Visserijwet BES

Geraadpleegd op 10-12-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Hoofdstuk I. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    • b. vissen: te water brengen, te water hebben, lichten of ophalen van vistuigen alsmede het op enigerlei andere wijze pogen om vis uit het water te bemachtigen;

    • c. visserijcommissie: commissie, ingesteld krachtens artikel 13;

    • d. visserijzone: zone bestaand uit de territoriale zee rond Bonaire, Sint Eustatius en Saba, vastgesteld bij of krachtens artikel 1 van de Rijkswet uitbreiding territoriale zee van het Koninkrijk, en de exclusieve economische zone van het Koninkrijk, voorzover deze betrekking heeft op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder vis mede verstaan:

    • a. schaaldieren, schelpdieren en overige weekdieren, zeewieren, koralen, zeezoogdieren, schildpadden, zeesterren en zeeëgels;

    • b. kuit en broed van vis;

    • c. broed en zaad van schaal- en schelpdieren.

Hoofdstuk II. Algemene Bepalingen

Artikel 2

  • 1 Het is verboden in de territoriale zee en in de visserijzone te vissen zonder, of in afwijking van een vergunning.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is behoudens het bepaalde in het derde lid, in de territoriale zee niet van toepassing op degene die vist met een vaartuig met een inhoud van minder dan zes bruto registerton of een lengte van minder dan twaalf meter. De lengte van het vaartuig wordt hierbij gemeten van de aansnijding van het dek of het doorgestrookte dek met de voorsteven tot aan de binnenkant van de spiegel.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor het vissen in de territoriale zee met een vaartuig als bedoeld in het tweede lid, een vergunning van het bestuurscollege van het desbetreffende openbaar lichaam is vereist.

  • 4 Van het in het eerste lid bedoelde verbod is vrijgesteld degene die vist met een vaartuig waarop ten hoogste vier sleep- of handlijnen in gebruik zijn.

  • 5 De vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt door of namens Onze Minister, gehoord de visserijcommissie, verleend. Indien de vergunning mede zal gelden voor het territoriale zeegebied rondom een openbaar lichaam, kan deze slechts worden verlengd met instemming van de vertegenwoordiger van het desbetreffende openbaar lichaam in de visserijcommissie.

  • 6 Door of namens Onze Minister, gehoord de visserijcommissie, kan ontheffing worden verleend van het verbod, bedoeld in het eerste lid, ten behoeve van het verrichten van wetenschappelijk zeeonderzoek.

  • 7 Een ontheffing als bedoeld in het zesde lid wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat de resultaten van het onderzoek ter beschikking zullen worden gesteld aan Onze Minister alsmede aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 8 Door of namens Onze Minister kan ontheffing worden verleend van het verbod, bedoeld in het eerste lid, ten behoeve van het houden van viswedstrijden. De ontheffing wordt verleend aan de instantie die de wedstrijd organiseert en heeft betrekking op alle voor de wedstrijd ingeschreven vaartuigen. De ontheffing geldt voor de daarbij aangegeven dagen.

Artikel 3

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van:

    • a. vistuigen waarmee het is toegestaan te vissen;

    • b. de te vangen vis.

  • 2 Het is aan vergunninghouders verboden aan boord te hebben:

    • a. andere vistuigen, dan die waarmee het krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur is toegestaan te vissen;

    • b. andere vissoorten dan die waarop het krachtens de in het eerste lid bedoelde algemene maatregel van bestuur is toegestaan te vissen;

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, worden regels gesteld ten aanzien van de gegevens die door vergunninghouders dienen te worden bijgehouden en de wijze waarop dit dient te geschieden.

Artikel 4

  • 1 Onze Minister kan nadere regelen stellen voor het vissen met een vaartuig als bedoeld in artikel 2, tweede lid, in het territoriale zeegebied rondom de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

  • 2 De regels die ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 3 en het eerste lid van dit artikel worden vastgesteld dienen zoveel mogelijk met elkaar overeen te komen.

  • 3 Op de plaatsen waar de territoriale zee tussen de openbare lichamen minder breed is dan 24 zeemijlen wordt voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen de grens tussen de twee openbare lichamen gevormd door de middellijn. De middellijn is de lijn waarvan elk punt gelegen is op gelijke afstand van de dichtstbijzijnde punten op de basislijn van waaraf de breedte van de territoriale zee rondom de openbare lichamen wordt gemeten.

Artikel 5

Onze Minister kan, gehoord de Visserijcommissie, voor een bepaald tijdvak een visverbod instellen. Dit tijdvak kan voor de verschillende vissoorten verschillend worden vastgesteld.

Artikel 6

  • 1 Vergunningen als bedoeld in artikel 2, kunnen, voor zover het voortbestaan en de natuurlijke ontwikkeling van de visstand zich er niet tegen verzetten, worden verleend aan:

    • a. natuurlijke personen, ingezetenen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

    • b. in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba gevestigde naamloze vennootschappen waarvan hetzij aandelen, welke ten minste twee derde van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, luiden ten name van ingezetenen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, en tevens de meerderheid der bestuurders ingezetenen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba zijn, hetzij alle bestuurders ingezetenen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba zijn, en

    • c. in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gevestigde stichtingen en rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen, waarvan alle bestuurders ingezetenen van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba zijn.

  • 2 Bedoelde vergunningen kunnen slechts aan andere dan de in het eerste lid genoemde personen worden verleend, voorzover het voortbestaan en de natuurlijke ontwikkeling van de visstand zich er niet tegen verzetten, dat behalve aan degene aan wie krachtens het eerste lid een vergunning is verleend, ook aan deze anderen een vergunning wordt verleend.

Artikel 7

  • 1 Een vergunning wordt slechts op schriftelijk verzoek verleend. Onze Minister kan, gehoord de Visserijcommissie, algemene regelen stellen betreffende de gegevens welke bij het verzoek dienen te worden verstrekt alsmede de wijze waarop het verzoek dient te worden ingediend.

  • 2 In de vergunning wordt de naam en het registratienummer van het vaartuig vermeld.

  • 3 Een vergunning wordt slechts verleend nadat het krachtens artikel 12 verschuldigde recht is voldaan.

  • 4 Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden. De aan een vergunning verbonden voorschriften kunnen ambtshalve of op verzoek worden gewijzigd of ingetrokken. Van een voorgenomen wijziging dient de vergunninghouder tijdig op de hoogte te worden gesteld.

  • 5 De beslissing op het verzoek wordt schriftelijk aan de verzoeker medegedeeld; de weigering geschiedt onder opgave van de redenen daarvan.

  • 6 Een vergunning kan door of namens Onze Minister, gehoord de Visserijcommissie, worden ingetrokken:

    • a. indien de voor de verkrijging daarvan verschafte gegevens zodanig onvolledig of onjuist blijken te zijn, dat de vergunning niet zou zijn verleend als de juiste gegevens volledig bekend waren geweest;

    • b. indien wordt gehandeld in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde;

    • c. indien wordt gehandeld in strijd met de voorwaarden van de vergunning.

  • 7 Een beschikking tot intrekking van een vergunning of wijziging van de aan de vergunning verbonden voorschriften is met redenen omkleed en wordt schriftelijk aan de betrokkene medegedeeld.

  • 8 Het niet beschikken binnen drie maanden na indiening van het verzoek, wordt, behoudens het bepaalde in het vierde lid van artikel 8, voor de mogelijkheid van beroep gelijk gesteld met een weigering.

  • 9 Het verzoek waarbij de voorziening wordt gevraagd, is met redenen omkleed.

Artikel 8

  • 1 Een vergunning wordt verleend voor een periode van ten hoogste twaalf maanden.

  • 2 Na het verstrijken van de periode waarvoor de vergunning is verleend, wordt deze telkens door of namens Onze Minister, gehoord de Visserijcommissie, verlengd voor ten hoogste twaalf maanden, tenzij het voortbestaan of de natuurlijke ontwikkeling van de visstand zich hiertegen verzetten. Art. 7 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Een krachtens artikel 6, tweede lid, verleende vergunning wordt niet verlengd, indien het voornemen bestaat een of meer vergunningen te verlenen aan personen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, en het voortbestaan en de natuurlijke ontwikkeling van de visstand zich tegen deze verlenging, onder gelijktijdige verlening van de vergunning krachtens artikel 6 eerste lid zouden verzetten.

  • 4 Verlenging van een vergunning dient te worden aangevraagd tenminste drie maanden vóór het verstrijken van de termijn van de geldigheid van een vergunning. Indien de aanvraag voor een verlenging tijdig is ingediend, en de beslissing op het verzoek tot verlenging niet binnen drie maanden na haar indiening is genomen, wordt de vergunning geacht te zijn verlengd tot het moment waarop de beslissing aan de verzoeker is medegedeeld.

Artikel 9

  • 1 Een vergunning kan slechts op één, in de vergunning aangewezen, vaartuig betrekking hebben.

  • 2 De vergunning dient aan boord van het vaartuig aanwezig te zijn en op de eerste vordering van de opsporingsambtenaren te worden getoond.

  • 3 Onze Minister of een door Onze Minister aan te wijzen instantie kan toestemming verlenen om tijdelijk gebruik te maken van een vaartuig ter vervanging van het in de vergunning aangewezene.

  • 4 In de schriftelijke toestemming wordt de periode waarvoor deze geldt, alsmede de naam en het registratienummer van het andere vaartuig vermeld.

Artikel 10

Vergunninghouders zijn uitsluitend ten behoeve van de verzameling van statistisch materiaal verplicht op verzoek van de door Onze Minister aangewezen instantie als bedoeld in artikel 9, derde lid, gegevens te verstrekken met betrekking tot de omvang en de samenstelling van hun vangst alsmede van de vangstgebieden.

Artikel 12

Degene aan wie een vergunning verleend wordt, is een recht verschuldigd. De hoogte en de wijze van inning daarvoor, worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.

Hoofdstuk III. De Visserijcommissie

Artikel 13

  • 1 Onze Minister stelt een visserijcommissie voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba in.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de instelling, samenstelling, taken en werkwijze van de visserijcommissie.

Hoofdstuk IIIA. Visserij op volle zee of wateren die vallen onder de rechtsmacht van een andere staat

Artikel 13a

Onder vissersvaartuig, afkomstig van Bonaire, Sint Eustatius of Saba wordt in dit hoofdstuk verstaan: schip dat is geregistreerd in Nederland, Bonaire, Sint Eustatius of Saba en in de uitoefening van beroep of bedrijf wordt of kan worden gebruikt voor de visserij op zee.

Artikel 13b

  • 1 Het is verboden met een vissersvaartuig, afkomstig van Bonaire, Sint Eustatius of Saba op volle zee of in de wateren die vallen onder de rechtsmacht van een andere Staat, te vissen zonder, of in afwijking van een vergunning.

  • 2 De vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend door of namens Onze Minister.

  • 3 Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, onder andere met betrekking tot:

    • a. de visgebieden waar het vissersvaartuig kan vissen;

    • b. de vissoorten waarop het is toegestaan te vissen en indien van toepassing tevens de vissoorten waarop het niet is toegestaan te vissen;

    • c. het bijhouden van logboeken;

    • d. het aan boord nemen van waarnemers en

    • e. het rapporteren over de vangst.

Artikel 13c

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld die in elk geval betrekking hebben op de:

    • a. vistuigen waarmee het is toegestaan te vissen;

    • b. te vangen vissoorten;

    • c. eisen waaraan een vissersvaartuig dient te voldoen, waaronder:

      • het navigatiesysteem om de locatie van het vissersvaartuig vast te stellen;

      • het markeren van het vistuig;

    • d. eisen waaraan de bemanning van een vissersvaartuig dient te voldoen.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van internationale of regionale overeenkomsten met betrekking tot de visserij op volle zee of binnen de wateren die onder de rechtsmacht vallen van een andere Staat.

  • 3 Het is verboden met een vissersvaartuig, afkomstig van Bonaire, Sint Eustatius of Saba een reis te ondernemen, dan wel te doen ondernemen indien niet wordt voldaan aan de krachtens dit artikel gestelde regels.

  • 4 Van het verbod in het vorige lid, kan ontheffing worden verleend.

Hoofdstuk IV. Geheimhoudingsplicht

Artikel 14

Het is aan een ieder, die uit hoofde van deze wet of van het krachtens deze wet bepaalde een taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge of krachtens deze wet verkregen, verder of anders gebruik te maken of daarvan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak strikt noodzakelijk is.

Hoofdstuk V. Strafbepalingen

Artikel 15

  • 1 Overtreding van het bij of krachtens de artikelen 2, 3 en 5 bepaalde, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden en geldboete van ten hoogste de zesde categorie, hetzij met een van deze straffen.

  • 2 Het niet voldoen aan een verzoek als bedoeld in artikel 10, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee weken of geldboete van ten hoogste de eerste categorie.

  • 3 Het niet voldoen aan een vordering als bedoeld in het eerste lid van artikel 17, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste de eerste categorie.

  • 4 De feiten, strafbaar gesteld bij dit artikel, worden als overtredingen beschouwd.

Artikel 16

Met het toezicht op de naleving en het opsporen van de overtredingen van deze wet zijn behalve de in artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering BES aangewezen personen belast de door Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen personen.

Artikel 17

  • 1 De in artikel 16 bedoelde personen zijn uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:

    • a. van iedere vergunninghouder en van ieder waarvan vermoed wordt dat deze zonder vergunning heeft gehandeld, alle inlichtingen te verlangen;

    • b. van iedere vergunninghouder en van ieder waarvan vermoed wordt dat deze zonder vergunning heeft gehandeld, inzage te verlangen van alle boeken en bescheiden en daarvan afschrift te nemen;

    • c. goederen van vergunninghouders en van ieder waarvan vermoed wordt dat deze zonder vergunning heeft gehandeld, aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.

  • 2 Zo nodig verschaffen zij zich de toegang tot een plaats als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, met behulp van de sterke arm.

Artikel 18

  • 1 De in artikel 16 bedoelde personen zijn ter vervulling van hun taak bevoegd te vorderen, dat gezagvoerders van vaartuigen, met uitzondering van openbare vervoermiddelen, deze doen stilhouden en onderzoek toestaan van de zich daarin bevindende voorwerpen. Zij kunnen tevens vorderen, dat de gezagvoerders overeenkomstig hun aanwijzingen terzake medewerking verlenen.

  • 2 Onze Minister kan regelen stellen omtrent de wijze waarop een vordering als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan.

Artikel 19

  • 1 Indien een bij of krachtens deze wet strafbaar gesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafvervolging ingesteld en worden de straffen uitgesproken, hetzij tegen die rechtspersoon, die vennootschap, die vereniging of dat doelvermogen, hetzij tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven of die feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, hetzij tegen hen gezamenlijk.

  • 2 Een bij of krachtens deze wet strafbaar gesteld feit wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, indien zij begaan wordt door personen, die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon, de vennootschap, de vereniging of doelvermogen, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het strafbaar feit hebben begaan, dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van dat feit aanwezig zijn.

  • 3 Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, wordt deze respectievelijk dit tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder en indien er meerdere bestuurders zijn, door een dezer. De vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschijnen. De rechter kan de persoonlijke verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen; hij kan alsdan medebrenging gelasten.

  • 5 Indien een strafvordering wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, geschieden de in het Wetboek van Strafvordering BES voorgeschreven betekeningen, dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen of andere mededelingen aan de persoon of de woonplaats van de bestuurder en indien er meerdere bestuurders zijn, aan een van deze of op de plaats waar het bestuur zitting of kantoor houdt, behoudens, indien het een dagvaarding betreft, overeenkomstige toepassing van artikel 130, tweede en derde lid, van Wetboek van Strafvordering BES.

Artikel 20

Het wetboek van Strafrecht BES is mede van toepassing op een ieder die zich binnen de visserijzone schuldig maakt aan de bij of krachtens de artikelen 2, 3, 4 en 5 strafbaar gestelde feiten.

Hoofdstuk VII. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22