Regeling voorzieningen hondengeleiders politie

Geraadpleegd op 03-12-2024.
Geldend van 27-08-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 20 mei 2010, nr. DCB/CZW/WVOB 2010-0000225178, houdende bepalingen betreffende voorzieningen voor hondengeleiders bij de politie (Regeling voorzieningen hondengeleiders politie)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 21 en 48 van het Besluit bezoldiging politie;

Besluit:

Paragraaf 2. Tegemoetkomingen en vergoedingen

Artikel 2

  • 1 Voor de kosten ten behoeve van het verzorgen van een diensthond heeft de geleider aanspraak op een maandelijkse tegemoetkoming van € 136,31 netto per diensthond.

  • 2 Indien bij woon-werkverkeer gebruik wordt gemaakt van eigen vervoer voor het vervoeren van een diensthond, heeft de geleider aanspraak op een maandelijkse tegemoetkoming van € 94,79 netto. Deze tegemoetkoming is bedoeld als compensatie voor het gebruik van de eigen auto voor het vervoer van de hond alsmede voor het schoonmaken van de eigen auto.

  • 3 De tegemoetkoming, genoemd in het tweede lid, wordt toegekend op declaratiebasis en geldt niet per diensthond, maar is gekoppeld aan de eigen auto.

  • 4 Geleiders aan wie permanent een dienstauto ter beschikking is gesteld, komen niet in aanmerking voor de tegemoetkoming, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3

  • 1 Voor de permanente verantwoordelijkheid voor de diensthond heeft de geleider aanspraak op een maandelijkse compensatie van € 463,08.

  • 2 De compensatie heeft geen betrekking op de noodzakelijke verzorging van de diensthond binnen werktijd.

Artikel 4

De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, en de compensatie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, worden jaarlijks per 1 juli van elk kalenderjaar gewijzigd overeenkomstig de door het Centraal Planbureau in het Centraal Economisch Plan gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindex.

Artikel 5

De geleider heeft aanspraak op volledige vergoeding van:

  • a. dierenartskosten en door een dierenarts voorgeschreven medicatie en voeding;

  • b. hondenbelasting, voor zover diensthonden daarvoor niet zijn vrijgesteld in de gemeente waar de geleider woonachtig is;

  • c. de kosten voor keuring en herkeuring als bedoeld in de Regeling politiehonden;

  • d. de kosten voor het onderbrengen van een diensthond bij een dierenpension;

  • e. andere kosten waar naar oordeel van het bevoegd gezag deze regeling niet naar redelijkheid en billijkheid in voorziet.

Artikel 6

Indien een diensthond na verstrijking van de periode dat deze voor inzet in de politiedienst geschikt is, met instemming van het bevoegd gezag, door de geleider als huisdier wordt overgenomen heeft de geleider aanspraak op een afbouwvoorziening. De afbouwvoorziening bestaat uit vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 5, onder a, voor een periode van ten hoogste drie maanden.

Artikel 7

  • 2 De aanspraak op de afbouwvoorziening, bedoeld in artikel 6, vervalt indien de geleider de diensthond niet meer verzorgt.

Paragraaf 3. Vervoer van de geleider en de diensthond

Artikel 8

De reizen van de geleider en de diensthond tussen het woonadres van de geleider en zijn plaats van tewerkstelling of oefenterrein, worden per auto afgelegd.

Artikel 9

  • 1 De diensthond wordt tijdens het transport vervoerd in een deugdelijke transportkooi of aanhangwagen.

  • 2 Het bevoegd gezag stelt voor het transporteren van de diensthond een deugdelijke transportkooi, een aanhangwagen en aanverwante noodzakelijke vervoersvoorzieningen ter beschikking aan de geleider.

  • 3 Indien de geleider een deugdelijke transportkooi, een aanhangwagen en aanverwante vervoersvoorzieningen zelf aanschaft, dan worden de kosten vergoed door het bevoegd gezag, tenzij deze kosten niet in redelijke verhouding staan tot voor een transportkooi, een aanhangwagen of aanverwante vervoersvoorzieningen gebruikelijke kosten.

Paragraaf 4. Uitrusting

Artikel 10

Het bevoegd gezag verstrekt aan de geleider de uitrusting die noodzakelijk is voor de dienstuitoefening, opleiding en training in combinatie met een diensthond.

Artikel 11

Het bevoegd gezag voorziet in een geschikte kennel voor de diensthond op het woonadres van de geleider.

Artikel 12

De uitrusting, bedoeld in de artikelen 9, derde lid en 10, en de kennel, bedoeld in artikel 11, blijven eigendom van de politie, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Politiewet 2012. Indien de geleider zijn functie niet meer vervult, kan het bevoegd gezag bepalen dat de kennel niet wordt teruggevorderd.

Paragraaf 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13

  • 1 De geleider die op grond van artikel 3, derde lid, zoals dat artikel luidde voor 1 maart 2023, achttien uren compensatie in tijd per maand krijgt zal deze blijven ontvangen, tenzij hij vóór 1 maart 2023 schriftelijk kenbaar heeft gemaakt alsnog compensatie in geld te willen.

  • 2 Op geleiders die niet voor de in het eerste lid gestelde datum voor compensatie in geld, als bedoeld in het eerste lid, hebben gekozen, blijft artikel 3, derde lid, zoals dat luidde voor 1 maart 2023, van toepassing.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorzieningen hondengeleiders politie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E.M.H. Hirsch Ballin