Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 maart 2009, nr. WJZ/9055290,
houdende regels betreffende de universele postdienst (Postregeling 2009)
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 20, eerste lid, 22, tweede lid, 23, tweede lid, 25, eerste, tweede, derde en zesde lid, en 27, tweede lid, van de Postwet 2009, en artikelen 4, 7, derde lid, 10, eerste lid, en 15, derde lid, van het Postbesluit 2009;
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2. Universele postdienst algemeen
-
1 Voor de afmeting van de poststukken die voor postvervoer binnen Nederland onder de
universele postdienst vallen, geldt dat de grootste afmeting ten hoogste honderd centimeter
bedraagt en de overige afmetingen ten hoogste vijftig centimeter bedragen, waarbij
een afwijking van twee millimeter is toegestaan.
-
2 Voor de afmeting van de poststukken die voor postvervoer binnen Nederland onder de
universele postdienst vallen, geldt dat de kleinste afmeting ten minste 14 centimeter
in de lengte en 9 centimeter in de breedte bedraagt. In rolvorm mogen de poststukken
niet kleiner zijn dan 10 centimeter in de lengte. De som van de lengte en tweemaal
de middellijn mag niet kleiner zijn dan 17 centimeter.
-
2 In afwijking van het eerste lid, kan de verlener van de universele postdienst in de
algemene voorwaarden bepalen dat gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste
21 dagen in de maand december de poststukken zijnde losse brieven enkel worden vervoerd
met de standaard overnight service indien deze brieven tijdig op een dienstverleningspunt
zijn aangeboden en voldoende gefrankeerd zijn.
-
1 Een voor aflevering van poststukken bestemde brievenbus als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet, is zo dicht mogelijk bij de rijbaan van een voor motorrijtuigen op meer dan twee
wielen berijdbare openbare weg aangebracht. Deze brievenbussen zijn van de weg af
zonder belemmering bereikbaar.
-
4 Brievenbussen in of aan gebouwen of woningen zijn zodanig aangebracht of geplaatst
dat zij te bereiken zijn binnen tien meter van de grens van een weg, waaronder mede
worden verstaan de daartoe behorende trottoirs, paden, bermen en taluds.
-
6 Brievenbussen ten dienste van geadresseerden die op recreatieterreinen verblijven,
worden groepsgewijs bij de ingang van een zodanig terrein geplaatst. Bij gebreke hiervan
kunnen poststukken door of namens de terreinbeheerder in ontvangst worden genomen
of door de geadresseerden op een daartoe door een verlener van de universele postdienst
aan te wijzen postinrichting worden afgehaald.
-
7 Behoudens gevallen als bedoeld in het vijfde lid, onderdeel a, is het niveau waarop
de brievenbussen worden bediend gelegen op niet meer dan 2,5 meter boven of beneden
het wegdek.
-
2 De brievengleuf is horizontaal in een verticaal vlak of in het bovenvlak van de brievenbus
aangebracht en bevindt zich op 1,1 meter of in ieder geval niet lager dan 0,6 meter
of hoger dan 1,8 meter boven het niveau, waarop de brievenbus wordt bediend.
-
5 Indien zich achter de inwerpgleuf een ruimte bevindt, bestemd voor de bewaring van
poststukken, dan is de inwendig bruikbare breedte ten minste 270 mm en zijn de twee
andere inwendige bruikbare afmetingen ten minste 150 en 380 mm.
Hoofdstuk 3. Boekhouding van de verlener van de universele postdienst en rapportage
van de universele dienst
-
1 De boekhouding van de verlener van de universele postdienst, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de wet, wordt ingericht overeenkomstig consequent toegepaste, objectief gerechtvaardigde
en algemeen aanvaardbare normen voor bedrijfsadministratie.
-
2 De boekhouding van de verlener van universele postdienst geeft de kosten, zoals toegerekend
op grond van het kostentoerekeningssysteem bedoeld in artikel 7, en de opbrengsten van de universele postdienst weer.
De verlener van de universele postdienst verstrekt de jaarlijkse rapportage voor 1 juni
aan het college. De rapportage heeft betrekking op het kalenderjaar voorafgaand aan
de indiening ervan en bevat ten minste:
-
a. het aantal dienstverleningspunten, uitgesplitst naar soort, aan het einde van elk
kwartaal;
-
b. de verspreiding van de dienstverleningspunten over Nederland;
-
c. de verantwoording van de meetmethodiek voor de bepaling van de straal van vijf kilometer,
bedoeld in artikel 16, zevende lid, onderdeel a en b, van de wet;
-
d. de verantwoording van de bepaling van het inwoneraantal van een woonkern als bedoeld
in artikel 16, zevende lid, onderdeel b, en achtste lid, van de wet;
-
e. een verantwoording van de systematiek ter vaststelling of is voldaan aan de spreidingsnormen
van artikel 16, zevende lid, van de wet;
-
f. de datering van de gehanteerde bronnen;
-
g. een definitie van gehanteerde begrippen, voor zover die afwijken van de begrippen
van de wet, het besluit of deze regeling.
-
1 De jaarlijkse rapportage gaat vergezeld van het resultaat van een meting van de verlener
van de universele postdienst over het voorafgaande kalenderjaar van de kwaliteit van
het postvervoer binnen Nederland van brieven met de standard overnight service, bedoeld
in artikel 16, zesde lid, van de wet.
-
4 Indien de in het eerste lid bedoelde accountant tevens de onafhankelijke accountant
is die de in Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven accountantscontrole verricht met betrekking tot de jaarrekening en
het jaarverslag van de vennootschap die de verlener van de universele postdienst is,
kan het college een andere openbaar accountant aanwijzen voor het verrichten van een
vakgenootschappelijke toetsing van de uitvoering van de controletaken, bedoeld in
het tweede lid.
-
5 De accountant die de vakgenootschappelijke toetsing, bedoeld in het derde lid, uitvoert
deelt als resultaat van zijn toetsing aan het college mede of de verklaring, bedoeld
in het tweede lid, op voldoende deugdelijke grondslag berust.
-
7 Indien het resultaat van de vakgenootschappelijke toetsing inhoudt dat naar het oordeel
van de accountant die de vakgenootschappelijke toetsing heeft verricht, de verklaring,
bedoeld in het tweede lid, niet of niet geheel op een voldoende deugdelijke grondslag
berust, geeft deze in zijn mededeling aan het college de zakelijke gronden aan waarop
zijn beoordeling berust, zonder dat hij daarbij melding maakt van of in bijzonderheden
treedt over de inhoud van de controledossiers waarin hij ter uitvoering van zijn vakgenootschappelijke
toetsing inzage heeft gehad.
-
8 De mededeling, bedoeld in het vierde lid, wordt gedaan binnen zes maanden na de datum
waarop de verklaring, bedoeld in het tweede lid, aan het college is overgelegd.
Hoofdstuk 4. Tarieven universele postdienst
§ 1. Starttarieven universele postdienst
Het redelijk rendement van de verlener van de universele postdienst, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet, is het door de verlener van de universele postdienst in het kalenderjaar voorafgaand
aan de inwerkingtreding van de wet behaalde rendement op de universele postdienst, bedoeld in artikel 16 en 17 van de wet.
-
1 Binnen acht weken na inwerkingtreding van deze regeling legt de verlener van de universele
postdienst ten behoeve van de vaststelling door het college van de tarieven, bedoeld
in artikel 25, vijfde lid, van de wet, aan het college over:
-
2 De verlener van de universele postdienst doet op basis van het overzicht en de berekening,
bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, aan het college een voorstel voor de
door het college vast te stellen tarieven.
-
3 Het college kan binnen vier weken na ontvangst van het overzicht, de berekening en
het voorstel, de verlener van de universele postdienst verzoeken om een nadere onderbouwing
hiervan of een nadere toelichting hierbij of verzoeken om het overleggen van nadere
gegevens.
-
5 Uiterlijk drie maanden nadat de starttarieven, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de wet, door het college zijn vastgesteld, verricht de verlener van de universele postdienst
de postvervoerdiensten binnen de universele postdienst tegen deze tarieven.
-
1 De verlener van de universele postdienst legt op het tijdstip, bedoeld in artikel 15, eerste lid, tevens aan het college een verklaring van een onafhankelijke, door het college aan
te wijzen, accountant over.
§ 2. Aanpassing tarieven universele postdienst
-
1 Het college gaat bij de toetsing of tariefwijzigingen voldoen aan artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van de wet, uit van de gewogen gemiddelde tarieven van enerzijds:
-
a. de enkelstukstarieven voor het verlenen van de universele postdienst met betrekking
tot het postvervoer van brieven als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, tweede lid, onderdeel a, derde lid, onderdeel
a en b, en vierde lid, van de wet, en anderzijds;
-
b. de enkelstukstarieven voor het verlenen van de universele postdienst met betrekking
tot het postvervoer van poststukken niet zijnde brieven als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, tweede lid, onderdeel b en c, derde lid, onderdeel
a en b, en vierde lid, van de wet.
-
2 Het percentage bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waarmee de gewogen gemiddelde tarieven, bedoeld in het eerste lid, voor de universele
postdienst in de periode vanaf de meest recente vaststelling van de tarieven op basis
van artikel 25, derde lid, van de wet tot aan de voorgestelde ingangsdatum van de tariefswijziging jaarlijks mogen worden
gewijzigd, is voor alle tariefswijzigingen over voornoemde periode tezamen ten hoogste
gelijk aan de gecumuleerde ontwikkeling van de door het Centraal Planbureau gepubliceerde
consumentenprijsindex in de periode vanaf de eerste dag van het kalenderjaar waarin
de meest recente vaststelling van de tarieven op basis van artikel 25, derde lid, van de wet heeft plaatsgevonden tot en met de laatste dag van het kalenderjaar waarin de voorgestelde
tariefswijziging ingaat.
-
4 De weging, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd op de omzetaandelen van de binnen
het postvervoer, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel
b, te onderscheiden postdiensten van het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding
van deze wet.
-
5 Op verzoek van de verlener van de universele dienst kan de weging, bedoeld in het
eerste lid, vier jaar na inwerkingtreding van de wet, in afwijking van het vierde lid, gebaseerd worden op de omzetaandelen van een later
kalenderjaar. De verlener van de universele dienst dient dit verzoek voor 1 juni in
bij het college. Bij het verzoek legt hij een verklaring over van de openbaar accountant,
bedoeld in artikel 12, aangaande de juistheid en de volledigheid van de verstrekte omzetaandelen.
-
2 De verlener van de universele postdienst legt bij de gegevens, bedoeld in het eerste
lid, een verklaring over van een onafhankelijke, door het college aan te wijzen, accountant.
De verklaring heeft betrekking op de controle van de accountant van de gegevens, bedoeld
in het eerste lid, aan de vereisten van artikel 24, tweede en derde lid, en artikel 25, van de wet.
-
1 Binnen twee weken na de ontvangst van de tarieven of de wijziging van de tarieven,
bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, kan het college de verlener van de universele postdienst verzoeken om een nadere
onderbouwing hiervan of een nadere toelichting hierbij, en verzoeken om het overleggen
van nadere gegevens.
-
3 Indien naar het oordeel van het college de voorgestelde tarieven niet in overeenstemming
zijn met het bepaalde bij of krachtens paragraaf 4.5 van de wet, deelt het college dit binnen drie weken na de ontvangst van de tarieven of de wijziging
van de tarieven, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet mee aan de verlener van de universele postdienst.
-
4 De termijn, bedoeld in het derde lid, wordt opgeschort met de periode vanaf de dag
na de datum waarop het college de verlener van de universele dienst schriftelijk heeft
verzocht om de informatie, bedoeld in het eerste lid, tot en met de dag waarop de
gevraagde informatie door het college is ontvangen.
Hoofdstuk 5. Slotbepalingen
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Postwet 2009 in werking treedt.
Deze regeling wordt aangehaald als: Postregeling 2009
Op dienstverleningspunten met een volledig assortiment worden de volgende diensten
aangeboden:
-
a. postzegelverkoop en postzegelafdrukken;
-
b. de collectie van:
-
1°. brieven die elk afzonderlijk ten hoogste twee kilogram wegen en die worden aangeboden
voor postvervoer binnen Nederland en voor postvervoer van en naar gebieden buiten
Nederland;
-
2°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste tien kilogram wegen en worden aangeboden
voor postvervoer binnen Nederland;
-
3°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste twintig kilogram wegen en die worden aangeboden
voor postvervoer van en naar gebieden buiten Nederland;
-
4°. aangetekende poststukken voor postvervoer binnen Nederland en voor postvervoer van
en naar gebieden buiten Nederland;
-
5°. poststukken die in hoofdzaak tekst bevatten in voor blinden bestemde tekens en die
elk afzonderlijk ten hoogste zeven kilogram wegen;
-
6°. poststukken met aangegeven waarde;
-
c. de distributie van:
-
1°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste tien kilogram wegen afkomstig uit Nederland;
-
2°. pakketten die elk afzonderlijk ten hoogste twintig kilogram wegen afkomstig uit gebieden
buiten Nederland;
-
3°. aangetekende poststukken voor postvervoer binnen Nederland en voor postvervoer van
en naar gebieden buiten Nederland;
-
4°. poststukken met aangegeven waarde;
-
d. de uitreiking van het gerechtelijk schrijven, bedoeld in de artikelen 585, tweede lid, en 587, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Op dienstverleningspunten met een nagenoeg volledig assortiment worden ten minste
de volgende diensten aangeboden: