij geacht te zijn overeengekomen wat in die uitspraak is vastgesteld, tenzij een van hen binnen acht weken nadat aan hen afschrift van die uitspraak is verzonden, een beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft gevorderd over het punt waarover de huurcommissie om een uitspraak was verzocht.

  • 2 Tegen een beslissing krachtens dit artikel is geen hogere voorziening toegelaten.

Artikel 1603t

Een wijziging van de huurprijs, vastgesteld in een uitspraak van de huurcommissie of van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, mag in rekening worden gebracht met ingang van de in het voorstel tot wijziging voorgestelde dag dan wel indien de huurprijs is vastgesteld zonder dat daartoe een voorstel is gedaan, de dag waarop vaststelling is verzocht aan de huurcommissie of vaststelling is gevorderd bij het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Zo in de uitspraak een latere dag van ingang wordt vastgesteld, geldt die wijziging met ingang van die latere dag.

Artikel 1603u

  • 1 Van de uitspraak van de huurcommissie als bedoeld in onderafdeling 4 staat zowel aan de huurder als aan de verhuurder gedurende acht weken na de dagtekening van de mededeling beroep open bij het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2 Tegen een beslissing krachtens dit artikel staat geen ander rechtsmiddel open dan cassatie in het belang van de wet.

Afdeling 3a. Bijzondere bepalingen inzake de huur van bedrijfsruimte

Onderafdeling 1. Algemeen

Artikel 1603v

  • 1 Deze afdeling is uitsluitend van toepassing op huur en verhuur van bedrijfsruimte.

  • 2 Onder bedrijfsruimte wordt verstaan:

    • a. een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, die krachtens overeenkomst van huur en verhuur is bestemd voor de uitoefening van een kleinhandelsbedrijf, van een restaurant- of cafébedrijf, van een afhaal- of besteldienst of van een ambachtsbedrijf, een en ander indien in de verhuurde ruimte een voor het publiek toegankelijk lokaal voor rechtstreekse levering van roerende zaken of voor dienstverlening aanwezig is;

    • b. een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan die krachtens zulk een overeenkomst bestemd is voor de uitoefening van een hotelbedrijf;

    • c. een onroerende zaak die krachtens zulk een overeenkomst is bestemd voor de uitoefening van een kampeerbedrijf.

  • 3 Tot de in het tweede lid bedoelde bedrijfsruimte worden ook gerekend de onroerende aanhorigheden, de bij het een en ander behorende grond en de, mede gelet op de bestemming van die bedrijfsruimte, afhankelijke woning.

  • 5 Onder huurprijs wordt verstaan de prijs die is verschuldigd voor het enkele gebruik van de bedrijfsruimte.

Artikel 1603w

  • 2 De termijn van opzegging bedraagt:

    • a. voor de huurder ten minste een jaar;

    • b. voor de verhuurder ten minste een jaar.

  • 3 Een opzegging die in strijd met artikel 1603n, eerste en derde lid, of het tweede lid, onderdeel a, is gedaan en een opzegging die op een kortere termijn is gedaan dan die van het tweede lid, onderdeel b, gelden niettemin als waren zij gedaan tegen de voorgeschreven dag en met inachtneming van de voorgeschreven termijn. Elk beding waarbij in strijd met het tweede lid, onderdeel a, een langere opzegtermijn of waarbij in strijd met het tweede lid, onderdeel b, een kortere opzegtermijn wordt overeengekomen of waarbij van artikel 1603n, eerste tot en met derde lid en zevende lid, wordt afgeweken, is nietig. Eveneens is nietig elk beding dat de huur zonder opzegging doet eindigen.

Onderafdeling 2. De huurprijs

Artikel 1603x

  • 1 Zowel de huurder als de verhuurder kunnen verzoeken dat de huurcommissie de huurprijs, zo deze niet overeenstemt met die van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse, nader zal vaststellen:

    • a. indien de overeenkomst voor bepaalde tijd geldt, na afloop van de overeengekomen duur;

    • b. in alle andere gevallen, telkens wanneer tenminste vijf jaar zijn verstreken sinds de dag waarop de laatste door partijen vastgestelde huurprijs is ingegaan of waarop de laatste door de huurcommissie dan wel het Gerecht in eerste aanleg voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba vastgestelde huurprijs is verzocht.

  • 2 Bij de nadere vaststelling van de huurprijs let de huurcommissie op het gemiddelde van de huurprijzen van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse, die zich hebben voorgedaan in een tijdvak van vijf jaren voorafgaande aan de dag van het instellen van de vordering. Iedere aldus in de vergelijking te betrekken huurprijs wordt herleid volgens de algemene ontwikkeling van het prijspeil sinds de dag waarop die huurprijs gold tot aan die van het instellen van de vordering. Zo het niet mogelijk is de huurcommissie de voor de toepassing van deze maatstaf benodigde gegevens te verschaffen, maakt de huurcommissie een schatting aan de hand van de wel te zijner beschikking staande gegevens, waarbij zij die maatstaf zoveel mogelijk als richtsnoer bezigt.

  • 3 De huurcommissie wijst een verzoek tot verhoging van de huurprijs af, voor zover deze is gegrond op verbeteringen van het gehuurde, die op kosten van de huurder zijn aangebracht.

  • 4 Indien de huurcommissie de huurprijs nader vaststelt, geldt deze met ingang van de dag waarop deze is verzocht, tenzij zij op verzoek van een der partijen op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval een andere ingangsdatum vaststelt. Zij kan daarbij tevens bepalen dat de huurprijs gedurende een door haar vast te stellen termijn van ten hoogste vijf jaren geleidelijk zal worden aangepast.

Afdeling 4. Bijzondere bepalingen inzake de huur van landerijen

Artikel 1605

Indien bij een huurovereenkomst van landerijen een kleinere of grotere uitgestrektheid wordt opgegeven, dan dezelve werkelijk hebben, geeft zulks geen grond tot vermeerdering of vermindering van de huurprijs, dan alleen in de gevallen en volgens de bepalingen bij de vijfde titel van dit boek vastgesteld.

Artikel 1606

Indien de huurder van landerijen dezelve niet van de tot beweiding of bebouwing noodzakelijke beesten en bouwgereedschappen voorziet; indien hij met de beweiding of bebouwing ophoudt, of te dien opzichte niet als een goed huurder handelt; indien hij de gehuurde zaak tot een ander einde gebruikt, dan waartoe hetzelve bestemd is; of indien hij, in het algemeen, de bedingen, bij de huurovereenkomst gemaakt, niet nakomt, en daardoor enig nadeel voor de verhuurder ontstaat, is deze bevoegd om, naar gelang der omstandigheden, de vernietiging van de huur, met vergoeding van schade, te vorderen.

Artikel 1607

Alle huurders van landerijen zijn gehouden de vruchten in de daartoe bestemde bergplaatsen te bergen.

Artikel 1608

  • 1 De huurder van landerijen is, op straffe van vergoeding van schade, gehouden de eigenaar van alle feitelijkheden te doen kennis dragen, welke op de gehuurde erven mochten gepleegd worden.

  • 2 Deze kennisgeving moet gedaan worden binnen dezelfde termijn, welke tussen de tijd der oproepingen ter terechtzitting en de dag der verschijning, naarmate van de afstand der plaatsen, bepaald is.

Artikel 1609

De huur van landen, zonder geschrift aangegaan, wordt gerekend aangegaan te zijn voor één jaar.

Artikel 1610

Indien, na het eindigen van een schriftelijk aangegane verhuring, de huurder in het genot van de zaak blijft, en daarin gelaten wordt, worden de gevolgen van de nieuwe huur door de vroeger aangegane overeenkomst geregeld.

Artikel 1611

De huurder wiens huur eindigt, en hij welke hem in de huur opvolgt, zijn verplicht elkander over en weder met al datgene te gerieven, dat vereist wordt om het verlaten en het betrekken van de zaak gemakkelijk te maken, zo wat betreft de bebouwing voor het volgende jaar, het inoogsten der nog te velde staande vruchten, als anderszins; alles overeenkomstig het plaatselijk gebruik.

Artikel 1612

De huurder moet insgelijks, bij zijn vertrek, het stro en de mest van het afgelopen jaar achterlaten, indien hij dezelve bij de aanvang van zijn huur ontvangen heeft; en al had hij die zelfs niet ontvangen, kan de eigenaar dezelve, volgens een te maken begroting, aan zich houden.

Zevende titel a. Van de overeenkomsten tot het verrichten van arbeid

Eerste Afdeling. Algemene bepalingen

Artikel 1613a

De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de arbeider, zich verbindt, in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon, gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.

Artikel 1613b

De aanneming van werk van stoffelijke aard is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de aannemer, zich verbindt, voor de andere partij, de aanbesteder, tegen een bepaalde prijs een bepaald werk tot stand te brengen.

Artikel 1613c

  • 1 Indien een overeenkomst de kenmerken bevat van een arbeidsovereenkomst, en van enige andere soort van overeenkomst, zullen zowel de bepalingen betreffende de arbeidsovereenkomst als die betreffende de andere soort van overeenkomst, welker kenmerken zij mede bevat, van toepassing zijn; in geval van strijd tussen deze bepalingen zullen die der arbeidsovereenkomst van toepassing zijn.

  • 2 Indien een aanneming van werk door meerdere soortgelijke overeenkomsten, zij het ook telkens met enige tussentijd, is gevolgd, of indien het, bij het aangaan ener aanneming van werk, blijkbaar in de bedoeling van partijen ligt meerdere dergelijke overeenkomsten aan te gaan, in dier voege, dat de verschillende aannemingen tezamen als een arbeidsovereenkomst kunnen worden beschouwd, zullen de bepalingen betreffende de arbeidsovereenkomst op deze overeenkomsten gezamenlijk en op elk harer afzonderlijk, met uitsluiting van de bepalingen der zesde afdeling van deze titel, van toepassing zijn. Is evenwel in een dergelijk geval de eerste overeenkomst bij wijze van proef aangegaan, dan zal deze geacht worden haar aard van aanneming van werk te hebben behouden en zullen de bepalingen der zesde afdeling van deze titel op haar van toepassing zijn.

Artikel 1613ca

Hij die ten behoeve van een ander tegen beloning door die ander gedurende drie opeenvolgende maanden wekelijks tenminste acht uren dan wel gedurende tenminste vijfendertig uren per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst.

Artikel 1613cb

Indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden.

Tweede Afdeling. Van de arbeidsovereenkomsten in het algemeen

Artikel 1613d

Wanneer een arbeidsovereenkomst schriftelijk wordt aangegaan, zijn de kosten der akte en andere bijkomende onkosten ten laste van de werkgever.

Artikel 1613f

  • 1 Een minderjarige is bekwaam als arbeider arbeidsovereenkomsten aan te gaan, indien hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is gemachtigd.

  • 2 Een mondelinge machtiging kan slechts strekken tot het aangaan van een bepaalde arbeidsovereenkomst. Zij wordt verleend in tegenwoordigheid van de werkgever of van degene, die namens deze handelt. Zij kan niet voorwaardelijk worden verleend.

  • 3 Indien de machtiging schriftelijk is verleend, is de minderjarige verplicht haar ter hand te stellen aan de werkgever, die de minderjarige afschrift daarvan geeft en de machtiging bij het einde der dienstbetrekking aan de minderjarige of diens rechtverkrijgenden teruggeeft.

  • 4 Voor zover zulks niet door het stellen van bepaalde voorwaarden in de machtiging uitdrukkelijk is uitgesloten, staat de minderjarige in alles, wat betrekking heeft op de arbeidsovereenkomst, door hem ingevolge de verleende machtiging aangegaan, met een meerderjarige gelijk, behoudens het bepaalde bij het derde lid van artikel 1614f. Echter kan hij niet in rechte verschijnen zonder bijstand van zijn wettelijke vertegenwoordiger, behalve wanneer de rechter gebleken is, dat de wettelijke vertegenwoordiger niet bij machte is zich te verklaren.

Artikel 1613g

Indien een daartoe niet bekwame minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan en dientengevolge gedurende vier weken, zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger, in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht door die vertegenwoordiger mondeling tot het aangaan dier arbeidsovereenkomst gemachtigd te zijn geweest.

Artikel 1613i

  • 1 Een door de werkgever vastgesteld reglement is voor de arbeider slechts verbindend, indien is voldaan aan de navolgende vereisten:

    • 1°. dat een volledig exemplaar van het reglement kosteloos door of vanwege de werkgever aan de arbeider is verstrekt;

    • 2°. dat door of vanwege de werkgever een door deze ondertekend volledig exemplaar van het reglement ter inzage voor een ieder is nedergelegd ter griffie van het gerecht in eerste aanleg, binnen welks rechtsgebied de onderneming, in welke het reglement geldt, gevestigd is;

    • 3°. dat een volledig exemplaar van het reglement in de Nederlandse taal en in Bonaire, onderscheidenlijk Sint Eustatius en Saba bovendien onderscheidenlijk in het Papiaments en in de Engelse taal gesteld op een voor de arbeider gemakkelijk toegankelijke plaats, zo mogelijk in het arbeidslokaal, zodanig opgehangen is en blijft, dat het duidelijk leesbaar is. De nederlegging en de inzage van het reglement ter griffie geschieden kosteloos.

  • 2 Het reglement is eveneens slechts verbindend voor zover de inhoud niet in strijd is met de door de arbeider aangegane arbeidsovereenkomst.

  • 3 Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.

Artikel 1613j

  • 1 Indien gedurende de dienstbetrekking een reglement wordt vastgesteld of het bestaande wordt gewijzigd, is dit nieuwe of gewijzigde reglement voor de arbeider slechts verbindend, indien een volledig exemplaar van het ontwerp daarvan of van de ontworpen wijzigingen algemeen is bekend gemaakt zodanige tijd tevoren, dat hij zich over de inhoud behoorlijk heeft kunnen beraden.

  • 2 Indien de arbeider na vaststelling van het nieuwe of het gewijzigde reglement mededeelt, dat hij zich daarmede niet verenigt, wordt deze mededeling aangemerkt als een opzegging van de dienstbetrekking tegen de dag, waarop het nieuwe of het gewijzigde reglement in werking zal treden. Is de tijd tussen de dag, waarop het nieuwe of het gewijzigde reglement door of vanwege de werkgever aan de arbeider is verstrekt, en die, waarop het in werking zal treden, korter dan die gedurende welke de dienstbetrekking bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren, dan is de werkgever schadeplichtig.

  • 3 Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.

Artikel 1613k

Een verklaring van de arbeider, waarbij hij zich verbindt zich met elk in de toekomst vastgesteld reglement of met elke toekomstige wijziging van een bestaand reglement te verenigen, is nietig.

Artikel 1613l

Van de bepalingen van het reglement kan alleen dan bij bijzondere overeenkomst worden afgeweken, indien deze schriftelijk is aangegaan.

Artikel 1613m

Ter berekening van het in geld vastgestelde loon per dag wordt, voor de toepassing van deze titel, de dag gesteld op tien uren, de week op zes dagen, de maand op vijfentwintig dagen en het jaar op driehonderd dagen. Is het loon, hetzij voor het geheel, hetzij gedeeltelijk, op andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan wordt als het in geld vastgestelde loon per dag aangenomen het gemiddelde loon des arbeiders, berekend over de laatste voorafgegane dertig werkdagen: bij gebreke van die maatstaf wordt als loon aangenomen het gebruikelijk loon voor de, wat aard, plaats en tijd betreft, meest nabij komende arbeid.

Artikel 1613n

Het loon van arbeiders, welke niet bij de werkgever inwonen, mag niet anders worden vastgesteld dan in:

  • 1°. geld;

  • 2°. voedsel te nuttigen, alsmede verlichtingsmiddelen te gebruiken ter plaatse waar ze worden verstrekt;

  • 3°. kleding, door de arbeider bij de waarneming der dienstbetrekking te dragen;

  • 4°. een bepaalde hoeveelheid der voortbrengselen van het bedrijf, waarin het loon verdiend wordt, of der grond- of hulpstoffen, in dat bedrijf gebruikt, een en ander voor zover die voortbrengselen of grond- of hulpstoffen, wat aard en hoeveelheid betreft, behoren tot de eerste levensbehoeften van de arbeider en zijn gezin, of als grond- of hulpstoffen, werktuigen of gereedschappen in het bedrijf des arbeiders worden gebezigd, en in ieder geval met uitsluiting van alcoholhoudende drank;

  • 5°. het gebruik van een aangewezen woning of lokaal, van een bepaald stuk grond of stalling voor een bepaald aantal naar de soort aangeduide dieren, toebehorende aan de arbeider of aan een der leden van zijn gezin; het gebruik van werktuigen of gereedschappen, alsmede onderhoud daarvan;

  • 6°. bepaalde werkzaamheden of diensten door of voor rekening van de werkgever voor de arbeider te verrichten;

  • 7°. onderricht door of vanwege de werkgever aan de arbeider te verstrekken.

Artikel 1613o

  • 1 Indien bij overeenkomst of bij reglement geen bepaald loon is vastgesteld, heeft de arbeider aanspraak op zodanig loon als ten tijde van het sluiten der overeenkomst voor arbeid als de bedongene, ter plaatse waar deze moest worden verricht, gebruikelijk was.

  • 2 Indien zodanig gebruik niet bestaat, wordt het loon met inachtneming der omstandigheden naar billijkheid bepaald.

Artikel 1613p

  • 1 Voor zover het loon anders dan volgens artikel 1613n geoorloofd is, is vastgesteld, wordt het op een bedrag in geld gewaardeerd en geacht vastgesteld te zijn op het vijfvoud van dit bedrag.

  • 2 Het gehele loon, dat dientengevolge verschuldigd zal zijn, zal echter het overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande artikel berekende loon niet met meer dan een derde mogen overschrijden.

  • 3 Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.

Artikel 1613q

  • 1 Ongeoorloofd en nietig is elk beding tussen de werkgever of diens vertegenwoordiger en een arbeider, waarbij deze zich verbindt, het loon of zijn overige inkomsten of een gedeelte daarvan op een bepaalde wijze te besteden, of zich zijn benodigdheden op een bepaalde plaats of bij een bepaalde persoon aan te schaffen.

  • 2 Van deze bepalingen zijn uitgezonderd:

    • 1°. het beding, waarbij de arbeider deelneemt in enig fonds, dat naar het oordeel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met de Minister van Justitie voldoende waarborg van soliditeit biedt, of waarbij de arbeider toestemt, dat te zijnen behoeve een inlage in de door hem aangewezen bank wordt gestort;

    • 2°. ten aanzien van minderjarige arbeiders het beding, dat een gedeelte van het, gedurende de minderjarigheid verdiende, loon door de werkgever ten name van de arbeider zal worden geplaatst in de door de minderjarige aangewezen bank of in een fonds als in sub 1° bedoeld met bepaling, dat het door de arbeider eerst zal kunnen worden opgevorderd, wanneer hij zekere, niet hoger dan eenentwintig jaren te stellen, leeftijd zal hebben bereikt of uit anderen hoofde meerderjarig geworden is of wanneer de rechter in eerste aanleg op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en na verhoor of behoorlijke oproeping van de minderjarige en van de werkgever tot de uitbetaling machtiging heeft verleend.

Artikel 1613r

  • 1 Indien de arbeider ingevolge een ongeoorloofd en nietig beding, als bedoeld bij het voorgaande artikel, met de werkgever enige overeenkomst heeft aangegaan, ontstaat daaruit generlei verbintenis. De arbeider is gerechtigd het reeds te dier zake op zijn loon in rekening geledene of door hem betaalde van de werkgever terug te vorderen, zonder gehouden te zijn tot teruggave van hetgeen hem ter voldoening aan de overeenkomst is verstrekt.

  • 2 Niettemin is de rechter bevoegd, bij toewijzing van de vordering des arbeiders, de veroordeling te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen, doch uiterlijk tot de som waarop de door de arbeider geleden schade door hem wordt gewaardeerd.

  • 3 Heeft de arbeider ingevolge een ongeoorloofd en nietig beding, als voormeld, met een ander dan de werkgever enige overeenkomst aangegaan, dan heeft hij het recht dat bedrag van hetgeen hij uit dien hoofde betaald heeft of nog verschuldigd is, van de werkgever te vorderen. De bepaling van het tweede lid is ook ten deze van toepassing.

  • 4 Ieder vorderingsrecht des arbeiders krachtens dit artikel vervalt na verloop van zes maanden.

Artikel 1613s

  • 1 De werkgever kan slechts boete stellen op de overtreding van voorschriften van een reglement, indien die voorschriften bepaaldelijk zijn aangeduid en de boete in het reglement is aangegeven.

  • 2 De overeenkomst waarbij boete wordt bedongen, wordt schriftelijk aangegaan.

  • 3 De overeenkomst of het reglement, waarbij boete is bedongen, moet nauwkeurig de bestemming der boeten vermelden. Zij mogen noch onmiddellijk, noch middellijk strekken tot persoonlijk voordeel van de werkgever zelf of van degene, wie deze de bevoegdheid heeft verleend de arbeiders boete op te leggen.

  • 4 Iedere boete, in een reglement of in een overeenkomst bedongen, moet op een bepaald bedrag gesteld zijn, uitgedrukt in de munt, waarin het loon is vastgesteld.

  • 5 Binnen een week mag aan een arbeider geen hoger bedrag aan gezamenlijke boeten worden opgelegd dat zijn in geld vastgesteld loon voor één dag. Geen afzonderlijke boete mag hoger dan dit bedrag worden gesteld.

  • 6 Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.

Artikel 1613t

  • 1 De mogelijkheid een boete op te leggen laat het recht op schadevergoeding op grond van de wet onverlet. Echter mag de werkgever ter zake van een zelfde feit niet boete heffen en tevens schadevergoeding vorderen.

  • 2 Elk beding strijdig met de tweede volzin van het vorige lid is nietig.

Artikel 1613v

Ieder beding waarbij de arbeider al dan niet gedurende bepaalde tijd beperkt wordt om na het einde van de dienstbetrekking op zekere wijze werkzaam te zijn is nietig.

Artikel 1613w

Alle akten en geschriften betreffende het aangaan, wijzigen of eindigen van arbeidsovereenkomsten, benevens alle stukken, die door de werkgever en de arbeider of hun wettelijke vertegenwoordigers tezamen of ieder afzonderlijk, hetzij in onderhandse vorm, hetzij ten overstaan van een openbare ambtenaar, zonder medewerking van derden, ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden opgemaakt, zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie of worden, indien deze formaliteit wordt gewenst, kosteloos geregistreerd.

Artikel 1613x

  • 1 De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst tussen de rederij en de schipper en op die tussen de schipper en de scheepsofficieren en scheepsgezellen.

  • 2 Zij zijn voorts niet van toepassing ten aanzien van personen in dienst van de overheid, tenware zij, hetzij vóór of bij de aanvang der dienstbetrekking door of namens partijen hetzij bij algemeen verbindend voorschrift van toepassing zijn verklaard.

    Indien zij wel van toepassing zijn verklaard wordt de overheid ten aanzien dier bepalingen als werkgever beschouwd.

Derde Afdeling. Van de verplichtingen des werkgevers

Artikel 1614

De werkgever is verplicht de arbeider zijn loon op de bepaalde tijd te voldoen.

Artikel 1614a

Het loon, naar tijdruimte vastgesteld, is verschuldigd van het tijdstip, waarop de arbeider in dienst is getreden, tot dat van het einde der dienstbetrekking.

Artikel 1614b

Geen loon is verschuldigd voor de tijd, gedurende welke de arbeider de bedongen arbeid niet heeft verricht.

Artikel 1614c

  • 1 Evenwel behoudt de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon voor een betrekkelijk korte tijd, wanneer hij tengevolge van ziekte of ongeval verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten, tenzij de ziekte of het ongeval door zijn opzet of onzedelijkheid veroorzaakt of het gevolg is van een lichaamsgebrek, waaromtrent hij bij het aangaan der overeenkomst de werkgever opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven.

  • 2 Komt hem in zodanige geval krachtens de ziekte- of ongevallenregeling of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is bedongen bij of voorvloeit uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijke vergoeding of uitkering toe, dan wordt het loon verminderd met het bedrag dier vergoeding of uitkering.

  • 3 Eveneens behoudt de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon voor een korte tijd, naar billijkheid te berekenen, wanneer hij, hetzij tengevolge van de vervulling ener door algemeen verbindend voorschrift of overheid, zonder geldelijke vergoeding, opgelegde verplichting, die niet in zijn vrije tijd kon geschieden, hetzij tengevolge van zeer bijzondere, buiten zijn schuld ontstane, omstandigheden, verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten.

  • 4 Onder zeer bijzondere omstandigheden worden, voor de toepassing van dit artikel, begrepen: de bevalling van de echtgenote van de arbeider zomede het overlijden en de begrafenis van een zijner huisgenoten of van een zijner bloed- of aanverwanten in de rechte linie onbepaald en in de tweede graad der zijlinie. Evenzo wordt onder de vervulling ener door een algemeen verbindend voorschrift of overheid opgelegde verplichting begrepen de uitoefening der kiesbevoegdheid.

  • 5 Is het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan zijn de bepalingen van dit artikel eveneens van toepassing met dien verstande, dat als loon wordt aangenomen het gemiddelde loon, hetwelk de arbeider, wanneer hij niet verhinderd ware geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen.

  • 6 Het loon wordt echter verminderd met het bedrag der onkosten, welke de arbeider zich door het niet verrichten van de arbeid heeft bespaard.

  • 7 Van de bepalingen van dit artikel mag alleen bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden afgeweken.

Artikel 1614ca

  • 1 De vrouwelijke arbeider heeft recht op doorbetaling van het volledige salaris gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof.

  • 2 Het recht op het zwangerschapsverlof bestaat vanaf zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling, of vanaf tien weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan een kind betreft, zoals aangegeven in een aan de werkgever overgelegde schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, tot en met de dag van de bevalling. Het zwangerschapsverlof gaat in uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling of uiterlijk acht weken voor die dag indien het een zwangerschap van meer dan een kind betreft.

  • 3 Het recht op bevallingsverlof gaat in op de dag na de dag van de bevalling en bedraagt tien aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat het zwangerschapsverlof tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen, of, indien het een zwangerschap van meer dan een kind betreft, minder dan tien weken heeft bedragen.

  • 4 Als een kind tijdens het bevallingsverlof vanwege zijn medische toestand in een ziekenhuis is opgenomen, wordt het bevallingsverlof verlengd met het aantal opnamedagen, te rekenen vanaf de achtste dag van opname tot en met de laatste dag van het bevallingsverlof tot een maximum van tien weken. De in de eerste zin bedoelde verlenging van het bevallingsverlof is uitsluitend van toepassing voor zover de ziekenhuisopname langer duurt dan het aantal dagen waarmee het bevallingsverlof als gevolg van de werkelijke datum van bevalling op grond van het tweede lid wordt verlengd.

  • 5 Van dit artikel kan niet ten nadele van de vrouwelijke arbeider worden afgeweken.

Artikel 1614d

Ook verliest de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon niet, indien hij bereid was de bedongen arbeid te verrichten, doch de werkgever daarvan geen gebruik heeft gemaakt, hetzij door eigen schuld of zelfs tengevolge van, hem persoonlijk betreffende, toevallige verhindering. De bepalingen van het tweede, vijfde, zesde en zevende lid van het voorgaande artikel zijn van toepassing.

Artikel 1614da

  • 1 Indien een arbeidsduur van minder dan 15 uur per week is overeengekomen en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht, niet zijn vastgelegd, dan wel indien de duur van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd, heeft de arbeider voor iedere periode van minder dan drie uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op het loon waarop hij aanspraak zou hennen indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht.

  • 2 Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.

Artikel 1614e

  • 1 Bestaat het loon voor het geheel of voor een gedeelte in een bedrag, dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven, dat uit de administratie van de werkgever moet kunnen blijken, dan heeft de arbeider het recht van de werkgever mededeling te verlangen van zodanige bewijsstukken, als voor hem nodig zijn om tot kennis van dat gegeven te geraken.

  • 2 Bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement kan worden bepaald, dat mededeling van de genoemde bewijsstukken, in plaats van aan iedere arbeider afzonderlijk, zal geschieden aan een bepaald aantal arbeiders in dienst van de werkgever of aan een of meer deskundigen inzake boekhouding, allen door de arbeiders bij schriftelijke keuze aan te wijzen.

  • 3 De mededeling van de bewijsstukken door of vanwege de werkgever geschiedt desverlangd onder uitdrukkelijke verplichting van geheimhouding door de arbeider en degene, die hem overeenkomstig het voorgaande lid vervangt; deze kan echter nimmer tot geheimhouding tegenover de arbeider worden verplicht.

  • 4 De verplichting tot geheimhouding is voor zover nodig opgeheven, indien de opgave in rechte wordt betwist.

  • 5 Voor zover het gegeven, in het eerste lid bedoeld, betreft de winst, in des werkgevers onderneming of een deel daarvan behaald, kan van de bepalingen van het eerste lid bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement, ook op andere wijze dan in het tweede lid omschreven, worden afgeweken.

Artikel 1614f

  • 1 Een volmacht tot de vordering van loon moet schriftelijk worden verleend.

  • 2 Indien in de in artikel 1613f genoemde schriftelijke machtiging de voorwaarde is opgenomen, dat het in geld vastgestelde loon, geheel of gedeeltelijk, in stede van aan de minderjarige, aan de wettelijke vertegenwoordiger zelf moet worden voldaan, wordt deze ten opzichte van de voldoening van het loon, of van het gedeelte hetwelk hem moet worden voldaan, als de arbeider aangemerkt.

  • 3 Ook indien geen zodanige voorwaarde in de machtiging is opgenomen, wordt het aan de minderjarige verschuldigde in geld vastgestelde loon aan de wettelijke vertegenwoordiger voldaan, wanneer deze zich tegen de voldoening aan de minderjarige schriftelijk verzet.

  • 4 In andere gevallen dan die, bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel, is de werkgever door betaling aan de minderjarige behoorlijk gekweten.

  • 5 Voldoening aan derden, in strijd met de bepalingen van dit of het volgende artikel, is nietig.

Artikel 1614g

  • 1 Beslag onder de werkgever op het door deze aan de arbeider verschuldigde loon is niet verder geldig dan tot een derde gedeelte van het in geld vastgestelde loon. Generlei beperking geldt, indien het beslag dient tot verhaal van onderhoud, waarop hij, te wiens behoeve het beslag gelegd wordt, volgens de wet aanspraak heeft.

  • 2 Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de arbeider enig recht op zijn loon aan een derde toekent, is slechts in zoverre geldig als een beslag op zijn loon geldig zoude zijn.

  • 3 Volmacht tot invordering van het loon, onder welke vorm of welke benaming ook door de arbeider verleend, is steeds herroepelijk.

  • 4 Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.

Artikel 1614h

  • 1 De voldoening van het in geld vastgestelde loon geschiedt in wettig betaalmiddel van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius en Saba of met toepassing van artikel 114, eerste lid, van Boek 6 met dien verstande dat in buitenlands geld vastgesteld loon zal worden berekend naar de koers van de dag en plaats der betaling, of, indien aldaar geen koers bestaat, naar die der naastbijgelegen handelsplaats, waar een koers bestaat.

  • 2 Wanneer met de berekening van het in geld van een vreemd Rijk vastgestelde loon enige dagen vóór de betaling ervan een aanvang wordt gemaakt, zal kunnen gelden de koers van de dag waarop de berekening geschiedt.

Artikel 1614i

De voldoening van het loon, voor zover het in andere bestanddelen dan in geld is vastgesteld, geschiedt volgens hetgeen bij overeenkomst of reglement is bedongen, of in het geval, bedoeld in artikel 1613p, naar de daar gestelde regelen.

Artikel 1614j

  • 1 Voldoening van het loon, voor zover zij anders heeft plaatsgehad dan bij de voorafgaande twee artikelen is bepaald, is nietig. De arbeider behoudt het recht van de werkgever het verschuldigde loon te vorderen, zonder gehouden te zijn hem het bij de nietige voldoening ontvangene terug te geven.

  • 2 Niettemin is de rechter bevoegd, bij toewijzing van de vordering des arbeiders, de veroordeling te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen, doch uiterlijk tot de som, waarop de door de arbeider geleden schade door hem wordt gewaardeerd.

  • 3 Ieder vorderingsrecht des arbeiders krachtens dit artikel vervalt na verloop van zes maanden.

Artikel 1614k

Indien de plaats der voldoening van het loon niet bij overeenkomst of reglement, of door het gebruik is bepaald, of het loon met toepassing van artikel 114, eerste lid, van Boek 6 betaald wordt geschiedt de voldoening hetzij ter plaatse waar de arbeid in de regel wordt verricht, hetzij ten kantore des werkgevers indien dit gelegen is op hetzelfde eiland waar de arbeider woont, hetzij aan de woning des arbeiders, ter keuze van de werkgever.

Artikel 1614l

  • 1 De uitbetaling van het in geld naar tijdruimte vastgestelde loon zal geschieden als volgt:

    • indien het loon bij de week of bij kortere tijdruimte is vastgesteld, telkens na een week;

    • indien het loon is vastgesteld bij een tijdruimte, langer dan een week, doch korter dan een maand, telkens na verloop van de tijd, waarbij het loon vastgesteld is;

    • indien het loon bij de maand is vastgesteld, telkens na een maand;

    • indien het loon bij langere tijdruimte dan een maand is vastgesteld, telkens na een kwartaal.

  • 2 De uitbetalingstermijnen, bij dit artikel vastgesteld, zullen door partijen, met onderling goedvinden, steeds mogen worden ingekort.

  • 3 De uitbetalingstermijnen mogen niet dan met schriftelijke toestemming van Onze Minister wie het aangaat worden verlengd, terwijl deze toestemming te allen tijde kan worden ingetrokken.

Artikel 1614m

De uitbetaling van het in geld doch niet naar tijdruimte vastgestelde loon, zal geschieden met inachtneming van de bepalingen van het voorgaande artikel, met dien verstande, dat dit loon geacht zal worden te zijn vastgesteld bij de tijdruimte, waarbij het loon gewoonlijk wordt vastgesteld voor de arbeid, welke ten aanzien van aard, plaats en tijd het meest nabijkomt aan de arbeid, waarvoor het loon verschuldigd is.

Artikel 1614n

  • 1 Voor zover het in geld vastgestelde loon bestaat in een bedrag, dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven, dat uit de administratie van de werkgever moet kunnen blijken, zal de uitbetaling geschieden telkens wanneer het bedrag van dat loon kan worden bepaald, met dien verstande, dat de uitbetaling ten minste eenmaal per jaar zal geschieden.

  • 2 Voor zover het gegeven in het eerste lid bedoeld betreft de winst, in des werkgevers onderneming of een deel daarvan behaald en de aard van het bedrijf of het gebruik medebrengt, dat deze winst eerst na langer tijdsverloop dan één jaar wordt bepaald, kan bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden bedongen, dat de uitbetaling telkens na die bepaling zal geschieden.

Artikel 1614o

Indien het loon in geld voor een gedeelte naar tijdruimte en voor een ander gedeelte op andere wijze, ofwel indien het loon in gedeelten naar meerdere verschillende tijdruimten is vastgesteld, zullen voor ieder dier gedeelten de voorschriften der artikelen 1614l tot en met 1614n van toepassing zijn.

Artikel 1614p

  • 1 Bij iedere uitbetaling zal het gehele bedrag van het verschuldigde loon worden voldaan.

  • 2 Echter kan ten aanzien van het in geld, doch afhankelijk van de uikomsten van de te verrichten arbeid, vastgestelde loon bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden bedongen, dat telkens, behoudens definitieve afrekening op de eerste betaaldag waarop daartoe de mogelijkheid zal bestaan, zal worden uitbetaald een zeker gedeelte van het loon, bedragende ten minste drie vierden van het gebruikelijk loon voor de, wat aard, plaats en tijd betreft, meest nabijkomende arbeid.

Artikel 1614pa

  • 1 De werkgever is verplicht bij elke voldoening van het in geld vastgestelde loon de arbeider een schriftelijke opgave te verstrekken van het loonbedrag, van de bedragen waaruit dit is samengesteld, van de bedragen die op het loonbedrag, van de bedragen waaruit dit is samengesteld, van de bedragen die op het loonbedrag zijn ingehouden, alsmede van het bedrag van het loon waarop een persoon van de leeftijd van de werknemer over de termijn waarop het loon is berekend ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Wet minimumlonen BES aanspraak heeft.

  • 2 De opgave vermeldt voorts de naam van de werkgever en van de werknemer, de datum van indiensttreding, de termijn waarover het loon is berekend, alsmede de overeengekomen arbeidsduur.

Artikel 1614q

Voor zover het in geld vastgestelde loon, of het gedeelte daarvan, dat overblijft na aftrek van hetgeen door de werkgever niet behoeft te worden uitbetaald, en na aftrek van hetgeen, waarop derden overeenkomstig de bepalingen van deze titel rechten doen gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk de achtste werkdag na die, waarop ingevolge de artikelen 1614l, 1614m en 1614o, de betaling had moeten geschieden, heeft de arbeider, indien deze niet-betaling aan de werkgever is toe te schrijven, aanspraak op een verhoging wegens de vertraging, welke voor de negende tot en met de twaalfde werkdag bedraagt vijf ten honderd per dag en voor elke volgende werkdag een ten honderd, met dien verstande, dat de verhoging wegens vertraging in geen geval de helft van het verschuldigde bedrag zal te boven gaan. Niettemin is de rechter bevoegd de verhoging te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen.

Artikel 1614r

  • 1 Behalve bij het eindigen der dienstbetrekking, is verrekening door de werkgever van zijn schuld tot uitbetaling van het loon alleen toegelaten met de volgende vorderingen op de arbeider:

    • 1°. de door hem aan de werkgever verschuldigde schadevergoeding;

    • 2°. de boeten, door hem volgens artikel 1613s aan de werkgever verschuldigd, mits door deze een schriftelijk bewijs worde afgegeven, vermeldende het bedrag van iedere boete, alsmede de tijd waarop en de reden waarom zij is opgelegd, met opgave van de overtreden bepaling van het reglement of van de schriftelijk aangegane overeenkomst;

    • 3°. de bijdrage tot een fonds of de inlage door de werkgever overeenkomstig artikel 1613q, tweede lid,s onder 1° en 2°, ten behoeve van de arbeider gestort;

    • 4°. de huurprijs van een woning, een lokaal, een stuk grond of van werktuigen of gereedschappen, door de arbeider in eigen bedrijf gebruikt, welke door de werkgever bij schriftelijk aangegane overeenkomst aan de arbeider zijn verhuurd;

    • 5°. de koopprijs van gewone en dagelijkse benodigdheden der huishouding, daaronder niet begrepen alcoholhoudende drank, alsmede van grond- of hulpstoffen door de arbeider in eigen bedrijf gebruik; een en ander door de werkgever aan de arbeider geleverd, mits van die levering blijke uit een schriftelijke, door de werkgever aan de arbeider afgegeven, verklaring, vermeldende de oorzaak en het bedrag der schuld, en mits de werkgever niet meer berekene dan de kostende prijs, en die prijs niet hoger zij dan die, waarvoor de arbeider zich die benodigdheden der huishouding, grond- of hulpstoffen elders zoude kunnen aanschaffen;

    • 6°. de voorschotten op het loon, door de werkgever in geld aan de arbeider verstrekt, mits daarvan blijke door een verklaring als in het voorgaande nummer vermeld;

    • 7°. het bedrag van hetgeen op het loon te veel is betaald;

    • 8°. de door de werkgever ingevolge wettelijke regeling voor de werknemer betaalde/te betalen belastingen.

  • 2 Ter zake van hetgeen de werkgever krachtens de nummers 2°, 3° en 5° zoude kunnen vorderen, mag behoudens schriftelijke toestemming van Onze Minister wie het aangaat door hem bij elke uitbetaling van het loon niet meer worden verrekend, dan een vijfde gedeelte van het in geld vastgestelde loon, hetwelk alsdan zoude moeten worden uitbetaald; ter zake van hetgeen hij krachtens de bepalingen van dit artikel in het geheel zoude kunnen vorderen, mag behoudens schriftelijke toestemming van Onze Minister wie het aangaat verrekening niet verder gaan dan tot twee vijfde gedeelten van hetzelfde bedrag.

  • 3 Elk beding, waardoor de werkgever een ruimere bevoegdheid tot verrekening zoude worden toegekend, is nietig.

Artikel 1614s

  • 1 Bedingen, welke de strekking hebben om een zeker bedrag van het loon op de betaaldag niet uit te betalen, zijn alle