Symbolen van de klassen van uitzending
Eerste symbool (modulatie van de draaggolf)
N = ongemoduleerde draaggolf
A = dubbelzijband (*1)
B = onafhankelijke zijbanden
H = enkelzijband, volledige draaggolf (* l)
R = enkelzijband, gereduceerde of variabele draaggolf (* l)
J = enkelzijband, onderdrukte draaggolf (*1)
C = restzijband (rudimentaire zijband) (*1)
G = fasemodulatie (*2)
F = frequentiemodulatie (*2)
D = de uitzending waarvan de draaggolf zowel in amplitude- als in frequentiefase gemoduleerd
is, hetzij tegelijk dan wel in een van tevoren vastgestelde volgorde
P = ongemoduleerde pulstrein
K = pulstrein, amplitude-gemoduleerd
L = pulstrein, gemoduleerd in lengte of duur
M = pulstrein, gemoduleerd in positie of fase
Q = pulstrein, waarbij de draaggolf frequentie- of fase-gemoduleerd is gedurende de
pulstijd
V = pulstrein, welke een combinatie is van het bovenstaande of op een andere wijze
tot stand is gekomen
W = gevallen, welke door bovenstaande symbolen niet worden gedekt en waarbij een uitzending
bestaat uit een draaggolf, die tegelijk dan wel in een van tevoren vastgestelde volgorde
wordt gemoduleerd met een combinatie van twee of meer van de volgende wijzen: amplitude,
frequentie of fase, puls
X = gevallen waarin niet is voorzien.
Tweede symbool (type signaal dat de draaggolf moduleert)
O = geen modulatie aanwezig
1 = één enkel kanaal met niet-analoge informatie waarbij geen gebruik wordt gemaakt
van een modulerende hulpdraaggolf
2 = één enkel kanaal met niet-analoge informatie waarbij gebruik wordt gemaakt van
een modulerende hulpdraaggolf
3 = één enkel kanaal met analoge informatie
7 = twee of meer kanalen met niet-analoge informatie
8 = twee of meer kanalen met analoge informatie.
9 = samengesteld systeem, waarbij één of meer kanalen met niet-analoge informatie
te zamen met één of meer kanalen met analoge informatie
X = gevallen waarin niet is voorzien.
Derde symbool (soort informatie welke uitgezonden wordt)
N = geen informatie (hierbij inbegrepen informatie van een constante, niet variabele
aard. zoals b.v. bij standaardfrequenties, radarpulsen etc.)
A = morse-telegrafie bestemd om op het gehoor opgenomen te worden
B = telegrafie bestemd voor automatische ontvangst
C = facsimilé
D = datatransmissie
E = telefonie
F = televisie
W = combinatie van bovenstaande
X = gevallen waarin niet is voorzien
aanduiding dat één dan wel een combinatie van de hierboven vermelde codes van toepassing
zijn
(*l) Deze codes hebben betrekking op uitzendingen waarbij de draaggolf amplitude gemoduleerd
wordt, inclusief uitzendingen waarbij de subcarrier (hulpdraaggolf) frequentie- of
fase-gemoduleerd wordt.
(*2) Indien niet bekend is of fase- dan wel frequentiemo-dulatie wordt toegepast,
wordt symbool «F» gebruikt.