1 De straffen zijn:
a. hoofdstraffen:
1°. [vervallen]
2°. gevangenisstraf;
3°. hechtenis;
4°. geldboete.
b. bijkomende straffen:
1°. ontzetting van bepaalde rechten;
2°. verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen;
3°. openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak;
4°. [vervallen]
2 Bij veroordeeling van een persoon die tijdens de uitspraak van het eindvonnis in eersten aanleg den leeftijd van achttien jaren nog niet bereikt heeft, wordt, behoudens het bepaalde bij artikel 41ter, eerste lid, en artikel 41septies, laatste lid, in plaats van de op het feit gestelde hoofdstraf, eene der volgende hoofdstraffen opgelegd naar de onderscheidingen gemaakt bij artikel 41septies:
1°. geldboete;
2°. berisping.
3 Zij kan voor ten hoogste dertig achtereenvolgende jaren worden opgelegd in de gevallen waarin op het misdrijf levenslange en tijdelijke gevangenisstraf ter keuze van den rechter zijn gesteld, en in die, waarin wegens strafverhooging ter zake van samenloop van misdrijven, terroristische misdrijven, herhaling van misdrijf of het bepaalde bij de artikelen 46, 317 en 416, de tijd van vier en twintig jaren wordt overschreden.
Gevangenisstraf wordt naar gelang de aard van de persoonlijkheid van de veroordeelde in algehele of in beperkte gemeenschap, dan wel in afzondering ondergaan.
Iedere tot gevangenisstraf veroordeelde wordt zoveel mogelijk geplaatst in een gesticht, waarvan het regime het meest met zijn persoonlijkheid strookt, waarbij zowel op de duur van de straf als op zijn reclasseringsmogelijkheden van de tot gevangenisstraf veroordeelde wordt gelet.
Een tot gevangenisstraf veroordeelde die wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens daarvoor in aanmerking komt kan worden geplaatst in een door Onze Minister van Justitie aangewezen instelling.
[vervallen]
De plaatsing en beëindiging daarvan geschieden volgens regels, bij algemene maatregel van bestuur, te stellen, op last van Onze Minister van Justitie gegeven na een met redenen omkleed en ondertekend advies van een psychiater.
De tot gevangenisstraf veroordeelde is verplicht tot het verrichten van den hem opgedragen arbeid, overeenkomstig de voorschriften ter uitvoering van artikel 26 gegeven.
In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, of tot geldboete, kan de rechter daarbij tevens zowel ten aanzien van die straf als ten aanzien van de opgelegde bijkomende straffen het bevel geven, dat deze geheel of voor een door hem te bepalen gedeelte niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij hij later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een bij het bevel te bepalen proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen of een bijzondere voorwaarde, welke bij het bevel mocht zijn gesteld, niet heeft nageleefd.
In geval van veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of tot hechtenis, vervangende hechtenis daaronder niet begrepen, met toepassing van het eerste lid, kan de rechter tevens geldboete opleggen. De geldboete bedraagt ten hoogste USD 8.400 bij feiten, waarop een gevangenisstraf van niet meer dan een jaar of hechtenis is gesteld, en ten hoogste USD 16.800 bij feiten, waarop gevangenisstraf van meer dan een jaar is gesteld.
Het eerste lid vindt bij veroordeling tot geldboete in zaken van belastingen geen toepassing.
De proeftijd bedraagt bij misdrijven en bij de in de artikelen 451 en 452 omschreven overtredingen ten hoogste drie jaren, bij de overige overtredingen ten hoogste twee jaren.
De proeftijd gaat in zodra de uitspraak waarbij een bevel als in het vorige artikel bedoeld is gegeven, onherroepelijk is geworden.
De proeftijd loopt niet gedurende den tijd dat den veroordeelde rechtens zijne vrijheid is ontnomen.
Met het toezicht op de naleving der voorwaarden is het openbaar minister belast.
De rechter kan, indien hij daartoe termen vindt, bij zijn bevel aan een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen instelling of aan een bijzonderen ambtenaar opdragen aan den veroordeelde ter zake van de naleving der bijzondere voorwaarden bijstand te verleenen.
Voorschriften tot nadere regeling van dien bijstand en tot nadere aanwijzing van de instellingen en houders van inrichtingen, die met het verleenen daarvan kunnen worden belast, worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.
Nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden, wordt ten spoedigste vanwege het openbaar ministerie door een deurwaarder of dienaar der openbare macht aan den veroordeelde eene kennisgeving beteekend, houdende de straf, waartoe hij is veroordeeld, en alle tot het in artikel 17a bedoelde bevel betrekkelijke beslissingen. In ieder geval, waarin bijzondere voorwaarden zijn gesteld of waarin het openbaar ministerie dit bepaalt, geschiedt de betekening aan de veroordeelde in persoon; in andere gevallen geschiedt dit zoveel mogelijk.
Indien de voorwaarden niet worden nageleefd, kan het openbaar ministerie bij den rechter, die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, daarvan aan dien rechter kennis geven, met zoodanige vordering als het noodig zal oordelen. De kennisgeving dat door den veroordeelde opnieuw een strafbaar feit is begaan, geschiedt niet vóór de nieuwe uitspraak onherroepelijk is geworden.
Het voorgaande lid is mede van toepassing, indien de veroordeelde vóór het einde van den proeftijd ter zake van een vóór het ingaan daarvan begaan strafbaar feit onherroepelijk wordt strafbaar verklaard.
De rechter die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, kan, hetzij na ontvangst ener vordering van het Openbaar Ministerie hetzij op het verzoek van de veroordeelde, gedurende de proeftijd of gedurende de tijd, dat deze is geschorst, in de gestelde bijzondere voorwaarden of in de termijn waartoe deze in haar werking binnen de proeftijd zijn beperkt, wijziging brengen, deze voorwaarden opheffen, alsnog bijzondere voorwaarden stellen, een opdracht als bedoeld in artikel 17d geven, het verlenen van bijstand aan een ander dan degene, die daarmede te voren was belast, opdragen, de proeftijd verkorten of deze eenmaal verlengen. Die verlenging geschiedt voor ten hoogste de helft van de langste termijn waarop de proeftijd bepaald had kunnen worden.
De rechter die het in artikel 17a bedoelde bevel heeft gegeven, kan na ontvangst eener vordering van het openbaar ministerie, indien de voorwaarden niet worden nageleefd, de veroordeelde zich misdraagt of vóór het einde van den proeftijd ter zake van een vóór het ingaan daarvan begaan strafbaar feit onherroepelijk wordt strafbaar verklaard, last tot tenuitvoerlegging geven of bepalen dat den veroordeelde van zijnentwege eene waarschuwing zal worden toegediend. In het laatste geval bepaalt hij tevens de wijze waarop zulks zal moeten geschieden.
De last tot tenuitvoerlegging kan niet meer worden gegeven, wanneer sedert het einde van de proeftijd een termijn van drie maanden is verstreken, tenzij de veroordeelde vóór den afloop daarvan ter zake van een gedurende den proeftijd begaan strafbaar feit is vervolgd en de vervolging met eene onherroepelijke strafbaarverklaring eindigt. Alsdan kan nog ter zake van het begaan van dat feit binnen veertien dagen nadat de strafbaarverklaring onherroepelijk is geworden, last tot tenuitvoerlegging worden gegeven.
In de gevallen bij de artikelen 17g en 17h bedoeld, brengt het openbaar ministerie de zaak aan door de indiening van eene met redenen omkleede vordering. Is door den veroordeelde een verzoekschrift tot toepassing van artikel 17g tot den rechter gericht, dan dient het openbaar ministerie ten spoedigste nadat dat verzoekschrift in zijne handen is gesteld, eene met redenen omkleede conclusie in.
Onmiddellijk na de indiening der vordering of der conclusie bepaalt de rechter, tenzij de summiere kennisneming der stukken hem aanleiding geeft om de vordering of het verzoek buiten verdere behandeling te laten, een dag voor het onderzoek der zaak.
Het openbaar ministerie doet daarna ten spoedigste den veroordeelde en dengene, die met het verleenen van bijstand is belast, tijdig tot bijwoning van het onderzoek oproepen, onder beteekening van de vordering of conclusie.
Zoowel het openbaar ministerie als de veroordeelde zijn bevoegd getuigen en deskundigen te doen dagvaarden om bij het onderzoek tegenwoordig te zijn. De rechter kan, al dan niet op verzoek van den veroordeelde, bevelen dat bepaalde personen vanwege het openbaar ministerie zullen worden gedagvaard.
De veroordeelde en degene die met het verleenen van bijstand is belast, kunnen vóór den aanvang van het onderzoek van de stukken ter griffie kennis nemen. Hetzelfde geldt ten aanzien van een advocaat, indien deze verklaart tot de kennisneming door den veroordeelde te zijn gemachtigd of, indien de zaak bij den rechter in eersten aanleg wordt behandeld, ten aanzien van een bijzonder daartoe door den veroordeelde gemachtigde.
De oproepingen, dagvaardingen en beteekeningen bij dit artikel voorgeschreven, vinden plaats op de voet van artikel 643 van het Wetboek van Strafvordering BES en kunnen, voor zoover zij van het openbaar ministerie uitgaan, ook door een dienaar der openbare macht geschieden.
3 De veroordeelde en degene die met het verleenen van bijstand is belast, kunnen bij het onderzoek tegenwoordig zijn en worden alsdan gehoord. De veroordeelde kan zich door een advocaat of, indien de zaak bij den rechter in eersten aanleg wordt behandeld, door een bijzonder daartoe gemachtigde, als raadsman doen bijstaan.
4 De artikelen 303, 308, eerste lid, 309, tweede tot en met vijfde lid, 310, 311, 313, 315, 318, 320 tot en met 334, 336 tot en met 353, 358, 362, 363, eerste en tweede lid, 369 tot en met 373 va n het Wetboek van Strafvordering BES zijn van overeenkomstige toepassing.
De beslissingen in de artikelen 17g en 17h bedoeld, alsmede die waarbij vorderingen of verzoeken tot toepassing van een dier artikelen worden afgewezen, zijn met redenen omkleed; zij zijn niet aan eenig rechtsmiddel onderworpen.
Alleen indien de beslissing inhoudt last tot tenuitvoerlegging, wordt zij in het openbaar uitgesproken.
De inhoud der beslissing wordt vanwege het openbaar ministerie door een deurwaarder of dienaar der openbaar macht onverwijld op den voet van artikel 643 van het Wetboek van Strafvordering BES beteekend aan den veroordeelde, aan dengene die met het verleenen van bijstand is belast, zoomede aan dengene die bij de beslissing daarvan wordt ontheven.
1 De tot gevangenisstraf veroordeelde kan, wanneer twee derden van deze straf en tevens ten minste negen maanden daarvan zijn verstreken, voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Ingeval de veroordeelde meerdere gevangenisstraffen achtereenvolgens moet ondergaan, worden zij ten deze als één straf aangemerkt.
2 Bij schuldigverklaring wegens een misdrijf genoemd in de artikelen 436, 437 en 438 kan de schuldigverklaarde pas voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld wanneer vier vijfde van de gevangenisstraf en tenminste twaalf maanden daarvan zijn verstreken, indien tijdens het begaan van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldigverklaarde een tegen hem op grond van een der in die artikelen genoemde misdrijven uitgesproken gevangenisstraf geheel of ten dele heeft ondergaan, of indien tijdens het begaan van het misdrijf het recht tot uitvoering van die gevangenisstraf nog niet is verjaard.
3 Bij de schuldigverklaring wegens een misdrijf genoemd in de artikelen 436, 437 en 438 kan de schuldigverklaarde niet voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld, indien tijdens het begaan van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldigverklaarde een tegen hem uitgesproken gevangenisstraf ten aanzien waarvan het bepaalde in dit lid of het tweede lid van toepassing is, geheel of ten dele heeft ondergaan, of indien tijdens het begaan van het misdrijf het recht tot uitvoering van die gevangenisstraf nog niet is verjaard.
Bij deze invrijheidstelling wordt tevens een proeftijd voor den veroordeelde bepaald en worden voorwaarden gesteld, waaraan deze gedurende den proeftijd zal moeten voldoen.
De proeftijd duurt een jaar langer dan het overblijvend gedeelte van de straf. Hij loopt niet gedurende den tijd dat den veroordeelde rechtens zijne vrijheid is ontnomen.
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt als algemeene voorwaarde verbonden dat de veroordeelde geen strafbaar feit zal begaan, noch zich op andere wijze zal misdragen.
Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen bovendien bijzondere voorwaarden, het gedrag van den veroordeelde betreffende, worden verbonden, mits die voorwaarden de godsdienstige of staatkundige vrijheid niet beperken. Mede kan als bijzondere voorwaarde worden gesteld dat de veroordeelde zich ter verpleging zal laten opnemen in een daarbij aan te wijzen inrichting.
Met het toezicht op de naleving der voorwaarden is steeds het openbaar ministerie belast.
Op de naleving der voorwaarden kan bovendien een bijzonder toezicht in het leven worden geroepen.
Gedurende de proeftijd kan worden bepaald, dat deze voor het in artikel 18 bedoelde tijdstip zal eindigen, kan in de gestelde bijzondere voorwaarden wijziging worden gebracht, kunnen deze voorwaarden worden opgeheven, kunnen alsnog bijzondere voorwaarden worden gesteld, kan alsnog een bijzonder toezicht in het leven worden geroepen en kan het bijzondere toezicht aan een ander dan degene die daarmede te voren was belast, worden opgedragen.
Aan den voorwaardelijk in vrijheid gestelde wordt een verlofpas uitgereikt, waarin alle hem gestelde voorwaarden zijn uitgedrukt. In geval van toepassing van het voorgaande lid wordt hem een nieuwe verlofpas uitgereikt.
De voorwaardelijke invrijheidstelling is te allen tijde herroepbaar ingeval de veroordeelde in strijd handelt met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden. Zij kan, indien een ernstig vermoeden van zodanig handelen bestaat, worden geschorst.
De tijd, verlopen tussen een invrijheidstelling en een hervatting van de tenuitvoerlegging der straf, wordt niet in rekening gebracht op de duur der straf.
De herroeping kan niet meer geschieden, wanneer sedert het einde van de proeftijd een termijn van drie maanden is verstreken, tenzij de veroordeelde voor de afloop daarvan ter zake van een gedurende de proeftijd begaan strafbaar feit is vervolgd en de vervolging met een onherroepelijke strafbaarverklaring eindigt.
Alsdan kan de voorwaardelijke invrijheidstelling ter zake van het begaan van het feit nog binnen drie maanden nadat de strafbaarverklaring onherroepelijk is geworden, worden herroepen.
1 Alle besluiten op grond van de artikelen 18 tot en met 18b worden genomen door Onze Minister voor Rechtsbescherming, gehoord de reclasseringsinstelling en het gevangenisbestuur. Het gevangenisbestuur kan Onze Minister voor Rechtsbescherming voorstellen te besluiten tot voorwaardelijke invrijheidstelling. Onze Minister voor Rechtsbescherming kan de bevoegdheden, bedoeld in de eerste volzin, mandateren aan het hoofd van de Dienst Justitiële Inrichtingen.
2 Zolang de bevoegdheid tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling bestaat, kan de voorwaardelijk in vrijheid gestelde, ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat, dat hij gedurende de proeftijd in strijd heeft gehandeld met de in zijn verlofpas uitgedrukte voorwaarden, in het belang der openbare orde worden aangehouden. De aanhouding wordt bevolen door de officier van justitie onder de verplichting Onze Minister voor Rechtsbescherming daarvan onverwijld kennis te geven.
Het formulier der verlofpassen, de nadere regeling van het toezicht op de naleving der voorwaarden zoomede de verdere voorschriften ter uitvoering van de artikelen 18–19 worden vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. Daarbij wordt in acht genomen dat het bijzonder toezicht uitsluitend mag gericht zijn op het verleenen van hulp en steun aan den veroordeelde.
De duur der hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste een jaar.
Zij kan voor ten hoogste een jaar en vier maanden worden opgelegd in de gevallen waarin wegens strafverhooging ter zake van samenloop van misdrijven, herhaling van misdrijf of het bepaalde bij artikel 46, de tijd van een jaar wordt overschreden.
Zij kan in geen geval de tijd van een jaar en vier maanden te boven gaan.
Artikel 14 is op de tot hechtenis veroordeelde van overeenkomstige toepassing.
Hechtenis wordt in de regel in gemeenschap ondergaan. De veroordeelde kan, op zijn verzoek, vergund worden de hechtenis in afzondering te ondergaan.
Een tot hechtenis veroordeelde is verplicht tot het verrichten van de hem opgedragen arbeid, overeenkomstig de voorschriften ter uitvoering van artikel 26 gegeven.
De duur der tijdelijke gevangenisstraf en der hechtenis wordt in de rechterlijke uitspraak aangewezen in dagen, weken, maanden en jaren, niet in gedeelten daarvan.
De indeling en het beheer van, het toezicht op en het regime in de gevangenissen en huizen van bewaring, de arbeid, de bestemming van de opbrengst van de arbeid, de geestelijke, culturele en sociale verzorging, en de tucht, worden bij of krachtens de wet geregeld.
1 Hij die tot een geldboete is veroordeeld, is verplicht tot betaling van het bij de rechterlijke uitspraak vastgestelde bedrag aan de staat binnen de termijn door het openbaar ministerie dat met de tenuitvoerlegging van het vonnis of arrest is belast, te stellen.
4 Er zijn zes categorieën:
de eerste categorie, USD 280;
de tweede categorie, USD 2.800;
de derde categorie, USD 5.600;
de vierde categorie, USD 14.000;
de vijfde categorie, USD 56.000;
de zesde categorie, USD 560.000.
5 Voor een overtreding, onderscheidenlijk een misdrijf, waarop geen geldboete is gesteld, kan de rechter een geldboete opleggen tot ten hoogste het bedrag van de eerste, onderscheidenlijk de derde categorie.
6 Voor een overtreding, onderscheidenlijk een misdrijf, waarop een geldboete is gesteld, maar waarvoor geen boetecategorie is bepaald, kan de rechter een geldboete opleggen tot ten hoogste het bedrag van de categorie, die voorziet in het naast hogere geldbedrag indien dit bedrag hoger is dan het bedrag van de op het betrokken strafbare feit gestelde geldboete.
7 Bij veroordeling van een rechtspersoon kan, indien de voor het feit bepaalde boetecategorie geen passende bestraffing toelaat, een geldboete worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag van de naast hogere categorie. Is de op het feit bepaalde geldboete van de zesde categorie, dan kan, indien het berekende bedrag hoger is dan het hoogste bedrag van die categorie, een geldboete worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag dat gelijk is aan tien procent van de omzet van die rechtspersoon.
9 De in het vierde lid genoemde bedragen kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex sinds de vorige aanpassing van deze bedragen. Bij deze aanpassing wordt het geldbedrag van de eerste categorie op een veelvoud van USD 5 naar beneden afgerond en worden, uitgaande van het geldbedrag van deze eerste categorie en onder instandhouding van de onderlinge verhouding tussen de bedragen van de geldboetecategorieën, de bedragen van de tweede tot en met de zesde geldboetecategorieën bepaald.
Bij de vaststelling van de geldboete houdt de rechter rekening met de draagkracht van de verdachte in de mate waarin hij dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte zonder dat deze in zijn inkomen en vermogen onevenredig wordt getroffen.
1 Indien bij het vonnis een of meer geldboeten zijn opgelegd tot een bedrag van ten minste USD 140, is de rechter bevoegd bij de uitspraak te bepalen, dat de veroordeelde het bedrag in gedeelten mag voldoen. Elk van die gedeelten wordt daarbij op tenminste USD 28 bepaald.
1 Wanneer een ingevolge een onherroepelijke veroordeling tot geldboete te betalen bedrag binnen de daarvoor gestelde termijn niet in zijn geheel is voldaan, wordt de veroordeelde door het openbaar ministerie schriftelijk tot betaling aangemaand. Het bedrag wordt daarbij van rechtswege verhoogd met USD 14. Het openbaar ministerie wijst de veroordeelde op het bepaalde in het tweede lid.
2 Is het overeenkomstig het eerste lid verhoogde bedrag na verloop van de bij de aanmaning gestelde termijn geheel of ten dele onbetaald gebleven, dan wordt het bedrag, dan wel het nog verschuldigde gedeelte daarvan, van rechtswege verder verhoogd met een vijfde, doch ten minste met USD 28.
3 Een geldboete die overeenkomstig artikel 27b, in gedeelten mag worden voldaan, of ten aanzien waarvan het openbaar ministerie betaling in termijnen heeft toegestaan, is onmiddellijk in haar geheel opeisbaar, zodra een verhoging krachtens het eerste lid is ingetreden.
4 In gevallen waarin het openbaar ministerie, nadat de veroordeelde reeds in verzuim was, alsnog uitstel van betaling heeft verleend, dan wel afbetaling heeft toegestaan, vinden de voorgaande leden van dit artikel geen toepassing, zolang de veroordeelde zijn verplichtingen volgens de getroffen nadere regeling nakomt.
1 Bij de uitspraak waarbij geldboete wordt opgelegd, beveelt de rechter voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast. Indien de veroordeelde een rechtspersoon is, blijft dit bevel achterwege. Artikel 53, laatste lid, is van overeenkomstige toepassing.
4 Wanneer een gedeelte van het verschuldigde bedrag is voldaan, vermindert de duur van de vervangende hechtenis naar evenredigheid. Heeft deze vermindering tot gevolg dat voor een gedeelte van een dag vervangende hechtenis zou moeten worden ondergaan, dan vindt afronding naar boven plaats tot het naaste aantal gehele dagen.
1 Bij de uitspraak waarbij een natuurlijk persoon de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, beveelt de rechter voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast, met dien verstande dat vervangende hechtenis op grond van dit artikel op te leggen op ten hoogste drie jaren kan worden bepaald.
Op de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis is het bepaalde in artikel 18 niet van toepassing.
Bevindt de veroordeelde, die hechtenis moet ondergaan, zich in een gesticht uitsluitend bestemd tot de uitvoering van gevangenisstraf, dan kan op zijn verzoek de hechtenis terstond na het eindigen der gevangenisstraf in dat gesticht worden ondergaan, zonder daardoor van aard te veranderen.
De gevangenisstraf en de hechtenis gaan in op den dag der tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak, voor zooveel elke dezer straffen betreft.
1 Bij de rechterlijke uitspraak wordt bepaald dat de tijd, door den veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van die uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis of in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde tijdelijke gevangenisstraf, hechtenis of geldboete geheel of gedeeltelijk in mindering zal worden gebracht, wat de geldboete betreft volgens de maatstaf in de uitspraak te bepalen.
2 De bepaling van dit artikel is ook toepasselijk ingeval, bij gelijktijdige vervolging wegens meerdere feiten, de veroordeeling wordt uitgesproken ter zake van een ander feit dan waarvoor de verzekering of de voorlopige hechtenis is bevolen.
De straf van berisping bestaat in een vermanende toespraak tot de veroordeelde, in verband met het gepleegde feit.
1 De rechten waarvan de schuldige, in de bij dit Wetboek of bij eene andere wet bepaalde gevallen, bij rechterlijke uitspraak kan worden ontzet, zijn:
1°. het bekleeden van ambten of van bepaalde ambten;
2°. het dienen bij de gewapende macht;
3°. het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen;
4°. het zijn van raadsman of gerechtelijk bewindvoerder;
5°. de uitoefening van bepaalde beroepen.
2 Ontzetting van voor hun leven aangestelde leden der rechtelijke macht of andere ambtenaren geschiedt, ten opzichte van het ambt waartoe zij aldus zijn aangesteld, alleen in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald.
Ontzetting van het recht om ambten of bepaalde ambten te bekleeden en bij de gewapende macht te dienen kan, behalve in de gevallen in het Tweede Boek omschreven, worden uitgesproken bij veroordeeling wegens eenig ambtsmisdrijf of wegens eenig misdrijf waardoor de schuldige een bijzonderen ambtsplicht schond of waarbij hij gebruik maakte van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.
Wanneer ontzetting van rechten wordt uitgesproken, bepaalt de rechter den duur als volgt:
1°. bij veroordeeling tot levenslange gevangenisstraf, voor het leven;
2°. bij veroordeeling tot tijdelijke gevangenisstraf of tot hechtenis, voor een tijd den duur der hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande;
3°. bij veroordeeling tot geldboete voor een tijd van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren.
De straf gaat in op den dag waarop de rechterlijke uitspraak kan worden ten uitvoer gelegd.
3 Rechten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, die niet aan de veroordeelde toebehoren kunnen alleen verbeurd worden verklaard, indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met de verkrijging van de voorwerpen waarop of ten aanzien waarvan deze rechten bestaan, door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
In de verbeurdverklaring van een voorwerp is begrepen die van de verpakking waarin het zich bevindt, tenzij de rechter het tegendeel bepaalt.
2 De rechter kent een vergoeding als bedoeld in het eerste lid, of een geldelijke tegemoetkoming toe wanneer dit nodig is om te voorkomen dat de veroordeelde of een ander aan wie de verbeurd verklaarde voorwerpen toebehoren, onevenredig zou worden getroffen.
Bij in- of vervoer van goederen in strijd met de belastingwetgeving door een persoon beneden den leeftijd van achttien jaren kan de rechter op vordering van den met de vervolging belasten ambtenaar de verbeurdverklaring van de aangehaalde goederen uitspreken.
Alle kosten van gevangenisstraf en hechtenis komen ten laste, alle opbrengst van geldboeten en verbeurdverklaringen ten bate van ‘s Rijks kas.
In de gevallen waarin de rechter krachtens de wet de openbaarmaking zijner uitspraak gelast, bepaalt hij tevens de wijze waarop aan dien last op kosten van den veroordeelde uitvoering wordt gegeven.
Titel VI. Samenloop van strafbare feiten
Valt een feit in meer dan ééne strafbepaling, dan wordt slechts ééne dier bepalingen toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
Indien voor een feit dat in eene algemeene strafbepaling valt, eene bijzondere strafbepaling bestaat, komt deze alleen in aanmerking.
Staan meerdere feiten, ofschoon elk op zichzelf misdrijf of overtreding opleverende, in zoodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als ééne voortgezette handeling, dan wordt slechts ééne strafbepaling toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld.
Insgelijks wordt slechts ééne strafbepaling toegepast bij schuldigverklaring aan valschheid of muntschennis en aan het gebruik maken van het voorwerp ten opzichte waarvan de valschheid of muntschennis gepleegd is.
Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf uitgesproken.
Het maximum dezer straf is het vereenigd bedrag van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch niet hooger dan een derde boven het zwaarste maximum.
Bij samenloop van meerdere feiten die als op zich zelve staande handelingen moeten worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren, waarop ongelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt elk dier straffen uitgesproken, doch mogen deze te zamen in duur de langstdurende met niet meer dan een derde overtreffen.
Geldboeten worden daarbij berekend naar den duur van het maximum der bedreigde vervangende hechtenis.
Bij veroordeeling tot levenslange gevangenisstraf kunnen daarnevens geene andere straffen worden opgelegd dan ontzetting van bepaalde rechten, verbeurdverklaring van reeds in beslag genomen voorwerpen en openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
In de gevallen der artikelen 59 en 60 gelden ten aanzien van bijkomende straffen de volgende bepalingen:
1°. de straffen van ontzetting van dezelfde rechten worden opgelost in ééne straf, in duur de opgelegde hoofdstraf of hoofdstraffen ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaande, of ingeval geene andere hoofdstraf dan geldboete is opgelegd, in ééne straf van ten minste twee en ten hoogste vijf jaren;
2°. de straffen van ontzetting van verschillende rechten worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd;
3°. de straffen van verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd; de vervangende straffen van hechtenis mogen gezamenlijk het maximum, bepaald in artikel 28, derde lid, niet overschrijden.
De betrekkelijke zwaarte van ongelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door de volgorde van artikel 9.
Waar den rechter de keuze tussen twee hoofdstraffen is gelaten, komt bij de vergelijking alleen de zwaarste dier straffen in aanmerking.
De betrekkelijke zwaarte van gelijksoortige hoofdstraffen wordt bepaald door het maximum.
De betrekkelijke duur zoowel van ongelijksoortige als van gelijksoortige hoofdstraffen wordt eveneens bepaald door het maximum.
Bij samenloop op de wijze in de artikelen 59 en 60 bedoeld hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij van overtredingen onderling, wordt voor elke overtreding zonder vermindering straf opgelegd.
De vervangende straffen van hechtenis of voorzieningen in de opvoeding mogen voor de misdrijven en overtredingen of voor de overtredingen gezamenlijk de maxima, bepaald in artikel 28, derde lid, met niet meer dan een derde te boven gaan.
De straffen van hechtenis, opgelegd als hoofdstraf, mogen voor de overtreding gezamenlijk den tijd van acht maanden niet te boven gaan.
Indien iemand, na veroordeeling tot straf, opnieuw wordt schuldig verklaard aan misdrijf of overtreding vóór die veroordeeling gepleegd, wordt de vroegere straf in rekening gebracht, met toepassing der bepalingen van deze titel voor het geval van gelijktijdige berechting.
Indien echter levenslange gevangenisstraf op dit misdrijf is gesteld, zal die straf worden opgelegd, welke straf ook vroeger mocht zijn opgelegd.
Titel VIII. Verval van het recht tot strafvordering en van de straf
Behoudens de gevallen waarin rechterlijke uitspraken voor herziening vatbaar zijn, kan niemand andermaal worden vervolgd wegens het feit waarover te zijnen aanzien bij gewijsde van de rechter in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in Curaçao, in Sint Maarten, in Nederland of Aruba, onherroepelijk is beslist.
Is het gewijsde afkomstig van een anderen rechter, dan heeft tegen denzelfden persoon wegens hetzelfde feit geene vervolging plaats in geval van:
1°. vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging;
2°. veroordeeling, gevolgd door geheele uitvoering, gratie of verjaring der straf.
Het recht tot strafvordering vervalt door den dood van den verdachte.
Het recht tot strafvordering vervalt door verjaring:
1°. in twee jaren voor alle overtredingen;
2°. in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld;
3°. in twaalf jaren voor alle misdrijven waarop tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld;
4°. in achttien jaren voor alle misdrijven waarop levenslange gevangenisstraf is gesteld.
De termijn van verjaring vangt aan op den dag na dien waarop het feit is gepleegd, behoudens in de volgende gevallen:
1°. bij valschheid of muntschennis vangt de termijn aan op den dag na dien, waarop gebruik is gemaakt van het voorwerp ten opzichte waarvan de valschheid of muntschennis gepleegd is;
2°. bij de misdrijven omschreven in de artikelen 291, 292, 295, 295a en 295ao, op den dag na dien der bevrijding, of van den dood van hem, tegen wien onmiddellijk het misdrijf gepleegd is;
3°. bij overtredingen omschreven in de artikelen 489, 490 en 491, op den dag na dien waarop de dubbelen of afschriften van de akten, waaruit zoodanige overtreding blijkt, zijn overgebracht naar de centrale bewaarplaats.
De schorsing der strafvervolging ter zake van een praejudicieel geschil schorst de verjaring.
Het recht tot strafvordering wegens overtredingen, waarop geldboete, hetzij als eenige hoofdstraf, hetzij nevens hechtenis is gesteld, vervalt door vrijwillige voldoening aan de voorwaarde welke de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie op vóór den aanvang der terechtzitting in te dienen verzoek van den verdachte of beklaagde ter voorkoming van de strafvervolging mocht hebben gesteld.
Deze voorwaarde bestaat in: de betaling, binnen een door den ambtenaar te bepalen termijn en op eene door dezen aan te wijzen plaats, van eene bepaalde geldsom, met of zonder uitlevering van aan verbeurdverklaring onderworpen voorwerpen of voldoening der geschatte waarde of afstand van reeds inbeslaggenomen voorwerpen. Zoodanige uitlevering, voldoening of afstand wordt steeds in de voorwaarde opgenomen, indien ter zake van het feit verbeurdverklaring zou moeten volgen. Bedoelde termijn kan vóór den afloop daarvan eenmaal worden verlengd.
De te betalen geldsom bedraagt ten minste USD 0,50 en ten hoogste het maximum der boete op het feit gesteld.
Is op de overtreding geene andere hoofdstraf gesteld dan geldboete en biedt de verdachte of beklaagde aan, binnen den door den ambtenaar van het openbaar ministerie te bepalen termijn het maximum der boete te betalen en de aan verbeurdverklaring onderworpen voorwerpen uit te leveren of af te staan of hunne geschatte waarde te voldoen, dan zal die ambtenaar het stellen van een daartoe strekkende voorwaarde niet mogen weigeren.
In de gevallen waarin de straf wordt verhoogd wegens herhaling, is die verhoging ook van toepassing, wanneer het recht tot strafvordering wegens de vroeger begane overtreding volgens het eerste lid is vervallen. Ten aanzien van de toepassing van de artikelen 17f en 17h wordt het vervallen volgens het eerste lid van het recht tot strafvordering met een onherroepelijke veroordeling gelijk gesteld.
De bepalingen van dit artikel zijn mede van toepassing op een persoon die tijdens het begaan van het feit de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. Te diens aanzien geldt, bij toepassing van het derde en vierde lid, in afwijking in zover van het daarin bepaalde, als maximum der boete een bedrag van USD 50.
Het recht tot uitvoering van de straf vervalt door den dood van den veroordeelde, met uitzondering van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het recht tot uitvoering van de straf vervalt door verjaring.
De termijn dezer verjaring is een derde langer dan de termijn van verjaring van het recht tot strafvordering. In geen geval is de termijn korter dan de duur der opgelegde straf.
Indien vóór de tenuitvoerlegging van de straf de veroordeelde, die tijdens zijne veroordeeling nog geen achttien jaren oud was, den leeftijd van een en twintig jaren heeft bereikt, vordert hij, die met deze tenuitvoerlegging is belast, dat de rechter die de straf heeft opgelegd, den duur zal bepalen der gevangenisstraf of hechtenis of het bedrag der boete, op het feit gesteld, welke straffen alsdan in de plaats treden der vroeger opgelegde. Deze bepaling is niet toepasselijk ten opzichte van de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
3 De termijn loopt niet gedurende de bij wet bevolen schorsing der tenuitvoerlegging, noch gedurende den tijd dat de veroordeelde, zij het ook ter zake van eene andere veroordeeling, in verzekerde bewaring is.
4 Ten aanzien van een persoon, die zich aan de tenuitvoerlegging van het tegen hem uitgesproken bevel, bedoeld bij artikel 41ter, onttrekt, vangt de termijn van verjaring der hem tevens naar de bepalingen van dat artikel opgelegde gevangenisstraf aan op den dag na die waarop hij den leeftijd van een en twintig jaren bereikt.
5 De termijn loopt niet gedurende de tijd dat de tenuitvoerlegging aan een vreemde staat is overgedragen, zolang Onze Minister van Justitie van de autoriteiten van die staat geen mededeling, houdende een beslissing omtrent de overname van de tenuitvoerlegging, heeft ontvangen.
6 Indien, nadat de tenuitvoerlegging door een vreemde staat is overgenomen, die staat afstand doet van zijn recht tot tenuitvoerlegging ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, vangt een nieuwe verjaringstermijn aan op de dag waarop Onze Minister van Justitie de mededeling van de autoriteiten van die staat omtrent de afstand heeft ontvangen.
De voorziening in de opvoeding, ter vervanging van de uitlevering van verbeurdverklaarde voorwerpen, wordt niet uitgevoerd, wanneer de veroordeelde door van zijn wil onafhankelijke omstandigheden feitelijk verhinderd is de verbeurdverklaarde voorwerpen uit te leveren of het geldelijk bedrag, waarop zij bij de uitspraak geschat worden, te betalen.
Titel IX. Beteekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen
Waar van misdrijf in het algemeen of van eenig misdrijf in het bijzonder gesproken wordt, wordt daaronder medeplichtigheid aan, poging tot en voorbeiding van dat misdrijf begrepen; voor zoover niet uit eenige bepaling het tegendeel volgt.
1 Waar in dit wetboek de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen, verhoren of ondervragen van personen, wordt daaronder, met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, mede begrepen horen, verhoren of ondervragen per videoconferentie, waarbij een directe beeld- en geluidsverbinding totstandkomt tussen de betrokken personen.
2 De voorzitter van het college, de rechter, de rechter-commissaris of ambtenaar die met de leiding over het horen is belast, beslist of van videoconferentie gebruik gemaakt wordt, waarbij het belang van het onderzoek in aanmerking wordt genomen. Alvorens te beslissen wordt de te horen persoon of diens raadsman en in voorkomende gevallen de officier van justitie, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken over de toepassing van videoconferentie. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hierover nadere regels worden gesteld.
Aanslag tot een feit bestaat, zoodra het voornemen des daders zich door een begin van uitvoering, in den zin van artikel 47 heeft geopenbaard.
Samenspanning bestaat zoodra twee of meer personen overeengekomen zijn om het misdrijf te plegen.
Onder omwenteling wordt verstaan het vernietigen of op onwettige wijze veranderen van den grondwettigen regeeringsvorm, de orde van troonopvolging of den wettigen regeeringsvorm.
Onder gegeven waarvan de geheimhouding door het belang van de staat wordt geboden, wordt mede verstaan een gegeven, behorende tot of ontleend aan gegevens, hulpmiddelen of materialen of met behulp daarvan verrichte onderzoekingen of toegepaste werkmethoden met betrekking tot splijtstoffen waarvoor Onze Minister die het aangaat regels heeft gesteld.
Onder gegevens wordt verstaan iedere weergave van feiten, begrippen of instructies, op een overeengekomen wijze, geschikt voor overdracht, interpretatie of verwerking door personen of geautomatiseerde werken.
Onder geautomatiseerd werk wordt verstaan een inrichting die bestemd is om langs elektronische weg gegevens op te slaan, te verwerken en over te dragen.
Met het plegen van geweld wordt gelijk gesteld het brengen in een staat van bewusteloosheid of onmacht.
Onder zwaar lichamelijk letsel worden begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening zijner ambts- of beroepsbezigheden en afdrijving van de vrucht eener vrouw.
Onder zwaar lichamelijk letsel wordt mede begrepen storing der verstandelijke vermogens die langer dan vier weken geduurd heeft.
Onder terroristisch misdrijf wordt verstaan:
1°. elk van de misdrijven omschreven in de artikelen 97 tot en met 102, 114, tweede lid, 123, tweede lid, 124a, tweede lid, 129, 130, 163, onder 3°, 167c, onder 2°, 172, onder 3°, 174, onder 2°, 176, onder 3°, 180, tweede lid, 300 en 302, indien het misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk;
2°. elk van de misdrijven waarop ingevolge de artikelen 122a, 122b, 128a, 128b, 182a, 182b, 295b, 302a, 318a, 318b, 372a, tweede lid, 399e, alsmede 430a en 430b gevangenisstraf is gesteld;
3°. elk van de misdrijven omschreven in de artikelen 146a, 295a, 298, derde lid.
Onder terroristisch oogmerk wordt verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.
Onder misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf wordt verstaan elk van de misdrijven omschreven in de artikelen 137, tweede lid, 138, tweede lid, 211, tweede lid, 230, derde lid, 298, vierde lid, 324, eerste lid, onder 6°, 325, tweede lid, onder 2°, 330, derde lid jo. 325, tweede lid, onder 2°, 331, tweede lid, 335a, 339, tweede lid, en 372a, eerste lid.
Onder een ander, of een kind bij of kort na de geboorte, van het leven beroven wordt begrepen: het doden van een vrucht die naar redelijkerwijs verwacht mag worden in staat is buiten het moederlichaam in leven te blijven.
Onder ambtenaren worden begrepen alle personen verkozen bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen.
Onder ambtenaren en onder rechters worden begrepen scheidsrechters; onder rechters zij die administratieve rechtsmacht uitoefenen.
Allen die tot de gewapende macht behooren, worden mede als ambtenaren beschouwd.
Onder koopman wordt verstaan ieder die een bedrijf uitoefent.
2 Onder opvarende wordt verstaan: degene, niet zijnde de schipper, die zich aan boord van een Nederlands schip bevindt, ook indien hij buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba het schip gedurende de reis tijdelijk verlaat alsmede degene, niet zijnde de schipper, die zich op een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen installatie ter zee bevindt.
Onder Nederlandse schepen worden alleen verstaan die vaartuigen welke door de wet betrekkelijk de afgifte van zeebrieven en vergunningen tot het voeren der Nederlandsche vlag als zeeschepen worden aangemerkt.
2 Een luchtvaartuig is in vlucht van het moment af waarop alle buitendeuren, na het instappen, zijn gesloten tot het moment waarop een van de deuren wordt geopend voor het uitstappen. In geval van een noodlanding wordt de vlucht geacht voort te duren totdat de bevoegde autoriteiten de verantwoordelijkheid voor het luchtvaartuig en voor de personen en goederen aan boord overnemen.
Een luchtvaartuig is in bedrijf van het begin van het gereedmaken van dat luchtvaartuig voor een bepaalde vlucht door het grondpersoneel of door de bemanning tot het moment dat sedert de landing 24 uren verstreken zijn. De periode tijdens welke het luchtvaartuig in bedrijf is strekt zich in elk geval uit tot de gehele periode tijdens welke het luchtvaartuig in vlucht is, zoals omschreven in het tweede lid.
Onder vijand worden begrepen opstandelingen. Onder oorlog wordt begrepen burgeroorlog. Onder tijd van oorlog wordt begrepen de tijd waarin oorlog dreigende is. Tijd van oorlog wordt mede geacht te bestaan zodra dienstplichtigen buitengewoon in werkelijke dienst worden opgeroepen en zolang zij buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden.
Onder een bevriende staat wordt verstaan een buitenlandse mogendheid waarmee het Koninkrijk der Nederlanden niet in een gewapend conflict is gewikkeld.
1 Onder internationaal beschermd persoon wordt verstaan een persoon die valt onder de omschrijving van artikel 1, eerste lid, van het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten van 14 december 1973 (Trb. 1981, 69).
2 Onder internationaal beschermd persoon wordt mede verstaan een persoon die valt onder de omschrijving van artikel 1, onderdeel a of b, van het Verdrag inzake de veiligheid van VN-personeel en geassocieerd personeel van 9 december 1994 (Trb. 1996, 62), zoals aangevuld door het Facultatief Protocol van 8 december 2005 (Trb. 2006, 211).
3 Onder beschermde goederen worden verstaan de goederen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het in het eerste lid genoemde verdrag en artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van het in het tweede lid genoemde verdrag.
Onder dag wordt verstaan een tijd van vier en twintig uren, onder maand een tijd van dertig dagen.
Onder nacht wordt verstaan de tijd tusschen half zeven uur des avonds en half zes uur des morgens.
Onder inklimming wordt begrepen ondergraving, alsmede het overschrijden van slooten of grachten tot afsluiting dienende.
Onder valsche sleutels worden begrepen alle tot opening van het slot niet bestemde werktuigen.
Onder vee worden verstaan paarden, ezels, muilezels, muildieren, runderen, schapen, bokken, geiten en varkens.
Onder opkooper wordt verstaan hij die van opkoopen een beroep of eene gewoonte maakt. Onder opkoopen worden begrepen alle handelingen, hoe ook genaamd, waarmede kenlijk hetzelfde wordt beoogd.
Onder electriciteitswerken worden verstaan werken dienende tot voortbrenging, geleiding, transformatie of levering van electriciteit en daarmede in verband staande beveiligings-, bevestigings-, ondersteunings- en waarschuwingswerken.
Onder electriciteitswerken worden niet begrepen telegraaf en telefoonwerken.
Onder discriminatie wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben, dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven, wordt tenietgedaan of aangetast.