Wet studiefinanciering BES

Geraadpleegd op 04-12-2024.
Geldend van 01-08-2024 t/m 31-08-2024

Wet studiefinanciering BES

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

Artikel 1.2. Peildatum

Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet is bepalend de toestand op de eerste dag van de maand, tenzij anders is bepaald.

Artikel 1.3. Reikwijdte

Deze wet regelt de studiefinanciering BES en de opstarttoelage en is van toepassing op studenten die voldoen aan de voorwaarden inzake:

Artikel 1.4. Nationaliteit en woonplaats

Voor studiefinanciering BES en een opstarttoelage kan een student in aanmerking komen die in de periode van drie maanden voorafgaand aan het studiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft woonplaats had in een openbaar lichaam en:

  • a. de Nederlandse nationaliteit bezit; of

  • b. voorafgaand aan dat studiejaar ten minste tien jaar, al dan niet aaneengesloten, in een openbaar lichaam heeft gewoond.

Artikel 1.5. Leeftijd

  • 2 Voor studiefinanciering BES en de opstarttoelage kan een student in aanmerking komen tot en met de maand waarin hij de leeftijd van 30 jaren heeft bereikt.

  • 3 In afwijking van het tweede lid behoudt een student bij het bereiken van de leeftijd van 30 jaren zijn aanspraak zolang hij zonder onderbreking studiefinanciering BES geniet.

Artikel 1.6. Inspecteur bepaalt inkomen of loon

Op verzoek van Onze Minister bepaalt de inspecteur, bedoeld in artikel 1.3 van de Belastingwet BES, het belastbaar inkomen, bedoeld in artikel 3 van de Wet inkomstenbelasting BES, van de debiteur.

Artikel 1.7. Gebruik persoonsgebonden nummer BES

Onze Minister gebruikt het persoonsgebonden nummer BES van een student of debiteur ter zake van de uitvoering van deze wet slechts:

  • a. in contacten met die student of debiteur, en

  • b. in contacten met personen en instanties voor zover deze zelf gemachtigd zijn tot het opnemen van het persoonsgebonden nummer BES in een persoonsregistratie.

Artikel 1.8. Uitoefening rechten door minderjarigen

Een minderjarige is bekwaam de rechtshandelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om studiefinanciering BES en de opstarttoelage te verkrijgen. Hij is voorts bekwaam de rechtshandelingen te verrichten die noodzakelijk zijn met betrekking tot de uitoefening, onderscheidenlijk de nakoming van de voor hem uit de toekenning van studiefinanciering BES en de opstarttoelage voortvloeiende rechten en verplichtingen.

Hoofdstuk 2. Samenstelling, toekenning en duur studiefinanciering BES en opstarttoelage

Paragraaf 2.1. Samenstelling studiefinanciering BES en hoogte opstarttoelage

Artikel 2.1. Studiefinanciering BES en opstarttoelage

  • 1 Studiefinanciering BES en opstarttoelage bestaan uit een prestatiebeurs, een lening of beide, dan wel uit een gift.

  • 2 De bedragen inzake de studiefinanciering BES zijn afhankelijk van het onderwijstype en de plaats van de opleiding.

Paragraaf 2.2. Bedragen

Artikel 2.2. Overzicht bedragen

  • 1 De bedragen inzake studiefinanciering BES in onderstaand overzicht luiden per kalendermaand en zijn uitgedrukt in USD naar de maatstaf van 1 augustus 2010:

    I. Onderwijstype

    II. Plaats opleiding

    III. Prestatiebeurs of gift per maand

    IV. Lening tijdens prestatiebeurs per maand

    V. Lening na prestatiebeurs per maand

    Beroepsonderwijs

    Eigen openbaar lichaam

    USD 76,37

    USD 152,74

    USD 229,11

     

    Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

    USD 248,18

    USD 496,36

    USD 744,54

     

    Overig deel Caribische regio

    USD 381,81

    USD 763,62

    USD 1.145,43

     

    Verenigde Staten van Amerika en Canada

    USD 523,77

    USD 1.047,54

    USD 1.571,31

    Hoger onderwijs

    Eigen openbaar lichaam

    USD 143,17

    USD 286,34

    USD 429,51

     

    Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

    USD 286,35

    USD 572,70

    USD 859,05

     

    Overig deel Caribische regio

    USD 381,81

    USD 763,62

    USD 1.145,43

     

    Verenigde Staten van Amerika en Canada

    USD 523,77

    USD 1.047,54

    USD 1.571,31

    [Red: Met ingang van 1 januari 2024:]

    Bedragen studiefinanciering BES:

    I. Onderwijstype

    II. Plaats opleiding

    III. Prestatiebeurs of gift per maand

    IV. Lening tijdens prestatiebeurs per maand

    V. Lening na prestatiebeurs per maand

    Beroepsonderwijs

    Eigen openbaar lichaam

    USD 88,71

    USD 177,42

    USD 266,13

     

    Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

    USD 288,28

    USD 576,56

    USD 864,84

     

    Overig deel Caribische regio

    USD 443,49

    USD 886,98

    USD 1.330,47

     

    Verenigde Staten van Amerika en Canada

    USD 608,37

    USD 1.216,74

    USD 1.825,11

    Hoger onderwijs

    Eigen openbaar lichaam

    USD 166,30

    USD 332,60

    USD 498,90

     

    Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

    USD 332,60

    USD 665,20

    USD 997,80

     

    Overig deel Caribische regio

    USD 443,49

    USD 886,98

    USD 1.330,47

     

    Verenigde Staten van Amerika en Canada

    USD 608,37

    USD 1.216,74

    USD 1.825,11

  • 2 De bedragen inzake opstarttoelage in onderstaand overzicht zijn eenmalig en zijn uitgedrukt in USD naar de maatstaf van 1 augustus 2010:

    I. Onderwijstype

    II. Plaats opleiding

    III. Prestatiebeurs

    IV. Lening

    Beroepsonderwijs opleiding niveau 3 of 4 en hoger onderwijs

    Europees deel van Nederland

    USD 2.635,73

    USD 5.271,46

    [Red: Met ingang van 1 januari 2024:]

Bedragen opstarttoelage BES:

I. Onderwijstype

II. Plaats opleiding

III. Prestatiebeurs

IV. Lening

Beroepsonderwijs opleiding niveau 3 of 4 en hoger onderwijs

Europees deel van Nederland

USD 3.061,46

USD 6.122,92

Paragraaf 2.3. Toekenning studiefinanciering BES en opstarttoelage

Artikel 2.3. Vereisten aanvraag

  • 1 Bij de aanvraag voor studiefinanciering BES en opstarttoelage worden overgelegd:

    • a. naam, geboortedatum en adresgegevens;

    • b. het persoonsgebonden nummer BES;

    • c. een bankrekeningnummer waarop de studiefinanciering BES of de opstarttoelage kan worden overgemaakt; en

    • d. een document of documenten waarmee aannemelijk wordt gemaakt welke opleiding de student zal gaan volgen.

  • 2 De aanvraag voor een opstarttoelage wordt ingediend voorafgaand aan de maand waarin de opleiding begint.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de aanvraag.

Artikel 2.4. Toekenning

  • 1 Onze Minister kent studiefinanciering BES of de opstarttoelage toe aan degene die daartoe een aanvraag heeft ingediend en die voldoet aan de voorschriften gegeven bij of krachtens deze wet.

  • 2 Onze Minister besluit op een aanvraag om studiefinanciering BES of de opstarttoelage binnen 8 weken na de indiening van de aanvraag.

Artikel 2.5. Toekenningsperiode

  • 1 Studiefinanciering BES wordt toegekend per studiefinancieringstijdvak.

  • 2 Studiefinanciering BES kan worden toegekend voor een periode voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag, maar wordt niet toegekend voor een periode voorafgaand aan de datum van aanvang van het studiejaar waarin de aanvraag wordt gedaan.

  • 3 De opstarttoelage wordt slechts toegekend indien zij betrekking heeft op een nog niet aangevangen opleiding.

  • 4 Op aanvraag van de student onderbreekt of beëindigt Onze Minister de studiefinanciering BES met ingang van de kalendermaand die de student in zijn aanvraag aangeeft, met dien verstande dat de onderbreking of beëindiging niet plaatsvindt voor een periode voorafgaand aan de datum van de indiening van de aanvraag. De onderbreking omvat ten minste 1 maand.

Paragraaf 2.4. Duur studiefinanciering BES en opstarttoelage

Artikel 2.6. Vorm en duur studiefinanciering BES beroepsonderwijs opleiding niveau 1 of 2

  • 1 Studiefinanciering BES wordt aan mbo-studenten aan opleidingen niveau 1 of 2 gedurende maximaal 4 jaren verstrekt in de vorm van een gift.

  • 2 Als onderdeel van de studiefinanciering BES kan aan deze mbo-studenten tevens een lening worden verstrekt. Het bedrag dat per maand kan worden geleend is opgenomen in kolom IV van het overzicht in artikel 2.2, eerste lid.

  • 3 Studiefinanciering BES wordt aan deze mbo-studenten gedurende maximaal 36 maanden na de periode, bedoeld in het eerste lid, verstrekt in de vorm van een lening. Het bedrag dat per maand kan worden geleend is opgenomen in kolom V van het overzicht in artikel 2.2, eerste lid.

Artikel 2.7. Vorm en duur studiefinanciering BES beroepsonderwijs opleiding niveau 3 of 4 en hoger onderwijs; vorm opstarttoelage

  • 1 Studiefinanciering BES wordt aan studenten aan een opleiding niveau 3 of 4 en hoger onderwijs gedurende maximaal 4 jaren verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs.

  • 2 Als onderdeel van de studiefinanciering BES aan deze studenten kan tevens gedurende de periode, bedoeld in het eerste lid, een lening worden verstrekt. Het bedrag dat per maand kan worden geleend is opgenomen in kolom IV van het overzicht in artikel 2.2, eerste lid.

  • 3 Studiefinanciering BES aan deze studenten wordt gedurende maximaal 36 maanden na de periode, bedoeld in het eerste lid, verstrekt in de vorm van een lening. Het bedrag dat per maand kan worden geleend is opgenomen in kolom V van het overzicht in artikel 2.2, eerste lid.

  • 4 De opstarttoelage aan studenten in de zin van de WSF 2000 die een opleiding niveau 3 of 4 of hoger onderwijs in het Europese deel van Nederland volgen, wordt eenmalig verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs.

  • 5 Als onderdeel van de opstarttoelage kan een lening worden verstrekt. Het bedrag dat kan worden geleend is opgenomen in kolom IV van het overzicht in artikel 2.2, tweede lid.

Artikel 2.8. Studiefinanciering BES in geval van bijzondere omstandigheden

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke bijzondere omstandigheden, onder welke voorwaarden en voor welke periode:

  • a. in afwijking van artikel 2.7, eerste lid, de duur van de prestatiebeurs kan worden verlengd,

  • b. in afwijking van hoofdstuk 3, de prestatiebeurs kan worden omgezet in een gift,

  • c. de diplomatermijn beroepsonderwijs of de diplomatermijn hoger onderwijs kan worden verlengd, of

  • d. een nieuwe aanspraak op studiefinanciering BES ontstaat.

Paragraaf 2.5. Aanspraak studiefinanciering BES en opstarttoelage

Artikel 2.9. Aanspraak

  • 1 Voor studiefinanciering BES kan in aanmerking komen degene die is ingeschreven

    • a. als mbo-student aan een instelling die een beroepsopleiding verzorgt,

    • b. als ho-student aan een instelling die een associate degree-opleiding, bacheloropleiding of masteropleiding verzorgt, of

    • c. als mbo- of ho-student voor beroepsonderwijs of hoger onderwijs anders dan het onderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek waarvoor criteria zijn vastgesteld bij ministeriële regeling.

  • 2 Voor een opstarttoelage kan in aanmerking komen degene die aannemelijk kan maken dat hij in het Europese deel van Nederland een opleiding niveau 3 of 4 als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de WSF 2000 of hoger onderwijs gaat volgen.

Artikel 2.10. Geen aanspraak

  • 1 Een student heeft geen aanspraak op studiefinanciering BES:

    • a. indien hij is ingeschreven aan een opleiding waarvan de duur, daaronder begrepen ten hoogste 12 vakantieweken, korter is dan 1 jaar,

    • b. indien hij niet is ingeschreven voor een voltijdse opleiding in het beroepsonderwijs of het hoger onderwijs,

    • c. indien hij aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000,

    • d. indien hij in het betreffende studiefinancieringstijdvak aanspraak maakt op een tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud, studie, overtocht en huisvesting die door de daarvoor verantwoordelijke autoriteit van een ander land wordt verstrekt.

  • 2 De aanspraak op de opstarttoelage vervalt indien de student niet voor het einde van het eerste studiejaar van de betreffende opleiding is ingeschreven voor het volgen van het onderwijs, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid.

  • 3 De aanspraak van een student die vergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs volgt, vervalt over het tijdvak waarover hij de inlichtingen, bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, niet verstrekt. Zolang hij die inlichtingen over een studiejaar niet verstrekt, heeft hij tevens geen aanspraak op studiefinanciering BES voor de daarop volgende studiejaren. Indien hij die inlichtingen alsnog verstrekt, herleeft de aanspraak over de periode waarop de inlichtingen betrekking hebben.

Artikel 2.10a. Geen aanspraak uitreiziger

  • 1 Een student heeft geen aanspraak op studiefinanciering BES en opstarttoelage indien hij een uitreiziger is.

  • 2 Onze Minister kan besluiten dat een student een uitreiziger is indien het betreft een persoon ten aanzien van wie uit een melding van de door de daartoe bevoegde opsporingsdiensten of inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gericht aan Onze Minister, is gebleken dat het gegronde vermoeden bestaat dat de student zich buiten het land Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie die door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met het gevoelen van de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid.

  • 3 In het besluit van Onze Minister dat een student een uitreiziger is, wordt vermeld vanaf welk moment een student als uitreiziger is aangemerkt.

Artikel 2.11. Geen aanspraak meer op studiefinanciering BES beroepsonderwijs

  • 1 Een mbo-student aan een opleiding niveau 3 of 4 heeft geen aanspraak op studiefinanciering BES voor het volgen van beroepsonderwijs indien er 10 jaren verstreken zijn nadat voor het eerst studiefinanciering BES is toegekend voor het volgen van beroepsonderwijs.

  • 2 Een mbo-student heeft geen aanspraak op studiefinanciering BES voor het volgen van een opleiding niveau 1 of 2, indien hij reeds 4 jaren prestatiebeurs voor het volgen van een opleiding niveau 3 of 4 heeft genoten.

  • 3 Een student heeft geen aanspraak op studiefinanciering BES voor het volgen van beroepsonderwijs indien hij reeds 4 jaren studiefinanciering BES heeft genoten voor het volgen van hoger onderwijs.

Artikel 2.12. Aanspraak bij einde studie beroepsonderwijs

  • 1 De aanspraak op studiefinanciering BES eindigt met ingang van de maand die volgt op de dag waarop de mbo-student het afrondende studiejaar van een opleiding met goed gevolg heeft afgesloten.

  • 2 Indien de mbo-student aansluitend aan het afrondende studiejaar, opnieuw begint aan dat afrondende studiejaar zonder dat dat studiejaar met goed gevolg was afgesloten, ontstaat aanspraak op studiefinanciering BES voor het resterende gedeelte van het kalenderjaar.

  • 3 Indien de mbo-student na zijn uitschrijving in juli per 1 september daaropvolgend hoger onderwijs in de zin van deze wet gaat volgen, blijft op zijn aanvraag de aanspraak op studiefinanciering in de maand augustus bestaan. Hij wordt in die periode aangemerkt als mbo-student aan de eerste opleiding. In afwijking van artikel 2.5, tweede lid, kan de aanvraag in het daarop volgende studiejaar worden ingediend.

Artikel 2.13. Geen aanspraak bij samenloop beroepsonderwijs en hoger onderwijs

De student die zowel voor het volgen van beroepsonderwijs als voor het volgen van hoger onderwijs aanspraak zou kunnen maken op studiefinanciering BES heeft slechts aanspraak op studiefinanciering BES voor het volgen van hoger onderwijs.

Artikel 2.14. Geen aanspraak meer op studiefinanciering BES hoger onderwijs

Een ho-student heeft geen aanspraak op studiefinanciering BES indien er 10 jaren verstreken zijn nadat voor het eerst studiefinanciering BES is toegekend voor het volgen van hoger onderwijs.

Hoofdstuk 3. Omzetting

Paragraaf 3.1. Omzetting in gift

Artikel 3.1. Omzetting in gift bij afstuderen binnen diplomatermijn beroepsonderwijs

  • 1 Indien een mbo-student binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift.

  • 2 Indien een mbo-student binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs het afsluitend examen van een beroepsopleiding met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de resterende periode van zijn prestatiebeurs verstrekt in de vorm van een gift indien hij een andere beroepsopleiding aanvangt.

  • 3 Omzetting vindt plaats uiterlijk per 1 januari volgend op het kalenderjaar waarin Onze Minister heeft vastgesteld dat een mbo-student heeft voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.2. Omzetting in gift bij afstuderen binnen diplomatermijn hoger onderwijs

  • 1 Indien een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een associate degree-opleiding afrondt, wordt de toegekende prestatiebeurs hoger onderwijs voor de duur van de desbetreffende opleiding omgezet in een gift.

  • 2 Indien een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een opleiding als bedoeld in het eerste lid afrondt, wordt de resterende periode van de prestatiebeurs hoger onderwijs die ingevolge het eerste lid had kunnen worden omgezet in een gift verstrekt in de vorm van een gift indien hij een andere opleiding in de zin van deze wet volgt.

  • 3 Indien een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs het afsluitend examen van een hbo-bacheloropleiding, of het geheel van een bacheloropleiding en een masteropleiding in geval van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs met goed gevolg heeft afgesloten, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift.

  • 4 Indien een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs het afsluitend examen van een opleiding als bedoeld in het derde lid met goed gevolg heeft afgesloten, wordt de resterende periode van zijn prestatiebeurs verstrekt in de vorm van een gift indien hij een andere opleiding in de zin van deze wet volgt.

  • 5 Onze Minister kan voor de toepassing van het eerste tot en met vierde lid examens aanwijzen die worden gelijkgesteld met een afsluitend examen.

  • 6 Met een afsluitend examen wordt eveneens gelijkgesteld het examen van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs, voor zover de ho-student daartoe een aanvraag heeft ingediend.

  • 7 Omzetting vindt plaats uiterlijk per 1 januari volgend op het kalenderjaar waarin Onze Minister heeft vastgesteld dat een ho-student heeft voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste of derde lid.

Artikel 3.3. Tenietgaan rente

Bij omzetting van een prestatiebeurs of een deel daarvan in een gift gaat de over het om te zetten bedrag opgebouwde rente teniet.

Artikel 3.4. Omzetting in gift bij opleiding van minder dan 4 jaren

  • 1 Indien een student met goed gevolg het afsluitend examen heeft behaald van een opleiding waarvan de studielast is gebaseerd op een periode van minder dan 4 jaren, wordt het aantal om te zetten maanden van zijn prestatiebeurs met dit verschil verminderd.

  • 2 Indien een ho-student een aanvraag als bedoeld in artikel 3.2, zesde lid, heeft ingediend, wordt het aantal maanden, bedoeld in het eerste lid, van de aan hem toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift.

Artikel 3.5. Berichtenstroom tussen student buiten een openbaar lichaam en Onze Minister

  • 1 Een student aan een opleiding buiten Nederland zendt uiterlijk 3 maanden na het verstrijken van de diplomatermijn beroepsonderwijs of de diplomatermijn hoger onderwijs, een gewaarmerkt bewijs van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van diens opleiding buiten Nederland aan Onze Minister en dient daarbij een aanvraag in tot omzetting van de prestatiebeurs. Op het gewaarmerkt bewijs vermeldt de instelling de datum waarop het examen met goed gevolg is afgesloten.

  • 2 De omzetting, bedoeld in het eerste lid vindt plaats uiterlijk per 1 januari van het kalenderjaar volgend op de aanvraag. Zo spoedig mogelijk na de omzetting stelt Onze Minister de student daarvan in kennis.

  • 3 Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt in het eerste lid voor «buiten Nederland» gelezen «buiten het Europese deel van Nederland».

Artikel 3.6. Inschrijving bij opleidingen buiten een openbaar lichaam

  • 1 Een student aan vergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs verstrekt jaarlijks binnen een door Onze Minister te bepalen termijn aan Onze Minister een gewaarmerkt afschrift van het bewijs waaruit blijkt voor welke maanden van het desbetreffende studiejaar hij is ingeschreven voor de opleiding waarvoor hij studiefinanciering BES heeft aangevraagd of geniet.

  • 2 Indien de opleiding geen bewijs van inschrijving verstrekt, maakt de student op een ander wijze aannemelijk dat hij staat ingeschreven voor de desbetreffende opleiding.

Artikel 3.7. Afwijkingsmogelijkheid

Indien noodzakelijk kunnen in afwijking van het in dit hoofdstuk bepaalde bij ministeriële regeling regels worden vastgesteld ten behoeve van een goede uitvoering van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 4. Opbouw en terugbetaling studieschuld

Artikel 4.1. Definities en reikwijdte hoofdstuk 4

  • 1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    minimumloon: het bij of krachtens de Wet minimumlonen BES geldende minimum maandloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van die wet, vermenigvuldigd met 12, waarbij voor het aantal gewerkte uren wordt gelezen 40 en waarbij voor het minimumuurloon wordt gelezen het hoogste in het peiljaar geldende bruto minimumuurloon,

    peiljaar: het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de draagkracht in de zin van hoofdstuk 4 wordt vastgesteld,

    toetsingsinkomen: het belastbaar inkomen, bedoeld in artikel 3 van de Wet inkomstenbelasting BES.

  • 2 In dit hoofdstuk wordt onder lening mede verstaan de prestatiebeurs.

Artikel 4.2. Verplichting debiteur terugbetaling studieschuld

Ontvangst van een lening of omzetting in een lening, of omzetting als bedoeld in artikel 4.13, verplicht degene die studiefinanciering BES of een opstarttoelage heeft ontvangen tot terugbetaling van de lening vermeerderd met de volgens dit hoofdstuk berekende rente.

Artikel 4.3. Vaststelling rentepercentage

Onze Minister stelt jaarlijks uiterlijk in december een rentepercentage vast dat gelijk is aan het gemiddeld effectief rendement over de maand september van dat jaar van de openbare lening, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 3 tot 5 jaren. Het rentepercentage wordt vastgesteld op nul indien deze overeenkomstig de eerste volzin minder dan nul procent bedraagt.

Artikel 4.4. Renteberekening

  • 1 Over de aangegane leningen is, voor zover het niet betreft achterstallige schuld als bedoeld in artikel 4.8, rente verschuldigd overeenkomstig het tweede en derde lid. De renteberekening gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop het bedrag aan lening bij de verstrekker van die lening is afgeschreven.

  • 2 De rente over de leningen wordt berekend per dag op basis van samengestelde interest en wordt bijgeschreven bij de hoofdsom.

  • 3 Bij de berekening van de rente, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt voor elk kalenderjaar het rentepercentage gehanteerd dat in het voorafgaande jaar op grond van artikel 4.3 is vastgesteld.

  • 4 Voor de berekening van de rente op de voet van het tweede lid wordt een maand gesteld op 30 dagen en een jaar gesteld op 360 dagen.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tweede tot en met het vierde lid.

Artikel 4.5. Terugbetalingsperiode

  • 1 De terugbetalingsperiode van de studiefinanciering BES vangt aan op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin iemand is opgehouden studiefinanciering BES te genieten.

  • 2 De terugbetalingsperiode van de opstarttoelage vangt aan op 1 januari van het jaar volgend op het tijdstip van beëindiging van de aanspraak op studiefinanciering op grond van de WSF 2000.

  • 3 De terugbetalingsperiode bestaat uit een aanloopfase en een aflosfase.

Artikel 4.6. Aanloopfase

  • 1 De aanloopfase beslaat de eerste 2 kalenderjaren na aanvang van de terugbetalingsperiode.

  • 2 Gedurende de aanloopfase bestaat geen verplichting tot terugbetaling.

Artikel 4.7. Aflosfase

  • 1 De aflosfase beslaat behoudens toepassing van artikel 4.9, derde lid, 15 kalenderjaren volgend op de aanloopfase. Deze periode wordt verlengd met het aantal maanden dat gebruik is gemaakt van de aflosvrije periode op grond van het tweede lid.

  • 2 Op aanvraag van de debiteur wordt de terugbetaling voor ten hoogste 5 kalenderjaren opgeschort.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de opschorting, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 4.8. Achterstallige schuld

  • 1 Onder achterstallige schuld wordt verstaan het bedrag van de verplichte terugbetaling uit hoofde van dit hoofdstuk dat 2 weken na de vervaldatum nog niet is ontvangen.

  • 2 Over de achterstallige schuld is rente verschuldigd. Als rentepercentage wordt het percentage van de wettelijke rente gehanteerd. Deze rente wordt berekend per dag op basis van samengesteld interest, waarbij een maand wordt gesteld op 30 dagen en een jaar wordt gesteld op 360 dagen.

  • 3 Indien de debiteur achterstallig is bij de betaling wordt met deze achterstallige schuld bij de duur van de aflosfase, bedoeld in artikel 4.7, bij de vaststelling van de termijnbetaling, alsmede bij het tenietgaan van de schuld, bedoeld in artikel 4.12, eerste lid, geen rekening gehouden.

Artikel 4.9. Vaststelling en aflossing termijnbetalingen

  • 1 Rente en aflossing van de leningen vervallen gedurende de aflosfase in vaste maandelijkse termijnen.

  • 2 De hoogte van de maandelijkse termijnbetalingen wordt op basis van het aantal maanden van de aflosfase onderscheidenlijk het nog resterende aantal maanden van de aflosfase tot gelijke bedragen vastgesteld bij de aanvang van ieder jaar van de aflosfase.

  • 3 Onverminderd toepassing van artikel 4.10 bedraagt het totaal per jaar te betalen bedrag aan maandelijkse termijnbetalingen ten minste USD 545.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de vaststelling en betaling van de termijnbetalingen. Hierbij kan tevens worden bepaald dat betaling geschiedt door middel van een daartoe verleende doorlopende machtiging om het verschuldigde bedrag maandelijks te doen afschrijven van een bankrekening.

Artikel 4.9a. Versneld aflossen

  • 1 De debiteur is bevoegd om bovenop de termijnbetalingen kosteloos extra aflossingen te doen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen over de aflossing, genoemd in het eerste lid, regels worden gesteld met betrekking tot onder meer:

    • a. de wijze waarop extra aflossingen kunnen worden gedaan;

    • b. de goede uitvoering van versnelde aflossingen.

Artikel 4.10. Aanpassing termijnbetalingen in verband met draagkracht debiteur

  • 1 Indien de debiteur niet in staat is de vastgestelde termijnbetaling te voldoen, kan hij gedurende de aflosfase een aanvraag indienen om zijn draagkracht vast te stellen voor de resterende aflosfase.

  • 2 De draagkracht van de debiteur is zijn draagkracht uit inkomen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de aanvraag en de beslissing op de aanvraag, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4.11. Vaststelling draagkracht debiteur

  • 1 Maatstaf voor de vaststelling van de draagkracht van de debiteur is het totaal van zijn toetsingsinkomen in het peiljaar. Het aldus bepaalde inkomen is het draagkrachtinkomen.

  • 2 Op het draagkrachtinkomen wordt in mindering gebracht de draagkrachtvrije voet. Deze voet is gelijk aan 84% van het minimumloon.

  • 3 De draagkracht van de debiteur uit inkomen is 12% van het inkomen boven de draagkrachtvrije voet.

  • 4 Indien het bedrag van de draagkracht lager is dan het bedrag van de vastgestelde termijnbetaling betaalt de debiteur, in afwijking van dat artikel, het bedrag van zijn draagkracht.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel, wordt indien het toetsingsinkomen in het peiljaar, nog niet bekend is, door Onze Minister daarvoor in de plaats gesteld een bedrag dat het vast te stellen toetsingsinkomen benadert.

  • 6 Het vierde lid is niet van toepassing indien het voor Onze Minister niet mogelijk is op grond van het vijfde lid bij benadering een bedrag vast te stellen.

Artikel 4.12. Garantiebepalingen

  • 1 De schuld die resteert bij het einde van de aflosfase, gaat op dat ogenblik teniet.

  • 2 De schuld die resteert bij het overlijden van de debiteur, gaat op dat ogenblik teniet.

Artikel 4.13. Omzetting van niet meer verrekenbare schulden in lening

  • 1 Op het ogenblik van beëindiging van het recht op studiefinanciering BES van een student wordt zijn schuld, ontstaan in het kader van de toepassing van deze wet, van rechtswege omgezet in een lening. Op het ogenblik van beëindiging van het recht op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 wordt de schuld van een student met betrekking tot de opstarttoelage van rechtswege omgezet in een lening.

  • 2 Indien na beëindiging van het recht op studiefinanciering BES of studiefinanciering op grond van de WSF 2000 door een beschikking op grond van artikel 5.1 een vordering ontstaat van Onze Minister, wordt die vordering omgezet in een lening op de eerste dag van de maand na de herziening. Bij de berekening van de rente voor die vordering wordt het rentepercentage gehanteerd dat geldt met ingang van 1 januari volgend op het kalenderjaar waarin de student is opgehouden studiefinanciering BES of studiefinanciering op grond van de WSF 2000 te genieten. Indien de omzetting plaatsvindt in het kalenderjaar waarin de student ophoudt student te zijn, wordt het rentepercentage gehanteerd dat geldt met ingang van 1 januari van dat kalenderjaar. Artikel 4.4, derde lid, is bij de berekening van rente van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De in het eerste of tweede lid bedoelde lening wordt rentedragend met ingang van het tijdstip van de daar bedoelde omzetting.

Hoofdstuk 5. Herziening

Artikel 5.1. Herziening door Onze Minister

  • 1 Onze Minister kan een beschikking herzien waarbij:

    • a. studiefinanciering BES is toegekend,

    • b. een opstarttoelage is toegekend,

    • c. de vorm van de studiefinanciering BES is vastgelegd,

    • d. de termijnbetaling wordt vastgesteld of gewijzigd,

    • e. de draagkracht van de debiteur wordt vastgesteld,

    • f. de hoogte van de lening wordt vastgesteld of gewijzigd, of

    • g. studiefinanciering BES of opstarttoelage ingevolge artikel 2.10a is geweigerd of stopgezet.

  • 2 Herziening vindt plaats op grond van het feit dat:

    • a. een beschikking genomen is waarvan de student of de debiteur wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist was,

    • b. op basis van onjuiste of onjuist verwerkte gegevens anders dan bedoeld onder a te veel of te weinig studiefinanciering BES is toegekend, wel of geen opstarttoelage is toegekend, de vorm van de studiefinanciering BES onjuist is vastgelegd, de termijnbetaling te hoog of te laag is vastgesteld, de draagkracht van de debiteur te hoog of te laag is vastgesteld,

    • c. betrokkene heeft gehandeld in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet,

    • d. achteraf is gebleken van feiten of omstandigheden, die, waren zij eerder bekend geweest, niet tot toepassing van artikel 2.10a zouden hebben geleid, of

    • e. andere, nader gebleken feiten of omstandigheden, die, waren zij eerder bekend geweest, tot een andere beschikking zouden hebben geleid.

  • 3 Behoudens in het geval van bedrog kan een herziening als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, voor zover het betreft de vorm van de studiefinanciering BES slechts geschieden binnen 5 jaren na:

    • a. het einde van het desbetreffende studiefinancieringstijdvak;

    • b. het kalenderjaar waarvoor de termijnbetaling is vastgesteld; of

    • c. het kalenderjaar waarvoor de draagkracht van de debiteur is vastgesteld.

  • 4 Behoudens in geval van bedrog, kan een herziening anders dan bedoeld in het derde lid, slechts geschieden binnen 18 maanden na:

    • a. het einde van het desbetreffende studiefinancieringstijdvak;

    • b. het tijdstip van beëindiging van de aanspraak op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 voor zover het de opstarttoelage betreft;

    • c. het kalenderjaar waarvoor de termijnbetaling is vastgesteld; of

    • d. het kalenderjaar waarvoor de draagkracht van de debiteur is vastgesteld.

Artikel 5.1a. Herziening van rechtswege

Indien een student op grond van artikel 2.10a geen aanspraak meer heeft op studiefinanciering BES of opstarttoelage wordt de beschikking waarbij studiefinanciering BES is toegekend van rechtswege herzien.

Artikel 5.2. Verrekening teveel toegekende en uitbetaalde studiefinanciering BES of opstarttoelage

  • 1 Indien een herzieningsbeschikking als bedoeld in artikel 5.1, eerste en tweede lid, of een beslissing op bezwaar daartoe aanleiding geeft, wordt het bedrag van de beurs dat teveel is uitbetaald, door de betrokkene terugbetaald of met hem verrekend.

  • 2 Indien een herzieningsbeschikking als bedoeld in artikel 5.1, eerste en tweede lid, of een beslissing op bezwaar daartoe aanleiding geeft, wordt voor zover het bedrag waarvoor het recht om een lening af te sluiten te hoog is toegekend, het deel dat te hoog is toegekend en uitbetaald door de betrokkene terugbetaald of met hem verrekend.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde terugbetaling, voor zover artikel 4.13 niet van toepassing is, en verrekening geschieden overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen redelijke terugbetalingsregels.

Hoofdstuk 6. Uitbetaling en invordering

Artikel 6.1. Uitbetaling

  • 1 De uitbetaling van de studiefinanciering BES vindt plaats per kalendermaand. Onze Minister kan op aanvraag van de student die buiten het eigen openbare lichaam gaat studeren, vaststellen dat hem, voorafgaand aan de aanvang van de studie, eenmalig het bedrag van ten hoogste de eerste drie maanden studiefinanciering BES als voorschot wordt uitbetaald.

  • 2 De uitbetaling van de opstarttoelage vindt in één keer plaats.

  • 3 Indien een toegekend bedrag aan studiefinanciering BES of de opstarttoelage 12 maanden na het einde van het kalenderjaar waarin de desbetreffende beschikking is gegeven, niet kunnen worden uitbetaald als gevolg van nalatigheid van degene aan wie die beschikking is gericht, wordt het toegekende bedrag aan studiefinanciering BES verlaagd met het niet uitbetaalde bedrag of vervalt de aanspraak op de opstarttoelage.

  • 4 Met betrekking tot de uitbetaling van de studiefinanciering BES en van de opstarttoelage kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de studiefinanciering BES in een ander betaalritme dan per maand wordt uitbetaald indien dat wenselijk is gelet op de situatie in het land waar de opleiding wordt gevolgd.

Artikel 6.2. Invordering en dwangbevel

  • 1 Is een bij of krachtens deze wet verschuldigd bedrag voor het geheel of een deel niet tijdig voldaan, dan maant Onze Minister de nalatige bij brief aan om alsnog binnen 4 weken na verzending van die brief het daarin vermelde bedrag aan hem te doen toekomen. Volgt op deze aanmaning de betaling binnen de gestelde termijn niet, dan vaardigt Onze Minister een dwangbevel uit. Het dwangbevel levert een executoriale titel op.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid worden naast de achterstallige schuld eveneens het bedrag van de gerechtelijke of buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente ingevorderd.

  • 3 Binnen 4 weken na de betekening staat verzet tegen het dwangbevel, bedoeld in het eerste lid, open door dagvaarding van Onze Minister. Het verzet stuit de aanvang of de voortzetting van de tenuitvoerlegging niet, behoudens de bevoegdheid van de geëxecuteerde die het verzet heeft gedaan, om hieromtrent een voorziening bij voorraad uit te lokken.

Artikel 6.3. Samenloop van terugbetaling

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de samenloop van de verplichting tot terugbetaling uit hoofde van deze wet en de WSF 2000 met dien verstande dat de verplichting tot terugbetaling de hoogst vastgestelde draagkracht van de debiteur niet mag overschrijden.

Hoofdstuk 7. Inlichtingen en sancties

Paragraaf 7.1. Verstrekken van inlichtingen

Artikel 7.1. Verstrekken van inlichtingen door personen

  • 1 Een ieder is verplicht aan Onze Minister of aan een daartoe door of vanwege Onze Minister aangewezen persoon of instantie desgevraagd de ten behoeve van de uitvoering van deze wet benodigde inlichtingen over zichzelf te geven.

  • 2 De inlichtingen worden verstrekt binnen een door Onze Minister of door een in het eerste lid bedoelde persoon of instantie te stellen redelijke termijn.

  • 3 Inlichtingen over zichzelf, voor zover zij kunnen leiden tot de toekenning van minder studiefinanciering BES, tot afwijzing van de opstarttoelage of tot verhoging van het bedrag van de terugbetalingstermijn worden steeds ongevraagd en schriftelijk verstrekt door de student onderscheidenlijk door de debiteur, onmiddellijk na het bekend worden van die gegevens.

  • 4 Onze Minister kan bepalen dat de inlichtingen, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, worden verstrekt op een bij ministeriële regeling vast te stellen wijze.

Artikel 7.2. Verstrekken van inlichtingen door instellingen in een openbaar lichaam of in het Europese deel van Nederland

  • 1 Het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling waaraan de student is ingeschreven die aanspraak heeft op studiefinanciering BES of op een opstarttoelage, is verplicht op een bij ministeriële regeling aan te geven wijze kosteloos inlichtingen te verstrekken, benodigd voor de uitvoering van deze wet.

  • 2 Onze Minister kan voor instellingen of groepen van instellingen bepalen dat het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling voor het einde van de maand volgend op de maand waarin een ho-student het afsluitend examen van een opleiding in het hoger onderwijs met goed gevolg heeft afgelegd, daarvan mededeling doet aan Onze Minister en gelijktijdig de ho-student van die mededeling in kennis stelt.

  • 3 Het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling stuurt gelijktijdig een afschrift aan de betrokkene van de gegevens die hij over de betrokkene aan Onze Minister verstrekt en geeft daarbij aan wat de consequenties op grond van deze wet zijn voor de betrokkene met betrekking tot de vorm van de studiefinanciering BES of met betrekking tot de opstarttoelage. Het bevoegd gezag geeft daarbij tevens aan welke beroepsgang voor betrokkene open staat.

Artikel 7.3. Verstrekken van inlichtingen door organen met een publiekrechtelijke taak

Organen met een publiekrechtelijke taak zijn verplicht op een bij algemene maatregel van bestuur aan te geven wijze kosteloos inlichtingen te verstrekken, benodigd voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 7.4. Gegevensuitwisseling met andere landen binnen en buiten het Koninkrijk

  • 1 Onze Minister kan in verband met een tegemoetkoming in de kosten voor de toegang tot het onderwijs of voor levensonderhoud de gegevens die bij hem bekend zijn als gevolg van de uitvoering van zijn wettelijke taken verstrekken aan een autoriteit van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een staat buiten het Koninkrijk indien deze staat een passend beschermingsniveau als bedoeld in artikel 42 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES waarborgt.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verantwoordelijke autoriteit toont voor de verstrekking van gegevens aan dat de student ten laste van die autoriteit een tegemoetkoming in de kosten voor de toegang tot het onderwijs of voor levensonderhoud heeft aangevraagd dan wel reeds ontvangt.

  • 3 Onze Minister kan, voor de uitvoering van de wet, inlichtingen over een student die studiefinanciering BES of opstarttoelage aanvraagt dan wel reeds ontvangt, opvragen bij het bevoegd gezag van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een staat buiten het Koninkrijk waar de student vergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs volgt of wil gaan volgen.

Artikel 7.4a. Verwerking van gegevens voor de toepassing van artikel 2.10a

  • 1 Onze Minister verwerkt de persoonsgegevens die hij ontvangt of bezit ten behoeve van de toepassing van artikel 2.10a.

  • 3 Ten behoeve van de toepassing van artikel 2.10a verstrekt Onze Minister uitsluitend het gegeven of een persoon studiefinanciering heeft aangevraagd dan wel reeds ontvangt.

  • 4 Artikel 1.7 is voor de gegevensverwerking, bedoeld in dit artikel, van overeenkomstige toepassing voor een persoon die studiefinanciering heeft aangevraagd.

  • 5 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter waarborging van de persoonlijke levenssfeer. Daarbij worden in ieder geval regels gesteld over:

    • a. op welke wijze de gegevensverwerking bedoeld in dit artikel, plaatsvindt;

    • b. op welke wijze door passende technische en organisatorische maatregelen deze gegevens worden beveiligd tegen verlies of onrechtmatige verwerking;

    • c. op welke wijze wordt gewaarborgd dat de verwerkte persoonsgegevens slechts worden verwerkt voor het doel waarvoor zij zijn verzameld, alsmede hoe daarop wordt toegezien.

Paragraaf 7.2. Strafbepalingen

Artikel 7.5. Niet verstrekken van inlichtingen

Hij die niet voldoet aan een van de verplichtingen, bedoeld in artikel 7.2, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 6 maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 7.6. Overtreding van een bepaling krachtens deze wet

Overtreding van bepalingen van een krachtens deze wet uitgevaardigde algemene maatregel van bestuur, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 1 maand of geldboete van de derde categorie.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen

Artikel 8.1. Wijziging van bedragen

  • 1 Per 1 januari van ieder kalenderjaar vervangt Onze Minister de bedragen, bedoeld in artikel 2.2, bij ministeriële regeling door andere bedragen. Deze bedragen worden berekend aan de hand van de consumentenprijsindex in het tweede daaraan voorafgaande kalenderjaar.

  • 2 Hetgeen onder consumentenprijsindex als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan, wordt nader vastgesteld bij ministeriële regeling.

  • 3 Op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze kan bij ministeriële regeling het bedrag, genoemd in artikel 4.9, derde lid, gelet op de loonontwikkeling worden gewijzigd.

Artikel 8.2. Vervreemding, verpanding, belening en beslag

  • 1 Studiefinanciering BES en opstarttoelage zijn niet vatbaar voor vervreemding, verpanding, belening en beslag, waaronder begrepen beslag ingevolge faillissement.

  • 2 Elk beding, strijdig met dit artikel, is nietig.

Artikel 8.3. Hardheidsclausule

Onze Minister kan voor bepaalde gevallen de wet en de daarop berustende bepalingen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8.3a. Bekendmaking beschikkingen

  • 1 De bekendmaking van een beschikking geschiedt door toezending of uitreiking aan de belanghebbende.

  • 2 Indien de bekendmaking van de beschikking niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze.

  • 3 De beschikking vermeldt de dagtekening van de beslissing, de gronden waarop deze berust, alsmede waar beroep kan worden ingesteld.

Artikel 8.4. Bezwaar en beroep

Artikel 8.4a. Advisering

Afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op een beschikking op grond van artikel 2.10a, met dien verstande dat in artikel 3:5, eerste lid, in plaats van «besluiten» wordt gelezen «beschikkingen» en in de artikelen 3:6, tweede lid, 3:8 en 3:9 in plaats van «het besluit» wordt gelezen «de beschikking».

Hoofdstuk 9. Overgangsrecht

Paragraaf 9.1. Overgangsbepalingen bij invoering van de Wet studiefinanciering BES

Artikel 9.2. Studietoelagen verstrekt voor 10 oktober 2010

Studietoelage die is verstrekt onder de werking van de Landsstudietoelagenregeling of van de Wet studiefinanciering BES zoals die wet op 10 oktober 2010 is komen te luiden, wordt beheerst door de bepalingen van de Landsstudietoelagenregeling zoals die luidde op 9 oktober 2010. Een schuld die voortvloeit uit studietoelage als bedoeld in de vorige volzin, is vanaf 10 oktober 2010 een schuld jegens Onze Minister.

Artikel 9.3. Persoonsgebonden nummer BES buiten toepassing

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip blijven de begripsomschrijving van «persoonsgebonden nummer BES» in artikel 1.1, eerste lid, en de artikelen, 1.7 en 2.3, eerste lid, onderdeel b, buiten toepassing.

Paragraaf 9.2. Overgangsbepalingen in verband met de omvorming van Ad-programma tot associate degree-opleiding

Artikel 9.4. Omzetting prestatiebeurs in gift op aanvraag

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt de prestatiebeurs hoger onderwijs voor een ho-student die met goed gevolg een associate degree-opleiding heeft afgerond, in afwijking van artikel 3.2, eerste lid, uitsluitend omgezet in een gift voor zover de ho-student een aanvraag heeft ingediend tot gelijkstelling, overeenkomstig artikel 3.2, vierde lid, zoals dat luidde voor het tijdstip voor inwerkingtreding van de Wet invoering associate degree-opleiding.