Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet wenselijk is de Algemene wet bestuursrecht aan te vullen met bepalingen inzake bestuursrechtelijke geldschulden, inzake bestuurlijke
handhaving, in het bijzonder de bestuurlijke boete, en inzake attributie;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
[Red: Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.]
[Red: Wijzigt het Wetboek van Strafvordering.]
-
2
Artikel 5:44, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing indien het recht tot strafvervolging is vervallen
doordat is voldaan aan de voorwaarden die krachtens een wettelijk voorschrift zijn
gesteld ter voorkoming van strafvervolging.
Voor de plaatsing van deze wet in het Staatsblad stelt Onze Minister van Justitie
de nummering van de artikelen in de titels 4.4, 5.1 en 5.4 en in afdeling 10.1.3 opnieuw vast en brengt hij de in deze wet voorkomende aanhalingen van deze artikelen
met de nieuwe nummering in overeenstemming.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht.