Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-08-2018 t/m heden

Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze wet en de uitvoering daarvan te geven voorschriften wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. Inspecteur: de Inspecteur van de inspectie, bedoeld in onderdeel c;

  • c. Inspectie: de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

  • d. zelfstandigheden: stoffen, dieren, planten delen of producten van dieren of planten, producten bereid uit dieren of planten of uit gedeelten van dieren of planten, alsmede de mengsels hiervan;

  • e. geneesmiddelen:

    • 1°. Zelfstandigheden, welke worden gebruikt voor genezing, leniging of voorkoming van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek bij de mens, voor zover zij in een apotheek plegen aanwezig te zijn of uit een apotheek zijn of plegen te worden afgeleverd;

    • 2°. Zelfstandigheden, welke op recept zijn bereid waarbij onder bereiden tevens wordt verstaan het in de vereiste vorm brengen of het ter aflevering gereedmaken;

    • 3°. Zelfstandigheden, welke zich bevinden in een verpakking of voorwerp, en kennelijk bestemd zijn om in die verpakking of in dat voorwerp aan de verbruiker te worden afgeleverd en welke op enigerlei wijze worden of werden aangeduid of aangeprezen als zijnde geschikt of als zouden zij geschikt kunnen zijn ter genezing, leniging of voorkoming van enige aandoening ziekte, ziekte- verschijnsel pijn, verwonding of gebrek bij de mens;

    • 4°. Zelfstandigheden, als zodanig door Onze Minister aangewezen;

  • f. verpakte geneesmiddelen: de geneesmiddelen, bedoeld in onderdeel e, onder 3° en 4° voor zover deze zich bevinden in een verpakking of voorwerp, en kennelijk bestemd zijn om in die verpakking of in dat voorwerp aan de verbruiker te worden afgeleverd;

  • g. uitoefening der artsenijbereidkunde:

    • 1°. bereiden: geheel of gedeeltelijk vervaardigen van geneesmiddelen dan wel het verpakken of etiketteren daarvan;

    • 2°. in voorraad hebben; hieronder wordt niet verstaan het door geneeskundigen, tandheelkundigen, verloskundigen, mondhygiënisten of optometristen onder zich hebben van terhandgestelde geneesmiddelen alsmede het bewaren van terhandgestelde geneesmiddelen door de patiënt voor wie het geneesmiddel is bestemd;

    • 3°. afleveren: anders dan door terhandstelling of uitvoer leveren van geneesmiddelen;

    • terhandstellen: rechtstreeks verstrekken of doen bezorgen van een geneesmiddel aan de patiënt voor wie het geneesmiddel is bestemd, dan wel aan geneeskundigen, tandheelkundigen, verloskundigen, mondhygiënisten of optometristen die geneesmiddelen onder zich hebben ten behoeve van toediening aan hun patiënten; hieronder wordt niet verstaan het aanwenden van terhandgestelde geneesmiddelen door een geneeskundige, tandheelkundige, verloskundige, mondhygiënist of optometrist bij een patiënt;

  • h. apotheek: het lokaal dat of bij de elkaar behorende lokalen en bewaarplaatsen welke door een apotheker of een geneeskundige als bedoeld in artikel 35 wordt of worden gebruikt voor of in verband met de uitoefening van de artsenijbereidkunde.

  • i. recept: de schriftelijke aanwijzing nopens de bereiding of de aflevering van een geneesmiddel, afgegeven door een geneeskundige, een tandheelkundige of een vroedvrouw ten behoeve van een of meer met name genoemde dan wel met cijfers of letters aangeduide personen;

  • j. ziekenhuis: een inrichting bestemd voor of gebezigd tot verpleging van personen, opgenomen voor het ondergaan van genees-, heel- of verloskundige behandelingen of genees-, heel of verloskundig onderzoek.

Artikel 2

  • 1 Onze Minister wijst zelfstandigheden aan, welke zowel als geneesmiddel als voor ander dan geneeskundig doel plegen te worden gebruikt en die onder de voorwaarden, die Onze Minister stelt, niet worden geacht te zijn geneesmiddel.

  • 2 Onze Minister wijst geneesmiddelen aan, welke anderen dan de in het eerste lid van artikel 3 bedoelde personen ter aflevering in voorraad mogen hebben, mogen afleveren en mogen terhandstellen.

  • 3 Indien andere dan de in het eerste lid van artikel 3 bedoelde personen geneesmiddelen, aangewezen krachtens de vorige leden, ter aflevering in voorraad hebben of afleveren, worden zij niet geacht de artsenijbereidkunde uit te oefenen.

  • 4 Het afleveren van geneesmiddelen op recept wordt steeds geacht te zijn uitoefening van de artsenijbereidkunde.

  • 5 Aan geneeskundigen, tandheelkundigen, verloskundigen, mondhygiënisten of optometristen worden geneesmiddelen slechts ter hand gesteld na ontvangst van een daartoe strekkend schriftelijk verzoek. Het verzoek vermeldt de naam, het adres en de hoedanigheid van de verzoeker alsmede de naam en de hoeveelheid van het geneesmiddel.

Hoofdstuk II. Het uitoefenen der artsenijbereidkunde

Artikel 3

  • 1 Tot uitoefening der artsenijbereidkunde zijn bevoegd:

    • a. apothekers

    • b. geneeskundigen, voor zoveel hun dat is toegestaan krachtens artikel 35;

    • c. apothekers-assistenten, gedurende de uitoefening hunner werkzaamheden in een apotheek, mits onder toezicht van een apotheker of van een geneeskundige als bedoeld in artikel 35.

    • d. andere personen, rechtspersonen daaronder begrepen, aan wie daartoe door Onze Minister vergunning is verleend. Onze Minister kan aan de vergunning voorwaarden verbinden, de vergunning weigeren of deze intrekken, indien het belang der volksgezondheid zulks vordert. De vergunning of intrekking is met redenen omkleed. De vergunning strekt bereiden, invoeren, in voorraad hebben, verkopen, afleveren, of verhandelen, dan wel een combinatie van deze in het groot van geneesmiddelen. Onder afleveren in het groot wordt mede verstaan het uitvoeren en doorvoeren van geneesmiddelen. De vergunninghouder mag niet over de toonbank verkopen nog open winkel houden.

  • 2 Onze Minister kan aan personen, die niet bevoegd zijn tot uitoefening van de artsenijbereidkunde, vergunning verlenen tot het in voorraad hebben, afleveren, terhandstellen dan wel een combinatie van het in voorraad hebben, afleveren of terhandstellen van bepaalde bij die vergunning aan te wijzen verpakte geneesmiddelen. Onze Minister kan aan de vergunning voorwaarden verbinden, de vergunning weigeren of deze intrekken, indien het belang van de volksgezondheid zulks vordert.

  • 3 Aan personen, die niet bevoegd zijn tot uitoefening van artsenijbereidkunde, is het bereiden, het in voorraad hebben, het afleveren of terhandstellen van geneesmiddelen verboden, met uitzondering van het in voorraad hebben, afleveren of terhandstellen van de zelfstandigheden aangewezen krachtens het eerste of van de geneesmiddelen aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 2 en het in voorraad hebben, afleveren of terhandstellen van verpakte geneesmiddelen krachtens een vergunning als bedoeld in het tweede lid.

  • 4 [vervallen]

Artikel 3a

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid, kan Onze Minister een vergunning intrekken:

    • a. indien naar het oordeel van Onze Minister het algemeen belang zulks vordert;

    • b. indien is gebleken dat gedurende een periode bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen, geen daadwerkelijk gebruik is gemaakt van de bij de vergunning verleende bevoegdheid;

    • c. indien de krachtens het eerste lid verschuldigde vergoeding niet is betaald.

Artikel 4

  • 1 Hij, die de artsenijbereidkunde uitoefent, is gehouden dit met nauwkeurigheid en met inachtneming van de wettelijke voorschriften te doen.

  • 2 Een geneesmiddel mag slechts worden afgeleverd, indien duidelijk is aangegeven hetgeen wordt verlangd.

Hoofdstuk III. Verpakte geneesmiddelen

Artikel 5

  • 1 Het is verboden verpakte geneesmiddelen welke niet staan in het register, bedoeld in artikel 53 van de Geneesmiddelenwet, te bereiden, in voorraad te hebben, te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen, in te voeren, of te verhandelen.

  • 2 Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet voor:

    • a. door onze Minister aan te wijzen verpakte geneesmiddelen;

    • b. het bereiden, in voorraad hebben, afleveren of terhandstellen van zich nog in het stadium van proefneming bevindende verpakte geneesmiddelen welke niet staan in het register, bedoeld in artikel 53 van de Geneesmiddelenwet;

    • c. de invoer van verpakte geneesmiddelen welke niet staan in het register, bedoeld in artikel 53 van de Geneesmiddelenwet, en het in voorraad hebben, de aflevering en de ter hand stelling van deze geneesmiddelen in de bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, een en ander indien is voldaan aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde voorschriften.

  • 3 Indien het belang van de volksgezondheid zulks vordert, is onze Minister bevoegd ten aanzien van een geneesmiddel, welk staat in het register, bedoeld in artikel 53 van de Geneesmiddelenwet, te bepalen, dat gedurende een bij zijn beschikking aan te wijzen tijdvak van ten hoogste twaalf maanden niet mag worden afgeleverd of terhandgesteld dan met inachtneming van bij die beschikking gestelde voorwaarden.

Artikel 6

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld nopens de bereiding, het in voorraad hebben, het verkopen, het afleveren, de ter hand stelling, de invoer, de handel en het ter aflevering in voorraad hebben, de aanprijzing en de verpakking van verpakte geneesmiddelen. Bij algemene maatregel van bestuur, kan, in het belang van de volksgezondheid bepaald worden dat een of meer van die voorschriften niet van toepassing zullen zijn op een verpakt geneesmiddel, of wel van toepassing zullen zijn op enige zelfstandigheid.

Hoofdstuk IV. De apotheker

§ 1. De inschrijving

Artikel 7

  • 1 Hij, die de hoedanigheid van apotheker bezit, mag van zijn bevoegdheid tot uitoefening artsenijbereidkunde geen gebruik maken voordat hij op zijn verzoek door de Inspecteur in het register der apothekers die de artsenijbereidkunde uitoefenen is ingeschreven.

  • 2 Bij een verzoek om inschrijving moet door de verzoeker het bewijs van zijn hoedanigheid van apotheker worden overgelegd. Van de inschrijving wordt aantekening gedaan op het bewijs van bevoegdheid.

  • 3 De inschrijving geschiedt voor een apotheek bevestigd in een bepaald aangewezen perceel.

  • 4 Voor een inschrijving als bedoeld in het eerste lid, wordt een vergoeding geheven overeenkomstig regelen bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen. De inschrijving geschiedt niet dan nadat de vergoeding is betaald.

  • 5 Bij het verzoek tot inschrijving dient door de verzoeker te worden overgelegd:

    • a. een door de verzoeker ondertekende verklaring, waaruit blijkt dat hij de artstenijbereidkunde al dan niet in dienstbetrekking, maatschap of andere vorm van samenwerkingsverband met derden zal uitoefenen:

    • b. ingeval de verzoeker een persoon is die voornemens is de artsenijbereidkunde uit te oefenen in dienst van een apotheker, van een instelling van apothekers, van personen die geen apotheker zijn of van instellingen die geen instellingen van apothekers zijn, een door de werkgever ondertekende verklaring, waaruit ten genoegen van de Inspecteur moet blijken dat de verzoeker in staat wordt gesteld de artsenijbereidkunde in onafhankelijkheid en naar behoren uit te oefenen.

Artikel 8

  • 1 De inschrijving wordt door de Inspecteur geweigerd, indien de aanvrager in de uitoefening zijner bevoegdheid is geschorst en de termijn van schorsing nog niet is verstreken, zomede indien hem deze bevoegdheid is ontnomen.

  • 2 De Inspecteur is bevoegd de inschrijving te weigeren:

    • a. indien hem blijkt dat de apotheek niet aan de eisen, bij of krachtens deze wet aan apotheken gesteld, voldoet;

    • b. indien niet de nodige waarborgen aanwezig zijn voor de aflevering van deugdelijke geneesmiddelen. Onder deze waarborgen is mede begrepen, dat het door de apotheker in zijn apotheek uit te oefenen toezicht voldoende zal zijn.

Artikel 9

  • 1 De inschrijving vervalt:

    • a. bij overlijden van de ingeschrevene;

    • b. indien de ingeschrevene in de uitoefening zijner bevoegdheid is geschorst of hem deze is ontnomen;

    • c. indien de ingeschrevene aan de Inspecteur te kennen geeft, dat hij ophoudt de artsenijbereidkunde uit te oefenen in de apotheek waarvoor hij is ingeschreven.

  • 2 De Inspecteur is bevoegd de inschrijving van een apotheker in te trekken, indien naar zijn oordeel voldoende waarborgen voor de aflevering van deugdelijke geneesmiddelen niet aanwezig zijn. Onder deze waarborgen is mede begrepen dat het door de apotheker in zijn apotheek uit te oefenen toezicht voldoende zal zijn.

  • 3 In de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is de Inspecteur bevoegd de apotheek te sluiten en de toegang te verzegelen en verzegeld te houden zolang geen nieuwe inschrijving is geschied.

Artikel 11

De apotheker is verplicht, zodra hij ophoudt de artsenijbereidkunde uit te oefenen in de apotheek waarvoor hij is ingeschreven, daarvan schriftelijk kennis te geven aan de Inspecteur.

§ 2. De uitoefening van het beroep

Artikel 12

De apotheker mag de artsenijbereidkunde slechts in één apotheek uitoefenen, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 24 en het tweede lid laatste zin van artikel 44.

Artikel 13

Indien in een apotheek meer dan één apotheker de artsenijbereidkunde uitoefent, rusten alle verplichtingen, welke deze wet of de ter uitvoering daarvan te geven voorschriften de apotheker oplegt, op de oudste in leeftijd, tenzij de betrokken apothekers schriftelijk anders zijn overeengekomen en de Inspecteur aan belanghebbenden schriftelijk van zijn instemming met deze overeenkomst heeft doen blijken.

Artikel 14

  • 1 De apotheker is verplicht zorg te dragen, dat de in zijn apotheek werkzame personen de bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen naleven.

  • 2 Hij is van de verplichting, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, bevrijd, voor zover hij kan aantonen, dat hij gedaan heeft wat redelijkerwijze mogelijk was om een overtreding te voorkomen.

Artikel 15

Het is de apotheker verboden, met een geneeskundige, tandheelkundige of vroedvrouw rechtstreeks of zijdelings enige overeenkomst betreffende het leveren van geneesmiddelen aan derden aan te gaan, waardoor voor hen, die het gebruik der geneesmiddelen voorschrijft, deze bereidt of deze aflevert, rechtstreeks of zijdelings geldelijk of in geld waardeerbaar belang bij de levering zou bestaan.

§ 3. De terhandstelling van geneesmiddelen

Artikel 16

  • 1 De apotheker stelt geneesmiddelen terhand op recept of op enig ander verzoek met inachtneming van het bepaalde bij het tweede lid van artikel 4.

  • 2 De geneesmiddelen welke als UR-geneesmiddelen staan vermeld in de lijst, bedoeld in artikel 60 van de Geneesmiddelenwet, mogen niet anders dan op recept worden afgeleverd.

  • 3 Een apotheker die in een apotheek werkt, is bevoegd in spoedgevallen geneesmiddelen, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, ter hand te stellen zonder dat een recept wordt overgelegd, indien hij zich voldoende zekerheid heeft verschaft dat gevaar voor misbruik niet kan ontstaan.

Artikel 17

  • 1 De apotheker stelt op recept geen geneesmiddelen terhand dan nauwkeurig volgens het recept en van deugdelijke bestanddelen bereid.

  • 2 Vermoedt hij in een recept een wellicht schadelijke vergissing, dan geeft hij daarvan terstond mondeling of schriftelijk kennis aan degene die het recept voorschreef. Hij gaat niet tot aflevering over voordat hij zekerheid heeft gekregen,

  • 3 Hij wordt geacht zekerheid te hebben verkregen, indien hij zijn vermoeden en de gronden waarop dit vermoeden steunt heeft kenbaar gemaakt aan degene die het recept voorschreef en deze de juistheid van het recept schriftelijk heeft bevestigd of een tweede gelijkluidend recept heeft afgegeven.

Artikel 18

  • 1 De apotheker zorgt, dat aan of op elk voorwerp waarin hij een geneesmiddel op recept terhandstelt, een papier gehecht is, waarop de naam van degene te wiens behoeve het is voorgeschreven is vermeld, dan wel diens initialen of een cijfer ter vervanging daarvan, alsmede de wijze van gebruik, de dag der aflevering en zijn naam.

  • 2 De aanduidingen in het eerste lid bedoeld worden bij geneesmiddelen tot inwendig gebruik op ongekleurd, bij die tot uitwendig gebruik op gekleurd papier gesteld.

§ 4. De tijd en de wijze van bewaring en het ter inzage geven van recepten

Artikel 19

  • 1 De apothekers liasseren de hun aangeboden en bereide recepten naar de volgorde der bereiding en bewaren die aldus gedurende vijf jaren. De bewaring van de recepten dient in de apotheek te geschieden en wel op geordende en overzichtelijke wijze overeenkomstig door de Inspecteur vast te stellen richtlijnen of te geven aanwijzingen.

  • 2 Bij overgang van de apotheek op een andere apotheker gaan ook de recepten op deze over; bij opheffing der apotheek worden zij door de naaste belanghebbende aan de Inspecteur overgegeven.

Artikel 20

  • 1 De apotheker mag, behoudens het in het volgende artikel bepaalde, een recept aan niemand ter inzage geven, nog afschrift daarvan verstrekken, noch mededelingen daaromtrent doen dan aan:

    • a. degene die het voorschreef;

    • b. degene te wiens behoeve het is voorgeschreven;

    • c. de geneeskundige, de tandheelkundige of vroedvrouw die degene, te wiens behoeve het is voorgeschreven, behandelt;

    • d. de rechter;

    • e. de Inspecteur.

  • 2 De apotheker is verplicht éénmaal een afschrift van een recept af te geven aan een der in het vorige lid van dit artikel bedoelde personen, indien dit door deze wordt verlangd.

Artikel 21

  • 1 De apotheker geeft, wanneer dit door een der in artikel 20 genoemde personen verlangd wordt, een gespecificeerde rekening der geleverde geneesmiddelen.

  • 2 Hij is bevoegd aan op openbaar gezag ingestelde lichamen, naamloze vennootschappen, wederkerige verzekerings- of waarborgmaatschappijen, coöperatieve of andere rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen of aan stichtingen, voor welker rekening aan verzekerden, leden of anderen, geneesmiddelen worden verstrekt, een gespecificeerde rekening der voor haar rekening geleverde geneesmiddelen en des gewenst de recepten ter inzage over te leggen of afschriften der recepten te geven.

  • 3 De bestuurders van en de verdere personen werkzaam aan de in het voorgaande lid bedoelde lichamen, vennootschappen, maatschappijen, verenigingen, of stichtingen, mogen de gespecificeerde rekening en de afschriften der recepten aan niemand ter inzage, noch afschrift daarvan geven, dan aan de in het eerste lid van artikel 20 genoemde personen.

§ 5. De aflevering van giftige zelfstandigheden

Artikel 22

  • 1 De apotheker levert geen giftige zelfstandigheden af dan op voorschrift van een geneeskundige, tandheelkundige of vroedvrouw of aan apothekers aan geneeskundigen als in artikel 35 bedoeld, of op schriftelijke en ondertekende aanvraag, met opgave van het doel waartoe de giftige zelfstandigheden dienen moeten, aan andere, doch bij hem bekende personen.

  • 2 De giftige zelfstandigheid, niet door een geneeskundige, tandheelkundige of vroedvrouw voorgeschreven, wordt afgeleverd in een verzegeld voorwerp, waarop nevens de naam, het woord «vergift» duidelijk staat aangegeven.

  • 3 Dit artikel is niet van toepassing op giftige zelfstandigheden, welke in het algemeen ook buiten de apotheek in de handel verkrijgbaar zijn.

Artikel 23

  • 1 De apotheker schrijft zonder uitstel in een register elke aflevering van vergiften met vermelding van de dag waarop en van naam en adres van de persoon aan wie de aflevering is gedaan.

  • 2 Deze bepaling is niet toepasselijk op de aflevering op voorschrift van een geneeskundige, tandheelkundige of vroedvrouw. Hij liasseert de in het vorige artikel bedoelde schriftelijke aanvragen afgescheiden van de voorschriften der geneeskundigen, tandheelkundigen en vroedvrouwen en bewaart die gedurende tenminste twintig jaren.

§ 6. De waarneming

Artikel 24

  • 1 Indien een apotheker door ziekte of tijdelijke afwezigheid verhinderd is de artsenijbereidkunde in zijn apotheek uit te oefenen, dan wel de inschrijving volgens artikel 9 is vervallen of ingetrokken, kan de Inspecteur aan een andere apotheker op diens verzoek toestaan de artsenijbereidkunde in die apotheek als waarnemende apotheker uit te oefenen. De Inspecteur kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2 Gedurende de waarneming heeft de waarnemende apotheker alle bevoegdheden en verplichtingen, welke de apotheker ingevolge deze wet of de ter uitvoering daarvan te geven voorschriften heeft.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde toestemming wordt door de Inspecteur verleend, indien naar zijn oordeel voldoende waarborgen aanwezig zijn voor het nakomen van de verplichtingen in het tweede lid bedoeld. De toestemming wordt in eerste instantie voor drie maanden verleend en kan op aanvrage telkens met drie maanden worden verlengd, met een maximum van één jaar voor de totale waarnemingsperiode voor die apotheek.

  • 4 De Inspecteur is bevoegd een verleende toestemming in te trekken, indien aan de in het tweede lid gestelde verplichtingen of aan de voorwaarden, waaronder de toestemming is verleend, niet wordt voldaan.

  • 5 Voor een toestemming tot waarneming als bedoeld in dit artikel, wordt een vergoeding geheven overeenkomstig regelen bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen. De toestemming tot waarneming wordt niet verleend dan nadat de vergoeding is betaald.

Hoofdstuk V. De apothekers-assistenten en -leerlingen

Artikel 25

  • 1 De apotheker kan zich doen bijstaan door een of meer apothekers-assistenten, die onverminderd het bepaalde in het eerste lid van artikel 14 verantwoordelijk zijn voor hetgeen door hen in de uitoefening van hun beroep wordt gedaan of nagelaten.

  • 2 Hij, die de hoedanigheid van apothekers-assistent bezit, mag van zijn bevoegdheid tot uitoefening van de artsenijbereidkunde geen gebruik maken, voordat hij op zijn verzoek door de Inspecteur in het register der apothekers-assistenten, die de artsenijbereidkunde uitoefenen, is ingeschreven.

  • 3 Bij een verzoek om inschrijving moet door de verzoeker het bewijs van zijn hoedanigheid van apothekers-assistent worden overgelegd. Van de inschrijving wordt aantekening gedaan op het bewijs van bevoegdheid.

  • 4 Wanneer een apothekers-assistent in een apotheek aangenomen of daaruit ontslagen is, geeft de apotheker daarvan terstond kennis aan de Inspecteur.

Artikel 26

  • 1 Het is de apotheker geoorloofd aan een of meer personen in opleiding tot apotheker of apothekersassistent, gelegenheid te geven in zijn apotheek werkzaam te zijn.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur, kunnen voorwaarden worden gesteld, waaronder deze personen in de apotheek werkzaam mogen zijn.

Hoofdstuk VI. De apotheek

Artikel 26a

  • 1 Het is verboden, middellijk of onmiddellijk, een apotheek te vestigen, te verplaatsen, over te nemen dan wel te drijven, zonder een daartoe door Onze Minister verleende vergunning.

  • 2 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt een eenmalige vergoeding geheven overeenkomstig regelen bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen.

  • 3 Voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks een vergoeding geheven overeenkomstig regelen bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen.

  • 4 De vergunning kan worden ingetrokken indien de verschuldigde vergoeding niet is betaald.

  • 5 Onze Minister kan aan de vergunning voorwaarden verbinden, de vergunning weigeren of deze intrekken, indien het belang van de volksgezondheid zulks vordert en voorts indien naar het oordeel van Onze Minister het algemeen belang zulks vordert.

  • 6 Onze Minister beslist niet tot toekenning, weigering of intrekking van een vergunning als bedoeld in het eerste lid, alvorens een bij algemene maatregel van bestuur in te stellen commissie te hebben gehoord. In deze commissie hebben, naast de Inspecteur, die als voorzitter optreedt, zitting twee of meerdere door het bestuurscollege van het betrokken eilandgebied voorgedragen personen. Bij de uitvoering van haar werkzaamheden neemt de commissie de door Onze Minister vast te stellen regelen in acht.

Artikel 26b

  • 1 In het belang van een goede uitvoering van artikel 26a kunnen door Onze Minister nadere regelen worden gegeven.

Artikel 27

  • 1 Een lokaal mag aan het publiek alleen dan als apotheek kenbaar worden gemaakt, wanneer het als zodanig in gebruik is bij een apotheker en voldoet aan de voor een apotheek gestelde eisen.

  • 2 Onder als apotheek kenbaar maken wordt mede verstaan het voorzien van een benaming onder gebruikmaking van een synoniem of vertaling van het woord apotheek.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur, worden nadere voorschriften gegeven betreffende de inrichting van het lokaal of de lokalen waarin de apotheek wordt gevestigd.

Artikel 28

  • 1 Het openings- en sluitingsuur van de openbare apotheken wordt bij eialgemene maatregel van bestuur, zodanig geregeld dat er steeds voldoende gelegenheid tot het verkrijgen van geneesmiddelen is.

  • 2 Indien de apotheek is gesloten moet ter plaatse op duidelijk zichtbare wijze kenbaar zijn gemaakt, welke apotheek open is.

  • 3 Het is verboden buiten het in het eerste lid bedoelde openings- en sluitingsuur een apotheek voor het publiek geopend te hebben.

  • 4 Het in artikel 27 leden 1 en 2 en in de vorige leden van dit artikel gestelde is niet van toepassing op de apotheken in ziekenhuizen en poliklinieken van ondernemingen ondergebracht.

Artikel 29

Onverminderd de bepaling van het tweede lid van artikel 3 mogen in een apotheek slechts werkzaamheden, die geacht kunnen worden betrekking te hebben op de uitoefening van de artsenijbereidkunde of op wetenschappelijke onderzoekingen, worden verricht.

Artikel 30

  • 1 In elke apotheek moeten steeds schouwbaar voorhanden zijn:

    • a. nauwkeurige maten, gewichten en balansen, waaronder een milligram balans;

    • b. voldoende en in goede staat verkerende farmaceutische toestellen;

    • e. een exemplaar van de laatste uitgave van de Nederlandse Farmacopee;

    • d. de geneesmiddelen, vermeld op een bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen lijst.

  • 2 Overigens mogen slechts aanwezig zijn:

    • a. geneesmiddelen, waarvan de aanwezigheid niet verplicht is;

    • b. dietetische preparaten;

    • c. goederen, welke bij de verpleging van zieken, de leniging van gebreken en de voorkoming van ziekten toepassing kunnen vinden;

    • d. stoffen, werktuigen en verdere benodigheden, welke voor wetenschappelijke onderzoekingen nodig zijn;

    • e. cosmetica, zomede andere bij algemene maatregel van bestuur, aan te wijzen artikelen.

Artikel 31

Elke geneesmiddel moet voldoen aan de vereisten vermeld in de laatste uitgave van de Nederlandse Farmacopee en bewaard worden in een daartoe geschikt voorwerp, hetwelk de officiële of de meest gebruikelijke naam van het middel duidelijk leesbaar ten opschrift heeft.

Artikel 32

Giftige zelfstandigheden vermeld op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen lijst, worden bewaard in een of meer gesloten kasten, waarvan de sleutels uitsluitend bij de apotheker of de apothekersassistent berusten.

Artikel 33

  • 1 Indien een apotheek wordt verkocht is de verkoper verplicht zorg te dragen, dat de verkoop van de in de apotheek aanwezige voorraad geneesmiddelen en giftige zelfstandigheden alleen geschiedt aan een apotheker of een geneeskundige als bedoeld in artikel 35 of aan de houder ener vergunning als bedoeld in artikel 3 onder d.

  • 2 Bij openbare verkoop draagt de openbare ambtenaar te wiens overstaan de verkoping heeft mede zorg voor de naleving van het in het vorige lid bepaalde.

Hoofdstuk VII. De uitoefening der artsenijbereidkunde door geneeskundigen

Artikel 34

De uitoefening van de artsenijbereidkunde is aan geneeskundigen die tevens de hoedanigheid van apotheker bezien, verboden zolang zij de geneeskundige praktijk uitoefenen, behoudens het bepaalde in artikel 35.

Artikel 35

  • 1 Onze Minister kan, de Inspecteur gehoord, in het belang van een goede geneesmiddelenvoorziening de bevoegdheid tot het uitoefenen van de artsenijbereidkunde verlenen aan geneeskundigen, die zich in een van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba vestigen, doch uitsluitend in dat openbaar lichaam.

  • 2 De bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend uitsluitend ten behoeve van tot de praktijk van de geneeskundige behorende personen en voor zover de artsenijbereidkunde uitsluitend wordt uitgeoefend in de tot zijn praktijk behorende apotheek.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan alleen worden verleend, indien zich in het betrokken openbaar lichaam geen apotheek bevindt op een afstand van minder dan drie kilometer van de plaats van vestiging van de geneeskundige.

  • 4 Een volgens het eerste lid verleende bevoegdheid is slechts geldig tot een jaar na de vestiging van een apotheek in het betrokken gebied op een afstand van minder dan vijf kilometer van de plaats van vestiging van de geneeskundige.

  • 5 Onze Minister kan de bevoegdheid tot het uitoefenen van de artsenijbereidkunde eveneens verlenen aan officieren van gezondheid, ten behoeve van de tot hun geneeskundige praktijk behorende militairen en hun gezinnen, en voor zover zij de artsenijbereidkunde uitsluitend uitoefenen, in een militaire apotheek.

Artikel 36

  • 1 De in artikel 35 bedoelde geneeskundigen stellen geen geneesmiddelen ter hand dan na in een daartoe bestemd register aantekening te hebben gehouden van de naam of samenstelling van het geneesmiddel, met vermelding van de dag waarop en van. de persoon ten behoeve van wie de aflevering is gedaan.

  • 2 Zij bewaren het in het vorige lid bedoelde register gedurende tenminste vijf jaren. Wanneer zij de in artikel 35 bedoelde bevoegdheid niet langer bezitten, dragen zij dit register over aan de Inspecteur.

  • 3 Overigens zijn op hen de bij of krachtens deze wet voor apothekers geldende bepalingen, voor zover deze voor hen geen uitdrukkelijke afwijking inhouden, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 37

  • 1 De in artikel 35 bedoelde geneeskundigen moeten, behalve nauwkeurige maten, gewichten en balansen, de geneesmiddelen en giftige zelfstandigheden, vermeld op een voor hen bij algemene maatregel van bestuur, vastgestelde lijst, voorradig houden, zomede een exemplaar van de laatste uitgave van de Nederlandse Farmacopee.

  • 2 De in het vorige lid bedoelde algemene maategel van bestuur houdt tevens voorschriften in betreffende de wijze van bewaring der geneesmiddelen en giftige zelfstandigheden.

  • 3 Overigens mogen in de apotheek van een geneeskundige slechts aanwezig zijn:

    • a. geneesmiddelen waarvan de aanwezigheid niet verplicht is;

    • b. goederen welke bij de verpleging van zieken, de leniging van gebreken, de voorkoming van ziekten en het stellen van een diagnose toepassing kunnen vinden;

    • c. stoffen, werktuigen en verdere benodigdheden welke voor wetenschappelijke onderzoekingen nodig zijn.

Artikel 38

De in artikel 35 bedoelde geneeskundigen kunnen zich doen bijstaan door een of meer apothekers-assistenten. Artikel 25 is alsdan van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39

Indien de praktijk van een geneeskundige, aan wie de bevoegdheid tot uitoefening van de artsenijbereidkunde ingevolge artikel 35 is verleend, door een andere geneeskundige wordt waargenomen, gaan tijdens de waarneming de bevoegdheden en verplichtingen, welke de eerstgenoemde geneeskundige ingevolge deze wet heeft, over op degene die zijn praktijk waarneemt.

Hoofdstuk VIII. De uitoefening van de artsenijbereidkunde aan boord van schepen

Artikel 40

De geneeskundige, die zich als zodanig voor de dienst op een van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba thuis behorend schip heeft verbonden, is aan boord van dat schip bevoegd tot de uitoefening van de artsenijbereidkunde ten behoeve van de opvarenden.

Artikel 41

  • 1 De reder van een schip waarop zich een geneeskundige voor de dienst heeft verbonden, is verplicht er zorg voor te dragen dat tijdig voor iedere reis de zelfstandigheden, werktuigen en verdere benodigdheden, vermeld op een door de geneeskundige opgemaakte en door hem ondertekende lijst, in deugdelijke staat en in voldoende hoeveelheid aan boord van het schip aanwezig zijn in een daartoe geschikte ruimte, alsmede dat de geneeskundige de ingevolge bij of krachtens deze wet op hem rustende verplichtingen kan nakomen.

  • 2 Indien de Inspecteur van tekortkomingen in de verplichtingen van de reder, in het eerste lid bedoeld, niet is gebleken, geeft de Inspecteur van een en ander een schriftelijke verklaring af, welke bij vertrek van het schip door de kapitein aan de bevoegde ambtenaren van de Scheepvaart-inspectie moet worden getoond.

  • 3 Op de in het eerste lid bedoelde lijst mogen de door Onze Minister aan te wijzen zelfstandigheden niet ontbreken.

Artikel 42

  • 1 De kapitein maakt, telkens wanneer hij van oordeel is dat de geneeskundige een der bij of krachtens deze wet vastgestelde bepalingen heeft overtreden, daarvan melding in het scheepsdagboek.

  • 2 Hij zendt een afschrift van zijn hierop betrekking hebbende aantekeningen, bij aankomst ter plaatse van bestemming hier te lande, aan de Inspecteur.

Hoofdstuk IX. Het in voorraad houden en verstrekken van geneesmiddelen in ziekenhuizen en poliklinieken van ondernemingen

Artikel 43

  • 1 Aan het bestuur van een ziekenhuis kan, op een daartoe tot de Inspecteur gericht verzoek, door de Inspecteur, al of niet onder door hem te bepalen voorwaarden, vergunning worden verleend tot het in voorraad hebben en verstrekken van geneesmiddelen. Daarnaast kan een vergunning door de Inspecteur, al dan niet onder het stellen van voorwaarden, worden verleend tot het bereiden van geneesmiddelen, mits zulks geschiedt onder toezicht van een apotheker.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid, eerste volzin is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot poliklinieken van ondernemingen.

  • 3 Voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, wordt jaarlijks een vergoeding geheven overeenkomstig regelen bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen.

Artikel 44

  • 1 Onze Minister kan als verplichting voorschrijven dat de geneesmiddelenvoorziening van ieder ziekenhuis, dat een door hem te bepalen, grootte te boven gaat, zal plaats vinden door een apotheker, die de artsenijbereidkunde uitsluitend uitoefent ten behoeve van de verpleegden van dat ziekenhuis in een daartoe door Onze Minister goedgekeurde in het ziekenhuis onder gebrachte apotheek.

  • 2 Onze Minister kan voor een bepaald ziekenhuis, al dan niet onder het stellen van voorwaarden, ontheffing verlenen van de verplichting, in het eerste lid bedoeld. Bij die ontheffing kan tevens worden afgeweken van de bepaling van artikel 12.

Hoofdstuk X. Het toezicht

Artikel 45

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de ambtenaren van de inspectie, alsmede de bij ministeriële regeling aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2 De krachtens het eerste lid bevoegde personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a. alle inlichtingen te vragen;

    • b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

    • d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen bevoegde personen;

    • e. vaartuigen, stilstaande voertuigen en de lading daarvan te onderzoeken;

    • f. tot voorlopige inbeslagneming van geneesmiddelen die onderwerp van overtreding van een of meer voorschriften van deze wet zijn.

  • 3 Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4 Na een voorlopige inbeslagneming als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, wordt onverwijld het bevoegd gezag ingeschakeld.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 6 Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 47

Indien aan de in artikel 45, eerste lid, bedoelde personen blijkt dat niet is of wordt voldaan aan het bij of krachtens deze wet bepaalde, doen zij daarvan mededeling aan de betrokkene en stellen zij, onverminderd de bevoegdheid tot voorlopige inbeslagneming als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel f, een termijn waarbinnen daaraan alsnog moet zijn voldaan.

Artikel 48

  • 1 De Inspecteur is bevoegd apothekers en krachtens artikel 35 tot uitoefening van de artsenijbereidkunde bevoegde geneeskundigen aanwijzingen te geven ter verbetering van de inrichting en de toestand van de apotheek en van de wijze waarop daarin de artsenijbereidkunde wordt uitgeoefend.

  • 2 De Inspecteur geeft de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen schriftelijk, waarbij hij een termijn bepaalt, binnen welke aan de aanwijzing gevolg moet zijn gegeven.

  • 3 Indien tegen de aanwijzing, bedoeld in het tweede lid, beroep wordt ingesteld, schorst het beroep de aanwijzing.

Hoofdstuk Xa. De eigenaar

Artikel 48a

Het bepaalde in de artikelen 14, 15, 47 en 48 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de eigenaar van een apotheek.

Artikel 48b

Het is de eigenaar, bedoeld in artikel 48a, verboden te handelen of handelingen na te laten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde.

Artikel 48c

Het is de eigenaar, bedoeld in artikel 48a, voorts verboden in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet te doen handelen of handelingen te doen nalaten dan wel zodanige beletselen op te werpen dat anderen de aan hen bij of krachtens deze wet opgelegde verplichtingen niet kunnen nakomen.

Artikel 49

  • 2 De bij dit artikel strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.

  • 3 Op de bij dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn niet van toepassing de strafbepalingen, voorkomende in de Algemene Verordening I.U. & D. 1908 (P.B. 1949, no 62).

Hoofdstuk XII. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 51

Het is verboden geneesmiddelen als bedoeld in artikel XIX van de Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, af te leveren of ter hand te stellen zonder dat daarbij wordt voldaan aan de door Onze Minister gestelde voorschriften of beperkingen.

Artikel 56

De besluiten van de Gouverneur van de 25ste juli 1906 (P.B. 1906, No. 33) en van de 25ste juli 1906 (P.B. 1906, no. 34) ter uitvoering van respectievelijk artikel 5 en artikel 8 van de Verordening van de 30ste oktober 1873 (P.B. 1874, No. 6), regelende de uitoefening van de artsenijmengkunst in de Nederlandse Antillen, zoals gewijzigd, blijven van kracht totdat zij zijn vervangen door de landsbesluiten, houdende algemene maatregelen, bedoeld in de artikelen 30, lid 1 sub d en 32, lid 1.

Artikel 57

Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES.

Naar boven