Advocatenwet BES

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-07-2015 t/m heden

§ 1. De inschrijving en de beëdiging van de advocaten

Artikel 1

  • 1 Bevoegd om aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba schriftelijk inschrijving als advocaat te verzoeken is degene:

    • a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs op het gebied van het recht door een universiteit als bedoeld in artikel 24, eerste lid, Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de graad van Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad van Master op het gebied van het recht is verleend;

    • b. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit als bedoeld in artikel artikel 24, eerste lid, van de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld aan de beroepsvereisten.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden verleend door een universiteit of een hogeschool of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onder a, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

  • 3 Bij het verzoek worden overgelegd de nodige stukken ten bewijze dat de verzoeker aan de in het eerste of tweede lid gestelde vereisten voldoet.

Artikel 2

  • 1 Alvorens op een verzoek als in artikel 1 bedoeld te beslissen, wint het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gehoord de procureur-generaal, advies in van de raad van toezicht.

  • 2 Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan de inschrijving bij een met redenen omklede beschikking weigeren, doch niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de verzoeker.

  • 3 Het is tot die weigering verplicht indien:

    • a. de verzoeker niet voldoet aan de in artikel 1 gestelde vereisten voor inschrijving;

    • b. de verzoeker niet zijn woonplaats heeft binnen Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    • c. gegronde vrees bestaat, dat de verzoeker als advocaat in breuk zal maken op voor de advocaten geldende algemene verordeningen en besluiten of dat zijn inschrijving uit anderen hoofde de eer van de stand der advocaten schaden zal.

  • 4 Indien bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba geen bezwaar tegen de inschrijving bestaat, wordt verzoeker, na de in artikel 4 vermelde eed of belofte te hebben afgelegd, op een daartoe door de griffier van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba bijgehouden lijst als advocaat ingeschreven en wordt hem op zijn verzoek een bewijs der inschrijving uitgereikt.

  • 5 Door een inschrijving als in het vorige lid bedoeld wordt de bevoegdheid verkregen om in Bonaire, Sint Eustatius en Saba het beroep van advocaat uit te oefenen, onverminderd het bepaalde in paragraaf 3 van deze wet.

Artikel 3

  • 1 De advocaten worden in een openbare zitting van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op requisitoir van het openbaar ministerie beëdigd.

  • 2 Zij leggen de volgende eed of belofte af:

    «Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de wettelijke regelingen, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn.»

Artikel 4

  • 1 Krachtens beslissing van het Hof van Justitie wordt een advocaat van de in artikel 2 bedoelde lijst van inschrijving afgevoerd, hetzij op eigen verzoek, hetzij ambtshalve dan wel op vordering van de procureur-generaal.

  • 2 De afvoering van de lijst geschiedt ambtshalve, dan wel op vordering van de procureur-generaal:

    • a. bij overlijden van de advocaat;

    • b. indien de advocaat geen woonplaats meer heeft in Curaçao, Sint Maarten, of op Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    • c. indien de advocaat een ambt of betrekking heeft aanvaard, waarmee de betrekking van advocaat onverenigbaar is;

    • d. indien blijkt dat een advocaat is ingeschreven terwijl hij niet voldeed aan de wettelijke vereisten;

    • e. wanneer de advocaat bij onherroepelijke uitspraak als zodanig van de lijst, bedoeld in artikel 2, is geschrapt.

  • 3 In de gevallen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b, c en d, hoort het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alvorens een beslissing te nemen, de procureur-generaal.

§ 2. De bevoegdheden en verplichtingen der advocaten

Artikel 5

De advocaten zijn bevoegd, in alle zaken en voor alle autoriteiten in Bonaire, Sint Eustatius en Saba de belangen van hun lastgevers te behartigen, alsmede hun lastgevers overal te vertegenwoordigen, waar zulks niet bij algemene verordening is verboden.

Artikel 6

  • 1 De advocaat moet zijn kantoor hebben in Curaçao of Sint Maarten of op Bonaire, Sint Eustatius of Saba en dit schriftelijk bekend stellen ter griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2 Hij is verplicht een dusdanige boekhouding te voeren, dat daaruit te allen tijde kan blijken, welke gelden van derden hij, daaronder mede begrepen als curator en als bewindvoerder, onder zich heeft.

  • 3 Deze gelden dienen op een afzonderlijke rekening te worden gestort en geplaatst gehouden.

  • 4 De controle op de naleving van de voorafgaande leden van dit artikel berust bij de raad van toezicht, die, indien aanwijzingen bestaan dat de advocaat aan voormelde verplichtingen niet voldoet, bevoegd is een onderzoek door de deskundige, bedoeld in artikel 121, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES, te gelasten, tenzij de betrokken advocaat er de voorkeur aan geeft, dat dit onderzoek op zijn kosten door een accountant zal plaats hebben. De raad wijst dan, na overleg met de advocaat, een accountant aan.

Artikel 7

De advocaat moet, indien hij in zijn bediening een terechtzitting van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba of van het Gerecht in eerste aanleg bijwoont, gekleed te zijn in een gesloten toga van zwarte stof met wijde mouwen; hij draagt bovendien een neerhangende bef van wit batist; hij mag desverkiezende pleiten het hoofd gedekt met een baret.

Artikel 8

  • 1 Advocaten, die in staat van faillissement worden verklaard of die wegens schulden worden gegijzeld of onder curatele gesteld, zijn gedurende de duur van het faillissement, de gijzeling of de curatele van rechtswege in de uitoefening van de praktijk geschorst.

  • 2 Zij mogen gedurende de schorsing de titel van advocaat niet voeren.

Artikel 9

Iedere advocaat is verplicht naar vermogen mede te werken aan de opleiding van de advocaten, zoals die in paragraaf 3 van deze wet is geregeld.

§ 3. De stage

Artikel 10

  • 1 De advocaat die niet in het bezit is van de verklaring, bedoeld in artikel 16, hierna te noemen: de stagiaire, is verplicht de praktijk uit te oefenen onder toezicht van een patroon en bij deze kantoor te houden, tenzij hij elders binnen het Koninkrijk der Nederlanden zijn stage heeft voltooid en ter zake een stageverklaring heeft verkregen.

  • 2 De raad van toezicht kan de stagiaire vrijstelling verlenen van de verplichting om bij zijn patroon kantoor te houden. Een patroon bij wie niet door de stagiaire kantoor gehouden wordt, wordt aangeduid als buiten-patroon.

  • 3 De raad van toezicht kan vrijstelling verlenen van de verplichting tot uitoefening van de praktijk onder toezicht van een patroon.

  • 4 Indien de in het derde lid bedoelde vrijstelling onvoorwaardelijk is verleend, wordt de verkrijger daarvan geacht in het bezit te zijn van de verklaring, bedoeld in artikel 16.

Artikel 11

  • 1 De Orde van advocaten in het openbaar lichaam waar de betrokken advocaat zich wenst te vestigen en de raad van toezicht verlenen hun bemiddeling bij het zoeken van een patroon.

  • 2 Indien geen patroon voor een stagiaire wordt gevonden, kan de raad van toezicht een patroon aanwijzen, in welk geval tegelijkertijd vrijstelling van de verplichting om bij de patroon kantoor te houden wordt verleend.

  • 3 Wanneer de raad van toezicht weigert een buiten-patroon aan te wijzen staat daartegen beroep open op de raad van appèl.

Artikel 12

  • 1 Patroon kan slechts zijn een advocaat die gedurende ten minste zeven jaren in het Koninkrijk der Nederlanden de advocatuur daadwerkelijk heeft uitgeoefend.

  • 2 De raad van toezicht is bevoegd in bijzondere gevallen de in het eerste lid bedoelde termijn te verkorten, doch niet tot minder dan vijf jaren.

Artikel 13

  • 1 Elk patronaat behoeft vooraf de schriftelijke goedkeuring van de raad van toezicht.

  • 2 Tegen weigering van de goedkeuring kan zowel de stagiaire als de patroon bij de raad van appèl in beroep gaan.

Artikel 14

  • 1 De stage begint op de dag waarop de stagiaire de uitoefening van de praktijk onder toezicht van de patroon aanvangt, doch niet vóór de dag waarop de stagiaire overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 beëdigd is. De patroon brengt het tijdstip van de aanvang van de stage onverwijld ter kennis van de raad van toezicht.

  • 2 De stage eindigt tussentijds:

    • a. ambtshalve door een beslissing van de raad van toezicht;

    • b. na opzegging door de stagiaire, van welke opzegging de patroon onverwijld schriftelijk kennis geeft aan de raad van toezicht;

    • c. krachtens onderling goedvinden van de patroon en de stagiaire, van welke wijze van beëindiging van de stage de patroon overwijld schriftelijk kennis geeft aan de raad van toezicht;

    • d. na goedkeuring door de raad van toezicht van een opzegging door de patroon.

  • 3 Van de in het vorige lid onder a en d bedoelde beslissing en de weigering door de raad van toezicht de opzegging door de patroon goed te keuren staat beroep open op de raad van appèl.

  • 4 De in het tweede lid onder d bedoelde goedkeuring wordt alleen geweigerd, indien de opzegging jegens de stagiaire onredelijk is.

Artikel 15

  • 1 De stagiaire die kantoor houdt bij zijn patroon is gehouden de hem door de patroon opgedragen werkzaamheden te verrichten.

  • 2 De patroon is gehouden de stagiaire passende arbeid te verschaffen en de stage mede aan diens opleiding dienstbaar te maken.

  • 3 Na voorafgaande toestemming van de raad van toezicht kan de patroon aan de stagiaire de verplichting opleggen tot het volgen van rechtstheoretische en/of praktijkgerichte cursussen.

Artikel 16

  • 1 De raad van toezicht geeft, de patroon en de stagiaire gehoord, aan de stagiaire wiens stage naar het oordeel van de raad van toezicht naar behoren is geweest en drie jaren heeft geduurd, een verklaring dat de stage is voltooid.

  • 2 De raad van toezicht kan de termijn van drie jaren verkorten of in bijzondere gevallen verlengen.

  • 3 Tegen weigering van afgifte van de in het eerste lid bedoelde verklaring en verlenging van de stage-periode staat aan de stagiaire beroep op de raad van appèl open.

Artikel 17

De raad van toezicht is bevoegd aan zijn op grond van de artikelen 10, tweede en derde lid, 12, tweede lid, 14, tweede lid onder d en 16, tweede lid genomen beslissingen voorwaarden te verbinden, welke niet de verplichting tot het volgen van enige cursus of tot het afleggen van een proeve van bekwaamheid mogen inhouden.

Artikel 18

  • 1 Beroep tegen een beslissing van de raad van toezicht wordt ingesteld binnen drie weken na de dag van verzending van een afschrift van de bestreden beslissing, bij een met redenen omkleed verzoekschrift, in tweevoud in te dienen bij de secretaris van de raad van appèl. De secretaris geeft van de instelling van het beroep onverwijld kennis aan de raad van toezicht, aan – indien de patroon in beroep komt – de stagiaire, en aan – indien de stagiaire in beroep komt – de patroon.

  • 2 De raad van appèl beslist niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de patroon en de stagiaire.

  • 3 De raad van appèl kan de raad van toezicht uitnodigen nadere inlichtingen te verschaffen.

  • 4 De beslissing van de raad van appèl is met redenen omkleed.

  • 5 De secretaris van de raad van appèl zendt van de beslissing onverwijld afschrift aan de raad van toezicht, aan de patroon en de stagiaire, en aan de in artikel 11 bedoelde Orde van advocaten.

Artikel 19

Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van deze paragraaf nadere regelen worden vastgesteld. Daarbij kan de termijn, genoemd in artikel 16, worden verkort tot ten minste een jaar.

§ 4. De tuchtrechtspraak

Artikel 20

De tuchtrechtspraak heeft ten doel het weren en beteugelen van misslagen, door advocaten in de uitoefening der praktijk begaan, en van inbreuken op de eer van de stand der advocaten. Zij wordt uitgeoefend in eerste aanleg door een raad van toezicht en in hoger beroep door een raad van appèl.

Artikel 21

  • 1 De raad van toezicht en de raad van appel zijn gevestigd in de zittingsplaats van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Zij kunnen ook elders zitting houden.

  • 2 De raad van toezicht bestaat uit een voorzitter en twee leden, allen benoemd door Onze Minister van Justitie. Tot voorzitter zal een lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden benoemd.

  • 3 Als voorzitter van de raad van appel treedt op de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De raad van appel bestaat uit twee leden, benoemd door Onze Minister van Justitie.

  • 4 De voorzitter en de leden van de raad van toezicht en van de raad van appel, behalve de voorzitter van laatstgenoemde raad, worden benoemd voor een tijdvak van drie jaren. De aftredende leden zijn terstond benoembaar.

  • 5 Onze Minister van Justitie benoemt een plaatsvervangend voorzitter van de raad van toezicht en voldoende plaatsvervangende leden van de raad van toezicht en de raad van appel. Als plaatsvervangend voorzitter van de raad van appel zal optreden de wettelijke vervanger van de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 6 De leden van de raad van toezicht en tenminste een lid van de raad van appel, alsmede hun plaatsvervangers, worden bij voorkeur benoemd uit bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba ingeschreven of gewezen advocaten.

  • 7 Onze Minister van Justitie kan leden van de raad van toezicht en leden van de raad van appel, alsmede de plaatsvervangers, in de uitoefening van dat ambt schorsen of ontslaan.

Artikel 22

  • 1 De raad van toezicht kan de navolgende straffen opleggen:

    • a. enkele waarschuwing;

    • b. berisping;

    • c. schorsing in de uitoefening van de praktijk ten hoogste gedurende een jaar;

    • d. schrapping van de in artikel 2 bedoelde lijst van inschrijving.

  • 2 Bij de beslissing, houdende oplegging van een der laatstgenoemde drie straffen, kan de raad tot openbaarmaking van de straf, al dan niet met de gronden op welke zij berust, op de door hem te bepalen wijze besluiten. In geval van schorsing kan de raad tevens bepalen, dat de geschorste de titel van advocaat gedurende de schorsing niet zal mogen voeren.

  • 3 Schorsing in de uitoefening van de praktijk brengt mede verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van advocaat vereiste voor benoembaarheid is.

  • 4 De beslissing van de raad, houdende strafoplegging, is met redenen omkleed.

  • 5 Indien de raad van toezicht besluit tot openbaarmaking van de straf, geschiedt deze door de zorg van de secretaris.

  • 6 De kosten van de openbaarmaking van de straf worden verhaald op de gestrafte advocaat; bij diens weigering deze kosten te voldoen, zal verhaal daarvan, na daartoe van de secretaris van de raad van toezicht ontvangen verzoek, plaats vinden door de ontvanger, bedoeld in artikel 1.3, onderdeel k, van de Belastingwet BES, waar de gestrafte advocaat woonachtig is.

Artikel 23

  • 1 De raad van toezicht neemt, indien de klager daartoe de wens te kennen heeft gegeven, geen beslissing dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de klager.

  • 2 De raad legt geen straf op dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de betrokken advocaat. Deze is bevoegd zich bij behandeling van een klacht door een advocaat te doen bijstaan. De betrokken advocaat en zijn raadsman worden in de gelegenheid gesteld tijdig van de processtukken kennis te nemen. Hun wordt door de secretaris van de raad tijdig medegedeeld, waar en wanneer deze gelegenheid bestaat.

  • 3 De raad kan getuigen en deskundigen oproepen en horen,

  • 4 Op verzoek van de raad doet de officier van justitie hen dagvaarden. De getuigen en deskundigen zijn na dagvaarding verplicht te verschijnen.

  • 5 De wettelijke bepalingen betreffende het oproepen, medebrengen en horen van, alsmede betreffende de schadeloosstelling en vacatiegelden aan getuigen en deskundigen in strafzaken zijn ten deze van overeenkomstige toepassing.

  • 6 De leden van de raad nemen, op straffe van nietigheid, geen deel aan de behandeling van een zaak waarin zij zelf, hun echtgenoten, dan wel bloed- of aanverwanten tot de derde graad ingesloten als partij betrokken zijn.

Artikel 24

  • 1 De secretaris van de raad van toezicht zendt van de beslissingen van de raad onverwijld afschrift:

    • a. aan de betrokken advocaat;

    • b. aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • c. aan de procureur-generaal;

    • d. indien beslist werd naar aanleiding van een klacht, aan de klager;

    • e. indien de betrokken advocaat stagiaire is, aan zijn patroon en aan de in artikel 11 bedoelde Orde van advocaten.

  • 2 De in dit artikel bedoelde toezending geschiedt bij aangetekende brief.

  • 3 Tenzij in de beslissingen van de raad van toezicht een latere datum wordt genoemd waarop de straf ingaat, zijn zij, indien geen beroep wordt ingesteld overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van artikel 25, uitvoerbaar onmiddellijk na verloop van de in dat lid genoemde beroepstermijn.

  • 4 Openbaarmaking als bedoeld in het tweede lid van artikel 22 geschiedt niet voordat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 25

  • 1 Van de beslissingen van de raad van toezicht kunnen binnen drie weken na de dag van terpostbezorging van de aangetekende brief in het vorige artikel bedoeld, de betrokken advocaat en de klager, zo die er is, bij verzoekschrift, en de procureur-generaal bij requisitoir hoger beroep instellen bij de raad van appèl.

  • 2 Afschriften van het verzoekschrift of het requisitoir zendt de secretaris van de raad van appèl onverwijld aan de overige tot het instellen van hoger beroep bevoegde personen.

  • 3 Op de behandeling in hoger beroep is het bepaalde bij artikel 23 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de dagvaarding van getuigen en deskundigen ten deze geschiedt op last van de procureur-generaal. De raad van appèl kan de raad van toezicht uitnodigen nadere inlichtingen te verschaffen.

  • 4 Op de beslissingen van de raad van appèl is het bepaalde bij artikel 24 van overeenkomstige toepassing; tenzij deze beslissingen een latere datum noemen waarop de straf ingaat, worden zij onmiddellijk ten uitvoer gelegd.

  • 5 Indien de raad van appèl besluit tot openbaarmaking van de straf als bedoeld in het tweede lid van artikel 22, is het bepaalde bij het vijfde en zesde lid van dat artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26

  • 1 Indien bij een beslissing die niet of niet meer voor hoger beroep vatbaar is een straf is opgelegd, stelt de raad van appèl op grond van enige omstandigheid, welke volgens de opgemaakte stukken tijdens de behandeling niet is gebleken en welke op de beslissing invloed gehad zou kunnen hebben, op schriftelijke aanvrage van de betrokken advocaat, opnieuw een onderzoek in, en, voor zoveel nodig, behandelt dit college de zaak in herziening.

  • 2 Afschrift van de in het eerste lid bedoelde aanvrage zendt de secretaris van de raad van appèl onverwijld aan de klager, zo die er is, aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en aan de procureur-generaal.

Artikel 27

  • 1 Zowel in geval van hoger beroep als van herziening beslist de raad van appèl, met handhaving, wijziging of gehele dan wel gedeeltelijke vernietiging van de beslissing of de opgelegde straf, zoals dit college zal vermenen te behoren.

  • 2 In geen geval mag in herziening een straf worden opgelegd, welke de vroeger opgelegde straf te boven gaat.

  • 3 De beslissing van de raad van appèl is met redenen omkleed.

Artikel 28

  • 1 Geen lid van de raad van toezicht of van de raad van appèl mag zich rechtstreeks of zijdelings over enige voor de raad waarvan hij lid is aanhangige zaak of over een zaak, waarvan hij weet of vermoedt dat zij voor die raad aanhangig zal worden, in enig afzonderlijk onderhoud inlaten met partijen of haar gemachtigden, noch van hen afzonderlijke onderrichting of schrifturen aannemen.

  • 2 De leden van de raad van toezicht en van de raad van appèl, alsmede de secretaris van deze colleges, zijn verplicht het geheim te bewaren omtrent de gevoelens welke in de vergaderingen dezer colleges over de aldaar behandelde onderwerpen zijn geuit.

Artikel 29

De stukken, opgemaakt ter voldoening aan het bij deze paragraaf bepaalde, zijn vrij van het recht van zegel.

§ 5. Het salaris van de advocaten

Artikel 30

De advocaten berekenen het salaris voor werkzaamheden in alle zaken, zonder onderscheid, welke zij verrichten, alsmede voor werkzaamheden welke geen betrekking tot enig rechtsgeding hebben, naarmate van het belang, de omvang en de ingewikkeldheid der zaak, de daaraan verbonden moeilijkheden en de daaraan bestede tijd en naarmate zij zich voor hun besprekingen buiten hun kantoor of woonplaats hebben moeten begeven.

Artikel 31

  • 1 Desgevorderd zijn de advocaten verplicht aan hun cliënten gespecificeerde rekeningen over te leggen, welke iedere post, zo van salaris als verschot, behoorlijk omschrijven en de bedragen van die posten afzonderlijk uitdrukken.

  • 2 Indien de advocaat ter vaststelling van zijn salaris een overeenkomst met de cliënt heeft aangegaan, worden op de rekening globaal omschreven de aard en omvang der werkzaamheden, alsmede de dagen op welke of het tijdsverloop binnen hetwelk de werkzaamheden werden verricht.

Artikel 32

De advocaten zijn bevoegd met hun cliënten overeenkomsten aan te gaan ter vaststelling van hun salaris terzake van verrichte en/of nog te verrichten werkzaamheden, al dan niet met inbegrip van zegel- en registratierechten, justitie-, reis- en verblijfkosten.

Artikel 33

De voldoening van het in artikel 30 bedoelde salaris en van het met inachtneming van artikel 32 overeengekomene wordt beschouwd de goedkeuring ervan in te sluiten.

Artikel 34

  • 1 In geval van geschil over het berekende salaris, gevorderd hetzij volgens een gespecificeerde rekening, hetzij uit een vooraf gesloten overeenkomst, begroot de raad van toezicht het geëiste bedrag op schriftelijk verzoek van de advocaat dan wel van de cliënt.

  • 2 Deze begroting is verplicht voor alle in artikel 30 bedoelde werkzaamheden, verricht ten behoeve van personen, die het vrije beheer over hun goederen niet bezitten, afwezig, onbekend of onbereikbaar zijn, alsmede in onbeheerde boedels.

  • 3 De advocaat dient zijn begroting in op gezegelde rekening; daarop wordt naast de op iedere post uitgetrokken som een wit vak opengelaten.

  • 4 Hij stelt onder de rekening «ter begroting ingediend te» met plaatsnaam, hand- en dagtekening.

Artikel 35

  • 1 Alvorens te beslissen roept de raad van toezicht partijen bij aangetekende brief op om in haar belangen te worden gehoord.

  • 2 Een schriftelijk gemachtigde kan de cliënt of de advocaat vertegenwoordigen.

  • 3 Ambtshalve dan wel op verzoek van een der partijen kan de raad getuigen en deskundigen oproepen en onder ede horen. De wettelijke bepalingen betreffende het oproepen en het horen van getuigen en deskundigen alsmede die betreffende de hun toekomende schadeloosstelling en vacatiegelden in burgerlijke zaken vinden ten deze overeenkomstige toepassing. Bij het bevel tot oproeping bepaalt de raad tevens, welke partij de te maken kosten zal voorschieten.

Artikel 36

  • 1 De raad van toezicht is bevoegd de overlegging der voor de begroting benodigde bescheiden te vorderen.

  • 2 De raad onderzoekt bij de begroting, of de gemaakte kosten en verschotten en de gedeclareerde vacatiën naar de aard der zaak nuttig, doelmatig of nodig kunnen geacht worden of door de cliënt zijn verlangd; hij wijzigt, royeert of vermindert de zodanige, welke daarbij geoordeeld worden overbodig te zijn of de grenzen ener billijke gematigdheid te overschrijden, daarbij in aanmerking nemende het gewicht der zaak en de daaraan verbonden moeilijkheden.

  • 3 Posten wegens betaalde zegel- en registratiekosten, alsmede wegens deurwaarderskosten, mits van derzelver voldoening behoorlijk blijkt, zijn niet aan vermindering onderworpen.

  • 4 Het bedrag der te hoog gestelde of onaannemelijke posten wordt doorgehaald; in plaats daarvan wordt in het daarvoor opengelaten witte vak de verschuldigde som ofwel «nihil» gesteld.

Artikel 37

  • 1 Aan het slot van de rekening stelt de raad van toezicht «goedgekeurd ter somma van ......», met uitdrukking in letters van het gehele bedrag op hetwelk de rekening is begroot.

  • 2 De raad verwijst de partij die in het ongelijk gesteld is in de kosten. Hij bepaalt het bedrag der kosten welke de in het ongelijk gestelde partij aan de wederpartij moet vergoeden en vermeldt deze kosten onder de in het eerste lid goedgekeurde somma in letters. De raad is bevoegd naar omstandigheden onder de kosten een bedrag voor salaris op te nemen.

  • 3 Zo hij daartoe termen aanwezig acht, kan de raad de kosten geheel of gedeeltelijk compenseren.

  • 4 De secretaris van de raad geeft bij aangetekende brief van de inhoud der eindbeslissing aan partijen kennis.

Artikel 38

  • 1 De advocaat of de cliënt kan binnen drie weken na de dag van terpostbezorging van de aangetekende brief, in het laatste lid van artikel 37 bedoeld, de herziening der begroting bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan de raad van appèl verzoeken.

  • 2 Alvorens te beslissen roept de raad van appèl partijen per aangetekende brief op om in haar belangen te worden gehoord.

  • 3 Een schriftelijk gemachtigde kan de cliënt of de advocaat vertegenwoordigen.

Artikel 39

De beschikking op een verzoek om herziening is niet vatbaar voor verzet of enige andere voorziening.

Artikel 40

  • 1 De schuldenaar wordt tot betaling genoodzaakt krachtens bevelschrift van de raad van toezicht of van de raad van appèl.

  • 2 Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde bevelschrift wordt gesteld aan het slot van de rekening, onder het bedrag op hetwelk de rekening in eerste instantie door de raad van toezicht of in herziening door de raad van appèl is begroot. Het bevelschrift voert aan het hoofd de woorden: «In naam van de Koning». Het kan op de minuut ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 42

  • 1 Hetzij bij de aanvang, hetzij gedurende het verloop van een zaak zijn de advocaten bevoegd van hun cliënten het storten van een zekere som ter bestrijding van verschotten en als voorschot op het salaris te vorderen.

  • 2 Indien daarvoor redenen bestaan, is de advocaat bevoegd een nieuwe storting te vorderen; in geval van geschil daarover beslist daaromtrent de raad van toezicht of, in spoedeisende gevallen, de voorzitter van dat college.

  • 3 De raad dan wel de voorzitter kan partijen in haar belangen horen.

Artikel 43

Mits hij daarvan ten minste acht dagen te voren bij aangetekende brief aan de cliënt kennis geeft en een afschrift daarvan ter griffie van het betrokken gerecht of rechterlijke college heeft neergelegd, mag de advocaat zich onttrekken aan een zaak, bijaldien de in het vorige artikel bedoelde storting, zo deze gevraagd of bevolen is, niet is gedaan.

Artikel 44

De advocaat is jegens de griffier persoonlijk aansprakelijk voor alle kosten welke cliënten verschuldigd zijn in zaken die hij heeft behandeld, of voor stukken waarvan hij opmaking of afgifte heeft verzocht.

§ 8. Gemachtigden en raadslieden

Artikel 52

  • 1 Als gemachtigden of raadslieden kunnen alleen optreden in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of in Curaçao en Sint Maarten woonplaats hebbende personen.

  • 2 Gemachtigden en raadslieden moeten op vordering van de rechter hun bevoegdheid schriftelijk aantonen.

  • 3 [vervallen]

  • 4 De rechter kan weigeren personen als gemachtigden of raadslieden toe te laten. De weigering geldt alleen voor de zaak waarin zij is uitgesproken. Tegen de weigering staat geen voorziening open.

§ 9. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 54

Zij die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet als advocaat zijn beëdigd en ter griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn ingeschreven, worden geacht overeenkomstig de bepalingen van deze wet als advocaat te zijn beëdigd en ingeschreven.

Naar boven