Wet schadefonds olietankschepen BES

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Wet schadefonds olietankschepen BES

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

    • b. Verdrag: het op 27 november 1992 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992 (Trb. 1994, 228);

    • c. Fonds: het Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, bedoeld in artikel 2 van het Verdrag;

    • d. Aansprakelijkheidsverdrag 1992: het op 27 november 1992 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, 1992 (Trb. 1994, 229);

    • e. ‘Aanvullend Fonds’: het Internationaal Aanvullend Fonds voor de vergoeding van schade door verontreiniging door olie, bedoeld in artikel 2 van het op 16 mei 2003 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992 (Trb. 2004, 196).

  • 2 In het bepaalde bij of krachtens deze wet wordt onder schip, persoon, eigenaar, bijdragende olie, ton en garant verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Verdrag.

  • 3 Onder geassocieerde personen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van het Verdrag, worden verstaan:

    • a. personen die met elkaar zijn verbonden, doordat de één aan de ander voor eigen rekening rechtstreeks of middellijk meer dan de helft van het kapitaal verschaft, al dan niet tezamen met één of meer andere personen met wie hij in eenzelfde groep is verbonden of met wie hij een onderlinge regeling tot samenwerking heeft;

    • b. personen die met elkaar in één groep zijn verbonden.

Hoofdstuk 2. Rechtsvorderingen en verhaal

Artikel 2

  • 1 De uit het Verdrag voortvloeiende verplichting tot betaling van bijdragen aan het Fonds heeft de kracht van een verbintenis naar burgerlijk recht.

  • 2 Tot de kennisneming in eerste aanleg van vorderingen van het Fonds tot betaling van bijdragen, is in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevoegd het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire.

Artikel 3

  • 1 Tot de kennisneming in eerste aanleg van vorderingen tegen het Fonds op grond van artikel 4 van het Verdrag, is in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bevoegd het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire.

  • 2 Het Fonds kan, zonder dat het daartoe een belang behoeft te stellen, zich voegen of tussenkomen in elk geding, dat op grond van het Aansprakelijkheidsverdrag 1992 tegen de eigenaar van een schip of tegen diens garant wordt gevoerd.

Artikel 4

Op het recht van verhaal dat het Fonds heeft voor bedragen die het heeft betaald op grond van artikel 4 van het Verdrag is artikel 3, zesde lid, van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen BES van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3. Opgave

Artikel 5

  • 1 Een ieder die in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba bijdragende olie ontvangt op de wijze, bepaald in artikel 10, eerste lid, onderdelen a of b, van het Verdrag, is verplicht ieder kalenderjaar aan Onze Minister schriftelijk opgave te doen van de hoeveelheid bijdragende olie die hij in het voorafgaande kalenderjaar heeft ontvangen. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gegeven met betrekking tot het tijdstip en de wijze van opgave en kunnen nadere regels worden gegeven met betrekking tot de vraag welke personen tot opgave verplicht zijn; daarbij kunnen personen die in het voorafgaande kalenderjaar niet meer dan een bepaalde hoeveelheid bijdragende olie hebben ontvangen van de verplichting tot opgave worden vrijgesteld.

  • 2 Onze Minister deelt aan de Directeur van het Fonds, overeenkomstig artikel 15 van het Verdrag, de naam en het adres mede van alle personen die ingevolge artikel 10 van het Verdrag gehouden zijn bij te dragen aan het Fonds, alsmede de gegevens met betrekking tot de hoeveelheden bijdragende olie welke die personen zijns inziens in het voorafgaande kalenderjaar hebben ontvangen.

  • 3 Wanneer een persoon niet of niet tijdig voldoet aan de verplichting tot het doen van opgave van de in het voorafgaande kalenderjaar door hem ontvangen hoeveelheden bijdragende olie, bepaalt Onze Minister de aan de Directeur van het Fonds te verstrekken gegevens betreffende door die persoon ontvangen hoeveelheden bijdragende olie.

  • 4 Onze Minister stelt elke persoon, ten aanzien van wie hij overeenkomstig het tweede of het derde lid mededelingen doet aan de Directeur van het Fonds, schriftelijk van die mededelingen in kennis en wel uiterlijk binnen een termijn van veertien dagen na verzending daarvan aan de Directeur van het Fonds. Indien in de mededelingen van de opgave wordt afgeweken of de mededelingen zijn verstrekt met toepassing van het derde lid, wordt daarvan melding gemaakt bij de in de vorige zin bedoelde kennisgeving.

Artikel 6

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij ministeriële regeling aangewezen ambtenaren of andere personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt door publicatie in de Staatscourant.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven betreffende de taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren of andere personen.

  • 3 De krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren of andere personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:

    • a. van ieder alle inlichtingen te verlangen;

    • b. van ieder inzage te verlangen van alle boeken en bescheiden en daarvan afschrift te nemen;

    • c. alle plaatsen, met uitzondering van woningen tegen de wil van de bewoner, te betreden vergezeld van door hen aangewezen personen.

    Zonodig verschaffen zij zich de toegang tot een plaats als bedoeld in onderdeel c, alsmede inzage van boeken en bescheiden, met behulp van de sterke arm.

Artikel 7

  • 1 Een ieder is verplicht aan de krachtens artikel 6, eerste lid, aangewezen personen alle medewerking te verlenen, die redelijkerwijs voor de uitoefening van de hun bij dat artikel verleende bevoegdheden nodig is.

  • 2 Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen het verlenen van medewerking weigeren voor zover hun plicht tot geheimhouding zich daartoe uitstrekt.

Artikel 8

Onverminderd artikel 5, tweede en derde lid, wordt informatie die is verkregen op grond van deze wet, voor zover deze betrekking heeft op bepaalde personen dan wel daaruit gevolgtrekkingen ten aanzien van bepaalde personen kunnen worden gemaakt, zonder toestemming van die personen niet verstrekt aan anderen dan degenen, die belast zijn met de uitvoering van één of meer bepalingen van deze wet.

Hoofdstuk 5. Geheimhoudingsplicht

Artikel 10

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze wet en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze wet de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Hoofdstuk 6. Strafbepalingen

Artikel 11

  • 1 Handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 5, eerste lid, artikel 7 of artikel 10, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden en geldboete van ten hoogste USD 56.000,–, hetzij met één van deze straffen.

  • 2 De in het eerste lid genoemde strafbare feiten zijn overtredingen.

Artikel 12

  • 1 Indien een bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde gedraging wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, een andere vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafvervolging ingesteld en worden de straffen uitgesproken hetzij tegen die rechtspersoon, die vennootschap, die vereniging of dat doelvermogen, hetzij tegen hen die tot de gedraging opdracht hebben gegeven of die feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, hetzij tegen hen gezamenlijk.

  • 2 Een bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde gedraging wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, indien zij begaan wordt door personen die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon, de vennootschap, de vereniging of het doelvermogen, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk de strafbare gedraging hebben begaan dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van die gedraging aanwezig zijn.

  • 3 Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, wordt deze respectievelijk dit tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder of indien er meer bestuurders zijn, door één van hen. De vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschijnen. De rechter kan de persoonlijke verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen; hij kan alsdan medebrenging gelasten.

  • 5 Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, geschieden de in het Wetboek van Strafvordering BES voorgeschreven betekeningen, dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen of andere mededelingen aan de persoon of de woonplaats van de bestuurder en indien er meer bestuurders zijn, aan één van deze of op de plaats waar het bestuur zitting of kantoor houdt.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 13

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, indien dit in het belang van een goede uitvoering van de wet of in verband met internationale afspraken inzake de uitvoering van het Verdrag en de daarop berustende regelingen gewenst is, nadere regels worden gegeven betreffende de verkrijging van gegevens aangaande in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba ontvangen bijdragende olie en andere in deze wet geregelde onderwerpen.

Artikel 13a

Tenzij anders is aangegeven, is het in of krachtens de artikelen 2 tot en met 13 bepaalde van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het Aanvullend Fonds, met dien verstande dat een opgave van bijdragende olie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, alsmede een mededeling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, die is geschied ten aanzien van het Fonds, geacht wordt tevens ten aanzien van het Aanvullend Fonds te zijn gedaan.

Naar boven