Inkomstenbelasting, schenk- en erfbelasting; diverse tegemoetkomingen bij bijzondere gebeurtenissen

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 18-12-2018 t/m heden

Inkomstenbelasting, schenk- en erfbelasting; diverse tegemoetkomingen bij bijzondere gebeurtenissen

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit beschrijft de fiscale gevolgen van tegemoetkomingen bij bijzondere gebeurtenissen zoals oorlogen en rampen (zoals de nieuwjaarsbrand in Volendam) en de fiscale gevolgen voor asbestslachtoffers. Dit besluit vervangt het besluit van 13 februari 2007, nr. CPP2007/289M.

In dit besluit is de periode waarop de Regeling Tegemoetkoming in kosten voor de slachtoffers van de Nieuwjaarsbrand Volendam (1 januari 2001) ziet, aangepast. De uitkeringen op basis van deze Regeling lopen ook na 31 december 2006 door en dit is abusievelijk niet gewijzigd in het besluit. Dit is met terugwerkende kracht aangepast. Verder is in het hele besluit de term schenkings- en successierecht vervangen door de term schenk- en erfbelasting. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging bedoeld.

1. Inleiding

Dit besluit vervangt het besluit van 13 februari 2007, nr. CPP2007/289M. Onderdeel 6 is vervallen omdat het geen belang meer heeft. Onderdeel 7 is uitgebreid in verband met een nieuwe regeling. Voor het overige is met dit besluit is geen beleidswijziging beoogd.

2. Fiscale kwalificatie uitkeringen vervolgingsslachtoffers

2.1. Inleiding

De volgende stichtingen houden zich bezig met het beheren en verdelen van gelden, die door de overheid en door private partijen ter beschikking zijn gesteld, als erkenning van achteraf geconstateerde tekortkomingen bij het naoorlogse rechtsherstel en de naoorlogse opvang.

  • Stichting Het Gebaar, opgericht op 19 november 2001, gevestigd in Den Haag;

  • Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma, opgericht op 3 november 2000, gevestigd in Tilburg;

  • Stichting Joods Humanitair Fonds, opgericht op 31 januari 2002, gevestigd in ’s-Gravenhage;

  • Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa, opgericht op 22 november 1999, gevestigd in ’s-Gravenhage;

  • Stichting Individuele Bankaanspraken Sjoa, opgericht op 11 maart 2002, gevestigd in ’s-Gravenhage;

  • Stichting Individuele Effectenaanspraken Sjoa, opgericht op 22 november 1999, gevestigd in ’s-Gravenhage;

  • Stichting Individuele Maror-gelden, opgericht op 1 december 2000, gevestigd in Amsterdam;

  • Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid, opgericht op 1 december 2000, gevestigd in Amsterdam;

  • Stichting Collectieve Maror-gelden Nederland, opgericht op 24 november 2004, gevestigd in Amsterdam;

  • Stichting Collectieve Maror-gelden Israël, opgericht op 18 oktober 2001, gevestigd in Amsterdam;

hierna: de stichtingen.

2.2. Fiscale gevolgen

De volgende fiscale gevolgen zijn van toepassing op uitkeringen aan en van de stichtingen.

Geen schenkbelasting is verschuldigd over de gelden die door de overheid en de private instellingen aan de stichtingen worden verstrekt en over de betalingen die de stichtingen doen aan gerechtigden. Ook is geen schenkbelasting verschuldigd over uitkeringen die een van de stichtingen in overeenstemming met zijn statuten doet aan een van de andere in onderdeel 2.1 genoemde stichtingen.

De betalingen door de stichtingen aan de gerechtigden vormen geen inkomen in de zin van de Wet IB 2001.

Uit de reglementen die de stichtingen hanteren bij de verdeling van gelden aan collectieve doelen, maak ik op dat het in beginsel niet mogelijk is dat uitkeringen plaatsvinden aan vennootschapsbelastingplichtige lichamen. Een vrijstelling voor vennootschapsbelasting is daarom niet nodig.

Ter voorkoming van misverstanden merk ik op dat, nadat de betaling eenmaal aan de gerechtigde is toegekend, deze deel uitmaakt van diens vermogen. Opbrengsten daarvan worden op de normale wijze in de inkomstenbelasting betrokken. Bij vererving of schenking van (gedeelten van) dat vermogen vindt op reguliere wijze heffing van successie-, respectievelijk schenkbelasting plaats.

3. Fiscale kwalificatie van schadeloosstellingen uit Duitse en Oostenrijkse compensatiefondsen aan slachtoffers van het nationaal-socialistische bewind

3.1. Inleiding

In het jaar 2000 stelden de Duitse en de Oostenrijkse overheid met het bedrijfsleven van die landen elk een compensatiefonds in voor eenmalige schadeloosstellingen aan slachtoffers van het nationaal-socialistische bewind. Ter erkenning van het ondergane leed worden uit deze fondsen uitkeringen gedaan aan voormalige dwangarbeiders uit de Tweede Wereldoorlog. De maximale vergoedingen uit deze fondsen ontlopen elkaar niet veel. Afhankelijk van de omstandigheden waaronder de dwangarbeid werd verricht ontvangen de voormalige dwangarbeiders een eenmalige uitkering van maximaal ongeveer € 7.700.

Tot dezelfde hoogte voorziet het Duitse compensatiefonds ook in eenmalige uitkeringen aan andere slachtoffers die ernstige lichamelijke of geestelijke schade hebben geleden door toedoen van het nationaal-socialistische bewind. In Oostenrijk bestaat sinds 1995 een fonds dat voorziet in eenmalige uitkeringen aan slachtoffers van de vervolging door het nazi-regime in dat land.

Vooruitlopend op de instelling van de bovengenoemde compensatiefondsen hebben twee Duitse bedrijven rechtstreeks vergoedingen toegekend aan personen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in die bedrijven dwangarbeid verrichtten. Ter vergoeding van de immateriële schade hebben deze bedrijven op humanitaire gronden een eenmalige uitkering van maximaal ongeveer € 5.100 uitbetaald aan de voormalige dwangarbeiders.

3.2. Van belang zijnde fondsen

Dit besluit heeft betrekking op:

  • het Duitse fonds ‘Herinnering, Verantwoordelijkheid en Toekomst’. De regering van de Bondsrepubliek Duitsland heeft de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) te Genève belast met de uitvoering van de schadeloosstellingen aan voormalige dwangarbeiders die niet uit Oost-Europese landen afkomstig zijn. De IOM is een intergouvernementele organisatie met vestigingen over de hele wereld, waaronder Nederland. Voor de afwikkeling van de aanvragen van de Nederlandse voormalig dwangarbeiders heeft de IOM het ‘Project Duitse Compensatie Dwangarbeid’ te Apeldoorn in het leven geroepen;

  • het Oostenrijkse fonds ‘Verzoening, Vrede en Samenwerking’. Om de aanvragen in Nederland in goede banen te leiden is het ‘Project Oostenrijkse Compensatie Dwangarbeid’ te Apeldoorn in het leven geroepen dat voor de Nederlandse betrokkenen en uitkeringsgerechtigden als eerste aanspreekpunt fungeert;

  • het ‘Nationale Fonds van de Republiek Oostenrijk voor Slachtoffers van het Nationaal-socialisme’;

  • het ‘Volkswagen AG - Humanitair Fonds’;

  • het ‘Siemens Humanitair Hulp Fonds’.

3.3. Fiscale gevolgen

De hiervoor genoemde fondsen zijn niet in Nederland gevestigd. Mede om die reden is geen schenkbelasting verschuldigd over de betaling aan de rechthebbenden. De betalingen door de fondsen aan de gerechtigden vormen geen inkomen in de zin van de Wet IB 2001. Nadat de betaling aan de gerechtigde is toegekend, maakt deze deel uit van diens vermogen. Opbrengsten daarvan worden op normale wijze in de inkomstenbelasting betrokken. Bij vererving of schenking van (gedeelten van) dat vermogen vindt op reguliere wijze heffing plaats van successie-, respectievelijk schenkbelasting.

4. Eenmalige financiële compensatie voor militairen

In de Uitkeringswet financiële compensatie langdurige militaire dienst (Stb. 1992, 367) is een regeling getroffen voor bepaalde groepen militairen die ten minste vijf jaar onder de wapenen zijn geweest. Op grond van deze wet kan de Minister van Defensie een eenmalige netto-uitkering verlenen tot een bedrag van ten hoogste € 3.403,35.

In de Uitkeringswet tegemoetkoming twee tot vijfjarige diensttijd veteranen (Stb. 1997, 728) is een regeling opgenomen voor een tegemoetkoming in de vorm van een eenmalige uitkering. Het gaat om een uitkering door het Rijk aan militairen die meer dan twee maar minder dan vijf jaar als dienst- of reserveplichtige, als oorlogsvrijwilliger dan wel als schutterplichtige bij de krijgsmacht van het Koninkrijk hetzij tijdens de Tweede Wereldoorlog, dan wel in het voormalig Nederlands-Indië, in Korea of in het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea in werkelijke dienst zijn geweest. Op grond van deze wet kan een eenmalige netto-uitkering worden verleend tot een bedrag van ten hoogste € 453,78.

De over de bovenstaande netto-uitkeringen verschuldigde bedragen aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen komen in de vorm van een lumpsumheffing voor rekening van het Rijk.

In de Uitkeringswet KNIL beroepsmilitairen (Stb. 1998, 182) staat een regeling voor een eenmalige financiële compensatie voor beroepsmilitairen die ten minste vijf maar minder dan vijftien jaren bij het voormalige KNIL in werkelijke dienst zijn geweest. Op grond van deze wet kan de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen een eenmalige netto-uitkering verlenen tot een bedrag van ten hoogste € 3.403,35. De over deze netto-uitkering verschuldigde bedragen aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen komen voor rekening van de Stichting.

In verband met het voorafgaande moet een op grond van de hiervoor genoemde regelingen ontvangen uitkering buiten het belastbare inkomen uit werk en woning worden gelaten en komen geen inhoudingen voor verrekening in aanmerking.

5. Financiële maatregelen voor asbestslachtoffers

5.1. Inleiding

Per 26 januari 2000 zijn twee financiële maatregelen ingevoerd voor asbestslachtoffers. Op basis van die maatregelen kunnen werknemers aanspraak maken op een financiële tegemoetkoming in de schade, als zij door langdurige blootstelling aan asbest aan de ziekte maligne mesothelioom lijden. Per 1 december 2007 is een speciale maatregel ingevoerd voor personen die niet als werknemer maar in een andere hoedanigheid in aanraking zijn gekomen met asbest en daardoor aan de ziekte maligne mesothelioom lijden. Onder voorwaarden kunnen ook de nabestaanden van asbestslachtoffers recht hebben op een tegemoetkoming op grond van deze maatregelen.

Hieronder zijn de fiscale gevolgen van die tegemoetkomingen beschreven. In onderdeel 5.2 staat een korte algemene toelichting op de financiële maatregelen voor asbestslachtoffers. In onderdeel 5.3 staan de gevolgen voor het schenkings- en erfbelasting. In onderdeel 5.4 staan de gevolgen voor de loon- en inkomstenbelasting.

5.2. Toelichting op de financiële maatregelen voor asbestslachtoffers

5.2.1. Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

De Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (hierna TAS) is ingevoerd per 26 januari 2000. De TAS is bedoeld voor degenen die als werknemer met asbest hebben gewerkt en daardoor aan de ziekte maligne mesothelioom lijden. De TAS voorziet in een eenmalige tegemoetkoming in de geleden immateriële schade. De tegemoetkoming is bestemd voor hen die via de burgerrechtelijke weg geen schadevergoeding kunnen krijgen omdat een aansprakelijke werkgever ontbreekt. Die werkgever is onvindbaar of failliet of niet meer aansprakelijk te stellen omdat de verjaringstermijn verstreken was voordat het slachtoffer bekend kon zijn met de schade. De Sociale Verzekeringsbank voert de regeling uit.

5.2.2. Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS)

De Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom (hierna TNS) is ingevoerd per 1 december 2007. De TNS is bedoeld voor degenen die in een andere hoedanigheid dan als werknemer aan asbest zijn blootgesteld en daardoor aan de ziekte maligne mesothelioom lijden. Zij zijn aan asbest blootgesteld bijvoorbeeld tijdens het werken met asbest als zelfstandige, aan asbest in het milieu of door in aanraking te komen met asbestproducten. De TNS voorziet in een eenmalige tegemoetkoming in de geleden immateriële schade. De tegemoetkoming is te beschouwen als een uiting van maatschappelijke betrokkenheid bij het leed van deze personen en is geen vervanging voor schadevergoeding door de veroorzakende partij. De Sociale Verzekeringsbank voert de regeling uit.

5.2.3. Een schadevergoeding via bemiddeling van het Instituut Asbestslachtoffers (IAS)

Instellingen en organisaties die bij de asbestproblematiek betrokken zijn, hebben een convenant gesloten voor de oprichting van het Instituut Asbestslachtoffers (hierna IAS). Het IAS is operationeel per 26 januari 2000 en richt zich op (ex-)werknemers. Om langdurige juridische procedures te voorkomen, kunnen (ex-)werknemers met een verhaalbare vordering gebruik maken van de bemiddeling van het IAS. Het IAS bemiddelt tussen asbestslachtoffers en hun werkgevers/verzekeraars op basis van een volmacht, gericht op het treffen van een schikking. Als een claim gegrond is, wordt een eenmalige tegemoetkoming voor immateriële schade uitgekeerd. Verder wordt een vergoeding voor materiële schade en overlijdensschade uitgekeerd. De tegemoetkoming en de vergoeding worden jaarlijks geïndexeerd.

5.3. Gevolgen voor het schenkings- en erfbelasting

Over de hiervoor genoemde tegemoetkomingen is geen schenkbelasting verschuldigd. Over de tegemoetkoming aan de nabestaande(n) van het asbestslachtoffer is ook geen erfbelasting verschuldigd. Een andere situatie doet zich voor als de tegemoetkoming al toegekend was op het moment van het overlijden. De tegemoetkoming maakte dan deel uit van het vermogen van de overledene, waardoor ze wordt betrokken in het erfbelasting dat over de nalatenschap verschuldigd kan zijn.

5.4. Gevolgen voor de loon- en inkomstenbelasting

5.4.1. Tegemoetkoming in immateriële schade

De in de onderdelen 5.2.1 en 5.2.2 genoemde tegemoetkomingen (TAS en TNS) en de in onderdeel 5.2.3 genoemde tegemoetkoming zijn geheel toe te rekenen aan de geleden immateriële schade. Ze vinden naar mijn oordeel niet zozeer hun grond in een bron van inkomen en behoren dan ook niet tot het inkomen uit werk en woning.

5.4.2. Tegemoetkoming in materiële schade

De in onderdeel 5.2.1 en 5.2.2 genoemde regelingen (TAS en TNS) voorzien niet in een vergoeding voor materiële schade.

Bij de in onderdeel 5.2.3 beschreven bemiddeling van het IAS wordt wel een vergoeding voor materiële schade uitgekeerd. Werknemers of ex-werknemers met een verhaalbare vordering ontvangen voor materiële schade in beginsel een vast bedrag. Volgens het convenant tot oprichting van het IAS gaat het daarbij voor de helft om een tegemoetkoming in de kosten die een derde voor het slachtoffer heeft gemaakt (artikel 6:107 BW). De andere helft ziet op de begrafeniskosten en op de schade die bepaalde personen lijden in de situatie dat de overledene bijdroeg aan hun levensonderhoud (artikel 6:108 BW). Uit praktische overwegingen keur ik goed dat deze forfaitaire vergoedingen niet van invloed zijn op de bestaande aftrekmogelijkheden in de sfeer van de persoonsgebonden aftrekposten. Deze goedkeuring geldt niet als een hogere vergoeding wordt betaald dan het genoemde bedrag, bijvoorbeeld in de situatie dat de belanghebbende tegenover het IAS hogere kosten aannemelijk heeft gemaakt.

6. Maatregelen in verband met de vuurwerkramp in Enschede

6.1. Inleiding

Op 13 mei 2000 vond de vuurwerkramp in Enschede plaats. Daarna is een aantal maatregelen getroffen voor belastingplichtigen die door of als gevolg van die ramp schade ondervonden. De volgende maatregel kan nu nog van belang zijn.

6.2. Regeling tegemoetkoming nabestaanden vuurwerkramp Enschede

Een aantal weduwen en (half)wezen heeft een aanspraak op uitkeringen ingevolge de Regeling tegemoetkoming nabestaanden vuurwerkramp Enschede. De fondsen waar deze aanspraken op zijn gebaseerd zijn afkomstig van het Nationaal Rampenfonds. Gelet op de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval keur ik goed dat deze aanspraken niet in aanmerking worden genomen als bezitting in de zin van artikel 5.3 van de Wet IB 2001 (box-3-bezitting). De uitkeringen op grond van deze aanspraken hebben de vorm van voorschotten op basis van een zogenoemde clausule B als bedoeld in het besluit van 8 december 2000, CPP2000/2845M. Binnen de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn dergelijke uitkeringen niet aan te merken als belastbare periodieke uitkeringen in de zin van artikel 3.100, eerste lid.

7. Financiële regelingen voor slachtoffers van de nieuwjaarsbrand in Volendam

7.1. Inleiding

Na de nieuwjaarsbrand in Volendam zijn verschillende financiële regelingen vastgesteld om tegemoet te komen in de kosten van de slachtoffers van de nieuwjaarsbrand. Op voorstel van de Commissie financiële afwikkeling nieuwjaarsbrand Volendam zijn twee regelingen vastgesteld: de Regeling Tegemoetkoming in kosten en de Regeling Tegemoetkoming in schade in verband met functionele invaliditeit. In 2007 is de Nazorgstichting Nieuwjaarsbrand Volendam opgericht. Deze stichting kan bijdragen verstrekken op grond van de Regeling Nazorg Volendam.

Hieronder staat in onderdeel 7.2 een korte algemene toelichting op de verschillende financiële regelingen. In onderdeel 7.3 staan de gevolgen voor de inkomstenbelasting.

7.2. Toelichting op de financiële regelingen voor de slachtoffers van de nieuwjaarsbrand

7.2.1. Regeling Tegemoetkoming in kosten

Op grond van deze regeling wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt in medische kosten en in kosten voor het dagelijks leven die voortvloeien uit lichamelijk of psychisch letsel. Het letsel moet door de ramp zijn veroorzaakt en de kosten dienen op medische indicatie te zijn gemaakt. De regeling geldt alleen voor kosten die niet via een andere regeling voor tegemoetkoming in aanmerking (kunnen) komen.

De Regeling is bedoeld voor slachtoffers die nog in leven zijn en hun naasten en voor naasten van overleden slachtoffers. De uitkering vindt plaats op basis van door de slachtoffers werkelijk gemaakte kosten.

7.2.2. Regeling Tegemoetkoming in schade in verband met functionele invaliditeit

Op grond van deze regeling kunnen slachtoffers met blijvend lichamelijk en/of psychisch letsel een uitkering ineens krijgen. De uitkering is bedoeld om de draad van het leven weer op te pakken en hun toekomst zelf vorm te geven. De hoogte van de uitkering is alleen afhankelijk van de mate van functionele invaliditeit van het slachtoffer en kan maximaal € 150.000 bedragen. De uitkering is niet gerelateerd aan een bron van inkomen.

7.2.3. Regeling Nazorg Volendam

Nazorgstichting Nieuwjaarsbrand Volendam (NNV) kan bijdragen verstrekken aan de getroffenen en naasten van getroffenen van de nieuwjaarsbrand. De bijdragen worden verstrekt op grond van de jaarlijks aan te passen Regeling Nazorg Volendam. De regeling geldt alleen voor kosten die niet via een andere regeling voor tegemoetkoming in aanmerking (kunnen) komen.

7.3. Fiscale gevolgen

7.3.1. Regeling Tegemoetkoming in kosten

De uitkeringen op grond van deze regeling zijn voor de inkomstenbelasting niet belastbaar in box 1. Voor zover de kosten waarop de vergoeding betrekking heeft kwalificeren als buitengewone uitgaven of uitgaven voor specifieke zorgkosten, staat de vergoeding in zoverre aan aftrek in de weg (geen drukkende kosten voor zover recht bestaat op vergoeding).

7.3.2. Regeling Tegemoetkoming in schade in verband met functionele invaliditeit

De eenmalige uitkering is voor de inkomstenbelasting niet belastbaar in box 1. De uitkering behoort wel tot het vermogen in box 3, voor zover op de peildatum nog aanwezig.

7.3.3. Regeling Nazorg Volendam

De bijdragen op grond van deze regeling zijn voor de inkomstenbelasting niet belastbaar in box 1. Voor zover de kosten waarop de bijdrage betrekking heeft kwalificeren als buitengewone uitgaven, uitgaven voor specifieke zorgkosten of scholingsuitgaven, staat de vergoeding in zoverre aan aftrek in de weg (geen drukkende kosten voor zover recht bestaat op vergoeding). Een ontvangen bijdrage behoort wel tot het vermogen in box 3, voor zover de bijdrage op de peildatum nog aanwezig is.

8. Ingetrokken regeling en inwerkingtreding

Het besluit van 13 februari 2007, nr. CPP2007/289M, is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van het besluit.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 september 2009

De

staatssecretaris

van Financiën,

J.C. de Jager

Naar boven