Postregeling 2009

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 07-10-2022 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 maart 2009, nr. WJZ/9055290, houdende regels betreffende de universele postdienst (Postregeling 2009)

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: de Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • b. besluit: het Postbesluit 2009;

  • c. dienstverleningspunt: een dienstverleningspunt als bedoeld in artikel 16, zevende lid, van de wet;

  • d. jaarlijkse rapportage: de jaarlijkse rapportage, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet;

  • e. verordening (EU) nr. 2018/644: Verordening (EU) nr. 2018/644 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 april 2018 betreffende grensoverschrijdende pakketbezorgdiensten (PbEU 2018, L 112/19).

Hoofdstuk 2. Universele postdienst algemeen

Artikel 2

  • 1 Voor de afmeting van de poststukken die voor postvervoer binnen Nederland onder de universele postdienst vallen, geldt dat de grootste afmeting ten hoogste honderd centimeter bedraagt en de overige afmetingen ten hoogste vijftig centimeter bedragen, waarbij een afwijking van twee millimeter is toegestaan.

  • 2 Voor de afmeting van de poststukken die voor postvervoer binnen Nederland onder de universele postdienst vallen, geldt dat de kleinste afmeting ten minste 14 centimeter in de lengte en 9 centimeter in de breedte bedraagt. In rolvorm mogen de poststukken niet kleiner zijn dan 10 centimeter in de lengte. De som van de lengte en tweemaal de middellijn mag niet kleiner zijn dan 17 centimeter.

  • 3 Poststukken met kleinere afmetingen dan genoemd in het tweede lid, vallen onder de universele postdienst indien zij zijn voorzien van een adreslabel van minimaal 7 bij 10 centimeter.

  • 4 Voor de afmeting van de poststukken die voor postvervoer van en naar Nederland onder de universele postdienst vallen, zijn de afmetingen die voortvloeien uit de akten van de Wereldpostunie van toepassing.

Artikel 3

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan de verlener van de universele postdienst in de algemene voorwaarden bepalen dat gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste 21 dagen in de maand december de poststukken zijnde losse brieven enkel worden vervoerd met de standaard overnight service indien deze brieven tijdig op een dienstverleningspunt zijn aangeboden en voldoende gefrankeerd zijn.

  • 3 De verlener van de universele postdienst maakt jaarlijks voor 1 november de periode, bedoeld in het tweede lid, aan de Autoriteit Consument en Markt bekend.

  • 4 De verlener van de universele postdienst kondigt de periode, bedoeld in het tweede lid, op genoegzame wijze aan het publiek aan.

  • 5 De verlener van de universele postdienst biedt in de periode, bedoeld in het tweede lid, op de dienstverleningspunten voldoende gelegenheid aan het publiek voor het aanbieden van losse brieven.

Artikel 4

  • 1 Een volledig assortiment van diensten als bedoeld in artikel 4b van het besluit, bevat de diensten en activiteiten die zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

  • 2 Een nagenoeg volledig assortiment van diensten bevat de diensten en activiteiten die zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

  • 3 De verlener van de universele postdienst kan een dienstverleningspunt in een woonkern met minder dan 5000 inwoners zonder winkelgebied sluiten indien:

    • a. de sluiting het gevolg is van opzegging of bedrijfsbeëindiging door de ondernemer met wie de verlener van de universele postdienst een overeenkomst tot exploitatie van een dienstverleningspunt heeft gesloten of

    • b. voor de inwoners van de woonkern binnen een straal van vijf kilometer een ander dienstverleningspunt is met een volledig of nagenoeg volledig assortiment van diensten en de omzet in zegelwaarden van het te sluiten dienstverleningspunt minder is dan € 11.500 per jaar.

Artikel 5

  • 1 Een voor aflevering van poststukken bestemde brievenbus als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet, is zo dicht mogelijk bij de rijbaan van een voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen berijdbare openbare weg aangebracht. Deze brievenbussen zijn van de weg af zonder belemmering bereikbaar.

  • 2 Met een openbare weg als bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld een weg die:

    • a. gedurende het gehele jaar onbelemmerd kan worden bereden door een motorvoertuig op meer dan twee wielen met een snelheid van ten minste 40 kilometer per uur;

    • b. geen doodlopende weg is en

    • c. de gelegenheid biedt de bestelroute zonder omwegen te vervolgen.

  • 3 Aan of nabij de brievenbussen behoort door een nummer op duidelijke wijze te zijn aangegeven, bij welke woning, gebouw of gedeelte daarvan zij behoren.

  • 4 Brievenbussen in of aan gebouwen of woningen zijn zodanig aangebracht of geplaatst dat zij te bereiken zijn binnen tien meter van de grens van een weg, waaronder mede worden verstaan de daartoe behorende trottoirs, paden, bermen en taluds.

  • 5 De in het eerste lid gestelde voorwaarde is niet van toepassing op groepsgewijs geplaatste brievenbussen, die:

    • a. ten dienste van galerijflats zijn geplaatst op rechtstreeks met een lift bereikbare niveaus van die flats, mits de brievenbussen ten dienste van alle op één niveau aanwezige en vanuit één en dezelfde lift bereikbare woningen zich in de onmiddellijke nabijheid van de lift bevinden, of

    • b. ten dienste van alle overige collectieve gebouwen zo dicht mogelijk bij de ingang van dat gebouw zijn aangebracht.

  • 6 Brievenbussen ten dienste van geadresseerden die op recreatieterreinen verblijven, worden groepsgewijs bij de ingang van een zodanig terrein geplaatst. Bij gebreke hiervan kunnen poststukken door of namens de terreinbeheerder in ontvangst worden genomen of door de geadresseerden op een daartoe door een verlener van de universele postdienst aan te wijzen postinrichting worden afgehaald.

  • 7 Behoudens gevallen als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, is het niveau waarop de brievenbussen worden bediend gelegen op niet meer dan 2,5 meter boven of beneden het wegdek.

Artikel 6

  • 1 De vorm en de kleur van de brievenbussen is zodanig, dat verwarring met voor het publiek bestemde brievenbussen van een verlener van de universele postdienstverlener niet mogelijk is.

  • 2 De brievengleuf is horizontaal in een verticaal vlak of in het bovenvlak van de brievenbus aangebracht en bevindt zich op 1,1 meter of in ieder geval niet lager dan 0,6 meter of hoger dan 1,8 meter boven het niveau, waarop de brievenbus wordt bediend.

  • 3 De afmetingen van de vrije inwerpopening bedragen in de lengte ten minste 265 mm te en in de breedte 32 mm.

  • 4 De inwerpopening is zo uitgevoerd, dat het bedienen van de brievenbus zonder gevaar voor verwondingen kan geschieden.

  • 5 Indien zich achter de inwerpgleuf een ruimte bevindt, bestemd voor de bewaring van poststukken, dan is de inwendig bruikbare breedte ten minste 270 mm en zijn de twee andere inwendige bruikbare afmetingen ten minste 150 en 380 mm.

Hoofdstuk 3. De toerekening van kosten aan de universele postdienst

Artikel 7

  • 1 De verlener van de universele postdienst rekent alleen de daadwerkelijke kosten, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet, van de universele postdienst overeenkomstig de artikelen 7a tot en met 7d, toe aan de universele postdienst, met dien verstande dat hij daartoe in ieder geval:

    • a. alleen kosten die voor de universele postdienst zijn gerealiseerd, toerekent aan de universele postdienst;

    • b. de voordelen die ontstaan doordat de verlener van de universele postdienst dezelfde productiemiddelen gebruikt voor het verrichten van de universele postdienst en zijn andere activiteiten evenredig verdeelt over de universele postdienst en die andere activiteiten.

  • 2 De verlener van de universele postdienst rekent de volgende kosten niet toe aan de universele postdienst:

    • a. kosten van vreemd vermogen, eigen vermogen of genomen risico’s;

    • b. een opslag voor rendement in de tarieven die anderen in rekening brengen voor het uitvoeren van gedeelten van de universele postdienst;

    • c. goodwill;

    • d. dotaties aan voorzieningen en vrijval van voorzieningen;

    • e. afschrijvingskosten van materiële vaste activa die niet in gebruik zijn voor de universele postdienst of niet meer in gebruik zijn voor de universele postdienst;

    • f. kosten die veroorzaakt worden door het tot stand brengen van een concentratie als bedoeld in artikel 27 van de Mededingingswet met een ander postvervoerbedrijf.

  • 3 De daadwerkelijke kosten, bedoeld in het eerste lid, worden toegerekend aan de universele postdienst als geheel.

Artikel 7a

  • 1 Bij de toerekening van de kosten aan de universele postdienst hanteert de verlener van de universele postdienst een kostentoerekeningsysteem dat:

    • a. voldoet aan de beginselen van marktconformiteit, proportionaliteit en integraliteit;

    • b. gebruik maakt van de berekeningsmethode activity based costing;

    • c. inzichtelijk maakt hoe de hoogte van de toe te rekenen kosten is bepaald;

    • d. de kosten zoveel mogelijk rechtstreeks toerekent;

    • e. het oorzakelijk verband aangeeft tussen de kosten en daaraan ten grondslag liggende kostenveroorzakers;

    • f. de kosten slechts eenmaal toerekent;

    • g. de toerekening van de kosten van anderen voor ieder gedeelte van de universele postdienst dat de verlener van de universele postdienst door anderen laat uitvoeren inzichtelijk maakt;

    • h. de kosten op een zodanig gedetailleerd niveau toerekent dat daarmee de daadwerkelijke kosten bepaald kunnen worden.

  • 2 Indien de Autoriteit Consument en Markt heeft vastgesteld dat het kostentoerekeningsysteem niet voldoet aan de in de artikelen 7 tot en met 7d gestelde eisen, brengt de verlener van de universele postdienst het kostentoerekeningsysteem binnen twee maanden na die vaststelling alsnog in overeenstemming met die eisen.

Artikel 7b

  • 1 De verlener van de universele postdienst rekent de directe kosten die uitsluitend voor de universele postdienst worden gemaakt toe aan de universele postdienst.

  • 2 Andere kosten dan de kosten, bedoeld in het eerste lid, rekent de verlener van de universele postdienst slechts toe aan de universele postdienst voor zover dat op grond van de artikelen 7c en 7d mogelijk is.

Artikel 7c

  • 1 De verlener van de universele postdienst rekent de gezamenlijke kosten die gelijktijdig en zonder onderscheid gemaakt worden zowel voor de universele postdienst als voor andere activiteiten als volgt toe aan de universele postdienst:

    • a. voor zover deze kosten op basis van een rechtstreekse analyse van de herkomst van deze kosten kunnen worden toegerekend aan de universele postdienst, worden ze met inachtneming van het bepaalde in het tweede tot en met vierde lid, toegerekend aan de universele postdienst;

    • b. voor zover toerekening op basis van een rechtstreekse analyse, bedoeld in onderdeel a, niet mogelijk is, worden deze kosten toegerekend aan de universele postdienst op basis van een onrechtstreekse koppeling met een andere kostencategorie of groep van kostencategorieën waarvoor een directe toerekening mogelijk is en die een kostenstructuur kent die vergelijkbaar is met die van deze gezamenlijke kosten;

    • c. voor zover toerekening van deze kosten niet mogelijk is op basis van onderdeel a of onderdeel b, worden deze kosten toegerekend aan de universele postdienst op basis van een algemene kostenverdeling die wordt berekend op grond van de verhouding tussen:

      • 1°. alle kosten die direct of indirect aan de universele postdienst worden toegerekend, en

      • 2°. alle kosten die direct of indirect aan de andere activiteiten worden toegerekend.

  • 2 In de rechtstreekse analyse, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, worden de kosten die uitsluitend gemaakt worden op grond van de eisen die bij of krachtens de wet aan de universele postdienst worden gesteld, toegerekend aan de universele postdienst, voor zover:

    • a. de aldus berekende kosten niet gemaakt zouden worden zonder universele postdienst;

    • b. de andere activiteiten niet wezenlijk wijzigen als deze kosten niet gemaakt worden.

  • 3 Voor zover de kosten van een postdienst lager zouden zijn als die dienst zelfstandig in plaats van in combinatie met de universele postdienst zou worden verricht, worden in de rechtstreekse analyse, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, de kosten van zelfstandige aanbieding van die dienst in mindering gebracht op de gezamenlijke kosten, met dien verstande dat de kosten van zelfstandige aanbieding worden berekend met inachtneming van de volgende voorwaarden:

    • a. de berekende kosten zijn niet lager dan zonder universele postdienst mogelijk zou zijn,

    • b. de berekende kosten maken daadwerkelijk een zelfstandige aanbieding van die dienst mogelijk, en

    • c. de dienst die daadwerkelijk wordt verricht, is gelijk is aan de dienst op basis waarvan de kosten zijn berekend.

  • 4 In de rechtstreekse analyse, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, worden voor zover andere diensten dan postdiensten geen enkele invloed hebben op de gezamenlijke kosten, de kosten van deze diensten niet in mindering gebracht op de gezamenlijke kosten die worden toegerekend aan de universele postdienst.

Artikel 7d

De verlener van de universele postdienst rekent de gemeenschappelijke kosten die zonder onderscheid gemaakt worden ten behoeve van zowel de universele postdienst als alle andere activiteiten, en die niet kunnen worden toegerekend op basis van het gebruik van productiemiddelen, toe aan de universele postdienst aan de hand van dezelfde kostendrijvers als de kostendrijvers die hij gebruikt voor de toerekening van deze kosten aan andere activiteiten.

Artikel 8

  • 1 De boekhouding van de verlener van de universele postdienst, bedoeld in artikel 22, derde lid, van de wet, wordt ingericht overeenkomstig consequent toegepaste, objectief gerechtvaardigde en algemeen aanvaardbare normen voor bedrijfsadministratie.

  • 2 De boekhouding van de verlener van universele postdienst geeft de kosten, zoals toegerekend op grond van het kostentoerekeningssysteem bedoeld in artikel 7a, en de opbrengsten van de universele postdienst weer.

Artikel 9

De verlener van de universele postdienst verstrekt de jaarlijkse rapportage voor 1 juni aan de Autoriteit Consument en Markt. De rapportage heeft betrekking op het kalenderjaar voorafgaand aan de indiening ervan en bevat ten minste:

  • a. het aantal dienstverleningspunten, uitgesplitst naar soort, aan het einde van elk kwartaal;

  • b. de verspreiding van de dienstverleningspunten over Nederland;

  • c. de verantwoording van de meetmethodiek voor de bepaling van de straal van vijf kilometer, bedoeld in artikel 4b van het besluit;

  • d. de verantwoording van de bepaling van het inwoneraantal van een woonkern als bedoeld in artikel 4b, onderdeel b, en artikel 4c van het besluit;

  • e. een verantwoording van de systematiek ter vaststelling of is voldaan aan de spreidingsnormen van artikel 4b van het besluit;

  • f. de datering van de gehanteerde bronnen;

  • g. een definitie van gehanteerde begrippen, voor zover die afwijken van de begrippen van de wet, het besluit of deze regeling.

Artikel 10

  • 1 De jaarlijkse rapportage gaat vergezeld van het resultaat van een meting van de verlener van de universele postdienst over het voorafgaande kalenderjaar van de kwaliteit van het postvervoer binnen Nederland van brieven met de standard overnight service, bedoeld in artikel 4a van het besluit.

  • 2 De verlener van de universele postdienst laat de meting, bedoeld in het eerste lid, maandelijks uitvoeren door een onafhankelijke en deskundige instelling.

  • 3 De verlener van de universele postdienst legt aan de Autoriteit Consument en Markt voor 1 juni van het kalenderjaar na de meting over:

    • a. de algehele uitkomsten van de meting;

    • b. een toelichting bij de uitkomsten;

    • c. een nauwkeurige omschrijving van de door de instelling toegepaste meetsystematiek.

Artikel 11

  • 1 De jaarlijkse rapportage gaat vergezeld van een financiële verantwoording van de verlener van de universele postdienst over de activiteiten ter uitvoering van de universele postdienst die is gebaseerd op de boekhouding van de verlener van de universele postdienst, bedoeld in artikel 8.

  • 2 De financiële verantwoording heeft betrekking op de uitvoering van de universele postdienst in het voorafgaande jaar en bevat:

    • a. een overzicht van de daadwerkelijke kosten van de universele postdienst;

    • b. een overzicht van de gerealiseerde volumes uitgesplitst naar:

      • 1°. de universele postdienst, en

      • 2°. de andere activiteiten van de verlener van de universele postdienst;

    • c. de gegevens over de behaalde financiële resultaten en het behaalde rendement uit de activiteiten ter uitvoering van de universele postdienst zoals deze zijn opgenomen in een overzicht van de opbrengsten en de kosten aan de hand waarvan het netto bedrijfsresultaat van de activiteiten ter uitvoering van de universele postdienst kan worden vastgesteld en daarbij gehanteerde verdeelsleutels;

    • d. een overzicht van:

      • 1°. de gezamenlijke kosten, bedoeld in artikel 7c,

      • 2°. de gemeenschappelijke kosten, bedoeld in artikel 7d,

      • 3°. de mate waarin de in subonderdelen 1° en 2° bedoelde kosten zijn toegerekend aan de universele postdienst of aan de andere activiteiten, en

      • 4°. een onderbouwing van de keuze voor de bij de onder 3° bedoelde toerekening gehanteerde toerekeningswijze en de gehanteerde verdeelsleutel, bedoeld in de artikelen 7c, eerste lid, en 7d;

    • e. een aansluiting op de jaarrekening van de verlener van de universele postdienst van het resultaat van de universele postdienst waaruit het resultaat blijkt van de andere activiteiten;

    • f. een toelichting die inzichtelijk maakt welke factoren een grote invloed hebben op de kosten en het resultaat;

    • g. een overzicht van de kosten van de universele postdienst die niet meebewegen met de volumes van de universele postdienst.

  • 3 De verlener van de universele postdienst legt bij de financiële verantwoording de vastgestelde jaarrekening en het vastgestelde jaarverslag over van het jaar waarop de financiële verantwoording betrekking heeft.

Artikel 12

  • 1 De jaarlijkse rapportage gaat vergezeld van een verklaring van een accountant die onafhankelijk is van de verlener van de universele postdienst.

  • 2 De verklaring heeft betrekking op de controle van de accountant op:

    • a. de wijze van inrichting van het kostentoerekeningsysteem, bedoeld in artikel 7a;

    • b. de vaststelling van de kosten en opbrengsten van de universele postdienst op grond van het kostentoerekeningsysteem, bedoeld in artikel 7a;

    • c. de inrichting van de boekhouding, bedoeld in artikel 8;

    • d. het beleid ten aanzien van de dienstverleningspunten, bedoeld in artikel 9;

    • e. de kwaliteit van de overnight service, bedoeld in artikel 10;

    • f. de financiële verantwoording, bedoeld in artikel 11;

    • g. de wijze van de berekening en van de vaststelling van de daadwerkelijke kosten, bedoeld in de artikelen 7 tot en met 7d;

    • h. de vaststelling van de gerealiseerde volumes, bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel b.

Hoofdstuk 4. Tarieven universele postdienst

§ 1. Informatieverstrekking ten behoeve van de beoordeling van het kostentoerekeningsysteem van de verlener van de universele postdienst

Artikel 13

De verlener van de universele postdienst meldt ieder voornemen tot wijziging van zijn kostentoerekeningsysteem aan de Autoriteit Consument en Markt uiterlijk drie maanden voorafgaand aan het moment dat hij die wijziging wil aanbrengen in zijn kostentoerekeningsysteem. In de melding beschrijft en motiveert hij de voorgenomen wijziging.

Artikel 13a

De verlener van de universele postdienst overlegt uiterlijk op 1 maart 2014 de volgende informatie over het kostentoerekeningsysteem aan de Autoriteit Consument en Markt:

  • a. een beschrijving van de organisatiestructuur en van de financiële verantwoordingsstructuur van de verlener van de universele postdienst en de onderneming waarvan de verlener van de universele postdienst deel uitmaakt;

  • b. een beschrijving en onderbouwing van de methode voor vaststelling van de omvang van de aan de universele postdienst en aan de andere activiteiten toe te rekenen kosten en de daarbij gehanteerde waarderingsgrondslagen en afschrijvingstermijnen uitgesplitst naar:

    • 1°. de universele postdienst,

    • 2°. de andere activiteiten van de verlener van de universele postdienst;

  • c. een beschrijving en onderbouwing van de toerekeningswijze, bedoeld in artikel 11, tweede lid, onderdeel d, onderdeel 4°, met dien verstande dat daarbij ten minste op het volgende wordt ingegaan:

    • 1°. de algemene uitgangspunten die zijn gehanteerd bij de toerekening van de kosten, bedoeld in de artikelen 7c en 7d, en

    • de gehanteerde (hulp-)kostenplaatsen, (hulp-)kostendragers en verdeelsleutels en de wijze waarop voorgenoemde componenten zijn gebaseerd op de methode van activity based costing;

  • d. een functionele beschrijving van het kostentoerekeningsysteem, dat wordt gehanteerd op basis van artikel 7a.

§ 2. Tariefruimte universele postdienst

Artikel 14

  • 2 De totale tariefruimte bestaat uit de basis tariefruimte en de aanvullende tariefruimte.

  • 3 De totale tariefruimte wordt door de Autoriteit Consument en Markt berekend overeenkomstig de formule in onderdeel A van bijlage 3 en wordt uitgedrukt in een maximaal gemiddeld tarief per eenheid volume voor alle in het eerste lid genoemde postdiensten tezamen.

  • 4 Zodra de Autoriteit Consument en Markt opnieuw de basis tariefruimte heeft berekend, vervallen de eerder berekende basis tariefruimte en aanvullende tariefruimten.

Artikel 14a

  • 1 De basis tariefruimte wordt uiterlijk op 1 september 2014 bepaald en vervolgens uitsluitend opnieuw bepaald indien:

    • a. de Autoriteit Consument en Markt heeft vastgesteld dat het kostentoerekeningsysteem van de verlener van de universele postdienst niet voldoet aan de in de artikelen 7 tot en met 7d gestelde eisen, of

    • b. de verlener van de universele postdienst zijn kostentoerekeningsysteem wijzigt of heeft gewijzigd.

  • 3 De basis tariefruimte wordt berekend overeenkomstig de formule in onderdeel B van bijlage 3.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan de Autoriteit Consument en Markt afzien van het opnieuw bepalen van de basis tariefruimte indien de wijziging beperkt van aard is.

Artikel 14b

  • 1 De aanvullende tariefruimte voor het komende kalenderjaar wordt jaarlijks uiterlijk op 1 september bepaald.

  • 3 De aanvullende tariefruimte wordt berekend overeenkomstig de formule in onderdeel C van bijlage 3 en wordt weergegeven in een factor waarin de ontwikkeling van het maximaal gemiddelde tarief wordt uitgedrukt.

Artikel 14c

De berekening van de basis tariefruimte onderscheidenlijk de aanvullende tariefruimte vindt plaats op basis van de gegevens uit de financiële verantwoording over het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de basis tariefruimte wordt bepaald onderscheidenlijk het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvullende tariefruimte wordt bepaald, met uitzondering van de consumentenprijsindex.

Artikel 14d

  • 1 In afwijking van artikel 14c, vindt in de situaties, genoemd in artikel 14a, eerste lid, onderdelen a en b, de berekening van de basis tariefruimte en de aanvullende tariefruimte plaats op basis van de gegevens, bedoeld in het tweede lid, met uitzondering van de consumentenprijsindex.

  • 2 De verlener van de universele postdienst overlegt in de situaties, bedoeld in eerste lid, aan de Autoriteit Consument en Markt:

    met dien verstande dat die gegevens zijn gebaseerd op het kostentoerekeningsysteem zoals ingericht na invoering van de wijziging overeenkomstig de vaststelling, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel a, of de melding, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel b.

  • 3 De verlener van de universele postdienst overlegt:

    • a. de in het tweede lid, onderdeel a, bedoelde gegevens: binnen drie maanden,

    • b. de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde gegevens: binnen twee maanden,

    na de dag waarop de vaststelling, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel a, of de melding, bedoeld in artikel 13, is gedaan.

Artikel 14e

  • 1 De verlener van de universele postdienst overlegt gelijktijdig met de gegevens, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, aan de Autoriteit Consument en Markt een verklaring van een accountant die onafhankelijk is van de verlener van de universele postdienst en die betrekking heeft op de controle van die accountant op:

    • a. de in artikel 14d, tweede lid, bedoelde gegevens, en

    • b. de inrichting van het gewijzigde kostentoerekeningsysteem van de verlener van de universele postdienst.

  • 2 De verklaring gaat vergezeld van het controleplan, het controleverslag van de accountant en het oordeel van de accountant over zijn controle.

Artikel 14f

In afwijking van de artikelen 14, eerste, tweede en derde lid, en 14b, derde lid, wordt de aanvullende tariefruimte voor 2023 vastgesteld op de factor 1,0809 en de totale tariefruimte op € 2,2315.

§ 3. De tarieven voor de universele postdienst

Artikel 15

  • 2 De gemiddelde omzet per eenheid volume, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd op de volumeaandelen van de postdiensten, waarvoor de verlener van de universele postdienst de tarieven, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet, vaststelt, die zijn gerealiseerd in het kalenderjaar voorgaand aan het jaar waarin laatstelijk de aanvullende tariefruimte is bepaald.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, kunnen de volumeaandelen, bedoeld in het tweede lid, gebaseerd worden op de volumeaandelen van een later kalenderjaar:

    • a. op verzoek van de verlener van de universele postdienst;

    • b. indien de indeling of samenstelling van de postdiensten, bedoeld in het tweede lid, door de verlener van de universele postdienst is of wordt gewijzigd.

  • 4 De verlener van de universele postdienst dient een verzoek, als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, voor 1 juni in bij de Autoriteit Consument en Markt. Bij het verzoek legt hij een verklaring over van de accountant, aangaande de juistheid en de volledigheid van de verstrekte volumeaandelen.

Artikel 16

  • 1 De verlener van de universele postdienst legt uiterlijk één maand voordat hij een tarief of wijziging daarvan vaststelt, dit tarief of de wijziging ter toetsing voor aan de Autoriteit Consument en Markt, onder overlegging van de volgende gegevens:

  • 2 De verlener van de universele postdienst legt bij de gegevens, bedoeld in het eerste lid, een verklaring over van een accountant die onafhankelijk is van de verlener van de universele postdienst en die betrekking heeft op de controle van de accountant van de juistheid van de gegevens, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 17

  • 1 Indien naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt de voorgestelde tarieven niet in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 15, deelt de Autoriteit Consument en Markt dit binnen drie weken na de ontvangst van de tarieven of de wijziging van de tarieven, mee aan de verlener van de universele postdienst.

  • 2 De termijn, bedoeld in het eerste lid, wordt opgeschort met de periode vanaf de dag na de datum waarop de Autoriteit Consument en Markt de verlener van de universele postdienst schriftelijk heeft verzocht om informatie tot en met de dag waarop de gevraagde informatie door de Autoriteit Consument en Markt is ontvangen.

Hoofdstuk 4a. Uitvoering communautaire regelgeving

Artikel 19a

Als nationale regelgevende instantie als bedoeld in verordening (EU) nr. 2018/644 wordt aangewezen: de Autoriteit Consument en Markt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 maart 2009

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Bijlage 1

Op dienstverleningspunten met een volledig assortiment worden de volgende diensten aangeboden:

  • a. postzegelverkoop en postzegelafdrukken;

  • b. de collectie van:

    • 1°. brieven die elk afzonderlijk ten hoogste twee kilogram wegen en die worden aangeboden voor postvervoer binnen Nederland en voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 2°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste tien kilogram wegen en worden aangeboden voor postvervoer binnen Nederland;

    • 3°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste twintig kilogram wegen en die worden aangeboden voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 4°. aangetekende poststukken voor postvervoer binnen Nederland en voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 5°. poststukken die in hoofdzaak tekst bevatten in voor blinden bestemde tekens en die elk afzonderlijk ten hoogste zeven kilogram wegen;

    • 6°. poststukken met aangegeven waarde;

  • c. de distributie van:

    • 1°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste tien kilogram wegen afkomstig uit Nederland;

    • 2°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste twintig kilogram wegen afkomstig uit gebieden buiten Nederland;

    • 3°. aangetekende poststukken voor postvervoer binnen Nederland en voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 4°. poststukken met aangegeven waarde.

Bijlage 2

Op dienstverleningspunten met een nagenoeg volledig assortiment worden ten minste de volgende diensten aangeboden:

  • a. postzegelverkoop en postzegelafdrukken;

  • b. de collectie van:

    • 1°. brieven die elk afzonderlijk ten hoogste twee kilogram wegen en die worden aangeboden voor postvervoer binnen Nederland en voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 2°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste tien kilogram wegen en worden aangeboden voor postvervoer binnen Nederland;

    • 3°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste twintig kilogram wegen en die worden aangeboden voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;

    • 4°. aangetekende poststukken voor postvervoer binnen Nederland;

    • 5°. poststukken die in hoofdzaak tekst bevatten in voor blinden bestemde tekens en die elk afzonderlijk zeven kilogram wegen;

  • c. de distributie van:

    • 1°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste tien kilogram wegen afkomstig uit Nederland;

    • 2°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste twintig kilogram wegen afkomstig uit gebieden buiten Nederland.

Bijlage 3

De formules voor het berekenen van de totale tariefruimte, de basis tariefruimte respectievelijk de aanvullende tariefruimte, bedoeld in de artikelen 14, derde lid, 14a, derde lid, respectievelijk 14b, derde lid van Regeling van de Minister van Economische Zaken van ..., tot wijziging van de Postregeling 2009 ter herziening van de tariefregulering en verbetering van het inzicht in de kosten van de universele postdienstverlening

Bijlage 266957.png
Bijlage 266958.png
Naar boven