Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009

[Regeling vervalt per 01-01-2029.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 februari 2009, nr. DGM/K&L2009006710, houdende regels inzake aanwijzing van investeringen die in het belang zijn van het Nederlandse milieu (Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën en na overleg met de Ministers van Economische Zaken en, voor zover het betreft artikel 2, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 3.31, tweede lid, en 3.42a, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

  • bedrijfsmiddel met doelvoorschrift: bedrijfsmiddel waarbij alleen een bepaalde milieuprestatie wordt vereist en het middel niet specifiek wordt omschreven;

  • gangbaar: wat voor vergelijkbare, financieel gezonde bedrijven in Nederland gebruikelijk is;

  • kmo: kleine of middelgrote onderneming in de zin van bijlage I van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening en Visserij Groepsvrijstellingsverordening;

  • Landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327);

  • staatssteun: staatssteun, als bedoeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • Visserijvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2022/2473 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327);

  • verordening (EU) nr. 508/2014: Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (Pb EU 2014, L 149).

Artikel 1a. Willekeurige afschrijving milieu-investeringen

Als milieubedrijfsmiddelen als bedoeld in artikel 3.31, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden aangewezen de bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan, opgenomen in de bijlage bij deze regeling, indien:

  • a. zij in overeenstemming zijn met de bestemming die voor die bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan is aangegeven in de bijlage bij deze regeling;

  • b. zij niet eerder zijn gebruikt;

  • c. zij bestaan uit de in de bijlage bij deze regeling met betrekking tot die bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan genoemde bestanddelen;

  • d. zij gericht zijn op de verbetering van het natuurlijke milieu of het dierenwelzijn, en

  • e. zij, indien het bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan in landbouwbedrijven betreft, niet gericht zijn op een productieverhoging waarvoor op de markt geen normale afzetmogelijkheden kunnen worden gevonden.

Artikel 2. Milieu-investeringsaftrek

Als investeringen, behorend tot categorie I, II respectievelijk III, in het belang van de bescherming van het Nederlandse milieu als bedoeld in artikel 3.42a van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden aangewezen de investeringen in bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan, die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling en die voldoen aan de in artikel 1a, onderdelen a tot en met e, genoemde voorwaarden.

Artikel 2a. Afwijkingsgronden

In afwijking van de artikelen 1a en 2 worden bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan, dan wel investeringen in bedrijfsmiddelen of onderdelen daarvan niet aangewezen indien:

  • a. daardoor vanwege toekenning van staatssteun door de overheid of de Europese Commissie op grond van deze regeling en uit andere hoofde, een zodanig voordeel zou worden verstrekt, dat het totale toegestane voordeel dat op grond van regelgeving van de Europese Unie mag worden verstrekt, wordt overschreden;

  • b. de investering wordt gedaan door een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat, overeenkomstig artikel 1 vierde lid, onderdelen a en b, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, artikel 1, vierde lid, van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening of artikel 1, vijfde lid, van de Visserij Groepsvrijstellingsverordening;

  • c. de investering wordt gedaan door een onderneming in moeilijkheden, overeenkomstig artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, artikel 1, vijfde lid, van de Landbouw Groepsvrijstellingsverordening of artikel 1, vierde lid, van de Visserij Groepsvrijstellingsverordening;

  • d. de investering wordt gedaan door een onderneming die actief is in de productie van primaire landbouwproducten, visserijproducten of aquacultuurproducten en die onderneming geen kmo is, of

  • e. de investering wordt gedaan door een onderneming die actief is in de productie van visserijproducten of aquacultuurproducten en die onderneming niet voldoet aan het gemeenschappelijk visserijbeleid, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Visserij Groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3. Uitzondering

  • 1 Investeringen in bedrijfsmiddelen opgenomen in de bijlage bij deze regeling, komen in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving voor niet meer dan:

    • a. € 50 miljoen per belastingplichtige per jaar voor bedrijfsmiddelen als bedoeld in de hoofdstukken 1, 3, 4 en 5;

    • b. € 50 miljoen per bedrijfsmiddel voor bedrijfsmiddelen als bedoeld in de hoofdstukken 1, 3, 4 en 5, tenzij in de bijlage voor een bedrijfsmiddel een lager maximumbedrag is opgenomen;

    • c. € 25 miljoen per belastingplichtige per jaar voor bedrijfsmiddelen als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 6;

    • d. € 25 miljoen per bedrijfsmiddel voor bedrijfsmiddelen als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 6, tenzij in de bijlage voor een bedrijfsmiddel een lager maximumbedrag is opgenomen;

    • e. € 50 miljoen per belastingplichtige per jaar in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving.

  • 2 Indien een belastingplichtige met betrekking tot een of meer voorgaande jaren reeds een beroep heeft gedaan op milieu-investeringsaftrek of willekeurige afschrijving voor een investering in hetzelfde bedrijfsmiddel, wordt het investeringsbedrag ter zake waarvan reeds een beroep is gedaan op milieu-investeringsaftrek of willekeurige afschrijving in mindering gebracht op het maximuminvesteringsbedrag voor dat bedrijfsmiddel, bedoeld in het eerste lid, of op het maximuminvesteringsbedrag voor dat bedrijfsmiddel dat is opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 3a. Transparantie

  • 1 Ingeval de staatssteun, die op grond van deze regeling wordt verkregen voor een investering in een aangewezen bedrijfsmiddel door een begunstigde die actief is in de sector van primaire landbouwproductie, meer bedraagt dan € 10.000, maakt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de gegevens, genoemd in bijlage III van de Landbouwvrijstellingsverordening, bekend.

  • 2 Ingeval de staatssteun, die op grond van deze regeling wordt verkregen voor een investering in een aangewezen bedrijfsmiddel door een begunstigde die actief is in de sector verwerking van landbouwproducten, de sector afzet van landbouwproducten of de bosbouwsector, meer bedraagt dan € 100.000, maakt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de gegevens, genoemd in bijlage III van de Landbouwvrijstellingsverordening, bekend.

  • 3 Ingeval de staatssteun, die op grond van deze regeling wordt verkregen voor een investering in een aangewezen bedrijfsmiddel door een begunstigde die actief is in de sector van productie, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, meer bedraagt dan € 10.000, maakt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de gegevens, genoemd in bijlage III van de Visserijvrijstellingsverordening, bekend.

  • 4 Ingeval de staatssteun, die op grond van deze regeling wordt verkregen voor een investering in een aangewezen bedrijfsmiddel door een begunstigde die actief is in andere sectoren dan die genoemd in het eerste tot derde lid , meer bedraagt dan € 100.000, maakt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de gegevens, genoemd in bijlage III van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, bekend.

Artikel 4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Artikel 5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 februari 2009

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer

Bijlage bij de artikelen 1a en 2

Paragraaf 1. Algemeen

  • 1. Deze bijlage wordt aangehaald als: Milieulijst milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen 2024.

  • 2. De bepalingen onder punt 3 tot en met 8, 10 en 11 zijn van toepassing op alle in paragrafen 2a en 2b genoemde bedrijfsmiddelen. Voor de bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift zijn in paragraaf 2b aanvullende voorwaarden opgenomen.

  • 3. Investeringen in bedrijfsmiddelen waarvan de code begint met:

    • F of G, behorende tot categorie I van de milieu-investeringsaftrek, komen voor 45% van het investeringsbedrag in aanmerking voor investeringsaftrek;

    • A of D, behorende tot categorie II van de milieu-investeringsaftrek, komen voor 36% van het investeringsbedrag in aanmerking voor investeringsaftrek;

    • B of E, behorende tot categorie III van de milieu-investeringsaftrek, komen voor 27% van het investeringsbedrag in aanmerking voor investeringsaftrek;

    • A, B, C of F komen in aanmerking voor 75% willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

  • 4. Voor investeringen in bedrijfsmiddelen geldt dat deze alleen in aanmerking komen voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen wanneer het niveau van milieubescherming ten minste hoger ligt dan voorgeschreven door het bevoegd gezag of dan verplicht is gesteld op grond van de Nederlandse wet- en regelgeving. Onder milieubescherming wordt in dit geval verstaan elke maatregel of activiteit die is gericht op beperking of preventie van verontreiniging, negatieve milieueffecten of andere aantastingen van de natuurlijke omgeving (met inbegrip van lucht, water en bodem), ecosystemen of natuurlijke hulpbronnen door menselijk toedoen – onder meer met het oog op klimaatmitigatie –, op beperking van het risico op dergelijke aantastingen, op bescherming en herstel van de biodiversiteit dan wel op aanmoediging van een rationeler gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van energiebesparende maatregelen en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en andere technieken om broeikasgasemissies en andere verontreinigende stoffen te reduceren, alsmede om over te stappen naar circulaire economische modellen om het gebruik van grondstoffen te reduceren en efficiëntiewinsten te verhogen. Ook maatregelen om het adaptieve vermogen te versterken en de kwetsbaarheid voor klimaateffecten zoveel mogelijk te beperken vallen onder milieubescherming.

  • 5. In geval van aanpassing van een al eerder gerealiseerd bedrijfsmiddel komen uitsluitend de investeringskosten in aanmerking die nodig zijn om het bedrijfsmiddel aan te passen naar een bedrijfsmiddel zoals omschreven in de Milieulijst. De kosten voor een bestaand bedrijfsmiddel dat ten tijde van de aanpassing al eigendom is van de belastingplichtige komen niet in aanmerking. Onder aanpassing van een bedrijfsmiddel wordt ook de aanbouw of uitbreiding van een al eerder gerealiseerd bedrijfsmiddel verstaan.

  • 6. Als in deze bijlage bepaalde meetvoorschriften, testmethoden, verklaringen of certificaten worden voorgeschreven, worden daarmee gelijkgesteld: gelijkwaardige meetvoorschriften, testmethoden, verklaringen of certificaten die worden gebruikt om bedrijfsmiddelen te toetsen of zijn afgegeven met betrekking tot een bedrijfsmiddel.

  • 7. Tot de in paragrafen 2a en 2b genoemde bedrijfsmiddelen worden ook gerekend:

    • voorzieningen, zoals leidingen, appendages en meet- en regelapparatuur, die technisch noodzakelijk zijn voor en uitsluitend dienstbaar zijn aan deze bedrijfsmiddelen en geen zelfstandige betekenis hebben;

    • certificaten en meetrapporten die in deze bijlage worden vereist.

  • 8. Voor investeringen in bedrijfsmiddelen door een begunstigde die actief is in de sector van de primaire landbouwproductie, verwerking of afzet van landbouwproducten en bosbouw geldt dat:

    • investeringen alleen voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen in aanmerking komen indien deze worden gedaan door een kleine of middelgrote onderneming;

    • voor investeringen in bedrijfsmiddelen die verband houden met de primaire landbouwproductie, verwerking of afzet van landbouwproducten of bosbouw geldt dat de steun die middels de milieu-investeringsaftrek, willekeurige afschrijving milieu-investeringen en eventuele andere vormen van staatssteun wordt verkregen op grond van artikel 14, elfde lid, en artikel 17, elfde lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening ten hoogste 65% van de investeringskosten bedraagt;

    • investeringen in bedrijfsmiddelen die verband houden met de primaire landbouwproductie op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Landbouwvrijstellingsverordening in aanmerking komen voor ten hoogste € 600.000 aan steun per onderneming per investeringsproject, waarbij onder investeringsproject wordt verstaan een technisch, functioneel en in de tijd samenhangend geheel van activa en werkzaamheden;

    • investeringen in bedrijfsmiddelen die verband houden met de verwerking of afzet van landbouwproducten op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel c, van de Landbouwvrijstellingsverordening in aanmerking komen voor ten hoogste € 7.500.000 aan steun per onderneming per investeringsproject, waarbij onder investeringsproject wordt verstaan een technisch, functioneel en in de tijd samenhangend geheel van activa en werkzaamheden.

  • 9. Voor bedrijfsmiddelen F 2112, A 2113, A 2210, A 2211, F 2212, A 2220, A 2221, A 2230, A 2231, B 2280, B 2290 en B 2291 wordt binnen een vastgestelde termijn een definitief certificaat behaald waaruit blijkt dat aan de gestelde eisen is voldaan. Door uitzonderlijke omstandigheden kan het zijn dat buiten de macht van de ondernemer om inspecties op bedrijven gedurende enige tijd niet of niet volledig kunnen worden uitgevoerd. In een dergelijke situatie kan de ondernemer bij RVO om uitstel verzoeken voor het behalen van het definitieve certificaat. Wanneer RVO het verzoek om uitstel honoreert, zal RVO per individueel project een nieuwe termijn vaststellen voor het behalen van het definitieve certificaat. In dergelijke gevallen hoeft het definitieve certificaat niet aan de eisen van de dan geldende maatlat te voldoen, mits het definitieve certificaat binnen de nieuwe vastgestelde termijn wordt overgelegd en voldoet aan de eisen van de in het jaar waarin de investering wordt gedaan vigerende maatlat.

  • 10. Voor investeringen in bedrijfsmiddelen met betrekking tot de productie, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten geldt dat:

    • investeringen alleen voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen in aanmerking komen indien deze worden gedaan door een kleine of middelgrote onderneming;

    • investeringen op grond van artikel 3, eerste lid, van de Visserijvrijstellingsverordening in aanmerking komen voor ten hoogste € 1.250.000 aan steun per onderneming per jaar, waarbij per investeringsproject ten hoogste € 2.500.000 van het investeringsbedrag in aanmerking komt voor de milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, waarbij onder investeringsproject wordt verstaan een technisch, functioneel en in de tijd samenhangend geheel van activa en werkzaamheden.

  • 11. In aanvulling op punt 8 en 10 bedraagt de steun die middels de milieu-investeringsaftrek, willekeurige afschrijving milieu-investeringen en eventuele andere vormen van staatssteun kan worden verkregen:

    • voor investeringen in de bedrijfsmiddelen G 6100 tot en met D 6130 ten hoogste de steunintensiteit op grond van artikel 36, leden 4 en 7, artikel 38 bis, leden 11 en 14 en artikel 45, leden 9 en 10 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

    • voor overige investeringen ten hoogste de steunintensiteit op grond van artikel 36, leden 2 bis, 6, 7 en 11, artikel 36 bis, zesde lid, artikel 36 ter, zesde lid, artikel 41, leden 7 en 8, artikel 45, leden 9 en 10 en artikel 47, achtste lid van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 12. Voor investeringen in bedrijfsmiddelen die in paragraaf 2a en 2b zijn opgenomen onder ‘Klimaat en lucht’, met uitzondering van bedrijfsmiddel F 4103, geldt dat:

    • investeringen in bedrijfsmiddelen die gebruik maken van fossiele brandstoffen niet in aanmerking komen voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen;

    • investeringen in de aanpassing van en voorzieningen voor bedrijfsmiddelen die gebruik maken van fossiele brandstoffen alleen in aanmerking komen voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen indien de investering de aanpassing van of een voorziening voor een bestaand bedrijfsmiddel betreft en niet leidt tot een toename van de productiecapaciteit of een hoger gebruik van fossiele brandstoffen.

  • 13. Voor bedrijfsmiddelen waarbij een eis gesteld wordt voor investeringen in nieuw hout, geldt dat al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt, gecertificeerd is door middel van een certificatiesysteem dat door het Timber Procurement Assessment Committee is goedgekeurd, waarbij:

    • de betrokken fabrikant, leverancier, aannemer en opdrachtnemer in het bezit zijn van een ‘Chain of Custody’-certificaat van een certificatiesysteem dat door het Timber Procurement Assessment Committee is goedgekeurd, en

    • het hout volgens dit ‘Chain of Custody’-certificaat wordt geleverd en verwerkt.

Een lijst van goedgekeurde houtcertificatiesystemen is beschikbaar op de website tpac.smk.nl of inkoopduurzaamhout.nl.

Paragraaf 2a. Bedrijfsmiddelen met middelvoorschrift

1. Grondstoffen- en watergebruik

Kringloopsluiting, levensduurverlenging, biobased en circulaire economie, recycling, hergebruik, afval(water)inzameling en -verwerking

1.1. Biobased economy

F 1100

Productieapparatuur voor grondstoffen of producten op basis van biomassa

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1101

Productieapparatuur voor (producten van) biobased plastics

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1106

Productiesysteem met micro-organismen

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1115

Productieapparatuur voor lignine-asfalt

  • a. bestemd voor: het toepassen van lignine bij de productie van asfalt, waarbij:

    • het bindmiddel van het met de asfaltcentrale geproduceerde lignine-asfalt gemiddeld voor ten minste 45% op gewichtsbasis bestaat uit lignine, en

    • het toegepaste lignine een afvalstof of bijproduct is,

  • b. bestaande uit: productieapparatuur die technisch noodzakelijk is voor het toepassen van lignine bij de productie van asfalt.

Toelichting: Alleen productieapparatuur die technisch noodzakelijk is om lignine als bindmiddel in asfalt te verwerken, zoals silo’s, leidingwerk en meet- en regeltechniek, komt in aanmerking onder bedrijfsmiddel F 1115.

1.2. Producten slimmer maken en gebruiken (refuse, rethink, reduce)

F 1200

Nieuwe en innovatieve grondstofbesparende productieapparatuur

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

A 1201

Grondstofbesparende productieapparatuur

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

B 1202

Grondstofbesparende industriële apparatuur

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1210

Variabele verpakkingsmachine

  • a. bestemd voor: het automatisch verpakken van artikelen met een verpakkingsmachine, waarbij:

    • deze machine de verpakkingen in de hoogte, breedte en lengte op maat produceert uit eindloos golfkarton of kraftpapier op basis van 3D-scans van de te verpakken artikelen, waardoor per verpakking de hoeveelheid verpakkings- en vulmateriaal tot een minimum wordt beperkt, en

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren in een verpakkingsmachine,

  • b. bestaande uit: een 3D-meetsysteem, een snij- en vouwinrichting, een vouwsysteem en al dan niet de volgende onderdelen: een tapesysteem, een labelprinter en een labelaanbrengsysteem.

F 1211

3D-printer voor duurzamer produceren

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1212

Reinigingsinstallatie op basis van laser of koolzuur- of ijskorrels

  • a. bestemd voor: het reinigen of opruwen van machineonderdelen, halffabricaten, producten of (gevel)oppervlakken, niet zijnde scheepshuiden, door middel van:

    • 1. koolzuur- of ijskorrels, of

    • 2. een laser in een afgesloten behuizing, waarbij de afgezogen lucht gefilterd wordt uitgeblazen naar de buitenlucht,

  • b. bestaande uit:

    • 1. met betrekking tot onderdeel a., punt 1, een straalunit, spuitmond, een (droog)ijsproductie-installatie en al dan niet de volgende onderdelen: een afzuiginstallatie, een buffer en waterzuiveringsapparatuur voor het ontstane afvalwater en met uitzondering van het transportsysteem voor de reinigingsinstallatie, of

    • 2. met betrekking tot onderdeel a, punt 2, een laserbron, een laserpistool, besturing, behuizing en een afzuig- en filterunit.

Toelichting: Laserreiniging kan bijvoorbeeld worden toegepast in de voedingsmiddelenindustrie en de grafische industrie voor rasterwalsen in drukpersen.

D 1215

Apparatuur voor rugpapiervrije etiketten

  • a. bestemd voor: het printen, snijden en aanbrengen van uitsluitend rugpapiervrije etiketten (linerless) op verpakkingen en onderdelen met een etiketteermachine voor industriële toepassingen,

  • b. bestaande uit: een industriële etiketteermachine voor uitsluitend rugpapiervrije etiketten (linerless).

B 1221

Chemicaliënvrije koelwaterbehandelingsinstallatie (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het bij een bestaande koelinstallatie vervangen van de behandeling van koelwater met chloor of andere chemische middelen, door ontsmetting en al dan niet ontkalking van koelwater met:

    • 1. hydrodynamische cavitatie,

    • 2. ozonoxidatie,

    • 3. elektrolyse,

    • 4. uv-bestraling, of

    • 5. combinatie van de bovenstaande technieken,

    waarbij onder punt 1 tot en met 5 geldt dat:

    • de betreffende koelinstallatie wordt gebruikt voor de koeling van een productieproces,

    • het behandelde koelwater wordt gerecirculeerd in de betreffende koelinstallatie, en

    • als een antiscalant wordt toegepast, deze antiscalant een biopolymeer is,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor hydrodynamische cavitatie, oxidatiereactor(en), apparatuur voor het genereren van ozon, een elektrolysereactor of een uv-bestralingseenheid.

F 1230

Apparatuur voor beheer van metaalbewerkingsvloeistoffen

  • a. bestemd voor: het volcontinu en automatisch meten en conditioneren van metaalbewerkingsvloeistoffen, waarbij op basis van de meetresultaten alleen die hulpstoffen worden aangevuld die nodig zijn om de samenstelling van de metaalbewerkingsvloeistof constant te houden,

  • b. bestaande uit: sensoren, doseerpompen, regelapparatuur.

A 1281

Grondstofbesparend printsysteem voor ontinktbare inkt

  • a. bestemd voor: het industrieel digitaal printen op papier of (golf)karton, waarbij:

    • uitsluitend inkt wordt gebruikt die een INGEDE certificaat heeft met een deinkability score ‘good’ en een score van ten minste 71 punten, vastgesteld volgens de INGEDE testmethode 11, beoordeeld volgens de Assessment of printed product Recyclability Deinkability Score (EPRC 2017), of de eerdere richtlijn vastgesteld in 2009,

    • de toegepaste primers, inkten, toners en hulpstoffen geen (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen bevatten,

    • de investering ten minste € 250.000 exclusief btw bedraagt, en

    • het gebruik van het printsysteem leidt tot verminderen van gebruik van grondstoffen tijdens het productieproces doordat:

      • 1. het printsysteem wordt ingezet waar een flexo- of offsetdrukmachine gangbaar zou zijn,

      • 2. het verbruik van inkten of toners met 15% wordt verlaagd ten opzichte van een gangbaar printsysteem, of

      • 3. een materiaalstroom die noodzakelijk is voor het printproces, voor minimaal 75% wordt hergebruikt in hetzelfde printsysteem,

  • b. bestaande uit: een printsysteem.

Toelichting: EPRC staat voor European Paper Recycling Council. INGEDE staat voor de International Association of the Deinking Industry. Testmethodes en certificeringen die gelijkwaardig zijn aan INGEDE (testmethode 11), kunnen ook voldoen, zoals opgenomen onder punt 6 van paragraaf 1 van deze bijlage. Mogelijke andere partijen die de in deze code gevraagde testmethodes en certificering zouden kunnen (gaan) aanbieden zijn 4Evergreen, Blauer Engel en Nordic Swan. Onder industrieel wordt verstaan grootschalig en met een hoge mate van mechanisering en automatisering.

Onder zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die voldoet aan één of meer van de criteria of voorwaarden, bedoeld in artikel 57 van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH).1 Dit zijn stoffen die ernstige en vaak onomkeerbare effecten kunnen hebben op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze stoffen zijn bijvoorbeeld kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, persistent of bioaccumulerend. Onder potentiële zeer zorgwekkende stof wordt verstaan stof die mogelijk voldoet aan de criteria voor een zeer zorgwekkende stof, maar nog niet als een zeer zorgwekkende stof is geïdentificeerd. Dit kan zijn omdat bepaalde gegevens ontbreken of omdat de evaluatie van de beschikbare gegevens nog moet plaatsvinden.

Op de website van het RIVM worden lijsten bijgehouden van stoffen waarvan is vastgesteld dat dit zeer zorgwekkende stoffen of potentiële zeer zorgwekkende stoffen zijn.

A 1282

Inkt- of oliebesparend printsysteem

  • a. bestemd voor: het industrieel digitaal printen op printmedia, niet zijnde papier of karton, waarbij:

    • onder karton geen honingraatkarton wordt verstaan,

    • de printer hoofdzakelijk gebruikt wordt voor printen op plaatmaterialen, harde materialen, kunststoffen, folies, stickers, textiel of posters,

    • de printer rechtstreeks op het printmedium geprint wordt,

    • de inkt of toner die wordt gebruikt in het printsysteem geen (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen bevat, en

    • uitsluitend gebruik wordt gemaakt van olie opgeloste toner, of latex inkt of LED uv-drogende inkt,

    waarbij:

    • 1. in het geval van latex inkt of LED uv-drogende inkt, een besparing van het inktverbruik wordt bereikt van ten minste 25% bij een niet noodzakelijke vervanging van een bestaand printsysteem of ten minste 15% ten opzichte van een vergelijkbaar en gangbaar printsysteem, of

    • 2. in het geval van in olie opgeloste toner, ten minste 75% van de olie wordt gerecirculeerd,

  • b. bestaande uit: een printsysteem.

Toelichting: Onder plaatmaterialen worden diverse stevige materialen verstaan, zoals aluminium, hout of honingraatkarton. Onder industrieel wordt verstaan grootschalig en met een hoge mate van mechanisering en automatisering. Onder zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die voldoet aan één of meer van de criteria of voorwaarden, bedoeld in artikel 57 van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH). Dit zijn stoffen die ernstige en vaak onomkeerbare effecten kunnen hebben op de menselijke gezondheid en het milieu. onomkeerbare effecten kunnen hebben op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze stoffen zijn bijvoorbeeld kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, persistent of bioaccumulerend. Onder potentiële zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die mogelijk voldoet aan de criteria voor een zeer zorgwekkende stof, maar nog niet als een zeer zorgwekkende stof is geïdentificeerd. Dit kan zijn omdat bepaalde gegevens ontbreken of omdat de evaluatie van de beschikbare gegevens nog moet plaatsvinden. Op de website van het RIVM worden lijsten bijgehouden van stoffen waarvan is vastgesteld dat dit zeer zorgwekkende stoffen of potentiële zeer zorgwekkende stoffen zijn.

1.3. Levensduur verlengen (reuse, repair, refurbish, remanufacture, repurpose)

F 1300

Productieapparatuur voor refurbishen of hergebruik

  • a. bestemd voor: het verminderen van het gebruik van primaire grondstoffen, door:

    • 1. het vervaardigen van gerefurbishte producten die ten minste tot de oorspronkelijke nieuwstaat zijn teruggebracht en waarop een productgarantie van ten minste 1 jaar wordt verleend, of

    • 2. het vervaardigen van nieuwe producten met gebruikte onderdelen,

    waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:

    • de producten over de gehele levenscyclus een lagere milieubelasting hebben dan nieuwe producten met dezelfde functie gemaakt van primaire grondstoffen en nieuwe onderdelen, en

    • dit niet gangbaar is,

  • b. bestaande uit: apparatuur die technisch noodzakelijk is voor het refurbishen of hergebruiken van onderdelen in nieuwe producten, met uitzondering van gebouwen, vervoersmiddelen en interne transportmiddelen.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel is bedoeld voor het produceren van producten uit onderdelen van andere producten, of het refurbishen van producten die gelijkwaardig zijn aan nieuwe producten. Denk bijvoorbeeld aan productieapparatuur voor het vervaardigen van onderdelen, zoals beeldschermen, die specifiek benodigd zijn om telefoons of laptops te refurbishen.

Onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. Onder refurbishen wordt verstaan een proces waarbij een product wordt opgeknapt of verbeterd tot nieuwstaat, door gebruik te maken van onderdelen van bestaande producten, componenten en materialen met een vergelijkbare functie, waarbij garantie gegeven wordt op het opgeknapte of verbeterde product.

F 1301

Apparatuur of voorziening voor demontage ten behoeve van hergebruik of recycling

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1306

Afvulmachine voor herbruikbare verpakkingen

  • a. bestemd voor: het afvullen van herbruikbare verpakkingen van consumenten bij supermarkten of detailhandel met een afvulmachine, waarbij:

    • de afvulmachine uitsluitend ingezet wordt voor het hergebruik van verpakkingen, en

    • het hergebruik van verpakkingen en de afvulmachine niet gangbaar zijn,

  • b. bestaande uit: een afvulmachine.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel betreft bijvoorbeeld het afvullen van herbruikbare verpakkingen met houdbare voedingsmiddelen, bulkproducten voor huishoudelijk of persoonlijk gebruik en consumentengoederen van online winkels en bezorgdiensten.

Onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld.

F 1307

Tapsysteem voor water en frisdranken

  • a. bestemd voor: het ter plaatste produceren en tappen van niet-alcoholische dranken, waarbij:

    • het tapsysteem is aangesloten op de waterleiding,

    • de dranken worden geproduceerd voor consumptie op locatie bij de horeca of voor het vullen van herbruikbare bekers en flessen van consumenten, en

    • de verkoop of het gebruik van voorverpakte dranken ten opzichte van de bestaande situatie wordt verminderd,

  • b. bestaande uit: een tapsysteem en al dan niet geïntegreerde koeler, carbonator, filter, mengsysteem voor (sap)concentraten, watermeter of betaalmodule.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel heeft als doel het verminderen van voorverpakte dranken in blikjes, flessen en drankkartons, welke al dan niet gekoeld worden bewaard. Dit geldt zowel voor de consumptie van dranken ter plekke in cafés en restaurants of voor de losse verkoop van dranken bij een kiosk, kantoorgebouw of sportkantine. Voor bedrijfsmiddelen geldt een minimum meldingsbedrag van € 2.500. Bij bijvoorbeeld een prijs van € 500 per bedrijfsmiddel worden ten minste 5 bedrijfsmiddelen tegelijk aangeschaft en gemeld.

F 1310

Herbruikbare uitvaartkist

  • a. bestemd voor: het tijdens rouwplechtigheden omhullen van een binnenkist, waarbij:

    • de binnenkist bestaat uit duurzame biomassa, en

    • de (onderdelen van de) omhullende uitvaartkist opnieuw gebruikt worden,

  • b. bestaande uit: een herbruikbare buitenkist of frame voor het omhullen van de binnenkist met zijpanelen, kopstukken, bovenplaat en al dan niet de volgende onderdelen: aan de uitvaartkist te koppelen kandelaars en plateaus voor bloemstukken.

Toelichting: Onder biomassa wordt verstaan de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong.

Van duurzame biomassa is in ieder geval sprake als de biomassa binnen de voorwaarden van NTA 8080 (Better Biomass certificaat) is geproduceerd. Onder duurzame biomassa worden ook biomassareststromen en afvalstoffen verstaan.

F 1315

Apparatuur voor hergebruik van absorptiekorrels

  • a. bestemd voor: het scheiden van verzadigde en onverzadigde absorptiekorrels voor oliën en chemicaliën, waardoor ten minste 80% van de onverzadigde absorptiekorrels wordt teruggewonnen en hergebruikt,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het terugwinnen van onverzadigde absorptiekorrels.

Toelichting: Voor bedrijfsmiddelen geldt een minimum meldingsbedrag van € 2.500. Bij bijvoorbeeld een prijs van € 500 per bedrijfsmiddel worden ten minste 5 bedrijfsmiddelen tegelijk aangeschaft en gemeld.

Onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld.

A 1340

Waterbesparende voorziening of installatie

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

1.4. Recycling (recycle)

F 1400

Nieuwe en innovatieve recyclingapparatuur

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

A 1401

Recyclingapparatuur

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

B 1405

Terugwinningsinstallatie voor grondstoffen uit afvalwater of waterzuiveringsslib (aanpassen bestaande situatie)

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1407

Terugwinningsapparatuur voor grondstoffen uit afgassen

  • a. bestemd voor: het met ten minste 90% rendement terugwinnen van ten minste één van de volgende grondstoffen uit de afgassen van een productieproces in de glas-, staal-, halfgeleider- of chemische industrie:

    • 1. waterstof,

    • 2. stikstof,

    • 3. methaan,

    • 4. waterstofsulfide, of

    • 5. tinoxide,

    waarbij onder punt 1 tot en met 5 geldt dat:

    • deze grondstoffen of procesgassen opnieuw in dit proces worden gebruikt of een andere nuttige toepassing krijgen, en

    • de terugwinning geen gangbare praktijk is in de betreffende industrie,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het terugwinnen van grondstoffen of procesgassen uit afgassen, met uitzondering van onderdelen voor de toepassing van de teruggewonnen grondstoffen of procesgassen.

F 1409

Apparatuur voor de chemische recycling van afvalstoffen

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1411

Opwerkingsinstallatie voor AEC-bodemas

  • a. bestemd voor: het opwerken van AEC-bodemas tot niet-vormgegeven bouwstof als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit 2022, waarbij:

    • de uitloging van de niet-vormgegeven bouwstof de maximale emissiewaarden genoemd in tabel 1 van bijlage A bij de Regeling bodemkwaliteit 2022 niet overschrijdt,

    • de input van de opwerkingsinstallatie AEC-bodemas betreft dat is ontdaan van (ferro)metalen en te storten of verbranden residu, en

    • ten minste 85% van de input van de opwerkingsinstallatie wordt opgewerkt tot niet-vormgegeven bouwstof, gemeten als massa droge stof zoals deze als ruwe bodemas (exclusief metalen) uit de betreffende AEC komt,

  • b. bestaande uit: een opwerkingsinstallatie voor van (ferro)metalen en residu ontdaan AEC-bodemas en al dan niet een wasstraat.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel betreft verdere opwerking van AEC-bodemas waaruit (ferro)metalen en te storten of verbranden residu al zijn afgescheiden. De AEC-bodemas moet worden opgewerkt tot een niet-vormgegeven bouwstof als bedoeld in de Regeling bodemkwaliteit 2022. Dit zijn vrij toepasbare bouwstoffen die zonder aanvullende maatregelen toepasbaar zijn als grondstof voor bijvoorbeeld beton- of asfaltproducten. Investeringen in het afscheiden van (ferro)metalen en residu of immobilisatie komen niet in aanmerking onder dit bedrijfsmiddel.

F 1418

Recyclingapparatuur voor textiel

  • a. bestemd voor: het recyclen van textielafval door:

    • 1. chemische recycling tot een grondstof of garen, waarbij toegevoegde chemicaliën voor ten minste 80% worden gerecycled in het proces, of

    • 2. mechanische recycling tot (een grondstof voor) garen,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het recyclen van textielafval.

Toelichting: Onder textielafval wordt een afvalstof verstaan die bestaat uit textielvezels, waaronder kleding, touw en autogordels. Onder chemische recycling wordt verstaan een proces waarbij de afvalstof op moleculair niveau wordt afgebroken in kleinere eenheden of wordt opgelost, met als oogmerk de verkregen kleinere of opgeloste eenheden in te zetten bij de productie van nieuwe materialen of grondstoffen al dan niet vergelijkbaar met de materialen waaruit de afvalstof bestaat, maar niet zijnde brandstoffen.

F 1419

Recyclingapparatuur voor spuitbussen

  • a. bestemd voor: het verwerken van spuitbussen tot metalen, vloeistoffen en gassen, waarbij:

    • ten minste 80% van de metalen worden gerecycled, en

    • de vrijkomende vloeistoffen en gassen nuttig worden toegepast,

  • b. bestaande uit: recyclingapparatuur voor spuitbussen.

B 1445

Eutectische vrieskristallisatie-installatie voor proces- of afvalwater

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1461

Depolymerisatie-installatie voor polyesterafval

  • a. bestemd voor: het afbreken van condensatiepolymeren in polyester- of polyethyleentereftalaat (pet-)afvalstromen door glycolyse en katalyse in een continu proces, waarbij:

    • de afvalstroom bestaat uit gekleurde afvalstoffen of afvalstoffen die niet mechanisch gerecycled kunnen worden tot een grondstof voor de productie van petflessen,

    • de procestemperatuur ten hoogste 200°C bedraagt,

    • de geproduceerde monomeren de kwaliteit van primaire grondstoffen hebben, en

    • ten minste 99% van de vrijkomende reactieproducten worden toegepast als grondstof voor nieuwe polyesters,

  • b. bestaande uit: een reactor, een centrifuge, een kristallisatie-eenheid, een filter, een destillatiekolom en al dan niet de volgende onderdelen: een voorbewerkingsinstallatie, een toe- en afvoersysteem en opslagvoorzieningen.

F 1490

Recyclinginstallatie voor luiers

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

1.5. Toepassen van recyclaat (recycle)

A 1500

Verwerkingsapparatuur voor gerecyclede grondstoffen

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1561

Verwerkingsapparatuur voor plastic zwerfafval

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1565

Verwerkingsinstallatie voor rubbergranulaat

Toelichting: Voorbeeld van deze producten zijn waterretentiepanelen.

F 1570

Asfaltcentrale voor toepassen van ten minste 80% recyclaat

  • a. bestemd voor: het produceren van asfalt met een asfaltcentrale, waarbij:

    • hoofdzakelijk asfaltmengsels op basis van ten minste 80% gerecycled asfalt worden geproduceerd,

    • het te recyclen asfalt overdekt wordt opgeslagen, en

    • het te recyclen asfalt op productietemperatuur wordt gebracht door middel van indirecte verwarming,

  • b. bestaande uit: een asfaltcentrale.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 4.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Onder recyclaat wordt verstaan een stof of materiaal ontstaan uit afvalstoffen waarvoor geldt dat deze zonder verdere verwerking toegepast kan worden als grondstof. Dit kan nog een afvalstof zijn of al einde-afval als aan de voorwaarden hiervan wordt voldaan.

1.6. Betere afvalscheiding (recycle)

A 1600

Scheidingsapparatuur voor afvalstoffen

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

D 1601

Inzamelapparatuur of -voorziening voor meer of zuiverdere monostromen

  • a. bestemd voor: het aan de bron gescheiden inzamelen van afvalstoffen, waarbij:

    • de inzameling leidt tot meer of zuiverdere afvalstromen dan gangbaar is voor de betreffende afvalstroom, en

    • de recycling van de afvalstroom aantoonbaar verbetert ten opzichte van wat gangbaar is voor de betreffende afvalstroom,

  • b. bestaande uit: inzamelvoorzieningen of apparatuur die leidt tot betere recycling, met uitzondering van investeringen in statiegeldsystemen, gebouwen en vervoersmiddelen.

Toelichting: Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

A 1613

Glasversnipperaar voor horecabedrijven

  • a. bestemd voor: het op locatie van een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet granuleren van glasafval (non-return glas) afkomstig van dit horecabedrijf, waarbij het gegranuleerde glas:

    • wordt afgevoerd door of aangeboden aan een afvalverwerkend bedrijf, en

    • wordt gerecycled tot nieuw glas,

  • b. bestaande uit: een glasversnipperaar.

F 1661

Afvalscheidingsinstallatie op basis van watermerken of gps trackers

  • a. bestemd voor: het automatisch scheiden van (onderdelen van) producten of kunststof verpakkingen op basis van:

    • 1. in het kunststof geperste watermerken die informatie bieden over het materiaalgebruik, de samenstelling en al dan niet de herkomst van de verpakking of het product, waarbij de verpakkingen of (onderdelen van) producten hoogwaardiger worden gerecycled dan gangbaar voor de betreffende verpakkingen of in geval van niet-recyclebare afvalstoffen worden afgescheiden van recyclebare afvalstoffen, of

    • 2. gps trackers, waarbij de verpakkingen of (onderdelen van) producten aan het einde van de gebruiksduur gegarandeerd kosteloos worden teruggenomen door de fabrikant om te worden gerecycled, gerefurbisht of hergebruikt, wat blijkt uit de garantievoorwaarden,

  • b. bestaande uit: een camerasysteem of scanner, een detectiesysteem, een sorteersysteem en transportbanden naar en onder de scheidingsinstallatie.

Toelichting: Belangrijkste criterium voor hoogwaardiger recycling is een hogere kwaliteit van het recyclaat, bijvoorbeeld door het dichter benaderen van virgin-kwaliteit. Een hogere marktprijs kan een indicatie zijn voor hogere kwaliteit. Andere criteria zijn een groter aantal cycli waarin de grondstof in de keten kan blijven en minder milieuschade bij het recyclen (inclusief energieverbruik), ten opzichte van wat gangbaar is.

Onder hoogwaardigere recycling wordt verstaan een recycling waarbij de afvalstof wordt bewerkt tot recyclaat dat de kwaliteit van primaire grondstoffen dichter benadert dan recyclaat dat is geproduceerd met voor de afvalstof gangbare recyclingprocessen. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal. Onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. Onder refurbishen wordt verstaan een proces waarbij een product wordt opgeknapt of verbeterd tot nieuwstaat, door gebruik te maken van onderdelen van bestaande producten, componenten en materialen met een vergelijkbare functie, waarbij garantie gegeven wordt op het opgeknapte of verbeterde product.

1.7. Voorkomen van emissies uit afvalstoffen

F 1700

Productieapparatuur voor het vervangen van (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen, nanodeeltjes of microplastics (aanpassen bestaande situatie)

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1704

Installatie voor het afbreken van microverontreinigingen in water

  • a. bestemd voor: het aantoonbaar verminderen van de emissie van de volgende stoffen naar een rioolwaterzuivering of het oppervlaktewater door deze volledig af te breken tot onschadelijke componenten:

    • 1. nanodeeltjes kleiner dan 50 nanometer, niet zijnde nutriënten,

    • 2. microplastics kleiner dan 50 micrometer,

    • 3. medicijnresten,

    • 4. (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen, of

    • 5. opkomende stoffen die een belemmering vormen voor een duurzame drinkwaterproductie,

    waarbij onder punt 1 tot en met 5 geldt dat:

    • de installatie specifiek gericht moet zijn op het volledig afbreken van één of meer van bovengenoemde stoffen en daarmee aanvullend is op een waterzuiveringsinstallatie voor het verlagen van de zuiveringslast van het afvalwater, en

    • met de investering ten minste wordt voldaan aan de saneringsinspanning ten aanzien van het verwijderen van deze stoffen zoals vastgesteld door het bevoegd gezag,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het afbreken van microverontreinigingen zoals een (chemische of elektrochemische) oxidatiereactor, een uv-bestralingseenheid, een sonolysereactor, een plasmatronreactor, een geavanceerd biofilter en al dan niet apparatuur voor het meten of detecteren van microverontreinigingen en met uitzondering van voorzuiveringsapparatuur.

Toelichting:

Onder zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die voldoet aan één of meer van de criteria of voorwaarden, bedoeld in artikel 57 van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH). Dit zijn stoffen die ernstige en vaak onomkeerbare effecten kunnen hebben op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze stoffen zijn bijvoorbeeld kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, persistent of bioaccumulerend. Onder potentiële zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die mogelijk voldoet aan de criteria voor een zeer zorgwekkende stof, maar nog niet als een zeer zorgwekkende stof is geïdentificeerd. Dit kan zijn omdat bepaalde gegevens ontbreken of omdat de evaluatie van de beschikbare gegevens nog moet plaatsvinden.

Op de website van het RIVM worden lijsten bijgehouden van stoffen waarvan is vastgesteld dat dit zeer zorgwekkende stoffen of potentiële zeer zorgwekkende stoffen zijn.

A 1705

Verwijderingsinstallatie voor microverontreinigingen in water

  • a. bestemd voor: het aantoonbaar verminderen van de emissie van de volgende stoffen naar een rioolwaterzuivering of het oppervlaktewater door deze te verwijderen uit afvalwater:

    • 1. nanodeeltjes kleiner dan 50 nanometer, niet zijnde nutriënten,

    • 2. microplastics kleiner dan 50 micrometer,

    • 3. medicijnresten,

    • 4. (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen, of

    • 5. opkomende stoffen die een belemmering vormen voor een duurzame drinkwaterproductie,

    waarbij onder punt 1 tot en met 5 geldt dat:

    • de verwijderingsinstallatie specifiek gericht is op het verwijderen één of meer van de bovengenoemde stoffen en daarmee aanvullend is op een waterzuiveringsinstallatie voor het verlagen van de zuiveringslast van het afvalwater,

    • met de investering ten minste wordt voldaan aan de saneringsinspanning ten aanzien van het verwijderen van deze stoffen zoals vastgesteld door het bevoegd gezag, en

    • de investering op bedrijfsniveau niet leidt tot het lozen van meer brijn,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het verwijderen van microverontreinigingen zoals ionenwisseling, foam fractionation, electro-coagulatie, poederkooldosering of een membraaninstallatie en al dan niet apparatuur voor het meten of detecteren van microverontreinigingen en met uitzondering van voorzuiveringsapparatuur.

Toelichting:

Onder zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die voldoet aan één of meer van de criteria of voorwaarden, bedoeld in artikel 57 van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH). Dit zijn stoffen die ernstige en vaak onomkeerbare effecten kunnen hebben op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze stoffen zijn bijvoorbeeld kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, persistent of bioaccumulerend. Onder potentiële zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die mogelijk voldoet aan de criteria voor een zeer zorgwekkende stof, maar nog niet als een zeer zorgwekkende stof is geïdentificeerd. Dit kan zijn omdat bepaalde gegevens ontbreken of omdat de evaluatie van de beschikbare gegevens nog moet plaatsvinden. Op de website van het RIVM worden lijsten bijgehouden van stoffen waarvan is vastgesteld dat dit zeer zorgwekkende stoffen of potentiële zeer zorgwekkende stoffen zijn.

F 1706

Centrifugaal filter voor slijpsel van kunststoflenzen

  • a. bestemd voor: het door centrifuge verwijderen van microplastics uit het koelwater dat nodig is voor het slijpen van kunststoflenzen, waarbij:

    • ten minste 85% van de in het afvalwater aanwezige microplastics worden verwijderd, en

    • het gezuiverde afvalwater opnieuw wordt gebruikt binnen de onderneming,

  • b. bestaande uit: een pompinstallatie, een filter en een centrifuge.

A 1725

Stofemissievrije denatureringsinstallatie voor asbesthoudende afvalstoffen of asbesthoudende grond

  • a. bestemd voor: het stofemissievrij denatureren van asbesthoudende afvalstoffen of asbesthoudende grond door de asbestresten bij een temperatuur van minder dan 250°C met behulp van natronloog of zuur af te breken, waarbij:

    • de asbestvezels volledig worden vernietigd, en

    • de silicaathoudende filterkoek wordt gebruikt als bouwstof of als toeslagstof in de bouw en de uitloging van de bouwstof of toeslagstof de maximale emissiewaarden, genoemd in tabel 1 van bijlage A bij de Regeling bodemkwaliteit 2022, niet overschrijdt,

  • b. bestaande uit: een stofemissievrije verkleiningsinstallatie, een verwarmings- en koelsysteem, een natronloog- of zuurdoseerinstallatie, een filterinstallatie, een behandelingsinstallatie voor filterkoek en al dan niet een scheidingsinstallatie.

A 1726

Thermische denatureringsinstallatie voor asbestcementproducten

  • a. bestemd voor: het thermisch denatureren van asbestcementproducten waarbij de asbestvezels via verhitting volledig worden vernietigd en het daarbij gevormde eindproduct wordt gebruikt als bouwstof of als toeslagstof in de bouw en de uitloging van de bouwstof of toeslagstof de maximale emissiewaarden, genoemd in tabel 1 van bijlage A bij de Regeling bodemkwaliteit 2022, niet overschrijdt,

  • b. bestaande uit: een tunneloven of een verrijdbare stolpoven, een brandersysteem, naverbranders en al dan niet de volgende onderdelen: keramische filters, een onderdrukruimte voor controle en reparatie van verpakkingen, een transportinstallatie en een breekinstallatie voor nabehandeling van het product.

F 1760

Apparatuur of voorzieningen voor het voorkomen van plastics in het milieu

  • a. bestemd voor: het voorkomen van de verspreiding van plastic granulaat, flakes, poeders of zwerfafval bij laden en lossen, industriële productieprocessen of bouwactiviteiten, door:

    • 1. een gesloten laad- en losvoorziening tussen opslag en transportmiddel,

    • 2. apparatuur voor het schoonzuigen of afblazen van transportmiddelen na laden of lossen op een daarvoor geschikte locatie,

    • 3. apparatuur of voorzieningen voor het afvangen, verzamelen of terugnemen van resterend granulaat na laden, lossen, monstername, bij verwaaiing of tijdens niet-reguliere bedrijfsvoering,

    • 4. filters in waterafvoer- of rioleringsputten,

    • 5. beschermhoezen voor heftruckvorken ter voorkoming van schade aan verpakkingen gevuld met granulaat,

    • 6. schuttingen langs de bouwplaats die uitsluitend bestemd zijn voor het voorkomen van verwaaiing van bouwafval, of

    • 7. dichte afvalcontainers voor lichte materialen op bouwplaatsen,

  • b. bestaande uit: apparatuur of voorzieningen voor het voorkomen van verspreiding van plastics in het milieu, met uitzondering van veegmachines.

Toelichting: Met niet-reguliere bedrijfsvoering wordt bedoeld: storingen, onderhoud aan de (reinigings-)technieken en opstarten en stoppen van installaties of processen. Voor bedrijfsmiddelen geldt een minimum meldingsbedrag van € 2.500. Bij bijvoorbeeld een prijs van € 500 per voorziening worden ten minste 5 voorzieningen tegelijk aangeschaft en gemeld.

E 1790

Slimme afvalbak met persmechanisme

  • a. bestemd voor: het inzamelen van afvalstoffen in de gratis toegankelijke buitenruimte met een afvalbak die is voorzien van een persmechanisme, waarbij de afvalbak:

    • aantoonbaar bijdraagt aan het voorkomen van zwerfafval,

    • voor de energievoorziening van het persmechanisme is voorzien van geïntegreerde zonnepanelen en een accu,

    • niet is aangesloten op het elektriciteitsnet, en

    • is voorzien van gps en sensoren voor het monitoren van de vulgraad van de afvalbak, waardoor deze alleen wordt geledigd wanneer deze vol raakt,

  • b. bestaande uit: een slimme afvalbak met persmechanisme.

2. Voedselvoorziening en landbouwproductie

Een ondernemer die actief is in de primaire landbouwproductie, verwerking van landbouwproducten en afzet van landbouwproducten, bosbouw of de productie, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten komt alleen voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen in aanmerking indien het een kmo is.

Kassen, stallen, landbouwwerktuigen, aquacultuur, visserij, verwerkingsapparatuur

2.1. Glastuinbouw

F 2112

Groen Label Kas voor biologische teelt

  • a. bestemd voor: het op biologische wijze bedrijfsmatig telen van gewassen in een kas, waarbij:

    • is vastgesteld dat deze kas voldoet aan de eisen, bedoeld onder a van bedrijfsmiddel A 2113, en

    • uit een door Stichting Skal afgegeven bio-certificaat blijkt dat de gewassen biologisch worden geteeld,

  • b. bestaande uit: een kas, zijnde kasdek en gevels, en teelttechnische en klimaattechnische voorzieningen.

De investering in de Groen Label Kas voor biologische teelt komt ten hoogste voor het volgende bedrag per vierkante meter gecertificeerd teeltoppervlak in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 4.000.000:

Gewasgroep

Nieuwe kas €/m2

Bestaande kas €/m2

Groenten

120

60

Sierteelt

190

95

Uitgangsmateriaal

230

115

Investeringen in een Groen Label Kas kunnen uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen F 2112 en A 2113 worden gemeld.

Toelichting: Informatie over het bio-certificaat is beschikbaar op skal.nl.

Als een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en op de website rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

A 2113

Groen Label Kas

  • a. bestemd voor: het bedrijfsmatig telen van gewassen in een Groen Label Kas waarbij wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • de kas voldoet aan de eisen van het Certificatieschema Groen Label Kas 15 (GLK15), wat blijkt uit een kas-ontwerpcertificaat Groen Label Kas 15 (GLK15) dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad van Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie, en waarbij:

      • 1. binnen drie jaar na afgifte van het kas-ontwerpcertificaat GLK15 een kas-certificaat GLK15 wordt overgelegd, of

      • 2. na het verstrijken van deze termijn van drie jaar een kas-certificaat wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende maatlat Groen Label Kas en de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,

  • b. bestaande uit: een kas (kasdek en gevels) en teelttechnische en klimaattechnische voorzieningen.

De investering in de Groen Label Kas komt ten hoogste voor het volgende bedrag per vierkante meter gecertificeerd teeltoppervlak in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 5.000.000:

Gewasgroep

Nieuwe kas €/m2

Bestaande kas €/m2

Groenten

120

60

Sierteelt

190

95

Uitgangsmateriaal

230

115

Investeringen in een Groen Label Kas kunnen uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen F 2112 en A 2113 worden gemeld.

Toelichting: Het Certificatieschema Groen Label Kas 15 (GLK15) is beschikbaar op groenlabelkas.nl.

Als een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en op de website rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

F 2130

Mechanische of (micro)biologische bestrijdingsapparatuur voor plagen of ziekten in een tuinbouwkas

  • a. bestemd voor: het bestrijden van plagen of ziekten in een tuinbouwkas, door:

    • 1. het inzetten van natuurlijke vijanden voor (micro)biologische bestrijding,

    • 2. het op mechanische wijze actief laten opvliegen en vangen van plaagdieren, of

    • 3. het op mechanische wijze bestrijden van plaaginsecten met behulp van micro-drones,

  • b. bestaande uit: apparatuur of voorzieningen die technisch noodzakelijk zijn voor de (micro)biologische of mechanische bestrijding, met uitzondering van vernevelingsapparaten en het trekkende voertuig.

Een investering in mechanische of biologische bestrijdingsapparatuur voor plagen of ziekten als onderdeel van een kas die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen F 2112 en A 2113 komt onder bedrijfsmiddel F 2130 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

D 2131

Luisdicht insectengaas met aan- of afvoer van vocht (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het ter beperking van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen aanbrengen van vuilafstotend insectengaas bij bestaande kassen, waarbij de nadelige effecten daarvan op het klimaat in de kas worden gecompenseerd door actieve vochtregulatie, al dan niet in combinatie met warmteterugwinning en al dan niet in combinatie met insectengaas direct over de gewassen,

  • b. bestaande uit: luisdicht gaas, apparatuur voor vochtregulatie en al dan niet de volgende onderdelen: warmteterugwinning, ondersteuningsmateriaal en een toegangssluis met dubbele deur en met uitzondering van scherminstallaties en verwarmingsinstallaties.

Een investering in luisdicht insectengaas met vochtafvoer als onderdeel van een kas die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen F 2112 en A 2113 komt onder bedrijfsmiddel D 2131 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

A 2135

Installatie voor het verhogen van de plantweerbaarheid in de glastuinbouw

  • a. bestemd voor: het in een kas op biologische wijze verhogen van de weerbaarheid van planten tegen ziekten, waarbij geen chemische stoffen of metalen worden toegepast en waardoor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt verminderd,

  • b. bestaande uit: een installatie voor het verhogen van de plantweerbaarheid, met uitzondering van wateropslagvoorzieningen en watergiftsysteem.

Een investering in een installatie voor het verhogen van de plantweerbaarheid als onderdeel van een kas die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen F 2112 en A 2113 komt onder bedrijfsmiddel A 2135 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

F 2140

Ondergrondse waterberging

  • a. bestemd voor: het in de land- of tuinbouw individueel of collectief opslaan van:

    • 1. regenwater in ondergrondse bodemlagen, niet zijnde een warmte-koude opslag (WKO) of systeem voor geothermie, waarbij door het bevoegd gezag schriftelijk toestemming is verleend voor de ondergrondse wateropslag, of

    • 2. regen- of recirculatiewater in een afgesloten voorziening onder een tuinbouwkas of gebouw,

    waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat in geval van een waterberging of een uitbreiding daarvan voor een glastuinbouwbedrijf, de totale waterberging op het bedrijf een opslagcapaciteit heeft van ten minste 1.000 m3 per hectare,

  • b. bestaande uit: een wateropslagvoorziening en voor de waterberging technisch noodzakelijke apparatuur, met uitzondering van de volgende onderdelen: voorzieningen voor het opvangen van het regen- of circulatiewater en voorzieningen voor het voor gebruik geschikt maken van het teruggewonnen water.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 4.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

A 2142

Apparatuur voor verminderd gebruik van grondwater als gietwater in de glastuinbouw (aanpassing bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het verminderen van de hoeveelheid opgepompt grondwater voor de productie van gietwater voor gebruik in de glastuinbouw met ten minste 45% ten opzichte van de bestaande situatie, waarbij:

    • eventuele wijzigingen in de teeltcapaciteit en gewasbehoefte van de kas in de berekening van de besparing worden meegenomen,

    • de vermindering wordt gerealiseerd door het terugwinnen van water en grondstoffen uit brijn of de vergroting van regenwatergebruik, waarbij per hectare teeltoppervlak meer regenwater wordt opgeslagen dan wettelijk verplicht, en

    • er geen brijn in de bodem wordt gebracht,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het terugwinnen van water en grondstoffen uit brijn, een vacuümverdamper of een (uitbreiding van de) regenwateropslagvoorziening en al dan niet opslagvoorzieningen voor recirculatie van (afval)water.

Een investering in apparatuur voor verminderd gebruik van grondwater als onderdeel van een kas die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen F 2112 en A 2113 komt onder bedrijfsmiddel A 2142 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

F 2143

Systeem voor individuele meting van nutriënten

  • a. bestemd voor: het automatisch meten van de nutriëntconcentraties in voedingswater voor de glastuinbouw ten behoeve van het bepalen van de optimale voedingsgift en het verminderen van de hoeveelheid te lozen drainwater, waarbij de concentraties van ten minste de volgende nutriënten individueel worden gemeten:

    • natrium,

    • kalium,

    • magnesium,

    • calcium,

    • ammonium,

    • chloor,

    • nitraat,

    • sulfaat,

    • waterstofcarbonaat en

    • fosfaat,

  • b. bestaande uit: een meetsysteem.

Een investering in een systeem voor individuele meting van nutriënten als onderdeel van een kas die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen F 2112 of A 2113 komt onder bedrijfsmiddel F 2143 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

A 2145

Installatie voor het ontzouten van drain(age)water in de glastuinbouw (aanpassing bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het aantoonbaar vaker recirculeren van drain(age)water binnen het teeltproces ten opzichte van de bestaande situatie, door het verbeteren van de verwijdering van (natrium-)zouten, waardoor de lozing van drain(age)water verminderd of vermeden wordt en waarbij de investering op bedrijfsniveau niet leidt tot het lozen van meer brijn,

  • b. bestaande uit: een installatie voor het verwijderen van zouten en al dan niet de volgende onderdelen: een vacuümverdamper en meetapparatuur.

Een investering in een installatie voor het ontzouten van drain(age)water als onderdeel van een kas die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen F 2112 en A 2113 komt onder bedrijfsmiddel A 2145 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

F 2146

Voorzieningen voor nullozing in de glastuinbouw (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het realiseren van nullozing in een bestaande tuinbouwkas, waarbij:

    • aangetoond wordt dat de investering bijdraagt aan nullozing zoals is omschreven in de Aanpak Aantonen Nullozing, zoals vastgesteld door het Platform Duurzame Glastuinbouw, of volgt uit een onderzoek naar de waterstromen op het bedrijf door een relevante onderzoek- of adviesorganisatie,

    • drainwater bij substraatteelt, drainagewater bij grondgebonden teelt en filterspoelwater niet meer wordt geloosd op oppervlaktewater of het riool, wat wordt aangetoond met een bezoekverslag van een handhaver of toezichthouder en een verklaring van bevoegd gezag, en

    • waarbij verklaard wordt dat de voorziening geen wettelijk verplichte investering betreft,

  • b. bestaande uit: voorzieningen ten behoeve van het realiseren van nullozing zoals filters, meetapparatuur, opvangbassins, meetapparatuur en leidingwerk.

Een investering in een voorziening voor nullozing als onderdeel van een kas die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen F 2112 en A 2113 komt onder bedrijfsmiddel F 2146 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Informatie over nullozing is beschikbaar op glastuinbouwwaterproof.nl.

F 2150

Apparatuur voor het opwerken van plantenresten tot grondstof

  • a. bestemd voor: het verwerken van plantenresten uit de glastuinbouw, al dan niet in combinatie met reststromen uit de oesterzwammenteelt, tot een grondstof voor een product, niet zijnde een brandstof of een meststof,

  • b. bestaande uit: opwerkingsapparatuur die nodig is voor het verwerken van de plantenresten met uitzondering van opslagvoorzieningen.

2.2. Veehouderij

B 2200

Innovatieve stal

  • a. bestemd voor: het houden van dieren in een innovatieve stal:

    • waarvoor één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven, als voor de stal een vergunningsplicht geldt vanuit deze wet,

    • die is voorzien van een huisvestingssysteem of aanvullende techniek die ammoniakemissie reduceert en die niet staat in bijlage V respectievelijk bijlage VI van de Omgevingsregeling en waaraan het bevoegd gezag een emissiefactor heeft toegekend of waarvoor een bijzondere emissiefactor is vastgesteld als bedoeld in artikel 4.6 van de Omgevingsregeling, en

    • waarbij de opdracht voor een meting van de ammoniakemissie bij het toegepaste stalsysteem is verstrekt voor de meldingsdatum en deze meting wordt uitgevoerd volgens het voorgeschreven Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij of een gelijkwaardige meetmethode,

  • b. bestaande uit: een innovatieve stal, met uitzondering van luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Investeringen in een innovatieve stal kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel B 2200 worden gemeld.

Toelichting: Meer informatie over innovatieve stallen is beschikbaar op rvo.nl en iplo.nl

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

B 2201

Stal voor biologische melk- of pluimveehouderij met ammoniakemissiereductie

  • a. bestemd voor: het houden van melk- of pluimvee in een bedrijf dat dierlijke landbouwproducten produceert volgens de voorschriften van het Besluit dierlijke producten, wat blijkt uit een door Skal afgegeven certificaat Biologische Productie Nederland, waarbij:

    • er voor de stal één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven, als voor de stal een vergunningsplicht geldt vanuit deze wet, en

    • al het vee in de gehele stal wordt gehouden in één of meerdere ammoniakemissiearme huisvestingssystemen:

    waarbij de voorwaarden onder de hierboven genoemde punt 1 en 2 niet gelden voor een huisvestingssysteem voor jongvee indien in een melkveestal tevens jongvee wordt gehouden,

  • b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen, mestafvoer en -opslag en een hygiënesluis en met uitzondering van luchtwassers, het huisvestingssysteem HA 1.35 zoals opgenomen in bijlage V van de Omgevingsregeling, duurzame energie-opwekkingsinstallaties, ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel en het verzamelen, verwerken en het opslaan van de (eind)producten, waarbij onder een besloten ruimte wordt verstaan: een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten overdekte buitenruimte.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Investeringen in een stal voor biologische melk- of pluimveehouderij met vermindering van de ammoniakemissie kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel B 2201 worden gemeld.

Toelichting: De gehele stal moet zijn voorzien van één of meerdere ammoniakemissiearme huisvestingsystemen als bedoeld in de Omgevingsregeling. Een stal voorzien van meerdere huisvestingssystemen waarvan een huisvestingssysteem is aangemerkt als een ‘overig huisvestingssysteem’ komt niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Informatie over het Besluit dierlijke producten is beschikbaar op skal.nl. In bijlage V van de Omgevingsregeling zijn geen huisvestingsystemen opgenomen voor biologisch gehouden varkens, waardoor een biologische varkensstal niet voldoet aan de eisen gesteld in bedrijfsmiddel B 2201. Onder melkvee wordt verstaan: al het vee dat wordt gehouden voor de productie van melk.

Zie bedrijfsmiddel B 2200 voor een innovatieve stal, bijvoorbeeld een biologische varkensstal waaraan het bevoegd gezag een afwijkende emissiefactor heeft toegekend of waarvoor een bijzondere emissiefactor als bedoeld in artikel 4.6 van de Omgevingsregeling is vastgesteld.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

B 2202

Klimaat- en dierenmonitoringssysteem

  • a. bestemd voor: het in een stal monitoren van dieren en meten van klimaatparameters, waardoor inzichtelijk wordt op welke manier het gebruik van antibiotica of hormonen op het bedrijf gereduceerd kan worden en vermindering van de ammoniakemissie mogelijk is, door het in de stal maken van foto's van de dieren, opnemen van geluid in de stal en meten van ten minste de volgende parameters:

    • CO2,

    • temperatuur,

    • ammoniak,

    • methaan,

    • luchtvochtigheid,

    • luchtdruk, en

    • fijnstof (PM2,5 en PM10),

  • b. bestaande uit: een sensoreenheid met camera's, sensoren en 4G-verbinding, een voedingskabel en software voor real-time inzicht in de meetresultaten.

A 2204

Formalinevrij bad voor de desinfectie van klauwen van vee

  • a. bestemd voor: het met onderchlorigzuur (HOCl) desinfecteren van de klauwen van vee door het gebruik van een zelfvullend desinfectiebad, dat is aangesloten op een in-situ desinfectiesysteem op basis van elektrolyse van natriumchloride, waarbij de leverancier van het in-situ desinfectiesysteem geregistreerd is op de lijst 'Biocidal Products Regulation (BPR) Artikel 95' van de Europese Chemisch Agentschap (ECHA),

  • b. bestaande uit: een in-situ desinfectiesysteem op basis van elektrolyse van natriumchloride, desinfectiebad(en), pomp(en) en tyleen leiding(en).

A 2205

Omgekeerde osmose-installatie voor het verwerken van spuiwater van een biologische luchtwasser

  • a. bestemd voor: het verminderen van het waterverbruik van biologische luchtwassers met ten minste 60%, door met omgekeerde osmose het spuiwater te zuiveren, waarna het gezuiverde spuiwater opnieuw wordt gebruikt in de biologische luchtwasser en het resterende concentraat nuttig wordt toegepast,

  • b. bestaande uit: een omgekeerde osmose-eenheid en al dan niet de volgende onderdelen: een opslagvoorziening voor het concentraat, een opslagvoorziening voor het te recirculeren waswater en voorzieningen om het behandelde spuiwater geschikt te maken voor recirculatie, met uitzondering van een luchtwasser.

F 2206

Apparatuur of voorzieningen voor gescheiden opvang van mest en urine in varkens- of rundveestallen (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het aan de bron gescheiden opvangen en bewaren van dierlijke mest en urine in bestaande varkens- of rundveestallen,

  • b. bestaande uit: apparatuur of voorzieningen voor het gescheiden opvangen en bewaren van dierlijke mest en urine, al dan niet een afzuigingssysteem dat de kelderlucht continu afzuigt en met uitzondering van mestscheidingsapparatuur en het huisvestingssysteem HA 1.35 zoals opgenomen in bijlage V van de Omgevingsregeling.

Een investering in apparatuur of voorzieningen voor gescheiden opvang van mest en urine in varkens- of rundveestallen als onderdeel van een stal die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen B 2200, B 2201, A 2210, A 2211, F 2212, A 2220 en A 2221 komt onder bedrijfsmiddel F 2206 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Mestscheidingsapparatuur zoals schroefpersen, zeefbandpersen of decanters komen onder bedrijfsmiddel F 2206 niet in aanmerking.

B 2207

Koelinstallatie voor drijfmest (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het koelen van drijfmest in een bestaande stal waardoor de temperatuur van de drijfmest ten hoogste 15˚C bedraagt en waarbij de uit de drijfmest verkregen warmte nuttig wordt toegepast,

  • b. bestaande uit: mestkoeling, een warmtepomp en met uitzondering van de mestkelder(s).

Een investering in een koelinstallatie voor drijfmest als onderdeel van een stal die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen B 2200, B 2201, A 2210, A 2211, F 2212, A 2220, A 2221, A 2230, A 2231, B 2290 en B 2291 komt onder bedrijfsmiddel B 2207 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

B 2208

Gasdichte voorziening voor een drijfmestopslag

  • a. bestemd voor: het bij een veehouderij afdekken van een drijfmestopslag met een gasdichte voorziening, niet zijnde een (na)vergister of digestaatopslag, waardoor de methaanemissie wordt verminderd en waarbij de ontstane gassen:

    • 1. in een gasdichte ruimte worden opgevangen en nuttig worden toegepast, of

    • 2. thermisch worden geoxideerd door een affakkelinstallatie die voldoet aan de veiligheidseisen NPR 7910-1+C1,

  • b. bestaande uit: gasdichte voorziening, affakkelinstallatie en met uitzondering van (onderdelen van) de mestopslag.

B 2209

Systeem voor mixen van drijfmest met luchtbellen (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het door middel van luchtbellen mixen van drijfmest in een drijfmestkelder of mestsilo van een bestaand bedrijf zonder stal(ontwerp)certificaat MDV 12, 13, 14 of 15 dat mest produceert, verwerkt of transporteert, waardoor de vorming van methaan en waterstofsulfide in de drijfmestkelder of mestsilo aanzienlijk gereduceerd wordt,

  • b. bestaande uit: een compressor, een besturingseenheid, een regelklep, luchtslangen, pvc-uitlaten en met uitzondering van mestkelders en mestsilo's.

Een investering in een systeem voor het mixen van drijfmest met luchtbellen als onderdeel van een stal die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen B 2200 en B 2201 komt onder bedrijfsmiddel B 2209 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

A 2210

Duurzame melkveestal

  • a. bestemd voor: het houden van melkrundvee in een stal met ten hoogste 250 dierplaatsen, waarbij:

    • de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 - melkveestallen, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 14 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie,

    • er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven voor de stal, als voor de stal een vergunningsplicht geldt vanuit deze wet,

    • het melkveebedrijf grondgebonden is, en

    • 1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat MDV 15 wordt overgelegd, of

    • 2. na het verstrijken van deze termijn van twee jaar een definitief stalcertificaat wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,

  • b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, een mestafvoer en -opslag en al dan niet het ammoniakemissiereducerend systeem HA 1.38 zoals opgenomen in bijlage V van de Omgevingsregeling, met uitzondering van emissiereducerende vloeren die geen onderdeel uitmaken van het huisvestingssysteem HA 1.38, het huisvestingssysteem HA 1.35 zoals opgenomen in bijlage V van de Omgevingsregeling, luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties, waarbij onder een besloten ruimte wordt verstaan: een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten overdekte buitenruimte.

De investering in een duurzame melkveestal komt ten hoogste voor € 7.810 per gecertificeerde dierplaats in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 5.000.000. Investeringen in een duurzame melkveestal kunnen uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen A 2210 of F 2212 worden gemeld.

Toelichting: Het certificatieschema Maatlat Duurzame Veehouderij is beschikbaar op maatlatduurzameveehouderij.nl. Op deze website zijn tevens de geldende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten te vinden. De investeringen in jongveeruimten kunnen worden gebruikt ter onderbouwing van het maximum bedrag tot een maximum van eenzelfde aantal jongveeplaatsen als het aantal melkveeplaatsen waarvoor is gecertificeerd. Indien een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

A 2211

Duurzame vleeskalver- of vleesveestal

  • a. bestemd voor: het houden van vleeskalveren of vleesvee in een stal met ten hoogste 1.250 dierplaatsen, waarbij:

    • de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 - vleeskalverstallen of vleesveestallen, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie,

    • er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven voor de stal, als voor de stal een vergunningsplicht geldt vanuit deze wet, en

    • 1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat MDV 15 wordt overgelegd, of

    • 2. na het verstrijken van deze termijn van twee jaar een definitief stalcertificaat wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,

  • b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties, waarbij onder een besloten ruimte wordt verstaan: een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten overdekte buitenruimte.

De investering in een duurzame vleeskalver- of vleesveestal komt voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Investeringen in een duurzame vleeskalver- of vleesveestal kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel A 2211 worden gemeld.

Toelichting: Het certificatieschema Maatlat Duurzame Veehouderij is beschikbaar op maatlatduurzameveehouderij.nl. Op deze website zijn tevens de geldende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten te vinden. Indien een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

F 2212

Duurzame melkveestal met weidegang

  • a. bestemd voor: het houden van melkrundvee in een stal met ten hoogste 250 dierplaatsen, waarbij:

    • de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 - melkveestallen met weidegang, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 met weidegang dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie,

    • er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven voor de stal, als voor de stal een vergunningsplicht geldt vanuit deze wet,

    • het melkveebedrijf grondgebonden is, en

    • 1. de stal binnen twee jaar na afgifte van het stalontwerpcertificaat in gebruik is genomen en er binnen drie jaar na afgifte van het stalontwerpcertificaat een stalcertificaat met weidegang wordt overgelegd, of

    • 2. na het verstrijken van deze termijn van drie jaar een definitief stalcertificaat wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,

  • b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, een mestafvoer en -opslag en al dan niet het ammoniakemissiereducerend systeem HA 1.38 zoals opgenomen in bijlage V van de Omgevingsregeling, met uitzondering van emissiereducerende vloeren die geen onderdeel uitmaken van het huisvestingssysteem HA 1.38, het huisvestingssysteem HA 1.35 zoals opgenomen in bijlage V van de Omgevingsregeling, luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties, waarbij onder een besloten ruimte wordt verstaan: een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten overdekte buitenruimte.

De investering in een duurzame melkveestal met weidegang komt ten hoogste voor € 7.810 per gecertificeerde dierplaats in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 4.000.000. Investeringen in een duurzame melkveestal kunnen uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen A 2210 of F 2212 worden gemeld.

Toelichting: Het certificatieschema Maatlat Duurzame Veehouderij is beschikbaar op maatlatduurzameveehouderij.nl. Op deze website zijn tevens de geldende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten te vinden. De investeringen in jongveeruimten kunnen worden gebruikt ter onderbouwing van het maximum bedrag tot een maximum van eenzelfde aantal jongveeplaatsen als het aantal melkveeplaatsen waarvoor is gecertificeerd. Indien een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

B 2213

Autonome mestverzamelrobot

  • a. bestemd voor: het opzuigen of opnemen van koemest van dichte stalvloeren ter vermindering van de ammoniakemissie, klauw- en uierproblemen en antibioticagebruik, door een mestrobot die met behulp van sensoren zelfstandig door de stal navigeert, en waarbij:

    • 1. de mestrobot is voorzien van waterzakken en aan de voor- en achterzijde van de vloer water sproeit, zodat de mest makkelijker verwijderd kan worden, of

    • 2. de stal is voorzien van een sproei- of vernevelingssysteem, zodat de mest makkelijker verwijderd kan worden,

  • b. bestaande uit: een mestverzamelrobot, een oplaadpunt, een mestdumppunt en al dan niet de volgende onderdelen: een waterbijvulstation en een sproei- of vernevelingssysteem.

Een investering in een autonome mestverzamelrobot als onderdeel van een stal die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen B 2200, B 2201, A 2210, A 2211 en F 2212 komt onder bedrijfsmiddel B 2213 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

B 2217

Getrokken elektrische voermengwagen voor herkauwers

  • a. bestemd voor: het verstrekken van ruwvoer aan herkauwers met een getrokken voermengwagen, die:

    • is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat, en

    • het voer autonoom mengt en verdeelt,

  • b. bestaande uit: een getrokken elektrische voermengwagen en al dan niet een oplaadpunt en een automatisch monitoringssysteem voor voerefficiency.

A 2218

Automatisch ruwvoermengsysteem of zelfrijdend autonoom ruwvoersysteem voor herkauwers

  • a. bestemd voor: het vergroten van de rantsoenefficiëntie en het verkleinen van de kans op voedingsstoornissen bij herkauwers door:

    • 1. het automatisch en gemengd voeren van ruwvoeders met een zelfrijdende autonome machine die uitsluitend elektrisch wordt aangedreven,

    • 2. het in één werkgang maaien, transporteren en verstrekken van vers gras, met een zelfrijdende autonome machine die uitsluitend elektrisch wordt aangedreven,

    • 3. het meerdere keren per dag automatisch en gemengd voeren van ruwvoeders met een elektrisch aangedreven voerband die het voer bij de juiste groep dieren lost, of

    • 4. het met luchtdruk, een vijzel, een spiraal of een ketting door een buizensysteem automatisch gemengd voeren van ruwvoeders, al dan niet in combinatie met krachtvoer, en

    waarbij onder punt 1 tot en met 4 geldt dat het meest optimale voermoment bepaald wordt door:

    • de voeropname van de herkauwers, of

    • het nog aanwezige voer bij de betreffende herkauwers automatisch te meten of te berekenen op basis van de hoeveelheid verstrekt voer, het ingegeven dagrantsoen per dier, het aantal dieren per groep en het voertijdstip,

  • b. bestaande uit:

    • 1. met betrekking tot onderdeel a, punt 1, een voerkeuken, een voergrijper, een mineraal- en brokdoseerinrichting, een besturingssysteem, een zelfrijdende autonome voerrobot, sensoren voor de routebepaling en al dan niet de volgende onderdelen: een geleiderail, een oplaadpunt en een automatisch monitoringssysteem voor voerefficiency, en met uitzondering van krachtvoerautomaten en krachtvoerinstallaties,

    • 2. met betrekking tot onderdeel a, punt 2, een zelfrijdende autonome machine uitgerust met maaibalk, opraapwagen en verdeelmechanisme voor het voeren van vers gras,

    • 3. met betrekking tot onderdeel a, punt 3, voerbunkers, voerband(en), afschuifploeg voor het lossen van het voer, sensoren en een besturingssysteem, met uitzondering van krachtvoerautomaten en krachtvoerinstallaties, of

    • 4. met betrekking tot onderdeel a, punt 4, voorraadbunkers voor ruwvoer, een menger, een mineraal- en brokdoseerinrichting, buizensysteem, sensoren en besturingssysteem, met uitzondering van krachtvoerautomaten en krachtvoerinstallaties.

Een investering in een automatisch ruwvoermengsysteem of zelfrijdend ruwvoersysteem voor herkauwers als onderdeel van een stal die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen B 2200, B 2201, A 2210, A 2211, F 2212 en B 2291 komt onder bedrijfsmiddel A 2218 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Onder een autonome machine wordt een machine verstaan die werkzaamheden kan verrichten zonder bestuurder. Onder een zelfrijdende machine wordt een niet getrokken machine verstaan die beschikt over een eigen rijaandrijving.

B 2219

Permanente afdekinstallatie voor kuilvoerplaatsen

  • a. bestemd voor: het afdekken van kuilvoer met een mechanisch op- en afrolbaar permanent dekkleed voorzien van kanalen die met water gevuld worden om het kuilvoer aan te drukken,

  • b. bestaande uit: een dekkleed met waterslurven en een afdekmachine.

A 2220

Duurzame varkensstal met bronmaatregel voor het verminderen van ammoniakemissie (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het houden van varkens in een stal met ten hoogste 7.500 dierplaatsen voor vleesvarkens of ten hoogste 1.200 dierplaatsen voor fokvarkens, waarin een of meerdere bronmaatregelen voor het verminderen van de ammoniakemissie worden toegepast, waarbij:

    • de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 - varkensstallen, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie,

    • er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven voor de stal, als voor de stal een vergunningsplicht geldt vanuit deze wet,

    • het aantal dierplaatsen of GE, zoals in de MDV is opgenomen, in de nieuwe situatie niet toeneemt ten opzichte van de oude situatie, en

    • 1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat MDV 15 wordt overgelegd, of

    • 2. na het verstrijken van deze termijn van twee jaar een definitief stalcertificaat wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,

  • b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties, waarbij onder een besloten ruimte wordt verstaan: een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten overdekte buitenruimte.

De investering in een duurzame varkensstal komt ten hoogste voor het volgende bedrag per gecertificeerde dierplaats in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 5.000.000:

Diercategorie

€ per dierplaats

Vleesvarkens

780

Gespeende biggen

470

Guste en dragende zeugen

2.185

Kraamzeugen

5.470

Dekberen

5.315

Investeringen in een duurzame varkensstal waarin een of meerdere bronmaatregelen voor het verminderen van de ammoniakemissie worden toegepast kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel A 2220 worden gemeld.

Toelichting: Investeringen in duurzame varkensstallen waarin geen bronmaatregel voor het verminderen van ammoniakemissie is toegepast, kunnen in zijn geheel gemeld worden voor bedrijfsmiddel A 2221.

Investeringen in een nieuwbouw MDV stal op nieuwe locatie worden niet gestimuleerd, tenzij het een verplaatsing betreft.

Uit de onderbouwing moet blijken dat het aantal dieren niet toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie. De grootte eenheid is opgenomen in de MDV maatlat en kan gebruikt worden als de ondernemer overgaat tot het houden van een andere diersoort dan de bestaande situatie.

Het certificatieschema Maatlat Duurzame Veehouderij is beschikbaar op maatlatduurzameveehouderij.nl. Op deze website zijn tevens de geldende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten te vinden. Indien een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

A 2221

Duurzame varkensstal (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het houden van varkens in een stal met ten hoogste 7.500 dierplaatsen voor vleesvarkens of ten hoogste 1.200 dierplaatsen voor fokvarkens, waarbij:

    • de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 - varkensstallen, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie,

    • er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven voor de stal, als er voor de stal een vergunningsplicht geldt vanuit deze wet,

    • het aantal dierplaatsen of GE, zoals in de MDV is opgenomen, in de nieuwe situatie niet toeneemt ten opzichte van de oude situatie, en

    • 1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat MDV 15 wordt overgelegd, of

    • 2. na het verstrijken van deze termijn van twee jaar een definitief stalcertificaat wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,

  • b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties, waarbij onder een besloten ruimte wordt verstaan: een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten overdekte buitenruimte.

De investering in een duurzame varkensstal komt ten hoogste voor het volgende bedrag per gecertificeerde dierplaats in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 5.000.000:

Diercategorie

€ per dierplaats

Vleesvarkens

675

Gespeende biggen

405

Guste en dragende zeugen

1.880

Kraamzeugen

4.705

Dekberen

4.570

Investeringen in een duurzame varkensstal waarin geen bronmaatregel voor het verminderen van ammoniakemissie is toegepast kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel A 2221 worden gemeld.

Toelichting: Investeringen in duurzame varkensstallen waarin een of meerdere bronmaatregelen voor het verminderen van de ammoniakemissie worden toegepast, kunnen in zijn geheel gemeld worden voor bedrijfsmiddel A 2220.

Investeringen in een nieuwbouw MDV stal op nieuwe locatie worden niet gestimuleerd, tenzij het een verplaatsing betreft.

Uit de onderbouwing moet blijken dat het aantal dieren niet toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie. De grootte eenheid is opgenomen in de MDV maatlat en kan gebruikt worden als de ondernemer overgaat tot het houden van een andere diersoort dan de bestaande situatie.

Luchtwassers zijn uitgesloten van fiscaal voordeel via milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Daarom is het bedrag per dierplaats bij bedrijfsmiddel A 2221 lager dan bij bedrijfsmiddel A 2220. Het certificatieschema Maatlat Duurzame Veehouderij is beschikbaar op maatlatduurzameveehouderij.nl. Op deze website zijn tevens de geldende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten te vinden. Indien een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

A 2230

Duurzame pluimveestal met bronmaatregel voor het verminderen van ammoniakemissie (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het houden van pluimvee, niet zijnde eenden of kalkoenen, in een stal met ten hoogste 120.000 dierplaatsen voor leghennen of ten hoogste 220.000 dierplaatsen voor vleeskuikens, waarin een of meerdere bronmaatregelen voor het verminderen van de ammoniakemissie worden toegepast, waarbij:

    • de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 - pluimveestallen, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie,

    • er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven voor de stal, als voor de stal een vergunningsplicht geldt vanuit deze wet,

    • het aantal dierplaatsen of GE, zoals in de MDV is opgenomen, in de nieuwe situatie niet toeneemt ten opzichte van de oude situatie, en

    • 1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat MDV 15 wordt overgelegd, of

    • 2. na het verstrijken van deze termijn van twee jaar een definitief stalcertificaat wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,

  • b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties, waarbij onder een besloten ruimte wordt verstaan: een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten overdekte buitenruimte.

De investering in een duurzame pluimveestal komt ten hoogste voor het volgende bedrag per gecertificeerde dierplaats in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 5.000.000:

Diercategorie

€ per dierplaats

Opfok legouderdieren en leghennen

28,75

Productie legouderdieren en leghennen

52,50

Opfok vleeskuikenouderdieren

45,00

Productie vleeskuikenouderdieren

77,50

Vleeskuikens

27,00

Investeringen in een duurzame pluimveestal waarin een of meerdere bronmaatregelen voor het verminderen van de ammoniakemissie worden toegepast kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel A 2230 worden gemeld.

Toelichting: Investeringen in duurzame pluimveestallen waarin geen bronmaatregel voor het verminderen van ammoniakemissie is toegepast, kunnen in zijn geheel gemeld worden voor bedrijfsmiddel A 2231. Investeringen in een nieuwbouw MDV stal op een nieuwe locatie worden niet gestimuleerd, tenzij het een verplaatsing betreft.

Uit de onderbouwing moet blijken dat het aantal dieren niet toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie. De grootte eenheid is opgenomen in de MDV maatlat en kan gebruikt worden als de ondernemer overgaat tot het houden van een andere diersoort dan de bestaande situatie.

Het certificatieschema Maatlat Duurzame Veehouderij is beschikbaar op maatlatduurzameveehouderij.nl. Op deze website zijn tevens de geldende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten te vinden. Indien een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

A 2231

Duurzame pluimveestal (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het houden van pluimvee, niet zijnde eenden of kalkoenen in een stal met ten hoogste 120.000 dierplaatsen voor leghennen of ten hoogste 220.000 dierplaatsen voor vleeskuikens, waarbij:

    • de stal voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 - pluimveestallen, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie,

    • er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven voor de stal, als voor de stal een vergunningsplicht geldt vanuit deze wet,

    • het aantal dierplaatsen of GE, zoals opgenomen in de MDV, in de nieuwe situatie niet toeneemt ten opzichte van de oude situatie, en

    • 1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat MDV 15 wordt overgelegd, of

    • 2. na het verstrijken van deze termijn van twee jaar een definitief stalcertificaat wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,

  • b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties, waarbij onder een besloten ruimte wordt verstaan: een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten overdekte buitenruimte.

De investering in een duurzame pluimveestal komt ten hoogste voor het volgende bedrag per gecertificeerde dierplaats in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen met een maximum van € 5.000.000:

Diercategorie

€ per dierplaats

Opfok legouderdieren en leghennen

25,25

Productie legouderdieren en leghennen

45,75

Opfok vleeskuikenouderdieren

39,25

Productie vleeskuikenouderdieren

67,50

Vleeskuikens

23,50

Investeringen in een duurzame pluimveestal waarin geen bronmaatregel voor het verminderen van ammoniakemissie is toegepast kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel A 2231 worden gemeld.

Toelichting: Investeringen in duurzame pluimveestallen waarin een of meerdere bronmaatregelen voor het verminderen van de ammoniakemissie worden toegepast, kunnen in zijn geheel gemeld worden voor bedrijfsmiddel A 2230.

Investeringen in een nieuwbouw MDV stal op een nieuwe locatie worden niet gestimuleerd, tenzij het een verplaatsing betreft.

Uit de onderbouwing moet blijken dat het aantal dieren niet toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie. De grootte eenheid is opgenomen in de MDV maatlat en kan gebruikt worden als de ondernemer overgaat tot het houden van een andere diersoort dan de bestaande situatie.

Luchtwassers zijn uitgesloten van fiscaal voordeel via milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Daarom is het bedrag per dierplaats bij bedrijfsmiddel A 2231 lager dan bij bedrijfsmiddel A 2230. Het certificatieschema Maatlat Duurzame Veehouderij is beschikbaar op maatlatduurzameveehouderij.nl. Op deze website zijn tevens de geldende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten te vinden. Indien een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de

macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

D 2235

Stofemissiereducerende techniek voor een pluimveestal (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het verminderen van de emissie van stof van een pluimveestal zonder stal(ontwerp)certificaat MDV 14 of 15 door toepassing van één of meerdere technieken die op het moment van melden zijn vermeld in bijlage V en VI bij de Omgevingsregeling,

  • b. bestaande uit: stofemissiereducerende techniek(en).

Toelichting: De lijst van emissiefactoren stond in de publicatie 'emissiefactoren fijnstof voor veehouderij'. Vanaf inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de voorheen op deze lijst vermelde technieken opgenomen in bijlage V en VI bij de Omgevingsregeling.

Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voormilieu-investeringsaftrek, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage.

B 2280

Duurzame paardenstal

  • a. bestemd voor: het houden van paarden of pony’s in een stal die voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 - paardenstallen, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie, waarbij:

    • er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven voor de stal als voor de stal een vergunningsplicht geldt, vanuit deze wet, en

    • 1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat MDV 15 wordt overgelegd, of

    • 2. na het verstrijken van deze termijn van twee jaar een definitief stalcertificaat wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,

  • b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties, waarbij onder een besloten ruimte wordt verstaan: een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten overdekte buitenruimte.

De investering in een paardenstal komt voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Investeringen in een duurzame paardenstal kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel B 2280 worden gemeld.

Toelichting: Het certificatieschema Maatlat Duurzame Veehouderij is beschikbaar op maatlatduurzameveehouderij.nl. Op deze website zijn tevens de geldende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten te vinden. Indien een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: voor investeringen door ondernemers in de agrarische sector geldt naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel dat de totale staatssteun voor de investering in de paardenstal of paardenstallen niet meer mag bedragen dan € 600.000 per investeringsproject. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

B 2290

Duurzame konijnen-, eenden- of kalkoenenstal

  • a. bestemd voor: het houden van konijnen, eenden of kalkoenen in een stal die voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 - konijnenstallen of pluimveestallen, onderdeel eenden- of kalkoenenstal, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie, waarbij:

    • er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven voor de stal, als voor de stal een vergunningsplicht geldt vanuit deze wet, en

    • 1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat MDV 15 wordt overgelegd, of

    • 2. na het verstrijken van deze termijn van twee jaar een definitief stalcertificaat wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,

  • b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties, waarbij onder een besloten ruimte wordt verstaan: een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten overdekte buitenruimte.

De investering in een duurzame konijnen-, eenden- of kalkoenenstal komt voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Investeringen in een duurzame konijnen-, eenden- of kalkoenenstal kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel B 2290 worden gemeld.

Toelichting: Het certificatieschema Maatlat Duurzame Veehouderij is beschikbaar op maatlatduurzameveehouderij.nl. Op deze website zijn tevens de geldende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten te vinden. Indien een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

B 2291

Duurzame melkgeiten- of melkschapenstal

  • a. bestemd voor: het houden van melkgeiten of melkschapen in een stal met ten hoogste 1.500 dierplaatsen voor melkgeiten die voldoet aan de eisen van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) 15 - melkgeiten- of melkschapenstallen, wat blijkt uit een stal(ontwerp)certificaat MDV 15 dat voor de meldingsdatum is afgegeven door een door de Raad voor Accreditatie hiervoor geaccrediteerde organisatie, waarbij:

    • er één of meer omgevingsvergunningen als bedoeld in de Omgevingswet zijn afgegeven voor de stal, als voor de stal een vergunningsplicht geldt vanuit deze wet, en

    • 1. binnen twee jaar na afgifte van het ontwerp-stalcertificaat een definitief stalcertificaat MDV 15 wordt overgelegd, of

    • 2. na het verstrijken van deze termijn van twee jaar een definitief stalcertificaat wordt overgelegd volgens de op dat moment geldende Maatlat Duurzame Veehouderij en de bijbehorende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten,

  • b. bestaande uit: een besloten ruimte waarin dieren worden gehuisvest, een stalinrichting, klimaattechnische en voertechnische systemen, ammoniakemissiereducerende systemen en een mestafvoer en -opslag en met uitzondering van luchtwassers en duurzame energie-opwekkingsinstallaties, waarbij onder een besloten ruimte wordt verstaan: een binnenruimte of een gedeeltelijk omsloten overdekte buitenruimte.

De investering in een duurzame melkgeiten- of melkschapenstal komt voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Investeringen in een duurzame melkgeiten- of melkschapenstal kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel B 2291 worden gemeld.

Toelichting: Het certificatieschema Maatlat Duurzame Veehouderij is beschikbaar op maatlatduurzameveehouderij.nl. Op deze website zijn tevens de geldende criteria, beoordelingsrichtlijnen en aanvullende besluiten te vinden. Indien een definitief certificaat niet afgegeven kan worden binnen de daartoe gestelde termijn vanwege uitzonderlijke omstandigheden die buiten de macht van de ondernemer liggen, kan uitstel aangevraagd worden bij RVO, zoals opgenomen onder punt 9 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

E 2292

Elektrische krachtvoerinstallatie voor melkgeiten

  • a. bestemd voor: het gericht voeren van krachtvoer aan melkgeiten met een elektrische installatie, door specifiek het rantsoen per geit vast te stellen, waardoor minder krachtvoer wordt verspild, de diergezondheid verbetert, antibioticagebruik wordt verminderd en minder uitval van geiten optreedt,

  • b. bestaande uit: een elektrisch systeem voor het verstrekken van krachtvoer.

Een investering in een elektrische krachtvoerinstallatie voor melkgeiten als onderdeel van een stal die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen B 2200 en B 2291 komt onder bedrijfsmiddel E 2992 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

B 2299

Ondergrondse kadaverkoeling met natuurlijk koudemiddel

  • a. bestemd voor: het ondergronds koelen van kadavers waarbij de kadaverkoelplaats:

    • door koudemiddel wordt gekoeld, en

    • vloeistofdicht is uitgevoerd, wat wordt aangetoond met een certificaat,

  • b. bestaande uit: een ondergrondse vloeistofdichte kadaverkoelplaats met natuurlijk koudemiddel.

2.3. Landbouwapparatuur

A 2300

Apparatuur of voorzieningen voor het combineren van akkerbouw of veeteelt met bomen en struiken

  • a. bestemd voor: het versterken van de biodiversiteit, het vastleggen van CO2, het verbeteren van de organische stofopbouw in de bodem en het verbeteren van de weerbaarheid van landbouwgewassen of leefomstandigheden van vee, door akkerbouw of veeteelt in combinatie met aanplant van fruitbomen, notenbomen, bessenstruiken of kweekgoed, waarbij:

    • een investering die naar aard, gebruik en toepassing overeenkomt met een ander in deze bijlage omschreven bedrijfsmiddel voldoet aan de vereisten van het betreffende bedrijfsmiddel,

    • de investering aantoonbaar bijdraagt aan akkerbouw of veehouderij in combinatie met bomen en struiken,

    • er gebruik gemaakt wordt van dierlijke meststoffen, en

    • de teelt geen betrekking heeft op bosbouw, natuurgrond of fruitteelt als hoofdteelt,

  • b. bestaande uit: voorzieningen en apparatuur die aantoonbaar bijdragen aan akkerbouw of veeteelt in combinatie met fruitbomen, notenbomen, bessenstruiken of kweekgoed en al dan niet mobiele kippenstallen met minder dan 250 dierplaatsen ten behoeve van insecten- of onkruidbestrijding en met uitzondering van alle andere stallen en stalinrichting, gebouwen, opslagvoorzieningen en verwerkingsapparatuur.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Onder bedrijfsmiddel A 2300 vallen investeringen in voorzieningen voor mengteelten op landbouwgrond, niet zijnde bosbouw en randbeplantingen van bomen. Dit is een onderdeel van agroforestry, waarbij de aanleg van fruitbomen, notenbomen, bessenstruiken of kweekgoed worden gemengd met akkerbouw, groenteteelt of grasland (veeteelt). Dit bedrijfsmiddel betreft bijvoorbeeld oogstapparatuur voor noten of fruit. Stallen zijn uitgesloten maar mobiele stallen waarin dieren gehuisvest zijn en die bijdragen aan onkruidverwijdering komen wel in aanmerking onder dit bedrijfsmiddel. Bomen voor hakhout met korte omlooptijd, kerstbomen en snelgroeiende bomen voor energieproductie (biomassa) komen niet in aanmerking onder A 2300. Voor meer achtergrondinformatie voor deze landbouwsystemen zie edepot.wur.nl/454070.

Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun’.

A 2310

Teeltsysteem voor vollegrondgewassen in de open lucht

  • a. bestemd voor: het in de open lucht in teeltgoten telen van gewassen:

    • waarvan het gangbaar is dat deze in de volle grond geteeld worden,

    • waarbij nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen niet uitspoelen naar het grond- en oppervlaktewater, en

    • waarbij het drainwater wordt opgevangen en gerecirculeerd,

  • b. bestaande uit: een teeltsysteem, een water- en mestgiftsysteem en met uitzondering van een foliekas, een regen- of drainwateropvang en een waterrecirculatiesysteem.

Toelichting: Onder bedrijfsmiddel A 2310 komen alleen teeltsystemen in de open lucht in aanmerking. Teeltsystemen onder glas komen niet in aanmerking.

A 2312

Productieapparatuur voor paludicultuur (natte teelt)

  • a. bestemd voor: het op het eigen bedrijf telen van de gewassen lisdodde, cranberry, kroosvaren of veenmos, zonder gebruik te maken van bestrijdingsmiddelen, kunstmest en andere chemische toevoegingen, en waarbij een investering die naar aard, gebruik en toepassing overeenkomt met een ander in deze bijlage omschreven bedrijfsmiddel moet voldoen aan de vereisten van het betreffende bedrijfsmiddel,

  • b. bestaande uit: productieapparatuur voor de teelt van bovenstaande gewassen, met uitzondering van tractoren.

A 2313

Productieapparatuur voor stroken- of pixelteelt

  • a. bestemd voor: het versterken van de biodiversiteit en het verbeteren van de weerbaarheid van landbouwgewassen door het op eigen bedrijf in de open lucht telen van gewassen in:

    • 1. stroken tot 30 meter breed, of

    • 2. pixels van ten hoogste 30 bij 30 meter breed,

    waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:

    • er geen gebruik gemaakt wordt van bestrijdingsmiddelen, kunstmest en andere chemische toevoegingen, en

    • een investering die naar aard, gebruik en toepassing overeenkomt met een ander in deze bijlage omschreven bedrijfsmiddel moet voldoen aan de vereisten van het betreffende bedrijfsmiddel,

  • b. bestaande uit: productieapparatuur voor de teelt van landbouwgewassen in stroken of pixels.

A 2314

Klimaatcel voor gewasteelt

  • a. bestemd voor: het produceren van gewassen, niet zijnde witlof of paddenstoelen, in een volledig geïsoleerde klimaatcel, niet zijnde een kas, waarbij:

    • voor de teelt uitsluitend gebruik wordt gemaakt van ledverlichting,

    • het gebruikte water volledig wordt gerecirculeerd,

    • voor de warmtevoorziening geen gebruik wordt gemaakt van aardgas, en

    • ten minste 50% van de benodigde elektriciteit duurzaam is opgewekt in Nederland,

  • b. bestaande uit: een teeltsysteem, aanpassingen in een daglichtdichte ruimte, teelttechnische en klimaattechnische voorzieningen en celwanden voor zover geen onderdeel van een gebouw en met uitzondering van de volgende onderdelen: gebouwen, warmtepompen, ledverlichting en voorzieningen voor het produceren van elektriciteit.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Een investering in een klimaatcel als onderdeel van de Groen Label Kas die gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen F 2112 of A 2113 komt onder bedrijfsmiddel A 2314 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Let op: naast het maximale bedrag per bedrijfsmiddel, geldt dat voor het totale investeringsproject niet meer dan € 600.000 staatssteun verleend mag worden. Zie punt 8 van paragraaf 1 van deze bijlage en rvo.nl/miavamil onder ‘voorwaarden maximale staatssteun.

F 2317

Meerjarige kweektrays voor teelt in de open lucht (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het ter vervanging van het gebruik van wegwerptrays kweken van gewassen in de open lucht in meerjarige kweektrays die ten minste tien jaar meegaan en aan het einde van de levensduur worden gerecycled tot nieuwe meerjarige trays,

  • b. bestaande uit: meerjarige kweektrays, (aanpassing van de) pelletiseerinstallatie of apparatuur voor het wassen, stapelen en ontstapelen van de trays.

Toelichting: Onder bedrijfsmiddel F 2317 komen alleen kweektrays voor teelten in de open lucht in aanmerking.

B 2322

Plaatsspecifieke bemestingsapparatuur

  • a. bestemd voor: het met een getrokken mobiel werktuig zodanig toedienen van organische meststoffen, bewerkte of verwerkte dierlijke mest dat rekening wordt gehouden met de plaatselijke omstandigheden door meting van de in de grond aanwezige voorraad meststoffen, waarbij:

    • de verkregen gegevens via elektronische koppeling in een gps/gis-systeem met een afwijking van ten hoogste 10 centimeter worden vastgelegd,

    • vervolgens op basis van de vastgelegde gegevens (taakkaarten) de optimale hoeveelheid meststoffen door een regeleenheid wordt bepaald,

    • in geval van een mestinjectie-machine of zodenbemester door een regeleenheid op basis van taakkaarten per sectie of per dop onafhankelijk het middel of de mest aan het gewas wordt toegediend, en

    • in geval van vaste mest- of organische stofstrooiers door een regeleenheid op basis van taakkaarten gebaseerd op bodemscans of grondmonsters plaatsspecifiek meer of minder mest wordt toegediend aan het gewas,

  • b. bestaande uit: bemestingsapparatuur, meetapparatuur met gps/gis-koppeling, een gps/gis-systeem, een regeleenheid voor optimale dosering, een autopilot systeem en al dan niet de volgende onderdelen: sensoren, een plantherkenningssysteem, een ISObus 11783-systeem, een automatisch sectieafsluitingssysteem met gps/gis-koppeling, een sneltester voor stikstof, een NIR-sensor in de mesttank en een uitschuifbare as bij een mestinjectie-machine of een zodenbemester en met uitzondering van bemestingsapparatuur die aangedreven wordt door fossiele brandstoffen of waterstof. Bemestingseenheden op zaai-, poot- en plantmachines, granulaatstrooiers en kunstmeststrooiers komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

B 2324

Spuitmachine met detectiesensoren of camera’s voor plaatsspecifieke toediening

  • a. bestemd voor: het bestrijden van ziekten, plagen en onkruiden door het plaatsspecifiek toedienen van gewasbeschermingsmiddelen aan een gewas in de open teelt:

    • waarbij sensoren of camera’s detecteren waar het gewas aangetast is of waar de plant of het onkruid staat, en

    • waarop de spuitdoppen worden aangestuurd om alleen gewasbeschermingsmiddel toe te dienen waar het gewas is aangetast of waar het onkruid of de plant staat,

  • b. bestaande uit: een spuitmachine, sensoren of camera's, spuitdoppen, een computer, een regeleenheid, een sensorbesturing van de spuitboom en al dan niet een volledig gesloten vulsysteem en met uitzondering van spuitmachines die aangedreven worden door fossiele brandstoffen of waterstof.

A 2330

Stoomunit voor planten, uitgangsmateriaal of bloembollen

  • a. bestemd voor: het voorkomen en bestrijden van plagen of ziekten door planten, uitgangsmateriaal of bloembollen te verhitten met stoom, waarbij geen stoffen of metalen worden toegediend en waardoor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt verminderd,

  • b. bestaande uit: een luchtdichte stoomunit en een boiler.

Toelichting: Onder bedrijfsmiddel A 2330 komen alleen stoomunits voor het verhitten van planten, uitgangsmateriaal of bloembollen in aanmerking. Stoomunits om grond of substraat te verhitten komen niet in aanmerking.

B 2338

Insectengaas voor de fruitteelt

  • a. bestemd voor: het verminderen van schade aan fruit door insecten en het gebruik en de verspreiding van chemische middelen in de fruitteelt in de open lucht, door toepassing van insectengaas met een maasopening van ten hoogste 0,98 vierkante millimeter,

  • b. bestaande uit: insectengaas met ondersteuningsconstructie.

E 2339

Hagelnetten voor de fruitteelt

  • a. bestemd voor: het verminderen van het gebruik en de verspreiding van chemische middelen in de fruitteelt en het voorkomen van hagelschade aan fruit door toepassing van hagelnetten,

  • b. bestaande uit: hagelnetten en een ondersteuningsconstructie voor de hagelnetten.

Het bedrijfsmiddel komt voor 50% van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

B 2341

Voorzieningen ter voorkomen van verontreinigingen door erfafspoeling bij een veehouderij

  • a. bestemd voor: het tegengaan van verontreinigingen door erfafspoeling bij een veehouderij door het toepassen van één of meerdere van de volgende maatregelen:

    • 1. een opvangput zonder overstort voor perssappen bij kuilvoerplaatsen waarbij geen ongezuiverde lozing op het oppervlaktewater plaatsvindt,

    • 2. een overkapping van een voeropslag of vaste mestopslag,

    • 3. compartimentering van het erf, waardoor een volledige scheiding tussen afvalwater en schoon hemelwater wordt bereikt,

    • 4. een voorziening voor gescheiden wateropvang voor schoon hemelwater en afvalwater, of

    • 5. een veegmachine met opvangbak en een veegbreedte van ten minste 120 centimeter, voor het bezemschoon maken van het erf,

  • b. bestaande uit: een opvangput, een overkapping voor een voeropslag of vaste mestopslag, (her)inrichting van het erf of een veegmachine met opvangbak, met uitzondering van vloeren van mest- en voederopslagen en vervanging van erfverharding.

F 2342

Volautomatische fusten- of kistenreiniger met gesloten wassysteem

  • a. bestemd voor: het reinigen van fusten of kisten voor de opslag van landbouwproducten met een reinigingsinstallatie:

    • die op het eigen bedrijfsterrein staat opgesteld,

    • waarmee uitsluitend fusten of kisten van het eigen agrarisch bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, worden gereinigd,

    • die de fusten of kisten volautomatisch reinigt zonder handmatige tussenkomst,

    • die is voorzien van een gesloten systeem waarin de wasvloeistof wordt opgevangen voor recycling of zuivering, en

    • waarbij de af te voeren wasvloeistof volgens de daarvoor geldende voorschriften uit het Besluit activiteiten leefomgeving wordt afgevoerd,

  • b. bestaande uit: een volautomatische fusten- of kistenreiniger.

F 2343

Fosfaatabsorptie met ijzerzand in de bloembollenteelt

  • a. bestemd voor: het voorkomen van afspoeling van fosfaat via het drainwater van bloembollenpercelen door:

    • 1. met ijzerzand omhulde drains in het perceel,

    • 2. ijzerzand als absorberende laag in het perceel, of

    • 3. ijzerzand in een aan een bloembollen perceel grenzende oever of watergang,

  • b. bestaande uit: met ijzerzand omhulde drains of ijzerzand in een oever, watergang, waterberging in een krattensysteem of bassin op het perceel.

G 2344

Voorziening voor het benutten van effluent in de glastuinbouw of open teelt

  • a. bestemd voor: het benutten van het gezuiverde effluent van een rioolwaterzuiveringsinstallatie als gietwater in de glastuinbouw of bevloeiing in de open teelt, waarbij:

    • het effluent niet over de weg wordt vervoerd,

    • de investering op bedrijfsniveau niet leidt tot het lozen van meer brijn,

    • voor het toepassen van het effluent toestemming is verleend door het bevoegd gezag, en

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van een investering in het onttrekken van grond- of oppervlaktewater,

  • b. bestaande uit: leidingwerk, buffer(s), pomp(en) en al dan niet de volgende onderdelen: meetapparatuur, ontzoutingsapparatuur en apparatuur om het water geschikt te maken voor benutting en met uitzondering van apparatuur voor het toedienen van het gezuiverde effluent aan de planten.

Toelichting: Apparatuur voor het zuiveren van het ontvangen water komt uitsluitend in aanmerking als deze aanvullend is op kosten die het ontvangende bedrijf had moeten maken voor het benutten van grondwater of oppervlaktewater.

A 2346

Chloorbleekloogvrije ontsmettingsinstallatie voor bloembollen (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het door elektrolyse uit water en natriumchloride produceren van chloorhoudend ontsmettingsmiddel, ter vervanging van ontsmetting van bloembollen met chloorbleekloog, waarbij:

    • het geproduceerde chloor tijdens het productieproces door onderdruk oplost in water, en

    • geen correctie van de zuurgraad met zwavelzuur plaatsvindt,

  • b. bestaande uit: een elektrochemische membraancel, systeem voor het creëren van onderdruk en voorziening voor het neutraliseren of oxideren van reststoffen van het productieproces.

B 2347

Kuubkisten voor bloembollen die geen vocht en chemische middelen opnemen

  • a. bestemd voor: het bewaren van bloembollen tijdens opslag, transport of ontsmetten, waarbij gebruik wordt gemaakt van kuubkisten vervaardigd van materialen die aantoonbaar geen vocht opnemen, wat direct een besparing aan chemische middelen oplevert,

  • b. bestaande uit: kuubkisten voor bloembollen gemaakt van materiaal dat geen vocht opneemt.

Toelichting: Voor bedrijfsmiddelen geldt een minimum meldingsbedrag van € 2.500. Bij bijvoorbeeld een prijs van € 350 per kuubkist worden ten minste 8 kuubkisten tegelijk aangeschaft en gemeld.

A 2350

Mechanische onkruidbestrijdingsmachine

  • a. bestemd voor: het mechanisch bestrijden van onkruid tussen de rijen van een gewas waarbij nauwkeurig langs de gewasrijen gestuurd wordt met behulp van:

    • 1. een gps/gis-systeem met een afwijking van ten hoogste 10 centimeter, of

    • 2. een automatisch camerastuursysteem met een afwijking van ten hoogste 10 centimeter dat het onkruidbestrijdingssysteem aanstuurt,

  • b. bestaande uit: een mechanische onkruidbestrijdingsmachine, een gps/gis-systeem of een automatisch camerastuursysteem, een terminal en al dan niet de volgende onderdelen: onkruidsensoren, een plantherkenningssysteem en een autopilotsysteem.

D 2351

Intrarijwieder

  • a. bestemd voor: het mechanisch of pneumatisch bestrijden van onkruid zowel tussen als in de rijen van het gewas,

  • b. bestaande uit: een intrarijwieder met een mechanisch of pneumatisch onkruidbestrijdingssysteem en al dan niet de volgende onderdelen: onkruidsensoren en een plantherkenningssysteem.

B 2352

Mechanische onkruidtrekker, -knipper of -snijder

  • a. bestemd voor: het uittrekken of doorsnijden van de dikkere stengels van onkruid met een machine voorzien van een trek-, kam-, knip- of snijtechniek, waarbij het geteelde gewas niet wordt beschadigd en de onkruiddruk in akkerbouwgewassen of grasland wordt verminderd,

  • b. bestaande uit: een onkruidbestrijdingsmachine met trek-, kam-, knip- of snijtechniek en al dan niet een bezem.

A 2353

Precisiezaaimachine met voorzieningen voor sojateelt

  • a. bestemd voor: het zaaien van sojazaden en al dan niet andere zaden met een precisiezaaimachine zodat er een optimale verdeling van de zaden per vierkante meter plaatsvindt en waarbij het gps/gis-systeem een afwijking heeft van ten hoogste 10 centimeter,

  • b. bestaande uit: een precisiezaaimachine, een gps/gis-systeem en een bedieningsterminal.

Het bedrijfsmiddel komt voor 50% van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Om in aanmerking te komen voor bedrijfsmiddel A 2353 moet worden aangetoond dat de precisiezaaimachine ook gebruikt wordt voor het zaaien van soja.

A 2354

Flexibel maaibord voor het oogsten van sojabonen

  • a. bestemd voor: het laag bij de grond oogsten van sojabonen met een flexibel maaibord,

  • b. bestaande uit: een flexibel maaibord.

A 2355

Onkruidbestrijdingsmachine op basis van stroom (hoogspanning)

  • a. bestemd voor: het bestrijden van onkruid in de landbouw door het toedienen van stroom door een machine die stroom genereert en waarbij applicatoren de hoogspanning naar het onkruid overbrengen waardoor het onkruid geëlektrocuteerd wordt,

  • b. bestaande uit: een onkruidbestrijdingsmachine die stroom genereert en het onkruid elektrocuteert.

A 2356

Mechanische bestrijdingsapparatuur voor plagen in land- en tuinbouwgewassen in de open teelt

  • a. bestemd voor: het bestrijden van plaaginsecten door het op mechanische wijze vangen en vernietigen van plaaginsecten bij teelt in de open lucht,

  • b. bestaande uit: apparatuur of voorzieningen die technisch noodzakelijk zijn voor de mechanische bestrijding van plaaginsecten, met uitzondering van het trekkende voertuig.

A 2359

Elektrisch aangedreven wiedbed

  • a. bestemd voor: het wieden van onkruid met een wiedbed, niet zijnde een getrokken wiedbed, dat:

    • is voorzien van zit- of ligplaatsen voor mensen die onkruid wieden, en

    • uitsluitend elektrisch wordt aangedreven, waarbij de elektrische energie voor de aandrijving wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat en al dan niet een netspanningskabel, brandstofcel of zonnepanelen,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven wiedbed en al dan niet een vast aan het werktuig verbonden zonnepaneel.

A 2360

Doseereenheid voor vloeibare meststoffen met gps-gestuurde afschakeling per rij

  • a. bestemd voor: het gelijktijdig met het zaaien, poten, planten, frezen, schoffelen of aanaarden per rij gedoseerd toedienen van vloeibare kunstmest of de vloeibare fractie die rest na de verwerking van dierlijke meststoffen, in de grond vlak bij het zaad, de knol of het plantje, waarbij er plaatsspecifiek meer of minder mest wordt gegeven met behulp van een gps/gis-systeem met een afwijking van ten hoogste 10 centimeter,

  • b. bestaande uit: een geheel van een tank voor vloeibare meststoffen, een regeleenheid om vloeistof te sturen en doseren, een schoonwatertank, een verdeelset, doseerslangen, een aangepaste injectiekouter of -tand, een gps/gis-systeem, gps/gis-gestuurde afsluitkleppen, opbouw op een plant-, poot- of zaaimachine en een slangenpompset of een membraan-, een centrifugaal- of een tandwielpomp, en met uitzondering van de volgende onderdelen: de plant-, poot- of zaaimachine, granulaatstrooiers, sleepslangdoseersystemen, sleepslang- en zodenbemesters.

F 2361

Druppelbevloeiingssysteem voor open teelten (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het ter vervanging van een beregeningsinstallatie met een druppelsysteem gereguleerd doseren van water en al dan niet meststoffen aan gewassen in de vollegrondteelt, niet zijnde glastuinbouw, ter voorkoming van uitspoeling en ter besparing van (grond)water,

  • b. bestaande uit: vochtmeetapparatuur, een regeleenheid, een druppelbevloeiingssysteem, een watermeter en al dan niet de volgende onderdelen: een regenwateropslag, waterzuiveringsapparatuur, een lichtmeter, apparatuur voor het bepalen van het mineralengehalte, een meetsysteem voor het meten van het grondwaterpeil en een meetsysteem voor het meten van één of meer parameters van de grondwaterkwaliteit.

Toelichting: Er mogen geen gewasbeschermingsmiddelen via het druppelbevloeiingssysteem aan de gewassen toegediend worden.

A 2365

Regen- of spoelwateropslag voor het verdunnen van mest

  • a. bestemd voor: het opslaan van regenwater of spoelwater voor het verdunnen van drijfmest in de veehouderij, akkerbouw, bloembollen-, boom-, fruit- of vollegrondteelt,

  • b. bestaande uit: een regen- of spoelwateropslag.

Toelichting: Er moet aangetoond worden dat er geïnvesteerd in een regen- of spoelwateropslag waarbij het water gebruikt wordt voor het verdunnen van mest.

B 2370

Bodemdrukverlagend bandensysteem in de open teelt

  • a. bestemd voor: het verlagen van de bodemdruk in de open teelt, ter behoud van de bodemstructuur, door:

    • 1. rupsbanden voor een tractor, of

    • 2. brede luchtbanden voor een mobiel werktuig, niet zijnde een getrokken werktuig, in combinatie met een luchtdrukwisselsysteem,

  • b. bestaande uit: rupsbanden voor een tractor of brede luchtbanden en een luchtdrukwisselsysteem voor een niet getrokken mobiel werktuig.

A 2375

Mulch-apparatuur

  • a. bestemd voor: het ter bescherming, verbetering en voorkoming van erosie van de bodem aanbrengen van een mulchlaag bestaande uit organisch restmateriaal, niet zijnde bokashi, compost, stro of mest, voor teelt in de open lucht, waarbij de bodem, in het geval van bodembewerking, niet dieper dan 5 centimeter wordt bewerkt,

  • b. bestaande uit: apparatuur noodzakelijk voor het aanbrengen van een mulchlaag of het verkleinen of kapot maken van vanggewassen of groenbemesters, met uitzondering van cultivators, frezen, grasmaaiers, meststrooiers, versnipperaars en weilandbloters.

B 2391

Versnipperaar voor kunststofafval van een landbouwbedrijf

  • a. bestemd voor: het op locatie van een eigen landbouwbedrijf versnipperen van kunststof bussen, fusten en ander kunststofafval, niet zijnde landbouwfolie of landbouwplastic, waarbij het kunststofafval:

    • afkomstig is van het eigen landbouwbedrijf,

    • gescheiden wordt aangeboden aan een afvalverwerkend bedrijf waar dat in de huidige situatie nog niet het geval is, en

    • wordt gerecycled tot nieuwe kunststofproducten,

  • b. bestaande uit: een speciaal daarvoor aangepaste versnipperaar die past op de inzamelcontainer voor kunststofafval.

2.4. Aquacultuur

F 2410

Duurzame viskwekerij

  • a. bestemd voor: het kweken van vis in een viskwekerij, waarbij:

    • de juveniele vissen verkregen worden van gekweekte ouderdieren,

    • er geen sprake is van opkweken in open water,

    • het effluent ten minste even schoon is als het ingenomen water,

    • de kwaliteit van het effluent real-time wordt gemonitord,

    • het verstrekte voer (deels) gekweekt wordt of bestaat uit al dan niet bewerkte afvalstromen, en

    • de verwerking en transport van de vis voldoet aan de eisen van bedrijfsmiddel F 2612,

  • b. bestaande uit: een viskwekerij, een real-time monitoringsysteem voor het effluent, waterzuiveringsapparatuur, al dan niet een voerkweeksysteem en met uitzondering van ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 2.500.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

F 2411

Duurzame pootviskwekerij

  • a. bestemd voor: het opkweken van pootvis in een viskwekerij, waarbij:

    • de pootvis verkregen wordt van gekweekte ouderdieren,

    • er geen sprake is van opkweken in open water,

    • het effluent ten minste even schoon is als het ingenomen water,

    • de kwaliteit van het effluent real-time wordt gemonitord, en

    • het verstrekte voer (deels) gekweekt wordt of bestaat uit al dan niet bewerkte afvalstromen,

  • b. bestaande uit: een pootviskwekerij, een real-time monitoringssysteem voor het effluent, waterzuiveringsapparatuur, al dan niet een voerkweeksysteem en met uitzondering van ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 2.500.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

F 2420

Schaal- en schelpdierbroedinstallatie

  • a. bestemd voor: het broeden en opkweken van schaal- en schelpdieren uit ouderdieren, waarbij:

    • er geen sprake is van broeden en opkweken in open water,

    • het effluent ten minste even schoon is als het ingenomen water,

    • de kwaliteit van het effluent real-time wordt gemonitord, en

    • het verstrekte voer (deels) gekweekt wordt of bestaat uit al dan niet bewerkte afvalstromen,

  • b. bestaande uit: een broedinstallatie, een kweeksysteem, een real-time monitoringssysteem voor het effluent, al dan niet de volgende onderdelen: waterzuiveringsapparatuur en een voerkweeksysteem en met uitzondering van ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 2.500.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

F 2421

Schaal- of schelpdierkwekerij

  • a. bestemd voor: het kweken van schelp- of schaaldieren, waarbij:

    • de juveniele schelp- of schaaldieren worden verkregen van gekweekte ouderdieren,

    • er geen sprake is van broeden en opkweken in open water,

    • het effluent ten minste even schoon is als het ingenomen water,

    • de kwaliteit van het effluent real-time wordt gemonitord, en

    • het verstrekte voer (deels) gekweekt wordt of bestaat uit al dan niet bewerkte afvalstromen,

  • b. bestaande uit: een kweeksysteem, een real-time monitoringssysteem voor het effluent, al dan niet de volgende onderdelen: waterzuiveringsapparatuur en een voerkweeksysteem en met uitzondering van ruimten en onderdelen bedoeld voor het personeel.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 2.500.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

F 2430

Productiesysteem voor algen, kroos of (zee)wieren

  • a. bestemd voor: het produceren van algen, kroos of (zee)wieren:

    • voor toepassing als grondstof in producten, niet zijnde brandstoffen, geneesmiddelen, voedingssupplementen en cosmeticaproducten, en

    • waarbij de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren in een productiesysteem voor algen, kroos of (zee)wieren,

  • b. bestaande uit: een productiesysteem en al dan niet de volgende onderdelen: apparatuur voor recirculatie van de voedingsoplossing en apparatuur voor het invoeden van CO2 uit afgassen en met uitzondering van gebouwen.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 2.500.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Voorbeelden van toepassingen zijn grondstoffen voor producten, humane voedingsproducten en diervoeders zoals veevoer, petfood en visvoer en biostimulanten. Biostimulanten helpen de plant om voedingstoffen efficiënt te gebruiken of beter bestand te zijn tegen abiotische stress en zijn gereguleerd in de Verordening (EU) 2019/1009 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2003/2003 (PbEU 2019, L 170/1).

Zie bedrijfsmiddel F 2613 voor verwerkingsapparatuur voor algen, kroos of (zee)wieren in geval van verwerking tot grondstof voor humane voedingsproducten, diervoeders of biostimulanten. Zie bedrijfsmiddel F 1100 voor productieapparatuur voor grondstoffen of producten op basis van biomassa.

2.5. Visserij

F 2510

Akoestische afschrikkingsapparatuur aan visnetten

  • a. bestemd voor: het ter vermijding van bijvangst verdrijven van walvisachtigen door aan visnetten bevestigde apparatuur die ultrasoon geluid produceert met een variabele pulssnelheid, voor zover die visnetten niet genoemd zijn in bijlage I van Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de bijvangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98 (PbEU 2004, L 150),

  • b. bestaande uit: akoestische afschrikkingsapparatuur.

F 2511

Boomkor vervangende visinstallatie op een bestaand visserijschip

  • a. bestemd voor: het op een bestaand visserijschip verminderen van bijvangst en schade aan de onderwaterbodem door het volledig vervangen van boomkorvistuig en -installaties door een alternatieve visinstallatie, waarbij uit de op de meldingsdatum geldende vismachtiging die de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselvoorziening voor het schip heeft afgegeven, blijkt dat niet meer met boomkor wordt gevist,

  • b. bestaande uit: (aanpassing van de) visinstallatie, het verwijderen van de boomkorinstallatie en met uitzondering van pulskorvisinstallaties en hydrorig-vleugelinstallaties.

2.6. Verwerkingsapparatuur voor agrarische producten

F 2600

Apparatuur voor lokale verwerking van landbouwgewassen (voorwaartse integratie)

  • a. bestemd voor: het op of in de nabijheid van het land waar de landbouwgewassen voor het proces zijn geteeld uitvoeren van kleinschalige, decentrale processtappen in de verwerking van het gewas, waarbij het gangbaar is dat deze processtappen centraal en fabrieksmatig plaatsvinden, met als doel het verkleinen van kringlopen, het op het land houden van nutriënten en het voorkomen van het ontstaan van afvalstoffen bij een fabriek,

  • b. bestaande uit: verwerkingsapparatuur en -voorzieningen voor lokale verwerking, en met uitzondering van de volgende onderdelen: apparatuur en voorzieningen voor het transporteren, sorteren, verpakken, schoonmaken en opslaan van primaire landbouwproducten, gebouwen en mobiele machines.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 1.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel betreft bijvoorbeeld kleinschalige en lokale fermentatie-apparatuur, als het gangbaar is om dat fabrieksmatig en centraal te doen.

F 2601

Verwerkingsapparatuur voor het beperken van voedselverspilling in de voedingsmiddelenindustrie

  • a. bestemd voor: het in de voedingsmiddelenindustrie tot humane voedingsmiddelen verwerken van hoogwaardige voedingsmiddelen, die worden gezien als overschotten, minder vers zijn of zijn afgekeurd, waarbij:

    • de geproduceerde voedingsmiddelen voldoen aan geldende wetgeving op gebied van traceerbaarheid en voedselveiligheid,

    • de verwerkte voedingsmiddelen in de gangbare praktijk een laagwaardigere toepassing zoals vergisting, compostering of verwerking tot diervoeder zouden krijgen,

    • wordt aangetoond dat de verwerking een milieubelasting heeft die ten hoogste gelijk is aan de gangbare verwerking van de betreffende stroom, en

    • het restproduct al dan niet een energietoepassing krijgt,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor de verwerking van hoogwaardige (afgekeurde) voedseloverschotten, met uitzondering van de volgende onderdelen: apparatuur en voorzieningen voor het transporteren, sorteren, verpakken, schoonmaken en opslaan van hoogwaardige voedingsmiddelen.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel kan bijvoorbeeld apparatuur zijn voor het verwerken van oud brood of optisch afgekeurde groenten en fruit of een 3D-printer voor foodprinting.

F 2605

Apparatuur voor het opwaarderen van plantaardige (rest)stromen tot voedingsmiddelen

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 2612

Verwerkingsapparatuur voor diervriendelijke verwerking van gekweekte vis

  • a. bestemd voor: het slachten en verwerken van gekweekte vis, waarbij:

    • de verwerking plaatsvindt binnen 25 kilometer van de kwekerij,

    • de vis voorafgaand aan het slachten binnen één seconde wordt bedwelmd, verdoofd of hersendood gemaakt en gedood zonder dat de vis bijkomt, en

    • op de transportwagen voor aan- en afvoer van levende vis, apparatuur aanwezig is die tijdens transport het zuurstofniveau meet en aanpast waardoor het zuurstofgehalte ten hoogste 110% bedraagt en meetapparatuur voor de waterkwaliteit aanwezig is die ten minste de watertemperatuur meet en de mogelijkheid biedt dit tijdens transport automatisch bij te sturen,

  • b. bestaande uit: diervriendelijke dodingsapparatuur, slachtapparatuur, verwerkingsapparatuur en -voorzieningen en meetapparatuur en voorzieningen ter beheersing van de waterkwaliteit tijdens transport en met uitzondering van de volgende onderdelen: apparatuur en voorzieningen voor sorteren, verpakken en opslag, gebouwen en mobiele werktuigen.

F 2613

Verwerkingsapparatuur voor algen, kroos of (zee)wieren

  • a. bestemd voor: het verwerken van algen, kroos of (zee)wieren tot grondstof voor humane voedingsproducten, diervoeders of biostimulanten, waarbij de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren in verwerkingsapparatuur voor algen, kroos of (zee)wieren,

  • b. bestaande uit: een oogstsysteem en verwerkings- of voorbewerkingsapparatuur en met uitzondering van gebouwen.

Toelichting: Voorbeelden van humane voedingsproducten en diervoeders zijn vleesvervangers, veevoer, petfood en visvoer. Biostimulanten helpen de plant om voedingstoffen efficiënt te gebruiken of beter bestand te zijn tegen abiotische stress en zijn gereguleerd in de Verordening (EU) 2019/1009 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2003/2003 (PbEU 2019, L 170/1). Biostimulanten helpen de plant om voedingstoffen efficiënt te gebruiken of beter bestand te zijn tegen abiotische stress en zijn gereguleerd in de Europese Meststoffenverordening. Verwerkings- of voorbewerkingsapparatuur voor algen, kroos of (zee)wieren kan betrekking hebben op het malen en drogen en scheiden in verschillende fracties, zoals vetten en eiwitten.

Zie bedrijfsmiddel F 2430 voor een productiesysteem voor algen, kroos of (zee)wieren. Zie bedrijfsmiddel F 1100 voor productieapparatuur voor grondstoffen of producten op basis van biomassa.

B 2615

Volautomatische optische sorteerinstallatie voor aardappelen, uien of wortelen

  • a. bestemd voor: het met een camerasysteem automatisch sorteren van aardappelen, uien of wortelen zodat er qua vorm, maat en kwaliteit uniforme partijen worden verkregen waardoor uitval nagenoeg voorkomen wordt en waarbij:

    • 1. sortering van aardappelen op ten minste diameter, vierkantsmaat, knolvorm, beschadigingen, groeiafwijkingen en ziekten plaatsvindt,

    • 2. sortering van uien op ten minste gewicht, diameter, kleur, externe en interne kwaliteit plaatsvindt, of

    • 3. sortering van wortelen op ten minste gewicht, diameter, lengte, kleur en externe kwaliteit plaatsvindt,

  • b. bestaande uit:

    • 1. met betrekking tot onderdeel a, punt 1, in-, door- en uitvoerbanden, een verenkelings- en rotatiesysteem met trillende axiaalrollen, een kleuren - en infraroodcamera, een led-belichtingssysteem, een besturingscomputer met classificatie- en sorteersoftware en een persluchtsysteem waarmee aardappelen bij de juiste sorteeruitgang worden geblazen en sorteeruitgangen,

    • 2. met betrekking tot onderdeel a, punt 2, in-, door- en uitvoerbanden of rollensets, een verenkelaar, een cupsorteerder met alle controle-units met NIR-technologie, cameraboxen en lasers, een weegunit, persluchtvoorzieningen, kistenvullers en een volautomatische wasstation voor het reinigen van de machine, of

    • 3. met betrekking tot onderdeel a, punt 3, in-, door- en uitvoerbanden, een verenkelaar, een kleuren- en NIR-camera, een besturingscomputer met classificatie- en sorteersoftware, een persluchtsysteem waarmee wortelen bij de juiste sorteeruitgang worden geblazen en sorteeruitgangen.

B 2620

Hogedruk pasteurisatie-installatie voor conservering van verse levensmiddelen

  • a. bestemd voor: het onder een druk van 400 tot 600 MPa pasteuriseren van verse levensmiddelen waardoor de houdbaarheid verlengd wordt en waarbij de verse levensmiddelen niet worden verhit,

  • b. bestaande uit: een hogedrukvat, een juk, een systeem om het vat op druk te brengen, een systeem voor het laden en lossen en een regeleenheid.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 2.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Deze conserveringstechniek wordt ook High Pressure Processing (HPP) genoemd. Installaties die levensmiddelen pasteuriseren door middel van verhitting voldoen niet aan bedrijfsmiddel B 2620.

A 2630

Bevochtigingsapparatuur voor verse voedingsmiddelen in de horeca

  • a. bestemd voor: het met ultrasone techniek uit gezuiverd water gecreëerde aerosolen kleiner dan 5 micron bedekken van verse voedingsmiddelen in de horeca, zodat in de directe omgeving van de voedingsmiddelen de luchtvochtigheid toeneemt en de temperatuur daalt, waardoor de voedingsmiddelen langer houdbaar blijven en voedselverspilling wordt voorkomen,

  • b. bestaande uit: waterbehandelingsapparatuur met voorfilters en een omgekeerd osmosemembraan, een waterkwaliteitscontrolesysteem, een waterbesparingspomp, een ultrasone bevochtiger voor voedingsmiddelen, een automatische leegloopfunctie, een ozongenerator, een afvoerpomp, een frame, een deelstelsel en al dan niet koelapparatuur.

A 2631

Automatische voedselafvalmonitor

  • a. bestemd voor: het automatisch wegen, fotograferen en analyseren van voedselafval en -overschotten in de horeca om voedselverspilling te voorkomen,

  • b. bestaande uit: een weegschaal, camera-unit en een softwarepakket.

Toelichting: Let op: alleen een investering in de aanschaf van een automatische voedselafvalmonitor kan in aanmerking komen voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. De kosten voor het leasen van een voedselafvalmonitor komen niet in aanmerking.

A 2635

Laserapparaat voor natural branding van groente, fruit en aardappelen

  • a. bestemd voor: het ter vervanging van plastic verpakkingsmateriaal of stickers met een laser weghalen van pigment in de buitenste schil van groente, fruit of aardappelen, waardoor een logo of tekst ontstaat en waarbij geen gebruik van hulpstoffen wordt gemaakt,

  • b. bestaande uit: een laserapparaat.

A 2650

Terugwinningsinstallatie voor fosfaat of stikstof uit dierlijke mest

  • a. bestemd voor: het behandelen van dierlijke mest, waarbij:

    • 1. het stikstofhoudend concentraat wordt behandeld door:

      • vloeibare stikstof om te zetten in ammoniak door verhoging van de pH of verwarming en het ontstane ammoniak te wassen met zuur, waardoor een mineralenconcentraat ontstaat dat nuttig wordt toegepast, of

      • indamping door middel van vacuüm, mechanische damprecompressie en destillatie, waardoor er kaliconcentraat en ammoniakwater ontstaat dat nuttig toegepast wordt, of

    • 2. het fosfaathoudend concentraat wordt behandeld door:

      • pyrolyse,

      • toepassing van ongebluste kalk, of

      • het doen neerslaan van struvietkristallen,

      waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:

      • de fosfaat- of stikstofstroom van de mest worden afgescheiden en tot een nuttig product worden omgezet door een installatie die is toegestaan door het bevoegd gezag,

      • een bij punt 1 of 2 ontstane waterige fractie wordt gerecirculeerd of loosbaar is op het oppervlaktewater of riool,

      • de installatie, in geval van mestbehandeling op een locatie met een agrarische bestemming, jaarlijks niet meer dan 25.000 m3 mest behandelt, tenzij er ook mest behandeld wordt van andere agrarische bedrijven binnen een straal van 10 kilometer rond het agrarisch bedrijf waar de terugwinningsinstallatie is geplaatst,

  • b. bestaande uit: een terugwinningsinstallatie, met uitzondering van de volgende onderdelen: mestvergistingsinstallatie, hygiëniseerinstallatie, droogband, validatie-installatie, composteerinstallatie, verbrandingsinstallatie en gebouwen.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Mogelijkheden voor behandelen van stikstofhoudend concentraat zijn bijvoorbeeld stikstof strippen, kraken en verdampen in een gesloten installatie.

A 2651

Plasma-installatie voor behandelen van dierlijke mest

  • a. bestemd voor: het scheiden en behandelen van dierlijke mest door middel van plasmatechnologie waardoor de mest omgezet wordt in een meer efficiënte meststof, de pH van de mest daalt en de emissies van ammoniak en methaan en het gebruik van kunstmest vermindert, waarbij:

    • ten minste 50% van de benodigde elektriciteit duurzaam is opgewekt in Nederland, en

    • ten minste 50% van de ontstane warmte wordt hergebruikt,

  • b. bestaande uit: een mestscheider, een container, een luchtcompressor, een voedingseenheid, een plasmamodule, een absorptie-systeem, een controle-module, software, pompen, sensoren, een buffervat en met uitzondering van duurzame energie-opwekkingsinstallaties.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

B 2652

Apparatuur voor het verminderen van ammoniak- en methaanemissies tijdens uitrijden van dierlijke mest

  • a. bestemd voor: het tijdens het uitrijden met een zuur behandelen van dierlijke mest, waardoor:

    • de zuurgraad van de mest daalt, en

    • de emissies van ammoniak en methaan en het gebruik van kunstmest verminderen,

  • b. bestaande uit: een menger, een sensor voor continue meting van de zuurgraad en een zuurcontainer.

A 2690

Ozonoxidatie-installatie voor ontsmetting van (opslag)ruimten, lucht of producten in de land- en tuinbouw

  • a. bestemd voor: het in een land- of tuinbouwbedrijf desinfecteren van lucht, een gesloten (opslag)ruimte of een product door oxidatie met ozon, waardoor het gebruik van chemicaliën aantoonbaar wordt verminderd of vermeden,

  • b. bestaande uit: een oxidatie-installatie, een ozongenerator en al dan niet de volgende onderdelen: doseer- of injectieapparatuur, een restozonabsorber of -vernietiger, een besturingssysteem en meet- en regelapparatuur.

2.7. Eiwittransitie

F 2700

Productieapparatuur voor vlees-, vis- en zuivelvervangers

  • a. bestemd voor: het vervaardigen van plantaardige alternatieven voor vlees-, vis- en zuivelproducten, waarbij:

    • de gangbare producten op basis van dierlijke eiwitten worden vervaardigd,

    • het plantaardige alternatief milieuvriendelijker is dan het gangbare product van dierlijke oorsprong dat het vervangt,

    • de plantaardige alternatieven worden vervaardigd op basis van in Europa geteelde plantaardige grondstoffen of (grondstoffen uit) schimmels,

    • alternatieven voor vlees en vis ten minste 5,0 gram eiwit per 100 gram product bevatten,

    • alternatieven voor eetzuivel ten minste 2,5 gram eiwit per 100 gram product bevatten,

    • alternatieven voor drinkzuivel ten minste 1,0 gram eiwit per 100 milliliter product bevatten, en

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren in productieapparatuur voor vlees-, vis of zuivelvervangers,

  • b. bestaande uit: productieapparatuur voor vlees-, vis- of zuivelvervangers.

F 2714

Apparatuur voor de winning van blad-eiwit

  • a. bestemd voor: de winning van wateroplosbaar blad-eiwit uit geteelde gewassen of agrarische reststromen voor de toepassing in humane voedingsproducten of diervoeders,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor de winning van blad-eiwit.

Toelichting: Voorbeelden van humane voedingsproducten en diervoeders zijn vleesvervangers, veevoer, petfood en visvoer.

F 2715

Apparatuur voor de winning van eiwit

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

A 2720

Insectenkweeksysteem

  • a. bestemd voor: het kweken van insecten ter vervanging van andere eiwitbronnen voor humane voeding of diervoer, of voor toepassing in farmaceutica, waarbij de kweek van de insecten en het voedsel voor de insecten, dat niet bestaat uit (bestanddelen van) vis, wettelijk zijn toegestaan,

  • b. bestaande uit: een kweeksysteem voor insecten, met uitzondering van gebouwen.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 4.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Zowel de kweek van de insectensoort als het voedsel waarop de insecten worden gekweekt moeten wettelijk zijn toegestaan. Kweek van insecten op voedsel dat (deels) bestaat uit vis komt niet in aanmerking vanwege het niet-duurzame karakter van dit voedsel.

Dit bedrijfsmiddel kan bijvoorbeeld een insectenkwekerij voor humane voedingsproducten, diervoer of farmaceutica betreffen. Onder het kweken van insecten wordt ook de opfok van insecten verstaan. Zowel 'breeding' als 'rearing' van insecten komt in aanmerking.

Zie bedrijfsmiddel F 2721 voor apparatuur voor de verwerking van insecten tot producten. Zie bedrijfsmiddel F 2722 voor verwerkingsapparatuur van laagwaardige plantaardige reststromen tot voedsel voor insectenkweek.

F 2721

Verwerkingsapparatuur voor insecten

  • a. bestemd voor: het verwerken van insecten tot een product dat wettelijk is toegestaan,

  • b. bestaande uit: verwerkings- of voorbewerkingsapparatuur voor insecten, met uitzondering van gebouwen.

Toelichting: Verwerkingsapparatuur voor insecten kan betrekking hebben op het scheiden van insecten in verschillende fracties, zoals vetten en eiwitten. Ook apparatuur voor het verwerken van insecten tot voer- of voedingsproducten kan in aanmerking komen.

Zie bedrijfsmiddel A 2720 voor een insectenkweeksysteem.

F 2722

Verwerkingsapparatuur van laagwaardige plantaardige reststromen tot voedsel voor insectenkweek

  • a. bestemd voor: de verwerking van een laagwaardige plantaardige en aantoonbaar onvermijdbare reststroom, waarbij:

    • de reststroom wordt ingezet als voedsel voor insecten,

    • de reststroom in de gangbare praktijk laagwaardiger wordt ingezet zoals voor vergisting of compostering,

    • het voedsel voor de insecten wettelijk is toegestaan,

    • de insecten worden gekweekt voor de productie van voedingsmiddelen of ingrediënten voor humane consumptie of vis- of veevoer, en

    • wordt aangetoond dat de verwerking milieuvriendelijker is dan de gangbare verwerking van de betreffende stroom,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor de verwerking van laagwaardige plantaardige reststromen tot voedsel voor insectenkweek.

Toelichting: Zie bedrijfsmiddel A 2720 voor een insectenkweeksysteem.

3. Mobiliteit

Stille, schone en zuinige transportmiddelen, mobiele werktuigen, distributie van alternatieve brandstoffen, transportpreventie

3.1. Wegvervoer

E 3101

Elektrisch aangedreven bestelauto

  • a. bestemd voor: het vervoer van goederen met een elektrisch aangedreven bestelauto die:

    • behoort tot de Europese voertuigcategorie N1 of N2, en

    • is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven bestelauto, met uitzondering van een oplaadpunt.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste het investeringsbedrag minus € 20.000 in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Er wordt over de eerste € 20.000 geen milieu-investeringsaftrek ontvangen. Stel, er wordt geïnvesteerd in een elektrisch aangedreven bestelauto ter waarde van € 50.000, dan komt de investering voor ten hoogste € 50.000 - € 20.000 = € 30.000 in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek. Als er naast milieu-investeringsaftrek ook een subsidie wordt ontvangen, dan dient deze subsidie ook in mindering gebracht ten worden. Wanneer er bijvoorbeeld wordt geïnvesteerd in een elektrisch aangedreven bestelauto ter waarde van € 50.000 en een subsidie van € 3.000 ontvangt, dan komt de investering voor ten hoogste € 50.000 - € 20.000 - € 3.000 = € 27.000 in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Op rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/miavamil onder ‘Positieve lijsten’ staat een lijst met merken en typen waarvan is gebleken dat deze kunnen voldoen aan de onder a gestelde eisen voor dit bedrijfsmiddel

G 3104

Waterstof aangedreven bestelauto

  • a. bestemd voor: het vervoer van goederen met een bestelauto die:

    • behoort tot de Europese voertuigcategorie N1 of N2, en

    • is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een brandstofcel en al dan niet een accupakket,

  • b. bestaande uit: een waterstof aangedreven bestelauto en met uitzondering van een oplaadpunt.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 125.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Let op: Is er voor de investering al subsidie ontvangen vanuit de Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit (SWIM), dan kan er waarschijnlijk geen gebruik meer worden gemaakt van de milieu-investeringsaftrek. Met de subsidie is er waarschijnlijk al de maximale staatssteun ontvangen die vanuit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) gegeven mag worden aan een investering.

E 3106

Elektrisch aangedreven taxi met 9 zitplaatsen of voor rolstoelvervoer

  • a. bestemd voor: het vervoer van personen met een voertuig:

    • waarvoor in het kentekenregister de vermelding ‘taxi’ is opgenomen,

    • dat is voorzien van 9 zitplaatsen of een inrichting voor het vervoer van rolstoelgebruikers en hun rolstoel die voldoet aan de Code Veilig Vervoer Rolstoelgebruikers (VVR), en

    • dat is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven taxi met uitzondering van een oplaadpunt.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 75.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Op rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/miavamil/ onder ‘Positieve lijsten’ staat een lijst met merken en typen waarvan is gebleken dat deze kunnen voldoen aan de onder a gestelde eisen voor dit bedrijfsmiddel. Een gewone elektrische taxi komt niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

A 3108

Elektrisch aangedreven bus

  • a. bestemd voor: het vervoer van personen met een elektrisch aangedreven bus, die:

    • behoort tot de Europese voertuigcategorie M2 of M3, en

    • is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven bus met uitzondering van een oplaadpunt.

G 3109

Waterstof aangedreven personenauto

  • a. bestemd voor: het vervoer van personen met een uitsluitend elektrisch aangedreven personenauto, niet zijnde een taxi voor rolstoelvervoer of met 9 zitplaatsen, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een brandstofcel en al dan niet een accupakket,

  • b. bestaande uit: een waterstof aangedreven personenauto met uitzondering van een oplaadpunt.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 75.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Op rvo.nl/miavamil onder ‘Positieve lijsten’ staat een lijst met merken en typen waarvan is gebleken dat deze voldoen aan de onder a. gestelde eisen voor dit bedrijfsmiddel.

Zie bedrijfsmiddel F 3112 voor waterstof aangedreven taxi met 9 zitplaatsen of voor rolstoelvervoer.

D 3111

Elektrisch aangedreven personenauto met zonnepanelen

  • a. bestemd voor: het vervoer van personen met een uitsluitend elektrisch aangedreven personenauto die is voorzien van in het voertuig geïntegreerde zonnepanelen, waarbij:

    • de voor de aandrijving benodigde energie wordt opgeslagen in een accupakket dat geen lood bevat, en

    • de waarde van het vermogen van de zonnepanelen in Wattpiek (Wp) gedeeld door het volgens de WLTP gemeten verbruik in wattuur (Wh) per kilometer ten minste 7 is,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven personenauto met geïntegreerde zonnepanelen, met uitzondering van een oplaadpunt.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 100.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Op rvo.nl/miavamil onder ‘Positieve lijsten’ staat een lijst met merken en typen waarvan is gebleken dat deze voldoen aan de onder a. gestelde eisen voor dit bedrijfsmiddel.

F 3112

Waterstof aangedreven taxi met 9 zitplaatsen of voor rolstoelvervoer

  • a. bestemd voor: het vervoer van personen met een voertuig:

    • waarvoor in het kentekenregister de vermelding ‘taxi’ is opgenomen,

    • dat is voorzien van 9 zitplaatsen of een inrichting voor het vervoer van rolstoelgebruikers in hun rolstoel die voldoet aan de Code Veilig Vervoer Rolstoelgebruikers (VVR), en

    • dat is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een brandstofcel en al dan niet een accupakket,

  • b. bestaande uit: een waterstof aangedreven taxi met uitzondering van een oplaadpunt.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 125.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Zie bedrijfsmiddel G 3109 voor waterstof aangedreven personenauto’s.

E 3114

Elektrisch aangedreven L7e-C voertuig of motorfiets

  • a. bestemd voor: het vervoer van personen of goederen op land in de open lucht met een voertuig, dat:

    • behoort tot de Europese voertuigcategorie L3e, L4e, L5e of L7e-C, en

    • is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door accupakket dat geen lood bevat,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven voertuig met uitzondering van een oplaadpunt.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 40.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Op rvo.nl/miavamil onder ‘Positieve lijsten’ staat een lijst met merken en typen waarvan is gebleken dat deze voldoen aan de onder a. gestelde eisen voor dit bedrijfsmiddel.

L7e-C voertuigen zijn ‘zware quadri-mobiles’. Deze categorie is verdeeld in L7e-C-U-voertuigen (zware quadri-mobiles voor vrachtvervoer) en L7e-C-P-voertuigen (zware quadri-mobiles voor personenvervoer). L7e-A (zware quads) en L7e-B (zware terreinquads) voertuigen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

F 3115

Waterstof aangedreven bus

  • a. bestemd voor: het vervoer van personen met een bus, die:

    • behoort tot de Europese voertuigcategorie M2 of M3, en

    • is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een brandstofcel en al dan niet een accupakket,

  • b. bestaande uit: een waterstof aangedreven bus met uitzondering van een oplaadpunt.

Toelichting: Let op: is er voor de investering al subsidie ontvangen vanuit de Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit (SWIM), dan kan er waarschijnlijk geen gebruik meer worden gemaakt van de milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investering. Met de subsidie is er waarschijnlijk al de maximale staatssteun ontvangen die vanuit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) gegeven mag worden aan een investering.

D 3116

Elektrisch of waterstof aangedreven vrachtwagen

  • a. bestemd voor: het vervoer van goederen met een bakwagenchassis of vrachtwagen trekker, die:

    • behoort tot de Europese voertuigcategorie N2 of N3, en

    • is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door:

      • 1. een accupakket dat geen lood bevat, of

      • 2. een brandstofcel en al dan niet een accupakket,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven of waterstof aangedreven bakwagenchassis, of vrachtwagen trekker en al dan niet voor de elektrische aandrijving noodzakelijke aanpassingen aan de opbouw en met uitzondering van een oplaadpunt.

Toelichting: Zie bedrijfsmiddel D 3417 voor terminaltrekkers.

Let op: is er voor de investering al subsidie ontvangen vanuit de Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit (SWIM), dan kan er waarschijnlijk geen gebruik meer worden gemaakt van de milieu-investeringsaftrek. Met de subsidie is er waarschijnlijk al de maximale staatssteun ontvangen die vanuit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) gegeven mag worden aan een investering.

G 3117

Elektrisch of waterstof aangedreven truckmixer

  • a. bestemd voor: het vervoeren van mortel met een truckmixer, die is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door:

    • 1. een accupakket dat geen lood bevat, of

    • 2. een brandstofcel en al dan niet een accupakket,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven of waterstof aangedreven truckmixer en met uitzondering van een oplaadpunt.

Toelichting: Elektrisch aangedreven betonmolens komen onder deze code niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

E 3118

Speed-pedelec

  • a. bestemd voor: het vervoer in de open lucht met een gekentekende fiets die is voorzien van elektrische trapondersteuning met een maximale snelheid tussen de 25 km per uur en de 45 km per uur,

  • b. bestaande uit: een fiets met trapondersteuning en met uitzondering van een oplaadpunt.

A 3119

Elektrisch aangedreven bakfiets of cargobike

  • a. bestemd voor: het uitsluitend bedrijfsmatig vervoer van goederen of personen met een elektrisch aangedreven bakfiets, waarbij:

    • dit vervoer geen woon-werkverkeer betreft, en

    • de aanschaf per bakfiets ten minste € 4.000 exclusief btw bedraagt,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven bakfiets en al dan niet de volgende onderdelen: een aanhangwagen en wisselaccu(’s), met uitzondering van een oplaadpunt.

Toelichting: Bakfietsen die ook voor privé doeleinden gebruikt worden komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving. Onder een bakfiets wordt ook verstaan een cargobike of vrachtfiets.

3.2. Installaties voor vervoermiddelen en werktuigen

A 3210

Toegangssysteem voor een waterstof of elektrisch aangedreven deelauto

  • a. bestemd voor: het van een toegangssysteem voorzien van een waterstof of elektrisch aangedreven deelauto die wordt ingezet door een deelautobedrijf, waarbij het toegangssysteem:

    • het mogelijk maakt de auto met een pas of app te openen, waardoor fysieke sleuteloverdracht overbodig wordt, en

    • locatie- en rijgegevens continu bijhoudt en verzendt naar het deelautobedrijf,

  • b. bestaande uit: een toegangssysteem met software.

3.3. Scheepvaart

A 3310

Loodvrij accupakket voor vaartuigen

  • a. bestemd voor: het voorzien in de energiebehoefte van een vaartuig met een modulair of in het vaartuig ingebouwd accupakket dat geen lood bevat, waarbij:

    • het vaartuig uitsluitend elektrisch wordt aangedreven, en

    • de investering niet de vervanging van een bestaand accupakket betreft,

  • b. bestaande uit: een accupakket.

Toelichting: Voor investeringen in bedrijfsmiddelen met betrekking tot de productie, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten geldt dat niet meer dan € 1.250.000 staatssteun per onderneming per jaar verleend mag worden en per investeringsproject ten hoogste € 2.500.000 in aanmerking komt voor de milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Zie punt 10 van paragraaf 1 van deze bijlage.

B 3320

Duurzame aandrijving voor een zeeschip

  • a. bestemd voor: de voortstuwing van een in het Nederlands scheepsregister opgenomen zeeschip, niet zijnde een vissersschip, waarbij:

    • de Energy Efficency Design Index (EEDI) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) ten minste 10% lager ligt dan de op 1 april 2022 van toepassing zijnde EEDI-vereisten, en

    • voor de voortstuwing toegepaste verbrandingsmotoren gebruik maken van hernieuwbare brandstoffen of geen CO2 uitstoten,

  • b. bestaande uit: één of meerdere motoren of een hybride aandrijving.

F 3321

Waterstofaandrijving voor een schip

  • a. bestemd voor: de energievoorziening of voortstuwing van een vaartuig, niet zijnde een vissersschip, door een hoofdmotor die bestaat uit:

    • 1. een brandstofcel met waterstof als brandstof in combinatie met een elektromotor en een accupakket dat geen lood bevat, of

    • 2. een waterstofmotor,

  • b. bestaande uit: al dan niet de volgende onderdelen: een in het vaartuig ingebouwde brandstofcel in combinatie met een elektromotor en een accupakket, een waterstofmotor en een waterstofopslagtank, met uitzondering van een oplaadpunt.

D 3322

Elektrische scheepsaandrijving

  • a. bestemd voor: de voortstuwing van een in Nederlands scheepsregister opgenomen schip, niet zijnde een vissersschip, waarbij:

    • het schip niet is voorzien van een verbrandingsmotor,

    • het schip niet bestemd is voor het vervoeren van passagiers, en

    • de in de stroomvoorziening toegepaste accupakketten geen lood bevatten,

  • b. bestaande uit: een elektrische aandrijflijn en al dan niet een stroomvoorziening, met uitzondering van een oplaadpunt.

B 3332

Antifoulingsysteem voor een scheepshuid

  • a. bestemd voor: het beschermen van de scheepshuid tegen corrosie en aangroei met een verfsysteem of een folie dat biocidevrij, kopervrij, teervrij en niet zelfslijpend is, en waarbij de aangebrachte antifouling gegarandeerd gedurende ten minste zeven jaar niet hoeft te worden vervangen,

  • b. bestaande uit: een coating van de scheepshuid.

Toelichting: Op rvo.nl/miavamil onder ‘Positieve lijsten’ staat een lijst met merken en typen waarvan is gebleken dat deze voldoen aan de onder a. gestelde eisen voor dit bedrijfsmiddel.

F 3333

Systeem voor het voorkomen of verwijderen van aangroei

  • a. bestemd voor: het voorkomen of verwijderen van aangroei in leidingen, warmtewisselaars of andere plaatsen die in contact staan met het oppervlaktewater, waarbij geen metalen anode wordt gebruikt en het verwijderen of voorkomen van de aangroei plaatsvindt door middel van uv-licht of ultrasoon geluid,

  • b. bestaande uit: een systeem voor het voorkomen of verwijderen van aangroei.

B 3340

Biologische waterzuiveringsinstallatie voor een vaartuig

  • a. bestemd voor: het met een vast opgestelde afvalwaterzuiveringsinstallatie die water op een biologische wijze zuivert, zuiveren en al dan niet recyclen van huishoudelijk (of hiermee vergelijkbaar) afvalwater dat is ontstaan aan boord van een vaartuig,

  • b. bestaande uit: een waterzuiveringsinstallatie, een opslagtank en al dan niet een recyclingsysteem.

Toelichting: Zie de bedrijfsmiddelen B 3342 en B 3343 voor waterzuiveringsinstallaties voor pleziervaartuigen en vuilwatertanks voor vaartuigen.

Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage.

B 3341

Oxidatiereactor voor waterreiniging aan boord van een vaartuig (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het bij een bestaand schip vervangen van legionellapreventie door middel van heet water, chloor of chemicaliën door:

    • 1. ontsmetting van het drinkwatersysteem met ozon, waterstofperoxide, uv-bestraling of een combinatie van deze technieken, of

    • 2. het aan boord bereiden van drinkwater uit oppervlaktewater,

  • b. bestaande uit: ozongenerator of doseer- of injectieapparatuur voor waterstofperoxide, uv-bestralingseenheid en al dan niet de volgende onderdelen: een restozonvernietiger, een biologisch actief koolfilter, een omgekeerde osmose-installatie, een ionenwisselaar en een pomp voor het oppompen van oppervlaktewater.

B 3342

Waterzuiveringsinstallatie voor een pleziervaartuig (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het zuiveren van toiletwater ontstaan aan boord van een bestaand pleziervaartuig met een vast opgestelde zuiveringsvoorziening die voldoet aan de wettelijke voorschriften voor zuiveringsvoorzieningen aan boord van een pleziervaartuig,

  • b. bestaande uit: een zuiveringsvoorziening en al dan niet een recyclingsysteem en een opslagtank.

Toelichting: Chemische toiletten met uitneembare cassettes zijn geen zuiveringsvoorzieningen en komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Voorzieningen voor het zuiveren van toiletwater van pleziervaart moeten voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in artikel 17.25 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Zie de bedrijfsmiddelen B 3340 en B 3343 voor biologische waterzuiveringsinstallaties voor vaartuigen en vuilwatertanks voor vaartuigen.

Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage.

B 3343

Vuilwatertank voor een vaartuig (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het in een vuilwatertank opslaan van huishoudelijk (of hiermee vergelijkbaar) afvalwater dat is ontstaan aan boord van een bestaand vaartuig, waarbij de vuilwaterbank een zodanige opslagcapaciteit heeft dat lozing op oppervlaktewater wordt voorkomen,

  • b. bestaande uit: een verzameltank, pomp en leidingen.

Toelichting: Zie de bedrijfsmiddelen B 3340 en B 3342 voor biologische waterzuiveringsinstallaties voor vaartuigen en waterzuiveringsinstallaties voor pleziervaartuigen.

Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage.

F 3366

Ontgassingsinstallatie voor scheepstanks

  • a. bestemd voor: het ontgassen van scheepstanks voor het vervoer van vluchtige koolwaterstoffen of brandstoffen, waarbij de afgevangen gassen worden gereinigd en de afgescheiden koolwaterstoffen nuttig worden toegepast,

  • b. bestaande uit: een ontgassingsinstallatie en een luchtreinigingsinstallatie.

Toelichting: Onder dit bedrijfsmiddel valt ook een ontgassingsinstallatie aan boord van een schip of op een ponton.

Installaties waarbij afgevangen afgassen worden geoxideerd kunnen worden gemeld onder C 4581 (Vlamloze Thermische oxidator voor afgassen)

Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage.

G 3390

Walstroomaansluiting aan boord van een binnenschip

  • a. bestemd voor: het gebruik maken van aangeboden walstroom aan boord van een binnenschip, niet zijnde een pleziervaartuig, dat is voorzien van een eigen aandrijving en bestemd is voor het vervoer van personen of goederen,

  • b. bestaande uit: aansluitpunt(en), aanpassing van het elektrische systeem aan boord en een verlengkabel om een verbinding tussen het schip en de walstroomkast te kunnen maken en met uitzondering van zonnepanelen.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 7.500 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel kan bijdragen aan het behalen van een Green Award-certificaat. Zie greenaward.org voor de vereisten.

Zie bedrijfsmiddel G 3391 voor een walstroomaansluiting aan boord van een zeeschip.

G 3391

Walstroomaansluiting aan boord van een zeeschip

  • a. bestemd voor: het gebruik maken van aangeboden walstroom aan boord van een zeeschip, niet zijnde een pleziervaartuig, dat is voorzien van een eigen aandrijving en bestemd is voor het vervoer van personen of goederen,

  • b. bestaande uit: aansluitpunt(en), aanpassing van het elektrische systeem aan boord en een verlengkabel om een verbinding tussen het schip en de walstroomkast te kunnen maken en met uitzondering van zonnepanelen.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel kan bijdragen aan het behalen van een Green Award-certificaat. Zie greenaward.org voor de vereisten.

Zie bedrijfsmiddel G 3390 voor een walstroomaansluiting aan boord van een binnenschip.

D 3395

Walstroominstallatie op de kade

  • a. bestemd voor: het leveren van walstroom aan eigen schepen, niet zijnde pleziervaartuigen, zodat de eigen boordgeneratoren niet gebruikt worden als de schepen aan de kade liggen en waarbij de accu's van de vaartuigen niet opgeladen worden,

  • b. bestaande uit: een walstroomkast met één of meerdere aansluitpunten, al dan niet de volgende onderdelen: een registratiesysteem en een omvormer, en met uitzondering van een oplaadpunt.

3.4. Mobiele werktuigen

E 3413

Elektrisch aangedreven mobiel werktuig

  • a. bestemd voor: het verrichten van werkzaamheden:

    • 1. op een vaartuig, of

    • 2. op land in de open lucht en al dan niet in een stal,

    met een mobiel werktuig, niet zijnde een vaartuig, hoogwerker, pallet-, reach- of heftruck, hijswerktuig, spuitmachine, terminaltrekker, bemestingsapparaat, wiedbed of autonoom mobiel werktuig, dat:

    • af-fabriek is voorzien van een vaste, niet afneembare bestuurders(zit)plaats,

    • uitsluitend elektrisch wordt aangedreven, waarbij de elektrische energie voor de aandrijving en verplaatsing wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat en al dan niet een netspanningskabel, en

    • voor het verrichten van de werkzaamheden geen gebruik maakt van fossiele brandstoffen,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven mobiel werktuig en al dan niet de volgende onderdelen: een vast aan het werktuig verbonden zonnepaneel, een netspanningskabel en een wisselaccupakket en met uitzondering van een oplaadpunt en mobiele werktuigen die gebruik maken van waterstof.

Het bedrijfsmiddel komt voor 85% van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Een elektrisch aangedreven mobiel werktuig met een vaste, niet afneembare bestuurders(zit)plaats is bijvoorbeeld een elektrisch aangedreven dozer, graafmachine, laadschop, landbouwmachine, verreiker, kniklader, mobiele machines die behoren tot de Europese voertuigcategorie U, landbouwtrekker of bosbouwtrekker. Onder een autonoom mobiel werktuig wordt een mobiel werktuig verstaan dat werkzaamheden kan verrichten zonder bestuurder. Onder een heftruck wordt geen meeneemheftruck verstaan.

Werktuigen die alleen kunnen worden verplaatst met een ander werktuig of vervoermiddel zijn geen mobiele werktuigen. Het mobiele werktuig moet de werkzaamheden in de open lucht uitvoeren. Een elektrisch aangedreven mobiel werktuig dat bijvoorbeeld in een magazijn of binnen voor reparatie- of bouwwerkzaamheden wordt ingezet, komt niet in aanmerking. Waterstof aangedreven mobiele werktuigen komen niet in aanmerking.

Zie bedrijfsmiddel A 2359 voor elektrisch aangedreven wiedbedden. Zie bedrijfsmiddel D 3417 voor terminaltrekkers. Zie bedrijfsmiddel 270106 van de energie-investeringsaftrek voor mobiele elektrisch aangedreven wektuigen zonder bestuurdersplaats met een vermogen van ten minste 5 kVA en een capaciteit van ten minste 15 kWh.

E 3414

Elektrisch aangedreven mobiel werktuig op netspanning

  • a. bestemd voor: het verrichten van werkzaamheden op land in de open lucht met een elektrisch aangedreven mobiel werktuig, niet zijnde een autonoom mobiel werktuig, dat:

    • af-fabriek is voorzien van een vaste, niet afneembare bestuurders(zit)plaats, en

    • uitsluitend elektrisch wordt aangedreven, waarbij de elektrische energie voor de aandrijving en verplaatsing wordt geleverd door een netspanningskabel,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven mobiel werktuig en al dan niet een vast aan het werktuig verbonden zonnepaneel en met uitzondering van een oplaadpunt.

Het bedrijfsmiddel komt voor 85% van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Een elektrisch aangedreven mobiel werktuig met een vaste, niet afneembare bestuurders(zit)plaats is bijvoorbeeld een elektrisch aangedreven dozer, graafmachine, laadschop, landbouwmachine, landbouwtrekker of bosbouwtrekker. Onder een elektrisch aangedreven autonoom mobiel werktuig wordt een mobiel werktuig verstaan dat werkzaamheden kan verrichten zonder bestuurder. Werktuigen die alleen kunnen worden verplaatst met een ander werktuig of vervoermiddel zijn geen mobiele werktuigen. Het elektrisch aangedreven mobiele werktuig voert de werkzaamheden in de open lucht uit. Een elektrisch aangedreven mobiel werktuig dat bijvoorbeeld in een magazijn of binnen voor reparatie- of bouwwerkzaamheden wordt ingezet, komt niet in aanmerking.

Zie bedrijfsmiddel 270106 van de energie-investeringsaftrek voor elektrisch aangedreven mobiele elektrische werktuigen zonder bestuurdersplaats met een vermogen van ten minste 5 kVA en een capaciteit van ten minste 15 kWh.

E 3416

Elektrisch aangedreven vorkheftruck voor gebruik in de open lucht

  • a. bestemd voor: het verrichten van werkzaamheden op land in de open lucht met een vorkheftruck die af-fabriek is voorzien van een vaste, niet afneembare bestuurderszitplaats en gesloten cabine, waarbij de vorkheftruck:

    • een hefcapaciteit heeft van ten minste 5 ton, en

    • voor de aandrijving is voorzien van uitsluitend één of meerdere elektromotoren, waarbij de elektrische energie voor de aandrijving en verplaatsing wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven vorkheftruck en al dan niet een wisselaccupakket en met uitzondering van een oplaadpunt en vorkheftrucks die gebruik maken van waterstof.

Toelichting: De vorkheftruck moet de werkzaamheden in de open lucht uitvoeren. Een elektrisch aangedreven vorkheftruck die bijvoorbeeld in een magazijn of binnen voor reparatie- of bouwwerkzaamheden wordt ingezet, komt niet in aanmerking. Waterstof aangedreven vorkheftrucks komen niet in aanmerking.

D 3417

Elektrisch aangedreven terminaltrekker

  • a. bestemd voor: het vervoer van goederen met een terminaltrekker, die:

    • behoort tot de Europese voertuigcategorie U, en

    • is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving en verplaatsing benodigde energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven terminaltrekker, met uitzondering van een oplaadpunt en terminal trekkers die gebruik maken van waterstof.

E 3419

Elektrisch aangedreven werktuig op een truckchassis

  • a. bestemd voor: het verrichten van hijswerkzaamheden of het laden en lossen van ladingen met een vast op een truckchassis gemonteerd werktuig dat uitsluitend elektrisch wordt aangedreven en waarbij:

    • de elektrische energie voor de aandrijving wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat, en

    • het accupakket niet door de hoofdmotor van het voertuig worden opgeladen,

    • de hoofdmotor van het truckchassis een (hybride) verbrandingsmotor is die werkt op fossiele brandstoffen,

  • b. bestaande uit: een vast op een truckchassis gemonteerd elektrisch werktuig, met uitzondering van het truckchassis, werktuigen die gebruik maken van waterstof en een oplaadpunt.

E 3420

Elektrisch aangedreven mobiel hijswerktuig

  • a. bestemd voor: het hoofdzakelijk in de open lucht verrichten van hijswerkzaamheden met een mobiel werktuig dat uitsluitend elektrisch wordt aangedreven en waarbij de elektrische energie voor de aandrijving en verplaatsing wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven hijswerktuig en een accupakket, met uitzondering van een oplaadpunt en mobiele hijswerktuigen die gebruik maken van waterstof.

E 3423

Elektrisch aangedreven hoogwerker

  • a. bestemd voor: het in de open lucht verrichten van werkzaamheden met een hoogwerker: die uitsluitend elektrisch wordt aangedreven, waarbij de elektrische energie voor de aandrijving en verplaatsing wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven hoogwerker en met uitzondering van een oplaadpunt en hoogwerkers die gebruik maken van waterstof.

Toelichting: De hoogwerker voert de werkzaamheden in de open lucht uit. Een elektrisch aangedreven hoogwerker die bijvoorbeeld in een magazijn of binnen voor reparatie- of bouwwerkzaamheden wordt ingezet, komt niet in aanmerking. Waterstof aangedreven hoogwerkers komen niet in aanmerking.

G 3425

Elektrisch aangedreven werktuigendrager

  • a. bestemd voor: het verrichten van werkzaamheden op land in de open lucht met een werktuigendrager niet zijnde een autonome werktuigendrager:

    • die niet is voorzien van een vaste, niet afneembare bestuurdersplaats,

    • die voorzien kan worden van verschillende werktuigen,

    • die is voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving en verplaatsing benodigde energie wordt geleverd door een accupakket met een capaciteit van ten minste 2,5 kWh,

    • die voor het verrichten van de werkzaamheden geen gebruik maakt van fossiele brandstoffen, en

    • waarbij de aanschaf per werktuigdrager ten minste € 10.000 exclusief btw bedraagt,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven werktuigdrager met uitzondering van de aan de werktuigdrager te koppelen werktuigen, een oplaadpunt en werktuigendragers die gebruik maken van waterstof.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel is bedoeld voor werktuigendragers waar de bestuurder achter loopt. Alleen de kosten voor de werktuigdrager zelf komen in aanmerking. De kosten voor de hulpstukken, werktuigen en gereedschappen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek. Autonome werktuigendragers zoals (maai)robots komen niet in aanmerking onder bedrijfsmiddel G 3425.

Zie bedrijfsmiddel E 3413 voor werktuigendragers waarbij de bestuurder op de werktuigendrager zit of staat

D 3430

Elektrisch aangedreven AGV

  • a. bestemd voor: het over bedrijfsterreinen vervoeren van containers of trailers met een volledig elektrisch aangedreven automatisch geleid voertuig (AGV) zonder chauffeur,

  • b. bestaande uit: een automatisch geleid elektrisch aangedreven voertuig en met uitzondering van een oplaadpunt en automatisch geleide voertuigen die gebruik maken van waterstof.

3.5. Spoorvervoer

F 3510

Elektrisch of waterstof aangedreven locomotief (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het aanpassen van de aandrijving van een bestaande locomotief door de dieselmotor te vervangen door een accupakket dat geen lood bevat en al dan niet een brandstofcel, waarbij:

    • de locomotief uitsluitend elektrisch wordt aangedreven,

    • remenergie wordt teruggewonnen en opgeslagen in het accupakket, en

    • het accupakket wordt bijgeladen op trajecten met bovenleiding,

  • b. bestaande uit: een accupakket, aanpassingen aan de bestaande aandrijving, een systeem voor het terugwinnen van remenergie en al dan niet een brandstofcel met uitzondering van een oplaadpunt.

3.6. Luchtvervoer

B 3610

Elektrisch aangedreven vliegtuig of helikopter

  • a. bestemd voor: het vervoeren van personen of goederen met een bemand vliegtuig of een bemande helikopter voorzien van een uitsluitend elektrische aandrijving, waarbij de voor de aandrijving benodigde energie wordt geleverd door een accupakket dat geen lood bevat,

  • b. bestaande uit: een elektrisch aangedreven vliegtuig of elektrische helikopter, met uitzondering van een oplaadpunt.

Het bedrijfsmiddel komt voor 50% van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

3.7. Distributie van alternatieve brandstoffen

G 3721

Oplaadpunt voor elektrisch aangedreven zware voertuigen en mobiele werktuigen

  • a. bestemd voor: het elektrisch laden en al dan niet ontladen van accu’s van uitsluitend eigen of voor eigen gebruik ingezette:

    • 1. voertuigen behorende tot de Europese voertuigcategorie M2, M3, N2 of N3, of

    • 2. mobiele werktuigen,

    die zijn voorzien van een geheel of gedeeltelijk elektrische hoofdaandrijving, met een oplaadsysteem dat:

    • permanent met het internet is verbonden waarbij de communicatie volgens het Open Charge Point Protocol (OCPP) versie 2.01 met CS-certificaat of hoger verloopt, en

    • een uitgangsvermogen heeft van ten minste 22 kW,

  • b. bestaande uit: een oplaadsysteem en al dan niet de volgende onderdelen: een ontlaadsysteem, een meet- en regelsysteem, een lockerkast met een stroomafnamepunt per locker en een stekkerherkenningssysteem en met uitzondering van zonnepanelen.

Toelichting: Oplaadpunten met een uitgangsvermogen van minder dan 22 kW komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

F 3722

Oplaadpunt voor vliegtuigen

  • a. bestemd voor: het elektrisch laden van accu’s van uitsluitend eigen vliegtuigen of helikopters die zijn voorzien van een geheel of gedeeltelijk elektrische hoofdaandrijving en een uitgangsvermogen heeft van ten minste 22 kW,

  • b. bestaande uit: een oplaadsysteem en al dan niet de volgende onderdelen: een ontlaadsysteem, een meet- en regelsysteem, een lockerkast met een stroomafnamepunt per locker en een stekkerherkenningssysteem en met uitzondering van zonnepanelen.

Toelichting: Oplaadpunten met een uitgangsvermogen van minder dan 22 kW komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

4. Klimaat en lucht

Investering in bedrijfsmiddelen die gebruik maken van fossiele brandstoffen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Investeringen in de aanpassing van en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die gebruik maken van fossiele brandstoffen komen alleen in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen indien de investering de aanpassing van of een voorziening voor een bestaand bedrijfsmiddel betreft en niet leidt tot een toename van de productiecapaciteit of een hoger gebruik van fossiele brandstoffen.

CO2-uitstoot, overige broeikasgassen, zure depositie, fijnstof, smog, vluchtige organische stoffen (VOS), overige luchtverontreiniging, geur

A 4000

Nieuwe en innovatieve emissiereducerende technologie

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

4.1. Co2-uitstoot

F 4002

Apparatuur voor procesgeïntegreerde emissiereductie (aanpassen bestaande situatie)

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 4003

Apparatuur voor vermindering van emissies tijdens niet-reguliere bedrijfsvoering

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 4100

Apparatuur voor het voorkomen van CO2-vorming

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 4101

Apparatuur voor het afvangen van CO2 voor nuttige toepassing

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 4102

Apparatuur voor het transport van afgevangen CO2 voor nuttige toepassing

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 4103

Apparatuur voor het binden van CO2

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 4111

Apparatuur voor elektrificatie van processen in de chemische industrie

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

4.2. Overige broeikasgassen

F 4200

Apparatuur voor emissiereductie van lachgas en methaan

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 4201

Apparatuur voor vervanging van gefluoreerde broeikasgassen

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

D 4208

Vacuüm middenspanningsschakelsysteem

  • a. bestemd voor: het doorschakelen of transporteren van middenspanning met een schakelsysteem dat geen SF6 bevat, maar geïsoleerd is door lucht of vaste stof en schakelt met vacuüm schakelaars,

  • b. bestaande uit: een middenspanningsschakelsysteem dat geïsoleerd is door lucht of vaste stof en schakelt met vacuüm schakelaars.

Toelichting: Middenspanning is lager dan 50 kV. Een voorbeeld van een middenspanningsschakelsysteem is een ringschakelstation of een hoofdverdeelstation.

A 4210

Hoogspanningsschakelsysteem of gasgeïsoleerde leiding met een laag GWP-isolatiegas

  • a. bestemd voor: het doorschakelen of transporteren van hoogspanning van ten minste 50 kV met een schakelsysteem of gasgeïsoleerde leiding die geen SF6 bevat, maar geïsoleerd is met een isolatiegas met een Global Warming Potential (GWP) van minder dan 500 CO2-equivalenten, waarbij in geval van het vervangen van een schakelsysteem dat SF6 bevat:

    • deze vervanging wordt uitgevoerd door een wettelijk gecertificeerd monteur, en

    • wordt aangetoond dat het SF6 is opgevangen en milieuverantwoord wordt verwerkt,

  • b. bestaande uit: een schakelsysteem of gasgeïsoleerde leiding met isolatiegas.

Het bedrijfsmiddel komt voor 50% van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

A 4240

Koelsysteem met water als koudemiddel

  • a. bestemd voor: het koelen van industriële processen, serverruimtes, schakelkasten of bedrijfsgebouwen met een chiller die water (R718) gebruikt als koudemiddel, waarbij de verdamping en condensatie plaatsvindt in een vacuüm gesloten circuit,

  • b. bestaande uit: een chiller.

Toelichting: Een chiller gebruikt de techniek van een warmtepomp en bestaat uit een verdamper, een compressor, een condensor en een expansiedeel. Waterkoelers waarbij warmteoverdracht plaatsvindt met water als koelmedium, komen niet in aanmerking onder bedrijfsmiddel A 4240.

Zie voor energiezuinige halogeenvrije koudemiddelen in stationaire koelinstallaties of warmtepompen de energie-investeringsaftrek (EIA).

E 4241

Klimaatsysteem op basis van dauwpuntkoeling

  • a. bestemd voor: het koelen van serverruimtes, schakelkasten of bedrijfsgebouwen met een klimaatsysteem op basis van dauwpuntkoeling, waarbij:

    • het systeem water (R718) gebruikt als koudemiddel,

    • lucht wordt gedroogd middels adsorptie, en

    • deze gedroogde lucht vervolgens indirect adiabatisch wordt gekoeld in een scheidingswarmtewisselaar door een tweede luchtstroom die gekoeld is door middel van bevochtiging,

  • b. bestaande uit: koelsysteem met een droogunit.

Toelichting: Zie voor adiabatische koeling ook de energie-investeringsaftrek (EIA).

4.3. Zure depositie

F 4305

NOx-emissie reducerende techniek

Zie paragraaf 2b voor de omschrijving van dit bedrijfsmiddel met doelvoorschrift en de voorwaarden voor bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 4306

Apparatuur voor natte NOx-verwijdering

  • a. bestemd voor: het uit rookgassen verwijderen van NOx en al dan niet andere componenten door de rookgassen te leiden door een waterbad of een gaswasser met water als scrubbervloeistof,

  • b. bestaande uit: een natte wasser of waterbad en al dan niet de volgende onderdelen: een loogdosering, oxidatiesysteem op basis van uv, ozon of chemische omzetting of een combinatie hiervan, warmteterugwinningssysteem en apparatuur voor waterzuivering.

Toelichting: Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

G 4314

Selectieve NOx-reductie-installatie voor een crematieoven

  • a. bestemd voor: het omzetten van NOx uit de afgassen van een bestaande crematieoven door de injectie van ureum of ammoniak, waarbij het injecteren van ureum of ammoniak niet leidt tot een toename van het verbruik van fossiele brandstoffen,

  • b. bestaande uit: een NOx-reductie-installatie met een ammoniak- of ureuminjectiesysteem.

D 4315

Selectieve (katalytische) reductie-installatie (SCR of SNCR) (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het omzetten van NOx uit de afgassen van een bestaande stookinstallatie door de injectie van ureum of ammoniak, al dan niet in combinatie met een katalysator, waarbij:

    • de NOx-emissie van de stookinstallatie, gemeten volgens het Besluit activiteiten leefomgeving, ten minste 30% lager is dan de wettelijk verplicht,

    • de stookinstallatie een ketel, zuigermotor, gasturbine- of motor met een thermisch vermogen van meer dan 400 kilowatt en minder dan 50 megawatt betreft, en

    • de stookinstallatie niet bestemd is voor schepen die na 1 januari 2021 zijn gebouwd, de glastuinbouw of een afvalverbrandingsinstallatie,

  • b. bestaande uit: een reductie-installatie met een ammoniak- of ureuminjectiesysteem en al dan niet een katalysator, een stoffilter en een warmteterugwinningsinstallatie.

Toelichting: Een emissiemeting volgens het Besluit activiteiten leefomgeving wordt uitgevoerd door een bedrijf dat hiertoe geaccrediteerd (metingen volgens EU-normen NEN-EN 14792 voor NOx, NEN-EN 13284-1 voor stof en NEN-EN 14789 voor O2) of gecertificeerd (metingen volgens Scope 6 van de SCIOS) is. Voor de berekening van de uitstoot van rookgas door een stookinstallatie wordt de massaconcentratie van stikstofoxiden (NOx) in het rookgas herleid op rookgas met een volumegehalte aan zuurstof van:

  • a. 15%, als het een dieselmotor, gasmotor of gasturbine betreft;

  • b. 6%, als het een stookinstallatie met vaste brandstof (biomassa) betreft; of

  • c. 3%, in alle andere gevallen (zoals bij aardgas en brandstof in vloeibare vorm).

Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

A 4316

Accu of biogasaggregaat voor stroomvoorziening van lokale activiteiten

  • a. bestemd voor: het van stroom voorzien van lokale activiteiten met een verplaatsbaar:

    • 1. accupakket dat geen lood bevat en een vermogen heeft van ten minste 2 kVA en ten hoogste 30 kVA, waarbij:

      • geen bestaand accupakket wordt vervangen,

      • sprake is van een uitsluitend elektrische aandrijving, en

      • het gangbaar is gebruik te maken van een diesel- of benzineaggregaat, of

    • 2. biogasaggregaat met driewegkatalysator of selectieve katalytische reductie (SCR), waarbij:

      • de rookgassen niet meer dan 115 milligram NOx per normaal kubieke meter bij 15% O2 bevatten,

      • de NOx-emissie wordt aangetoond met een emissierapportage van NOx-metingen aan eenzelfde installatie, uitgevoerd door een geaccrediteerd laboratorium of een SCIOS scope 6 gecertificeerd bedrijf volgens het Besluit activiteiten leefomgeving, waarbij geen correctie van de meetwaarden voor de meetonzekerheid wordt toegepast,

  • b. bestaande uit: een accupakket, (snel)laadsysteem en al dan niet zonnepanelen die uitsluitend voor het accupakket worden gebruikt of een biogasaggregaat, al dan niet met EGR, en al dan niet een accupakket voor de opslag van de gegenereerde energie.

Toelichting: Accu’s voor werktuigen met een vaste bestuurdersplaats komen niet in aanmerking onder deze code. EGR staat voor ‘Exhaust Gas Recirculation’ en kan onderdeel zijn van het biogasaggregaat.

Zie bedrijfsmiddel 260102 en 270106 van de energie-investeringsaftrek voor accu’s vanaf 30 kVA en mobiele elektrische werktuigen zonder bestuurdersplaats.

F 4325

(Biologische) ontzwavelingsinstallatie

  • a. bestemd voor: het al dan niet biologisch reinigen van met zwavel verontreinigde gassen door een ontzwavelingsinstallatie, waarbij:

    • de ontzwavelingsinstallatie een zwavelverwijderingsrendement heeft van ten minste 95%

    • elementair zwavel of zwavelverbindingen worden afgescheiden en nuttig worden toegepast, en

    • in geval van chemisch reinigen sprake is van recirculatie van hulpstoffen in het reinigingsproces,

  • b. bestaande uit: een ontzwavelingsinstallatie en al dan niet een wasvloeistofbehandelingssysteem, met uitzondering van apparatuur voor de productie of nuttige toepassing van zwavel of zwavelverbindingen.

Toelichting: Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

4.4. Fijn stof

D 4417

Rookgenerator voor voedselbewerking (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het met een rookgenerator bewerken of garen van voedingswaren met rookcondensaat, waarbij:

    • het rookcondensaat wordt verneveld in de rookkamer, en

    • de rookgenerator een bestaande rookinstallatie vervangt,

  • b. bestaande uit: een rookgenerator.

E 4485

Stofafscheider

  • a. bestemd voor: het verwijderen van stofdeeltjes uit een afgas of luchtstroom met een vast opgestelde stofafscheider, waarbij:

    • de restemissie geforceerd naar de buitenlucht wordt afgevoerd en ten hoogste 2 milligram stof per normaal kubieke meter bedraagt,

    • de gefilterde lucht niet wordt gerecirculeerd in de ruimte waar personeel werkt,

    • in de toegepaste filters geen PFAS (Per- en polyfluoralkylstoffen) zijn verwerkt, en

    • de afgas of luchtstroom niet afkomstig is van een crematorium, kantoorgebouw, kas of stal,

  • b. bestaande uit: een stofafscheider en al dan niet een ventilator en apparatuur die benodigd is om de condities van de te reinigen gassen aan te passen voor stofafscheiding.

Het bedrijfsmiddel komt voor 95% van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Een voorbeeld van een stof die tot de PFAS-groep behoort is PTFE (Polytetrafluorethyleen). Dit is een potentiële zeer zorgwekkende stof.

Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage. Bedrijfsmiddelen waarvoor Arbo-verplichtingen gelden komen niet in aanmerking. Arbo-verplichtingen kunnen bijvoorbeeld gelden als gefilterde lucht gedeeltelijk of geheel wordt gerecirculeerd in een ruimte waar personeel werkt.

E 4486

Filterinstallatie voor hout- en pelletstook

  • a. bestemd voor: het met een vast opgesteld filter verwijderen van stofdeeltjes uit een rookgas afkomstig van een hout- of houtpelletgestookte ketel, kachel of oven met een thermisch vermogen van minder dan 1 megawatt,

  • b. bestaande uit: een filterinstallatie en al dan niet een ventilator.

Toelichting: Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage.

4.5. Vluchtige organische stoffen (VOS)

G 4520

Hermetisch gesloten magnetische koppeling

  • a. bestemd voor: het verminderen of voorkomen van lek- en verdampingsverliezen van vluchtige organische stoffen of andere milieuschadelijk gassen langs roterende assen van machines door een hermetisch gesloten magnetische koppeling,

  • b. bestaande uit: een magnetische koppeling.

Toelichting: Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage.

C 4581

Elektrische thermische oxidator voor afgassen

  • a. bestemd voor: het thermisch en autotherm oxideren van afgassen of vluchtige organische stoffen, waarbij:

    • in het proces geen gebruik wordt gemaakt van branders en het proces wordt opgestart met elektrische verwarming, en

    • de NOx-emissie tijdens autotherme verbranding ten hoogste 5 milligram per nominaal kubieke meter bedraagt, dat wordt aangetoond met een emissierapportage volgens vigerende wet- en regelgeving,

  • b. bestaande uit: een elektrische thermische oxidator en al dan niet een warmtewisselaar.

Toelichting: Een emissiemeting wordt uitgevoerd door een bedrijf dat hiertoe geaccrediteerd is (periodieke metingen) volgens EU normen NEN-EN 14792 en NEN-EN 15259.

Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

E 4585

Biotricklingsysteem voor het verwijderen van VOS

  • a. bestemd voor: de microbiologische afbraak van vluchtige organische stoffen (VOS) uit afgassen van een industrieel proces met een biotricklingfilter,

  • b. bestaande uit: een biotricklingfilter, recirculatie watertank, doseringsapparatuur voor nutriënten en pH-correctie en al dan niet een meetsysteem voor emissies en een warmtewisselaar voor energieterugwinning.

Toelichting: Onder industrieel wordt verstaan grootschalig en met een hoge mate van mechanisering en automatisering.

Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

4.6. Overige luchtverontreiniging

D 4680

Koude oxidatie-installatie voor luchtreiniging

  • a. bestemd voor: het al dan niet katalytisch niet-thermisch oxideren van geurstoffen, vluchtige organische stoffen (VOS) of pathogenen in naar buiten te blazen luchtstromen in de industrie of horeca door koud plasma of ionisatie, waarbij deze verontreinigingen worden omgezet in onschadelijke stoffen of uiteenvallen in hun elementaire componenten,

  • b. bestaande uit: een reactorkamer met plasmaplaten (plasmaomzetter) of ionisator op basis van hoogspanning en al dan niet de volgende onderdelen: een katalysator, een voorfilterinstallatie voor het koude oxidatieproces en een nageschakelde restradicalenabsorber of -vernietiger.

Het bedrijfsmiddel komt voor 50% van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

E 4681

Ozon- en uv-oxidatie-installatie voor luchtreiniging

  • a. bestemd voor: het oxideren van pathogenen, geur- of koolwaterstoffen in naar buiten te blazen luchtstromen afkomstig van de horeca of voedingsmiddelenindustrie, waarbij:

    • gebruik gemaakt wordt van een gaswasser met opgelost ozon in combinatie met uv-bestraling, en

    • geen gebruik wordt gemaakt van chemicaliën,

  • b. bestaande uit: een ozongenerator en uv-lampen, een wastoren, een waterrecyclesysteem en al dan niet de volgende onderdelen: een katalysator en een restozonabsorber of -vernietiger.

Het bedrijfsmiddel komt voor 50% van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Zie bedrijfsmiddel A 2690 voor ozonoxidatie-installatie voor ontsmetting van (opslag)ruimten, lucht of producten in de land- en tuinbouw.

Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

A 4682

Apparatuur voor het verwijderen van zwavelhoudende geuremissies

  • a. bestemd voor: het in een gesloten systeem in een waterige oplossing condenseren van zwavelhoudende dampen en de daarmee samenhangende geurstoffen afkomstig van een industrieel proces, waarbij de geurstoffen worden gebonden en geuremissie naar de omgeving wordt voorkomen,

  • b. bestaande uit: apparatuur die technisch noodzakelijk is om de geurstoffen te verwijderen en al dan niet een waterbehandelingssysteem.

Toelichting: Onder industrieel wordt verstaan grootschalig en met een hoge mate van mechanisering en automatisering.

Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

5. Ruimtegebruik

Ecologische systemen, biodiversiteit, oppervlaktewater, grondwater, bodem, gevaarlijke stoffen, externe veiligheid

5.1. Ecosystemen en biodiversiteit

F 5102

Voorzieningen voor het versterken van biodiversiteit

  • a. bestemd voor: het versterken van de biodiversiteit of het uitbreiden van voedselaanbod en nestgelegenheid voor insecten, al dan niet in combinatie met waterretentie of preventieve maatregelen tegen plaaginsecten of exoten, waarbij:

    • ten minste twee van de volgende voorzieningen aanwezig zijn of toegepast worden:

      • 1. nestelvoorzieningen voor dieren en insecten,

      • 2. gebiedseigen en inheemse beplanting,

      • 3. een natuurlijke vijver of waterpartij, of

      • 4. hagen die luwte creëren,

    • toegepast hout bestaat uit snoeihout of hout dat is gecertificeerd door middel van een certificatiesysteem dat door het Timber Procurement Assessment Committee is goedgekeurd,

    • ten behoeve van het versterken van biodiversiteit genomen maatregelen gebaseerd zijn op een ecologisch rapport of advies van een relevante onderzoeks- of adviesorganisatie,

    • de investering niet de aanleg van een teeltvrije zone als bedoeld in het Besluit activiteiten leefomgeving, en

    • de investering niet als randvoorwaarde vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid wordt gesteld,

  • b. bestaande uit: landschapselementen, bouwkundige of civieltechnische werken of apparatuur die qua functie primair noodzakelijk zijn voor versterking van gebiedseigen biodiversiteit en al dan niet de volgende onderdelen: kweekkasten voor sluipwespen, beregeningsinstallaties die gebruik maken van oppervlakte- of regenwater, een natuurzwemvijver, natuurlijke speelelementen en met uitzondering van geprefabriceerde speelelementen, niet-inheemse beplanting en andere in deze bijlage genoemde bedrijfsmiddelen.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 1.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Een investering in de inrichting van een bedrijfsterrein bij een duurzaam gebouw dat gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen G 6100 tot en met D 6130 komt onder bedrijfsmiddel F 5102 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Landschapselementen kunnen bijvoorbeeld veedrinkpoelen, houtwallen, hagen en bomen of natuurzuilen zijn. Informatie over versterking van biodiversiteit als onderdeel van duurzame gebiedsontwikkeling is onder andere te vinden op landschappen.nl, samenvoorbiodiversiteit.nl, breeam.nl/keurmerken/gebied, nlgebiedslabel.nl en nlterreinlabel.nl. Informatie over insectvriendelijke landschapselementen en voorzieningen is beschikbaar op vlinderstichting.nl, nederlandzoemt.nl en 2B-connect.eu. Een lijst van goedgekeurde houtcertificatiesystemen is beschikbaar op tpac.smk.nl of inkoopduurzaamhout.nl. Investeringen in het kader van de Nationale Bijenstrategie kunnen op grond van dit bedrijfsmiddel gemeld worden.

F 5121

Zwerfafvalvangsysteem op het water

  • a. bestemd voor: het verwijderen van in het oppervlaktewater aanwezig plastic zwerfafval met een verzamelvoorziening of -installatie op binnenwateren of het Nederlands Continentaal Plat (NCP), waarbij de hoeveelheid verwijderd plastic zwerfafval toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie en het verzamelde materiaal nuttig wordt toegepast,

  • b. bestaande uit: een zwerfafvalvangsysteem en al dan niet een monitoringssysteem en een sorteerinstallatie.

Toelichting: Dit is een onderdeel van het Kunststof Ketenakkoord.

F 5122

Systeem voor het verbeteren van kwaliteit van maaisel

  • a. bestemd voor: het verbeteren van de kwaliteit van maaisel door het aanpassen van een maaimachine, waardoor voor of tijdens het maaien van openbaar groen ten minste:

  • 1. de kwaliteit van maaisel wordt beoordeeld door middel van een camerasysteem en data-analyse, of

  • 2. zwerfafval gelijktijdig wordt verwijderd en gescheiden wordt verzameld

    en waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat het maaisel ten opzichte van de gangbare situatie hoogwaardiger wordt toegepast en het verzamelde zwerfafval al dan niet aangeboden wordt voor recycling,

  • b. bestaande uit: een aanpassing van een maaisysteem die technisch noodzakelijk is voor het verbeteren van de kwaliteit van maaisel, met uitzondering van het maaisysteem.

Toelichting: Onder openbaar groen worden onder meer bermen, parken, natuurgebieden en oevers verstaan. Onder een hoogwaardigere toepassing wordt bijvoorbeeld het als grondstof gebruiken van (een groter deel van) het maaisel of zwerfafval verstaan. Met dit bedrijfsmiddel is het mogelijk om maaisel te oogsten, zwerfafval te scheiden en deze nuttige toepassing te geven.

F 5140

Biodiversiteitversterkende voorzieningen voor het aquatisch milieu

  • a. bestemd voor: het in of op een waterlichaam versterken van de gebiedseigen biodiversiteitsfactoren, al dan niet in combinatie met het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit of de kust- of oeverbescherming, door landschapselementen of bouwkundige of civieltechnische werken, waarbij:

    • onder een waterlichaam de definitie uit de Kaderrichtlijn water voor oppervlaktewaterlichaam wordt verstaan: onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een overgangswater of een strook kustwater,

    • het bepalen van de gebiedseigen biodiversiteitsfactoren in lijn is met adviezen van relevante beheerplannen of gebaseerd is op een ecologisch rapport of advies van een relevante onderzoeks- of adviesorganisatie, en

    • milieuschade door eigen activiteiten wordt verminderd of voorkomen,

  • b. bestaande uit: landschapselementen of bouwkundige of civieltechnische werken, die aantoonbaar bijdragen aan de gebiedseigen aquatische biodiversiteit, met uitzondering van drijvende zonnepanelen, apparatuur of installaties bestemd voor onderhoud, kweek of productie of andere in deze bijlage genoemde bedrijfsmiddelen.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 1.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Landschapselementen zijn bijvoorbeeld natuurvriendelijke oevers, nestvlotjes en wilgenbossen. Bouwkundige of civieltechnische werken zijn bijvoorbeeld kunstriffen, hangende structuren of hard substraat. Relevante beheerplannen zijn beschikbaar op rwsnatura2000.nl. Informatie over het versterken van aquatische biodiversiteit, eventueel in combinatie met kust- of oeverbescherming, is onder andere beschikbaar op buildingwithnatureindestad.nl, natuurvriendelijkeoevers.stowa.nl of in het rapport ‘Bouwen met Noordzee-natuur. Uitwerking Gebiedsagenda Noordzee 2050’ van Wageningen Marine Research (edepot.wur.nl/411288).

5.2. Kwaliteit van bodem en water

E 5211

Transformator met giethars of biobased olie

  • a. bestemd voor: het omzetten van hoogspanning naar laagspanning of van laagspanning naar hoogspanning door een transformator die is geïsoleerd met:

    • 1. giethars,

    • 2. biologisch afbreekbare transformatorolie die voor ten minste 98% bestaat uit duurzame biomassa volgens NEN-EN-IEC 62770, of

    • 3. biologisch afbreekbare transformatorolie die voor ten minste 98% bestaat uit duurzame biomassa volgens ASTM D6866 en OECD 301 (readily biodegradable) en geclassificeerd is als een minder ontvlambare vloeistof of K-klasse vloeistof volgens IEC 61039,

  • b. bestaande uit: een transformator.

Het bedrijfsmiddel komt voor 50% van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Met hoogspanning wordt wisselspanning van 1 kV en hoger bedoeld. Met laagspanning wisselspanning lager dan 1 kV. Onder biomassa wordt verstaan de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong.

A 5241

Vuilwaterinnamestation voor vaartuigen

  • a. bestemd voor: het bij een jachthaven, langs een vaarroute of bij een aanmeer-, afmeer- of een ligplaats innemen van:

    • 1. bilgewater,

    • 2. zwartwater,

    • 3. de inhoud van chemische toiletten van pleziervaartuigen, of

    • 4. huishoudelijk afvalwater van plezier- en beroepsvaartuigen,

    waarbij voor zwartwaterinname bij een jachthaven met meer dan 50 ligplaatsen voor niet-open pleziervaartuigen geldt dat de jachthaven in de bestaande situatie al ten minste één innamestation exploiteert of een overeenkomst heeft met een andere haven voor een gezamenlijk innamestation,

  • b. bestaande uit: een inzamelstation, tanks, pompen, leidingen en al dan niet een olie- of vetafscheider, aanduidings-/informatiebord, aansluiting op het gemeentelijk riool en het vergroten van de lozingssteiger voor het gelijktijdig bedienen van meerdere schepen.

Toelichting: Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage.

A 5245

Decentrale zuiveringsinstallatie voor huishoudelijk afvalwater

  • a. bestemd voor: het decentraal zuiveren van afvalwaterstromen van huishoudelijke of hiermee vergelijkbare aard, waarbij:

    • op de betreffende locatie geen rioolaansluiting aanwezig is,

    • geneesmiddelresten, hormoonverstorende stoffen en multiresistente bacteriën in het afvalwater aantoonbaar onschadelijk worden gemaakt,

    • het gezuiverde water lokaal infiltreert, nuttig wordt toegepast of met toestemming van het bevoegd gezag wordt geloosd op het oppervlaktewater,

    • de investering op bedrijfsniveau niet leidt tot het lozen van meer brijn, en

    • een installatie of voorziening voor de infiltratie van het gezuiverde water voldoet aan de eisen zoals omschreven in bedrijfsmiddel G 5342,

  • b. bestaande uit: een waterzuiveringsinstallatie, met uitzondering van installaties of voorzieningen voor het toepassen van het gezuiverde water.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel is bestemd voor bijvoorbeeld campings en andere recreatieve organisaties die investeren in de verwijdering van microverontreinigingen als aanvulling op een septic tank.

5.3. Leefomgeving

F 5300

Groendak

  • a. bestemd voor: het van beplanting voorzien van het dak van een bedrijfsgebouw, woning of ander bouwwerk,

  • b. bestaande uit: een vegetatielaag, substraatlaag, drainagelaag en al dan niet de volgende onderdelen: een kunstmatige bevloeiing en verankering, nestelvoorzieningen en constructieve aanpassingen bij bestaande daken.

Een investering in een vegetatiedak als onderdeel van een duurzaam gebouw dat gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen G 6100 tot en met D 6130 komt onder bedrijfsmiddel F 5300 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

F 5301

Groene gevel of muur

  • a. bestemd voor: het van beplanting voorzien van een gevel van een bedrijfsgebouw of woning, of beide zijden van een muurconstructie,

  • b. bestaande uit: een van beplanting en substraat of potgrond voorzien frame of bouwblokken en al dan niet de volgende onderdelen: een gevelbeschermende laag, constructieve aanpassingen bij bestaande muren, irrigatieleidingwerk, een geïntegreerde waterbuffer en nestel- of foerageervoorzieningen voor dieren of insecten.

Een investering in een gevel- of muurbegroeiingssysteem als onderdeel van een duurzaam gebouw dat gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen G 6100 tot en met D 6130 komt onder bedrijfsmiddel F 5301 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

D 5340

Klimaatadaptief bedrijfsterrein (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het zodanig herinrichten van een bestaand bedrijfsterrein gelegen op een bestaand bedrijventerrein of in een economische zone type C1 (retail, meubelboulevards) zoals deze in het IBIS wordt gehanteerd of op een bestaande kantorenlocatie, dat wateroverlast, verdroging en hittestress tegen wordt gegaan, door:

    • het verwijderen van bestaande aansluitingen van de regenwaterafvoer op de riolering van het gebouw, en

    • het vervangen van ten minste 50% van de bestaande dichte verharding bestemd voor parkeren, zij- en achterpaden, met uitzondering van trottoir en wegen, door groen, een waterpartij die niet in directe verbinding staat met het oppervlaktewatersysteem, waterdoorlatende (half)verharding of waterpasserende (half)verharding, waarbij ten minste één van de volgende voorzieningen aanwezig is of toegepast wordt:

      • 1. een groendak als bedoeld in bedrijfsmiddel F 5300,

      • 2. een groene gevel of muur als bedoeld in bedrijfsmiddel F 5301,

      • 3. een infiltratiesysteem of wadi als bedoeld in bedrijfsmiddel G 5342, of

      • 4. een retentiedak met dynamische afvoer als bedoeld in bedrijfsmiddel F 5344,

  • b. bestaande uit: apparatuur, landschapselementen, bouwkundige of civieltechnische werken die technisch noodzakelijk zijn voor de klimaatadaptieve maatregelen.

Toelichting: Voor een bedrijventerrein en economische zone wordt de definitie aangehouden zoals deze in het IBIS (Integraal Bedrijventerreinen Informatie Systeem) wordt gehanteerd (zie ibis-bedrijventerreinen.nl).

E 5341

Vergroening van een bedrijfsterrein, parkeerterrein of tuin (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het vervangen van de bestaande dichte verharding van een bedrijfsterrein of het parkeerterrein of de tuin van één of meerdere woningen, door:

    • 1. vegetatie,

    • 2. een waterpartij die niet in directe verbinding staat met een oppervlaktewatersysteem,

    • 3. waterdoorlatende of waterpasserende (half)verharding, al dan niet in combinatie met infiltratiekolken of slimme kolken, of

    • 4. een combinatie van de bovenstaande maatregelen,

    waarbij onder punt 1 tot en met 4 geldt dat:

    • het bedrijfsterrein geen deel uitmaakt van een landbouwbedrijf en gesitueerd is in de bebouwde kom, en

    • ten minste 50% van de dichte verharding die bestemd is voor parkeren, zij- en achterpaden (met uitzondering van trottoir en wegen) wordt vervangen, of

    • ten minste 50% van de totale dichte verharding wordt vervangen voor zover daarvoor geen beperkingen gelden vanuit het bevoegd gezag en de functie van de verharding dit toelaat,

  • b. bestaande uit: vegetatie, een waterpartij, waterdoorlatende of waterpasserende bestrating en al dan niet de volgende onderdelen: infiltratiekolken, slimme kolken, een helofytensloot, een vegetatiestuw of het verwijderen van bestaande aansluitingen op het riool.

G 5342

Infiltratiesysteem of wadi (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het in de bebouwde kom bij een bestaand bedrijfsgebouw, bestaand bedrijfsterrein of bestaande woningen bufferen en infiltreren van regenwater in een infiltratiesysteem of wadi, waarbij:

    • de infiltratiecapaciteit op de locatie toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie,

    • het vergroten van de infiltratiecapaciteit geen verplichting vanuit het bevoegd gezag is, en

    • de investering geen infiltratievoorziening voor de land- of tuinbouw betreft,

  • b. bestaande uit: een infiltratiesysteem of wadi, met uitzondering van gebouwriolering op, in of aan het gebouw.

Toelichting: Onder gebouwriolering worden onder andere dakgoten en regenpijpen verstaan (zie Besluit bouwwerken leefomgeving, NEN 3215). Onder het aanpassen van de bestaande situatie wordt eveneens verstaan: sloop en nieuwbouw op dezelfde locatie of het wijzigen van de bestemming van een gebouw.

Zie bedrijfsmiddel F 5344 voor het bufferen van regenwater zonder infiltratie.

F 5344

Retentiedak met dynamische afvoer in de bebouwde kom

  • a. bestemd voor: het in de bebouwde kom tijdens hevige regenval bufferen van regenwater met een retentiedak of blauw-groendak, waarbij de regenwaterbuffer:

    • ten minste 50 liter regenwater per vierkante meter dakoppervlak kan bufferen,

    • beschikt over een weer- en sensorgestuurde dynamische afvoer om regenwater vertraagd af te voeren, waardoor het riool of het regionale watersysteem niet overbelast raken, en

    • geen regenwateropslag voor land- of tuinbouw betreft,

  • b. bestaande uit: een retentiedak of blauw-groen dak, een weer- en sensorgestuurde dynamische afvoer en al dan niet de kosten voor constructieve aanpassingen aan het dak, met uitzondering van kosten voor parkeervoorzieningen.

Een investering in een retentiedak als onderdeel van een duurzaam gebouw dat gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen G 6100 tot en met D 6130 komt onder bedrijfsmiddel F 5344 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Onder een weer- en sensorgestuurde dynamische afvoer wordt een afvoer verstaan die zo is ingesteld dat regenwater automatisch wordt vastgehouden bij regenval en wordt afgevoerd in drogere periodes. Wanneer voor de investering naast milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen ook andere staatssteun is aangevraagd, dient de totale staatssteun inclusief milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen binnen de daartoe vastgestelde steunkaders van de Europese Unie te blijven.

Zie bedrijfsmiddel G 5342 voor een infiltratiesysteem en bedrijfsmiddel D 5346 voor het benutten van regenwater in industriële processen.

F 5345

Regenwaterbuffer met dynamische afvoer in de bebouwde kom

  • a. bestemd voor: het in de bebouwde kom tijdens hevige regenval bufferen van regenwater in een retentievijver of ondergrondse opslagvoorziening, waarbij de regenwaterbuffer:

    • ten minste 50 liter regenwater per vierkante meter opvangoppervlak kan bufferen,

    • beschikt over een weer- en sensorgestuurde dynamische afvoer om regenwater vertraagd af te voeren, waardoor het riool of het regionale watersysteem niet overbelast raken, en

    • geen regenwateropslag voor de land- of tuinbouw betreft,

  • b. bestaande uit: een retentievijver of regenwaterbuffer, een weer- en sensorgestuurde dynamische afvoer en al dan niet een helofytensloot, vegetatiestuw, waterdoorlatende bestrating en afscheider voor olie, water en slib en met uitzondering van gebouwriolering op, in of aan het gebouw.

Toelichting: Onder gebouwriolering worden onder andere dakgoten en regenpijpen verstaan (zie Besluit bouwwerken leefomgeving, NEN 3215). Onder een retentievijver wordt een vijver verstaan waarin tijdens en na hevige regenval regenwater wordt opgevangen en vertraagd wordt afgevoerd.

Onder een weer- en sensorgestuurde dynamische afvoer wordt een afvoer verstaan die zo is ingesteld dat regenwater automatisch wordt vastgehouden bij regenval en wordt afgevoerd in drogere periodes.

D 5346

Regenwaterinstallatie

  • a. bestemd voor: het ter vermindering van het gebruik van grond-, oppervlakte- of leidingwater opslaan en benutten van regenwater, waarbij:

    • het gebruiken van regenwater voor de betreffende toepassing niet gangbaar is,

    • de investering op bedrijfsniveau niet leidt tot het lozen van meer brijn, en

    • de investering niet het benutten van regenwater in de land- of tuinbouw betreft,

  • b. bestaande uit: een regenwateropslag en al dan niet de volgende onderdelen: een pomp, filterinstallatie, real-time monitoringssysteem voor weersafhankelijke regeling of een duurzame energieopwekkingsinstallatie voor de energievoorziening van de regenwaterinstallatie en met uitzondering van de gebouwriolering en voorzieningen voor de toepassing van het regenwater.

Een investering in een regenwaterinstallatie als onderdeel van een duurzaam gebouw dat gemeld is onder één van de bedrijfsmiddelen G 6100 tot en met D 6130 komt onder bedrijfsmiddel D 5346 niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Toelichting: Onder gebouwriolering worden onder andere dakgoten en regenpijpen verstaan (zie Besluit bouwwerken leefomgeving, NEN 3215).

Zie de bedrijfsmiddelen F 5344 en F 5345 voor voorzieningen voor het bufferen van regenwater.

5.4. Externe veiligheid

A 5405

Apparatuur voor lokale productie van gevaarlijke stoffen (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het verminderen van het risico op ongevallen bij transport of opslag van gevaarlijke stoffen in Nederland door het op eigen locatie produceren van gevaarlijke stoffen, waarbij:

    • de gevaarlijke stoffen in de bestaande situatie over een afstand van meer dan 10 kilometer worden getransporteerd over de weg of het spoor,

    • dit transport volledig wordt beëindigd,

    • de gevaarlijke stof als grondstof dient voor ten minste één kernproces,

    • niet meer stoffen worden geproduceerd dan voor het kernproces noodzakelijk is, en

    • de gevaarlijke stoffen zijn opgenomen in bijlage 1, deel 1 en 2 van de Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEU 2012, L 197) en waarbij de hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen op eigen locatie de drempelwaarde, genoemd in kolom 2 van deel 1 of 2, overschrijdt,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor de productie van gevaarlijke stoffen en al dan niet transportleidingen naar het kernproces of kernprocessen van ten hoogste 10 kilometer.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 10.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

A 5406

Apparatuur voor continue productie van gevaarlijke stoffen (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het verminderen van het risico op ongevallen bij grootschalige opslag van gevaarlijke stoffen in Nederland door het continu produceren van deze stoffen, waarbij:

    • de gevaarlijke stoffen in de bestaande situatie batchgewijs worden geproduceerd,

    • de opgeslagen hoeveelheid gevaarlijke stoffen met ten minste 80% wordt gereduceerd,

    • de gevaarlijke stof als grondstof dient voor ten minste één kernproces, en

    • de gevaarlijke stoffen zijn opgenomen in bijlage 1, deel 1 en 2 van de Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEU 2012, L 197) en waarbij de hoeveelheid van de gevaarlijke stof op eigen locatie de drempelwaarde, genoemd in kolom 2 van deel 1 of 2, overschrijdt,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor de productie van gevaarlijke stoffen en al dan niet transportleidingen naar het kernproces of kernprocessen van ten hoogste 10 kilometer.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 10.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

F 5410

Gasdetectieapparatuur voor F-gassen of toxische gassen

  • a. bestemd voor: het met ten minste twee sensoren vroegtijdig detecteren van lekken van:

    • 1. gefluoreerde broeikasgassen op basis van infrarood (IR) bij apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat in hoeveelheden van minder dan 500 ton CO2-equivalenten, met een automatische alarmmelding bij 500 ppm aan F-gassen of lager, of

    • 2. toxische gassen bij opslagen groter dan 5 normaal kubieke meter, met activering van een systeem dat het ontsnappen van de gassen tegengaat of met automatische doormelding naar een alarmcentrale,

  • b. bestaande uit: gasdetectieapparatuur voor vroegtijdige detectie en al dan niet de volgende onderdelen: apparatuur voor alarmmelding of doormelding naar een alarmcentrale en een noodopslagtank die geen deel uitmaakt van de normale bedrijfsvoering.

Toelichting: Voor bedrijfsmiddelen geldt een minimum meldingsbedrag van € 2.500. Bij bijvoorbeeld een prijs van € 1.250 per bedrijfsmiddel worden ten minste 2 bedrijfsmiddelen tegelijk aangeschaft en gemeld.

Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage. Voorbeelden van toxische gassen zijn ammoniak en chloor.

6. Gebouwde omgeving

Duurzame gebouwen, bouwmaterialen, interieur inrichting, installaties, civiele voorzieningen

6.1. Duurzame gebouwen

G 6100

Circulair utiliteitsgebouw

  • a. bestemd voor: het creëren van circulaire materiaalketens door het realiseren van een circulair utiliteitsgebouw(deel), niet zijnde een woning, stal, kas of datacenter, waarbij:

    • 1. de tijdens het bouwproject toegepaste materialen op volumebasis ten minste bestaan uit:

      • a. 50% hernieuwbare grondstoffen, of

      • b. 25% hergebruikte bouwproducten, of

      • c. 50% demontabele bouwproducten, waarbij de losmaakbaarheidsindex is berekend volgens het rapport ‘Circular Buildings - methodiek losmaakbaarheid 2.0’,

      bij de berekening van bovenstaande volumepercentages wordt uitgegaan van het totale volume aan toegepaste materialen exclusief de fundatie en installaties, in het geval van renovatie of transformatie worden de reeds in het bestaande gebouw(deel) aanwezige en daarin achterblijvende materialen buiten beschouwing gelaten,

    • 2. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen genoemd onder punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,

    • 3. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens:

      • in geval van een nieuw gebouw(deel), de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken versie 1.1 (maart 2022), en

      • in geval van een gerenoveerd gebouw(deel), het Addendum Milieuprestatie Verbouw en Transformatie behorend bij de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken versie 1.1 (maart 2022) inclusief wijzigingsblad,

    • 4. uit de berekening van de milieuprestatie blijkt dat:

      • a. de milieuprestatie van een gebouw(deel) zonder industriefunctie ten hoogste € 0,50 per m2 bvo per jaar is, of

      • b. de milieuprestatie van een gebouw(deel) met industriefunctie ten hoogste € 0,30 per m2 bvo per jaar is,

    • 5. gedurende de gehele levensduur van het gebouw(deel) een actuele rapportage of dataset beschikbaar is die:

      • ten minste alle elementen en componenten van het gebouw(deel) bevat, inclusief informatie over de demontabiliteit en mogelijkheden voor hergebruik en recycling van de individuele elementen en componenten, en

      • tijdens sloop of renovatie van het gebouw(deel) bijdraagt aan het zo hoogwaardig mogelijk toepassen, hergebruiken of recyclen, van de vrijkomende elementen en componenten,

    • 6a. voor een nieuw utiliteitsgebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik, in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2), ten minste 10% lager is dan vereist op grond van het Bouwbesluit 2012, waarbij voor een gebouw(deel) met industriefunctie geldt dat:

      • als referentiefunctie een sportfunctie wordt aangehouden in de NTA 8800 berekening, en

      • het primair fossiel energiegebruik, exclusief fictief warmtapwater van de sportfunctie, ten hoogste 31,5 kWh/m2 per jaar is,

    • 6b. voor een gerenoveerd gebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 20% lager is dan voor de ingreep,

    • 7. bovenstaande onder punt 1 tot en met 6b is opgenomen in een ontwerpassessment dat binnen drie maanden na meldingsdatum is gevalideerd door een onafhankelijke assessor van een door de regeling erkende maatlatmethodiek,

    • 8. opleverresultaten van het project worden aangeleverd conform de checklist voor publicatie, genoemd in de ‘Handreiking Circulaire Gebouwen op de Milieulijst’, die door RVO beschikbaar wordt gesteld, waarbij deze opleverresultaten binnen een jaar na oplevering van het gebouw(deel) en binnen vier jaar na validatie van het ontwerpassessment gevalideerd zijn door een onafhankelijke assessor,

    • 9.

      • de steun die middels de milieu-investeringsaftrek en eventuele andere vormen van staatssteun voor de investering kan worden verkregen ten hoogste 30% van de in aanmerking komende kosten bedraagt,

      • deze steunintensiteit met 10 procentpunten kan worden verhoogd voor steun aan middelgrote ondernemingen en met 20 procentpunten voor steun aan kleine ondernemingen in de zin van bijlage I van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening,

      • de in aanmerking komende kosten worden berekend met de volgende formule: ‘in aanmerking komende kosten = A - (105% * B)’, waarbij ‘A’ de totale investering in het circulaire gebouw is en ‘B’ de totale investering in een vergelijkbaar gebouw dat een gangbaar niveau van milieubescherming behaalt,

  • b. bestaande uit: een circulair utiliteitsgebouw(deel) met uitzondering van de volgende onderdelen: duurzame energie-opwekkingsinstallaties, interieur, inrichting, waaronder magazijnstellingen, terrein(inrichting), aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand gebouw(deel).

Investeringen in een circulair utiliteitsgebouw(deel) zoals hierboven genoemd, kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel G 6100 gemeld worden. Duurzame energieopwekkingsinstallaties zijn geen onderdeel van een gebouw volgens bedrijfsmiddel G 6100 tot en met D 6130.

Toelichting: De kosten voor het geheel slopen van een bestaand gebouw(deel) komen niet in aanmerking, de bijkomende kosten voor het tijdens de sloop winnen van de in het circulaire gebouw(deel) toe te passen elementen en componenten (circulair slopen) komen wel in aanmerking. Investeringen in duurzame energieopwekkingsinstallaties en energieopslag kunnen gemeld worden voor bijvoorbeeld Stimulering Duurzame Energieproductie of energie-investeringsaftrek.

De door de regeling erkende duurzame bouw maatlatmethodieken zijn in 2024 BREEAM-NL en GPR Gebouw.

Informatie over de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken kunt u vinden op milieudatabase.nl. Op rvo.nl/miavamil is de ‘Handreiking circulaire gebouwen op de Milieulijst’ te downloaden. Meer informatie over circulair bouwen kunt u vinden op rvo.nl op de pagina over circulair bouwen.

In het Bouwbesluit 2012 worden geen eisen gesteld aan de energiezuinigheid van gebouw(del)en met een industriefunctie. Er bestaat dan ook nog geen methode voor het bepalen van de energieprestatie van industriële gebouwen. Met de NTA 8800 kan op een alternatieve wijze toch de energieprestatie van de industriefunctie worden bepaald. Hiervoor moet in plaats van de industriefunctie een sportfunctie worden aangehouden in de NTA 8800 berekening. Voor de industriefunctie dient het energiegebruik voor warmtapwater voor de gehele gebruiksoppervlakte in de ontwerpberekening meegenomen te worden, uitgaande van de aanwezigheid van een standaard warmtapwaterinstallatie (invoer: gasgestookt warmwatertoestel HRww, CW-klasse 4, leidinglengtes > 3 m). Dit dient ook meegenomen te worden als geen warmtapwaterinstallatie aanwezig is. In de referentie ‘gebouw met sportfunctie’ is een grote vraag naar warmtapwater opgenomen. In de bepaling van de energiebehoefte en het primair fossiel energieverbruik mag de energie die nodig is voor deze fictieve energievraag voor warm tapwater van het resultaat uit de energieprestatieberekening worden afgetrokken.

Onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

G 6102

Circulaire woning

  • a. bestemd voor: het creëren van circulaire materiaalketens door het realiseren van een circulaire woning of gebouw(deel) met woon- of logiesfunctie, waarbij:

    • 1. de tijdens het bouwproject toegepaste materialen op volumebasis ten minste bestaan uit:

      • a. 50% hernieuwbare grondstoffen, of

      • b. 25% hergebruikte bouwproducten, of

      • c. 50% demontabele bouwproducten, waarbij de losmaakbaarheidsindex is berekend volgens het rapport ‘Circular Buildings - methodiek losmaakbaarheid 2.0’,

      bij de berekening van bovenstaande volumepercentages wordt uitgegaan van het totale volume aan toegepaste materialen exclusief de fundatie en installaties, in geval van renovatie of transformatie worden de in het bestaande gebouw(deel) aanwezige materialen buiten beschouwing gelaten,

    • 2. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen genoemd onder punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,

    • 3. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens:

      • a. in geval van een nieuw gebouw(deel), de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken versie 1.1 (maart 2022), of

      • b. in geval van een gerenoveerd gebouw(deel), het Addendum Milieuprestatie Verbouw en Transformatie behorend bij de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken versie 1.1 (maart 2022) inclusief wijzigingsblad,

    • 4. uit de berekening van de milieuprestatie blijkt dat de milieuprestatie voor:

      • a. grondgebonden woningen met een gebruiksoppervlak Ag ≤ 90 m2 ten hoogste € 0,40 per m2 bvo per jaar is,

      • b. grondgebonden woningen met een gebruiksoppervlak Ag > 90 m2 ten hoogste € 0,38 per m2 bvo per jaar is,

      • c. een woongebouw met een gemiddeld gebruiksoppervlak Ag per wooneenheid ≤ 55 m2 ten hoogste € 0,50 per m2 bvo per jaar is, en

      • d. een woongebouw met een gemiddeld gebruiksoppervlak Ag per wooneenheid > 55 m2 ten hoogste € 0,40 per m2 bvo per jaar is,

      hierbij geldt dat:

      • het gebruiksoppervlak Ag is berekend op basis van NEN2580:2007,

      • wanneer de verrekenfactor voor warmtepompen in de NMD van kracht is, bovenstaande MPG-eisen worden verlaagd met € 0,1 m2 per jaar, en

      • in geval van renovatie, bovenstaande MPG-eisen worden verhoogd met € 0,1 m2 per jaar,

    • 5. gedurende de gehele levensduur van het gebouw(deel) een actuele rapportage of dataset beschikbaar is die:

      • ten minste alle elementen en componenten van het gebouw(deel) bevat, inclusief informatie over de demontabiliteit en mogelijkheden voor hergebruik en recycling van de individuele elementen en componenten, en

      • tijdens sloop of renovatie van het gebouw(deel) bijdraagt aan het zo hoogwaardig mogelijk toepassen (hergebruiken of recyclen) van de vrijkomende elementen en componenten,

    • 6a. voor een nieuw gebouw(deel) geldt dat het primair fossiel energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 10% lager is dan vereist op grond van het Bouwbesluit 2012,

    • 6b. voor een gerenoveerd gebouw(deel) geldt dat het primair fossiel energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 20% lager is dan voor de ingreep,

    • 7. bovenstaande onder punt 1 tot en met 6b is opgenomen in een ontwerpassessment dat binnen drie maanden na meldingsdatum is gevalideerd door een onafhankelijke assessor van een door de regeling erkende maatlatmethodiek,

    • 8. opleverresultaten van het project worden aangeleverd conform de checklist voor publicatie, genoemd in de ‘Handreiking Circulaire Gebouwen op de Milieulijst’, die door RVO beschikbaar wordt gesteld, waarbij deze opleverresultaten binnen een jaar na oplevering van het gebouw(deel) en binnen vier jaar na validatie van het ontwerpassessment gevalideerd zijn door een onafhankelijke assessor,

    • 9.

      • de steun die middels de milieu-investeringsaftrek en eventuele andere vormen van staatssteun voor de investering kan worden verkregen ten hoogste 30% van de in aanmerking komende kosten bedraagt,

      • deze steunintensiteit met 10 procentpunten kan worden verhoogd voor steun aan middelgrote ondernemingen en met 20 procentpunten voor steun aan kleine ondernemingen in de zin van bijlage I van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening,

      • de in aanmerking komende kosten worden berekend met de volgende formule: ‘in aanmerking komende kosten = A - (105% *B), waarbij ‘A’ de totale investering in het circulaire gebouw is en ‘B’ de totale investering in een vergelijkbaar gebouw dat een gangbaar niveau van milieubescherming behaalt,

  • b. bestaande uit: een circulair gebouw(deel) met uitzondering van de volgende onderdelen: duurzame energie-opwekkingsinstallaties, interieur, inrichting, terrein(inrichting), aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand gebouw(deel).

Investeringen in een circulair gebouw(deel), zoals hierboven genoemd, kunnen uitsluitend in zijn geheel voor bedrijfsmiddel G 6102 gemeld worden. Duurzame energieopwekkingsinstallaties zijn geen onderdeel van een gebouw volgens bedrijfsmiddel G 6100 tot en met D 6130.

Toelichting: De kosten voor het geheel slopen van een bestaand gebouw(deel) komen niet in aanmerking, de bijkomende kosten voor het tijdens de sloop winnen van de in het circulaire gebouw(deel) toe te passen elementen en componenten (circulair slopen) komen wel in aanmerking. Investeringen in duurzame energieopwekkingsinstallaties en energieopslag kunnen gemeld worden voor bijvoorbeeld Stimulering Duurzame Energieproductie of energie-investeringsaftrek.

De door de regeling erkende duurzame bouw maatlatmethodieken zijn in 2024 BREEAM-NL en GPR Gebouw.

Informatie over de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken kunt u vinden op milieudatabase.nl. Op rvo.nl/miavamil is de ‘Handreiking circulaire gebouwen op de Milieulijst’ te downloaden. Meer informatie over circulair bouwen kunt u vinden op rvo.nl op de pagina over circulair bouwen.

Onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

G 6115

Zeer duurzaam gerenoveerd of verdergaand zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens BREEAM-NL

  • a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12 (bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal of kas, waarbij:

    • 1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen genoemd onder punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,

    • 2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken versie 1.1 (maart 2022),

    • 3a. voor een gerenoveerd gebouw(deel) een minimale score van 70% op het aspect ‘Asset’ van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (BREEAM-NL-In-Use, versie 6) van de Dutch Green Building Council wordt behaald, waarbij voor de volgende categorieën ten minste de genoemde scores worden behaald: 60% op ‘Energie’, 45% op ‘Landgebruik en Ecologie’ en 45% op ‘Materiaalstromen’, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden na meldingsdatum door een Assessor goedgekeurd BREEAM-NL-In-Use, versie 6 assessmentrapport, en uit een binnen drie jaar na afgifte van het assessmentrapport afgegeven BREEAM-NL-In-Use, versie 6 certificaat,

    • 3b. voor een grootschalig gerenoveerd gebouw(deel) een minimale score van 85% van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (BREEAM-NL Nieuwbouw en Renovatie 2014) van de Dutch Green Building Council wordt behaald, waarbij voor de volgende categorieën ten minste de genoemde score wordt behaald: 60% op ‘Energie’, 45% op ‘Landgebruik en Ecologie’ en 45% op ‘Materialen’, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden (voor Bespoke trajecten binnen negen maanden) na meldingsdatum door een Assessor goedgekeurd BREEAM-NL assessmentrapport, en uit een binnen vier jaar na afgifte van het assessmentrapport afgegeven BREEAM-NL oplevercertificaat, of

    • 3c. voor een nieuw gebouw(deel) niet zijnde het projecttype ‘alleen het casco’, een minimale score van 85% van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (BREEAM-NL Nieuwbouw 2020) van de Dutch Green Building Council, wordt behaald, waarbij voor de volgende categorieën ten minste de genoemde score wordt behaald: 60% op ‘Energie’, 45% op ‘Landgebruik en Ecologie’ en 45% op ‘Materialen’, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden (voor Bespoke trajecten binnen negen maanden) na meldingsdatum door een Assessor goedgekeurd BREEAM-NL 2020 assessmentrapport, en uit een binnen vier jaar na afgifte van het assessmentrapport afgegeven BREEAM-NL oplevercertificaat, en

    • 4. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:

      • a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of

      • b. een vegetatiedak, of

      • c. een parkeerdak, of

      • d. een retentiedak, of

      • e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of

      • f. een combinatie hiervan, of

      • g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,

  • b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde eisen en met uitzondering van de volgende onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, duurzame energieopwekkingsinstallaties, (terrein)inrichting, magazijnstellingen, aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand gebouw.

    De investering in het utiliteitsgebouw komt voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek:

    Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie

    ≤ 1.000 m2 bvo

    € 1.400/m2 bvo

    > 1.000 m2 bvo

    € 800/m2 bvo

    Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie

    ≤ 5.000 m2 bvo

    € 800/m2 bvo

    > 5.000 m2 bvo

    € 600/m2 bvo

Een gebouw(deel) met industriefunctie komt voor ten hoogste 30.000 m2 bvo in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast, wordt het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag verhoogd met € 600 per m2 vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem. Indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, wordt het maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt gebaseerd op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie.

Investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding voor milieu-investeringsaftrek kunnen uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen G 6115 tot en met E 6128 worden gemeld. Vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren kunnen uitsluitend gemeld worden voor bedrijfsmiddel D 6130 van de betreffende Milieulijst, indien voldaan wordt aan de eisen van dat bedrijfsmiddel. Duurzame energieopwekkingsinstallaties zijn geen onderdeel van een gebouw volgens bedrijfsmiddel G 6100 tot en met D 6130.

Toelichting: Een gebouw waarin meerdere functies gecombineerd worden, kan één MilieuPrestatieberekening voor Gebouwen voor de combinatie van de Gebouwfuncties hebben. Investeringen in duurzame energieopwekkingsinstallaties en energieopslag kunnen gemeld worden voor bijvoorbeeld Stimulering Duurzame Energieproductie of energie-investeringsaftrek. De Nationale Milieudatabase informatie kunt u vinden op milieudatabase.nl. Informatie over BREEAM-NL is beschikbaar op BREEAM.nl. Een lijst van goedgekeurde houtcertificatie-systemen is beschikbaar op tpac.smk.nl of inkoopduurzaamhout.nl.

Onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel), met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren. Onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt vernieuwd, veranderd of vergroot.

E 6116

Duurzaam gerenoveerd of zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens BREEAM-NL

  • a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12 (bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal of kas, waarbij:

    • 1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen, genoemd onder punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,

    • 2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken versie 1.1 (maart 2022),

    • 3a. voor een gerenoveerd gebouw(deel) een minimale score van 55% op het aspect ‘Asset’ van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (BREEAM-NL-In-Use, versie 6) van de Dutch Green Building Council wordt behaald, waarbij voor de volgende categorieën ten minste de genoemde scores worden behaald: 60% op ‘Energie’, 45% op ‘Landgebruik en Ecologie’ en 45% op ‘Materiaalstromen’, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden na meldingsdatum door een Assessor goedgekeurd BREEAM-NL-In-Use, versie 6 -assessmentrapport, en uit een binnen drie jaar na afgifte van het assessmentrapport afgegeven BREEAM-NL-In-Use, versie 6 certificaat,

    • 3b. voor een grootschalig gerenoveerd gebouw(deel) een minimale score van 70% van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (BREEAM-NL Nieuwbouw en Renovatie 2014) van de Dutch Green Building Council wordt behaald, waarbij voor de volgende categorieën ten minste de genoemde score wordt behaald: 60% op ‘Energie’, 45% op ‘Landgebruik en Ecologie’ en 45% op ‘Materialen’, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden (voor Bespoke trajecten binnen negen maanden) na meldingsdatum door een Assessor goedgekeurd BREEAM-NL assessmentrapport, en uit een binnen vier jaar na afgifte van het assessmentrapport afgegeven BREEAM-NL oplevercertificaat, of

    • 3c. voor een nieuw gebouw(deel), niet zijnde het projecttype ‘alleen het casco’, een minimale score van 70% van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (BREEAM-NL Nieuwbouw 2020) van de Dutch Green Building Council, wordt behaald, waarbij voor de volgende categorieën ten minste de genoemde score wordt behaald: 60% op ‘Energie’, 45% op ‘Landgebruik en Ecologie’ en 45% op ‘Materialen’, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden (voor Bespoke trajecten binnen negen maanden) na meldingsdatum door een Assessor goedgekeurd BREEAM-NL 2020 assessmentrapport, en uit een binnen vier jaar na afgifte van het assessmentrapport afgegeven BREEAM-NL oplevercertificaat, en

    • 4. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:

      • a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of

      • b. een vegetatiedak, of

      • c. een parkeerdak, of

      • d. een retentiedak, of

      • e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of

      • f. een combinatie hiervan, of

      • g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,

  • b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde eisen en met uitzondering van de volgende onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, duurzame energieopwekkingsinstallaties, (terrein)inrichting, magazijnstellingen, aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand gebouw.

    De investering in het utiliteitsgebouw komt voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek:

    Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie

    ≤ 1.000 m2 bvo

    € 1.400/m2 bvo

    > 1.000 m2 bvo

    € 800/m2 bvo

    Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie

    ≤ 5.000 m2 bvo

    € 600/m2 bvo

    > 5.000 m2 bvo

    € 400/m2 bvo

Een gebouw(deel) met industriefunctie komt voor ten hoogste 30.000 m2 bvo in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast, wordt het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag verhoogd met € 600 per m2 vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem. Indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, wordt het maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt gebaseerd op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie.

Investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding voor milieu-investeringsaftrek kunnen uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen G 6115 tot en met E 6128 worden gemeld. Vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Duurzame energieopwekkingsinstallaties zijn geen onderdeel van een gebouw volgens bedrijfsmiddel G 6100 tot en met D 6130.

Toelichting: Een gebouw waarin meerdere functies gecombineerd worden, kan één MilieuPrestatieberekening voor Gebouwen voor de combinatie van de Gebouwfuncties hebben. Investeringen in duurzame energieopwekkingsinstallaties en energieopslag kunnen gemeld worden voor bijvoorbeeld Stimulering Duurzame Energieproductie of energie-investeringsaftrek. De Nationale Milieudatabase informatie kunt u vinden op milieudatabase.nl. Informatie over BREEAM-NL is beschikbaar op BREEAM.nl. Een lijst van goedgekeurde houtcertificatiesystemen is beschikbaar op tpac.smk.nl of inkoopduurzaamhout.nl.

Onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel), met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren. Onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt vernieuwd, veranderd of vergroot.

G 6120

Zeer duurzaam gerenoveerd of verdergaand zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens GPR Gebouw

  • a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12 (bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal, kas of datacenter, waarbij:

    • 1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen, genoemd onder punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,

    • 2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken versie 1.1 (maart 2022),

    • 3a. een gerenoveerd gebouw(deel) voldoet aan de eisen van de maatlat van GPR Gebouw 4.4 Bestaande Bouw met een score van ten minste 7,5 voor de thema’s Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit, Toekomstwaarde en Proceskwaliteit, wat blijkt uit een rapportage van de GPR Gebouw berekening, die uiterlijk binnen drie maanden na meldingsdatum is geaccordeerd door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening, en waarbij na de oplevering van het gebouw binnen drie jaar na afgifte van voornoemde rapportage een GPR Gebouw opleverrapportage overgelegd wordt die geaccordeerd is door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening, of

    • 3b. een nieuw of ingrijpend gerenoveerd gebouw(deel) voldoet aan de eisen van de maatlat van GPR Gebouw 4.4 met een score van ten minste 8,5 voor de thema’s Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit, Toekomstwaarde en Proceskwaliteit, wat blijkt uit een rapportage van de GPR Gebouw berekening, die uiterlijk binnen drie maanden na meldingsdatum is geaccordeerd door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening, en waarbij na de oplevering van het gebouw binnen vier jaar na afgifte van voornoemde rapportage een GPR Gebouw opleverrapportage overgelegd wordt die geaccordeerd is door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening,

    • 4a. voor een nieuw utiliteitsgebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik, in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2), ten minste 10% lager is dan vereist op grond van het Bouwbesluit 2012, waarbij voor een gebouw(deel) met industriefunctie geldt dat:

      • als referentiefunctie een sportfunctie wordt aangehouden in de NTA 8800 berekening, en

      • het primair fossiel energiegebruik, exclusief fictief warmtapwater van de sportfunctie, ten hoogste 31,5 kWh/m2 per jaar is, of

    • 4b. voor een gerenoveerd gebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 20% lager is dan voor de ingreep, en

    • 5. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:

      • a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of

      • b. een vegetatiedak, of

      • c. een parkeerdak, of

      • d. een retentiedak, of

      • e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of

      • f. een combinatie hiervan, of

      • g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,

  • b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde eisen en met uitzondering van de volgende onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, duurzame energieopwekkingsinstallaties, (terrein)inrichting, magazijninstellingen, aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand gebouw.

    De investering in het utiliteitsgebouw komt voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek:

    Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie

    ≤ 1.000 m2 bvo

    € 1.400/m2 bvo

    > 1.000 m2 bvo

    € 800/m2 bvo

    Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie

    ≤ 5.000 m2 bvo

    € 800/m2 bvo

    > 5.000 m2 bvo

    € 600/m2 bvo

Een gebouw(deel) met industriefunctie komt voor ten hoogste 30.000 m2 bvo in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek. Indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast, wordt het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag verhoogd met € 600 per m2 vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem. Indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, wordt het maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt gebaseerd op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie.

Investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding voor milieu-investeringsaftrek kunnen uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen G 6115 tot en met E 6128 worden gemeld. Vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren kunnen uitsluitend gemeld worden voor bedrijfsmiddel D 6130 van de betreffende Milieulijst, indien voldaan wordt aan de eisen van dat bedrijfsmiddel.

Duurzame energieopwekkingsinstallaties zijn geen onderdeel van een gebouw volgens bedrijfsmiddel G 6100 tot en met D 6130.

Toelichting: Een gebouw waarin meerdere functies gecombineerd worden, kan één MilieuPrestatieberekening voor Gebouwen voor de combinatie van de gebouwfuncties hebben. Investeringen in duurzame energieopwekkingsinstallaties en energieopslag kunnen gemeld worden voor bijvoorbeeld Stimulering Duurzame Energieproductie of energie-investeringsaftrek. De Nationale Milieudatabase informatie kunt u vinden op milieudatabase.nl. Informatie over GPR Gebouw is beschikbaar op gprgebouw.nl. Een lijst van goedgekeurde houtcertificatiesystemen is beschikbaar op tpac.smk.nl of inkoopduurzaamhout.nl.

In het Besluit bouwwerken leefomgeving worden geen eisen gesteld aan de energiezuinigheid van gebouw(del)en met een industriefunctie. Er bestaat dan ook nog geen methode voor het bepalen van de energieprestatie van industriële gebouwen. Met de NTA 8800 kan op een alternatieve wijze toch de energieprestatie van de industriefunctie worden bepaald. Hiervoor moet in plaats van de industriefunctie een sportfunctie worden aangehouden in de NTA 8800 berekening. Voor de industriefunctie dient het energiegebruik voor warmtapwater voor de gehele gebruiksoppervlakte in de ontwerpberekening meegenomen te worden uitgaande van de aanwezigheid van een standaard warmtapwaterinstallatie (invoer: gasgestookt warmwatertoestel HRww, CW-klasse 4, leidinglengtes > 3 m). Dit dient ook meegenomen te worden als geen warmtapwaterinstallatie aanwezig is. In de referentie ‘gebouw met sportfunctie’ is een grote vraag naar warmtapwater opgenomen. In de bepaling van de energiebehoefte en het primair fossiel energieverbruik mag de energie die nodig is voor deze fictieve energievraag voor warm tapwater van het resultaat uit de energieprestatieberekening worden afgetrokken.

Onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel), met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren. Onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt vernieuwd, veranderd of vergroot.

E 6121

Duurzaam gerenoveerd of zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens GPR Gebouw

  • a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12 (bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal, kas of datacenter, waarbij:

    • 1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen, genoemd onder punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,

    • 2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken versie 1.1 (maart 2022),

    • 3a. een gerenoveerd gebouw(deel) voldoet aan de eisen van de maatlat van GPR Gebouw 4.4 Bestaande Bouw met een score van ten minste 7,0 voor de thema’s Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit, Toekomstwaarde en Proceskwaliteit, wat blijkt uit een rapportage van de GPR Gebouw berekening, die uiterlijk binnen drie maanden na meldingsdatum is geaccordeerd door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening, en waarbij na de oplevering van het gebouw binnen drie jaar na afgifte van voornoemde rapportage een GPR Gebouw opleverrapportage overgelegd wordt die geaccordeerd is door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening, of 3

    • b. een nieuw of ingrijpend gerenoveerd gebouw(deel) voldoet aan de eisen van de maatlat van GPR Gebouw 4.4 met een score van ten minste 8,0 voor de thema’s Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit, Toekomstwaarde en Proceskwaliteit, wat blijkt uit rapportage van de GPR Gebouw berekening, die uiterlijk binnen drie maanden na de meldingsdatum is geaccordeerd door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening, en waarbij na de oplevering van het gebouw binnen vier jaar na afgifte van voornoemde rapportage een GPR Gebouw opleverrapportage overgelegd wordt die geaccordeerd is door een GPR Gebouw Expert en gevalideerd door een onafhankelijke GPR Gebouw Assessor volgens de Procedure Kwaliteitsborging GPR Gebouw berekening,

    • 4a. voor een nieuw utiliteitsgebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik, in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2), ten minste 10% lager is dan vereist op grond van het Bouwbesluit 2012, waarbij voor een gebouw(deel) met industriefunctie geldt dat:

      • als referentiefunctie een sportfunctie wordt aangehouden in de NTA 8800 berekening, en

      • het primair fossiel energiegebruik, exclusief fictief warmtapwater van de sportfunctie, ten hoogste 31,5 kWh/m2 per jaar is, of

    • 4b. voor een gerenoveerd gebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 20% lager is dan voor de ingreep, en

    • 5. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:

      • a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of

      • b. een vegetatiedak, of

      • c. een parkeerdak, of

      • d. een retentiedak, of

      • e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of

      • f. een combinatie hiervan, of

      • g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,

  • b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde eisen en met uitzondering van de volgende onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, duurzame energieopwekkingsinstallaties, (terrein)inrichting, magazijnstellingen, aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand gebouw.

    De investering in het utiliteitsgebouw komt voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek:

    Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie

    ≤ 1.000 m2 bvo

    € 1.400/m2 bvo

    > 1.000 m2 bvo

    € 800/m2 bvo

    Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie

    ≤ 5.000 m2 bvo

    € 600/m2 bvo

    > 5.000 m2 bvo

    € 400/m2 bvo

Een gebouw(deel) met industriefunctie komt voor ten hoogste 30.000 m2 bvo in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast, wordt het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag verhoogd met € 600 per m2 vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem. Indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, wordt het maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt gebaseerd op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie. Investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding voor milieu-investeringsaftrek kunnen uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen G 6115 tot en met E 6128 worden gemeld. Vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Duurzame energieopwekkingsinstallaties zijn geen onderdeel van een gebouw volgens bedrijfsmiddel G 6100 tot en met D 6130.

Toelichting: Een gebouw waarin meerdere functies gecombineerd worden, kan één MilieuPrestatieberekening voor Gebouwen voor de combinatie van de gebouwfuncties hebben. Investeringen in duurzame energieopwekkingsinstallaties en energieopslag kunnen gemeld worden voor bijvoorbeeld Stimulering Duurzame Energieproductie of energie-investeringsaftrek. De Nationale Milieudatabase informatie kunt u vinden op milieudatabase.nl. Informatie over GPR Gebouw is beschikbaar op gprgebouw.nl. Een lijst van goedgekeurde houtcertificatiesystemen is beschikbaar op tpac.smk.nl of inkoopduurzaamhout.nl. In het Besluit bouwwerken leefomgeving worden geen eisen gesteld aan de energiezuinigheid van gebouw(del)en met een industriefunctie. Er bestaat dan ook nog geen methode voor het bepalen van de energieprestatie van industriële gebouwen. Met de NTA 8800 kan op een alternatieve wijze toch de energieprestatie van de industriefunctie worden bepaald. Hiervoor moet in plaats van de industriefunctie een sportfunctie worden aangehouden in de NTA 8800 berekening. Voor de industriefunctie dient het energiegebruik voor warmtapwater voor de gehele gebruiksoppervlakte

in de ontwerpberekening meegenomen te worden uitgaande van de aanwezigheid van een standaard warmtapwaterinstallatie (invoer: gasgestookt warmwatertoestel HRww, CW-klasse 4, leidinglengtes > 3 m). Dit dient ook meegenomen te worden als geen warmtapwaterinstallatie aanwezig

is. In de referentie ‘gebouw met sportfunctie’ is een grote vraag naar warmtapwater opgenomen. In de bepaling van de energiebehoefte en het primair fossiel energieverbruik mag de energie die nodig is voor deze fictieve energievraag voor warm tapwater van het resultaat uit de energieprestatieberekening worden afgetrokken.

Onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel), met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren. Onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt vernieuwd, veranderd of vergroot.

G 6127

Verdergaand zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens DGNB International

  • a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12 (bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal, kas of datacenter, waarbij:

    • 1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen, genoemd onder punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,

    • 2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken versie 1.1. (maart 2022),

    • 3. voor het gebouw(deel) het niveau ‘Platinum’ van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (DGNB Version New Construction, Version 2020 International) van de German Sustainable Building Council wordt behaald, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden na meldingsdatum door een DGNB Auditor opgesteld auditorrapport, waaruit blijkt dat de volgende criteriascores in het ontwerp zijn opgenomen: ENV 1.1. t/m 1.3 en ECO 2.1 samen ten minste 210 punten, TEC 1.3 en TEC 1.4 samen ten minste 85 punten, ENV 2.4 ten minste 80 punten,

    • 4. binnen vier jaar na afgifte van het auditorrapport een oplevercertificaat wordt overgelegd op het niveau ‘Platinum’ van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (DGNB) van de German Sustainable Building Council waaruit bovengenoemde scores blijken, en

    • 5. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:

      • a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of

      • b. een vegetatiedak, of

      • c. een parkeerdak, of

      • d. een retentiedak, of

      • e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of

      • f. een combinatie hiervan, of

      • g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,

  • b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde eisen en met uitzondering van de volgende onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, duurzame energieopwekkingsinstallaties, (terrein)inrichting, magazijnstellingen, aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand gebouw.

    De investering in het utiliteitsgebouw komt voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek:

    Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie

    ≤ 1.000 m2 bvo

    € 1.400/m2 bvo

    > 1.000 m2 bvo

    € 800/m2 bvo

    Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie

    ≤ 5.000 m2 bvo

    € 800/m2 bvo

    > 5.000 m2 bvo

    € 600/m2 bvo

Een gebouw(deel) met industriefunctie komt voor ten hoogste 30.000 m2 bvo in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast, wordt het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag verhoogd met € 600 per m2 vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem. Indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, wordt het maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt gebaseerd op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie. Investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding voor milieu-investeringsaftrek kunnen uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen G 6115 tot en met E 6128 worden gemeld. Vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren kunnen uitsluitend gemeld worden voor bedrijfsmiddel D 6130 van de betreffende Milieulijst, indien voldaan wordt aan de eisen van dat bedrijfsmiddel.

Duurzame energieopwekkingsinstallaties zijn geen onderdeel van een gebouw volgens bedrijfsmiddel G 6100 tot en met D 6130.

Toelichting: Een gebouw waarin meerdere functies gecombineerd worden, kan één MilieuPrestatieberekening voor Gebouwen voor de combinatie van de gebouwfuncties hebben. Investeringen in duurzame energieopwekkingsinstallaties en energieopslag kunnen gemeld worden voor bijvoorbeeld Stimulering Duurzame Energieproductie of energie-investeringsaftrek. De Nationale Milieudatabase informatie kunt u vinden op milieudatabase.nl. Informatie over DGNB is beschikbaar op dgnb-system.de. Een lijst van goedgekeurde houtcertificatiesystemen is beschikbaar op tpac.smk.nl of inkoopduurzaamhout.nl.

Onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel), met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren. Onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt vernieuwd, veranderd of vergroot.

E 6128

Zeer duurzaam nieuw utiliteitsgebouw volgens DGNB International

  • a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in tabel 4.418A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12 (bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal, kas of datacenter, waarbij:

    • 1. al het aangeschafte nieuwe hout dat verwerkt wordt voldoet aan de eisen, genoemd onder punt 13 van paragraaf 1 van deze bijlage,

    • 2. een berekening van de milieuprestatie wordt overgelegd, bepaald volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Bouwwerken versie 1.1 (maart 2022),

    • 3. voor het gebouw(deel) het niveau ‘Gold’ van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (DGNB System New Construction, Version 2020 International) van de German Sustainable Building Council wordt behaald, wat blijkt uit een uiterlijk binnen drie maanden na meldingsdatum door een DGNB Auditor opgesteld auditorrapport, waaruit blijkt dat de volgende criteriascores in het ontwerp zijn opgenomen: ENV 1.1. t/m 1.3 en ECO 2.1 samen ten minste 210 punten, TEC 1.3 en TEC 1.4 samen ten minste 85 punten, ENV 2.4 ten minste 80 punten, en

    • 4. binnen vier jaar na afgifte van het auditorrapport een oplevercertificaat wordt overgelegd op het niveau ‘Gold’ van het keurmerk voor duurzame vastgoedobjecten (DGNB) van de German Sustainable Building Council waaruit bovengenoemde scores blijken, en

    • 5. een gebouw(deel) met industriefunctie is voorzien van een dak dat constructief is voorbereid op het realiseren van duurzame energieopwekkingsinstallaties en daarnaast voor het volledige bruikbare dakoppervlak is voorzien van:

      • a. dakbedekking met een Solar Reflectance Index (SRI) waarde van ten minste 80, of

      • b. een vegetatiedak, of

      • c. een parkeerdak, of

      • d. een retentiedak, of

      • e. duurzame energieopwekkingsinstallaties, of

      • f. een combinatie hiervan, of

      • g. in plaats van de genoemde opties a tot en met f er een gevelbegroeiingssysteem wordt toegepast op ten minste 25% van het totale geveloppervlak,

  • b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw(deel) of de voor renovatie technisch noodzakelijke apparatuur, bouwkundige werken en gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde eisen en met uitzondering van de volgende onderdelen: gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a. genoemde eisen, duurzame energieopwekkingsinstallaties, (terrein)inrichting, magazijnstellingen, aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand gebouw.

    De investering in het utiliteitsgebouw komt voor ten hoogste het volgende bedrag per gevalideerde vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek:

    Utiliteitsgebouw(deel) zonder industriefunctie

    ≤ 1.000 m2 bvo

    € 1.400/m2 bvo

    > 1.000 m2 bvo

    € 800/m2 bvo

    Utiliteitsgebouw(deel) met industriefunctie

    ≤ 5.000 m2 bvo

    € 600/m2 bvo

    > 5.000 m2 bvo

    € 400/m2 bvo

Een gebouw(deel) met industriefunctie komt voor ten hoogste 30.000 m2 bvo in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Indien er een vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingsysteem wordt toegepast, wordt het maximaal voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komende bedrag verhoogd met € 600 per m2 vegetatiedak, retentiedak of gevelbegroeiingssysteem. Indien een gebouw bestaat uit meerdere gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, wordt het maximale bedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt gebaseerd op het totale bvo van de gebouwdelen met dezelfde gebruiksfunctie, zijnde de totalen voor de gebouwdelen met industriefunctie en de gebouwdelen zonder industriefunctie. Investeringen in een utiliteitsgebouw binnen het kalenderjaar van de eerste melding voor milieu-investeringsaftrek kunnen uitsluitend in zijn geheel voor één van de bedrijfsmiddelen G 6115 tot en met E 6128 worden gemeld. Vervolginvesteringen in dit gebouw(deel) in nakomende jaren komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek.

Duurzame energieopwekkingsinstallaties zijn geen onderdeel van een gebouw volgens bedrijfsmiddel G 6100 tot en met D 6130.

Toelichting: Een gebouw waarin meerdere functies gecombineerd worden, kan één MilieuPrestatieberekening voor Gebouwen voor de combinatie van de gebouwfuncties hebben. Investeringen in duurzame energieopwekkingsinstallaties en energieopslag kunnen gemeld worden voor bijvoorbeeld Stimulering Duurzame Energieproductie of energie-investeringsaftrek. De Nationale Milieudatabase informatie kunt u vinden op milieudatabase.nl. Informatie over DGNB is beschikbaar op dgnb-system.de. Een lijst van goedgekeurde houtcertificatiesystemen is beschikbaar op tpac.smk.nl of inkoopduurzaamhout.nl.

Onder bruikbaar dakoppervlak wordt verstaan het totale dakoppervlak van een gebouw(deel), met uitzondering van dakoppervlak dat wordt gebruikt voor (voorzieningen voor) technische installaties, lichtstraten, daglichtkoepels en hemelwaterafvoeren. Onder grootschalige renovatie wordt verstaan renovatie waarbij ten minste 25% van de oppervlakte van de uitwendige scheidingsconstructie van een gebouw(deel) wordt vernieuwd, veranderd of vergroot.

D 6130

(Zeer) duurzaam utiliteitsgebouw conform Milieulijst 2021, 2022 of 2023

  • a. bestemd voor: het duurzaam vervullen van (utiliteits-)gebruiksfuncties, genoemd in tabel 4.148A van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet zijnde gebruiksfunctie 1 (woonfunctie), 11 (overige gebruiksfunctie) of 12 (bouwwerk geen gebouw zijnde), met een gebouw(deel), niet zijnde een stal of kas, waarbij:

    • 1. de gemelde investering een vervolginvestering betreft voor de eerst gemelde investering in hetzelfde gebouw(deel) in het jaar 2021, 2022 of 2023,

    • 2. het gebouw(deel) voldoet aan alle eisen van in het jaar van de eerste melding voor dit project vigerende Milieulijst, conform een van de bedrijfsmiddelen 6115, 6120, 6125 of 6127, en

    • 3a. voor een nieuw utiliteitsgebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik, in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2), ten minste 10% lager is dan vereist op grond van het Bouwbesluit 2012, waarbij voor een gebouw(deel) met industriefunctie geldt dat:

      • als referentiefunctie een sportfunctie wordt aangehouden in de NTA 8800 berekening, en

      • het primair fossiel energiegebruik, exclusief fictief warmtapwater van de sportfunctie, ten hoogste 31,5 kW/m2 per jaar is, of

    • 3b. voor een gerenoveerd gebouw geldt dat het primair fossiel energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (BENG 2) ten minste 20% lager is dan voor de ingreep,

  • b. bestaande uit: een nieuw utiliteitsgebouw, de voor renovatie technisch noodzakelijke apparatuur, bouwkundige werken of gebouwgebonden installaties om te voldoen aan bovengenoemde eisen en met uitzondering van gebouwdelen die niet voldoen aan de in onderdeel a genoemde eisen, aankoop van grond en aankoop en sloop van een bestaand gebouw.

De investering in het utiliteitsgebouw komt voor ten hoogste het bedrag per gevalideerde vierkante meter bruto vloeroppervlakte (bvo) zoals vermeld in bedrijfsmiddel 6115, 6120, 6125 of 6127, zoals deze luidde in het jaar waarin de eerste melding voor de investering in het gebouw(deel) is gedaan, in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek. Vervolginvesteringen in een duurzaam gebouw(deel), niet zijnde vervolginvesteringen in het jaar van de eerst gemelde investering, kunnen uitsluitend in zijn geheel voor dit bedrijfsmiddel worden gemeld. Uitsluitend vervolginvesteringen voor investeringen gemeld onder bedrijfsmiddel 6115, 6120, 6125 of 6127 van de Milieulijst 2021, 2022 of 2023 komen in aanmerking onder bedrijfsmiddel D 6130.

Duurzame energieopwekkingsinstallaties zijn geen onderdeel van een gebouw volgens bedrijfsmiddel G 6100 tot en met D 6130.

Toelichting: In het Besluit bouwwerken leefomgeving worden geen eisen gesteld aan de energiezuinigheid van gebouw(del)en met een industriefunctie. Er bestaat dan ook nog geen methode voor het bepalen van de energieprestatie van industriële gebouwen. Met de NTA 8800 kan op een alternatieve wijze toch de energieprestatie van de industriefunctie worden bepaald. Hiervoor moet in plaats van de industriefunctie een sportfunctie worden aangehouden in de NTA 8800 berekening. Voor de industriefunctie dient het energiegebruik voor warmtapwater voor de gehele gebruiksoppervlakte in de ontwerpberekening meegenomen te worden uitgaande van de aanwezigheid van een standaard warmtapwaterinstallatie (invoer: gasgestookt warmwatertoestel HRww, CW-klasse 4, leidinglengtes > 3 m). Dit dient ook meegenomen te worden als geen warmtapwaterinstallatie aanwezig is. In de referentie ‘gebouw met sportfunctie’ is een grote vraag naar warmtapwater opgenomen. In de bepaling van de energiebehoefte en het primair fossiel energieverbruik mag de energie die nodig is voor deze fictieve energievraag voor warm tapwater van

het resultaat uit de energieprestatieberekening worden afgetrokken.

6.3. Interieur en inrichting

F 6330

Inpandig muurbegroeiingsysteem

  • a. bestemd voor: het met een muurbegroeiingssysteem zuiveren en koelen van binnenruimten, ter ondersteuning van klimaatinstallaties, waarbij het met levende vegetatie begroeid oppervlak van het muurbegroeiingssysteem ten minste 5 vierkante meter per systeem bedraagt,

  • b. bestaande uit: een inpandig begroeiingsysteem met levende vegetatie en al dan niet constructieve aanpassingen bij bestaande muren en irrigatieleidingwerk.

Toelichting: Moswanden komen niet in aanmerking onder code F 6330, omdat ze niet bestaan uit levende vegetatie en daardoor binnenruimten niet kunnen zuiveren en koelen.

6.4. Installaties en civiele voorzieningen

C 6410

Cadmium- en fluorvrije zonnepanelen met terugnamegarantie en losmaakbare zonnecellen

  • a. bestemd voor: het opwekken van elektriciteit met zonnepanelen, waarbij de zonnepanelen:

    • zodanig uit elkaar te halen zijn dat de zonnecellen en platen waartussen deze zijn verwerkt apart kunnen worden gerecycled,

    • geen cadmium of fluor bevatten,

    • aan het einde van de gebruiksduur gegarandeerd kosteloos worden teruggenomen door de fabrikant om te worden hergebruikt of gerecycled, wat blijkt uit de garantievoorwaarden,

    • zijn opgenomen in de Nationale Milieudatabase (NMD) met een categorie 1 milieuverklaring,

    • een gezamenlijk piekvermogen hebben van ten minste 15 kW, en

    • niet worden geplaatst op landbouwgrond of in natuurgebieden,

  • b. bestaande uit: zonnepanelen, met uitzondering van overige onderdelen van de duurzame energieopwekkingsinstallatie.

Duurzame energieopwekkingsinstallaties zijn geen onderdeel van een gebouw volgens bedrijfsmiddel G 6100 tot en met D 6130.

Toelichting: Uitsluitend de aanschaf van de zonnepanelen kan worden gemeld voor willekeurige afschrijving milieu-investeringen, overige onderdelen van de duurzame energieopwekkingsinstallatie zoals de omvormer, optimizers, montagerails en andere bevestigingsmaterialen komen niet in aanmerking.

Zonnepanelen op landbouwgrond of in natuurgebieden komen niet in aanmerking. Onder landbouwgrond wordt verstaan: landbouwareaal dat valt onder artikel 4, lid 1, onder e, van Verordening 1307/2013.2

Onder natuurgebied wordt in deze regeling verstaan: bijzonder nationaal natuurgebied als bedoeld in artikel 2.43, tweede lid, van de Omgevingswet.

Zie bedrijfsmiddel 251102 van de energie-investeringsaftrek voor PV-installaties met een piekvermogen van ten minste 15 kW en een doorlaatwaarde van ten hoogste 3x80 A.

Onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

Paragraaf 2b Bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift

Voor een bedrijfsmiddel met doelvoorschrift geldt:

  • 1. Een investering die naar aard, gebruik en toepassing overeenkomt met een in paragraaf 2a omschreven bedrijfsmiddel met middelvoorschrift komt niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

  • 2. Een investering die primair gericht is op energiebesparing, duurzame energie, productie van brandstoffen, andere energievoorzieningen of energietoepassingen of automatisering komt niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

  • 3. Een investering in een nieuw gebouw of deel van een gebouw komt niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

  • 4. Een investering die bosbouw of de productie, verwerking of afzet van visserij- en aquacultuurproducten betreft komt niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

  • 5. Een investering op of door een landbouwbedrijf die de primaire landbouwproductie of verwerking of afzet van landbouwproducten betreft komt niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, met uitzondering van investeringen in de bedrijfsmiddelen F 1100, F 1400, A 1401, F 2605, F 2715 of F 4101.

  • 6. Een investering komt in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen indien de investering voldoet aan de voorschriften uit artikel 36 of artikel 47 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening of artikel 14 of artikel 17 van de Landbouwvrijstellingsverordening.

  • 7. Een investering komt in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen indien deze een aanmerkelijk milieuvoordeel behaalt in relatie tot de bijkomende investeringskosten ten opzichte van het gangbare alternatief.

  • 8. Een investering in een bedrijfsmiddel waarvoor binnen de geplande gebruiksduur naar verwachting een alternatief beschikbaar komt dat leidt tot een aanmerkelijk hoger niveau van milieubescherming, komt uitsluitend in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen indien het bedrijfsmiddel niet concurreert met dit alternatief.

  • 9. De steun die middels de milieu-investeringsaftrek, willekeurige afschrijving milieu-investeringen en eventuele andere vormen van staatssteun voor een investering kan worden verkregen, bedraagt ten hoogste:

    • 40% van de in aanmerking komende kosten voor investeringen ten behoeve van hulpbronnenefficiëntie en een circulaire economie, dit percentage kan worden verhoogd tot 50% voor steun aan middelgrote ondernemingen en tot 60% voor steun aan kleine ondernemingen,

    • 30% van de in aanmerking komende kosten voor investeringen met betrekking tot CO2-afvang en -vervoer, dit percentage kan worden verhoogd tot 40% voor steun aan middelgrote ondernemingen en tot 50% voor steun aan kleine ondernemingen,

    • 25% van de in aanmerking komende kosten voor investeringen, met uitzondering van investeringen die berusten op het gebruik van biomassa, die resulteren in een vermindering van de directe broeikasgasemissies met 100 %, dit percentage kan worden verhoogd tot 30% voor steun aan middelgrote ondernemingen en tot 35% voor steun aan kleine ondernemingen, en

    • 20% van de in aanmerking komende kosten voor overige investeringen, dit percentage kan worden verhoogd tot 25% voor steun aan middelgrote ondernemingen en tot 30% voor steun aan kleine ondernemingen.

      De in aanmerking komende kosten zijn de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om het niveau van milieubescherming te verhogen ten opzichte van wat gangbaar is.

  • 10. In afwijking van punt 9 bedraagt de steun die middels de milieu-investeringsaftrek, willekeurige afschrijving milieu-investeringen en eventuele andere vormen van staatssteun voor een investering kan worden verkregen voor investeringen in bedrijfsmiddelen die verband houden met de primaire landbouwproductie of verwerking of afzet van landbouwproducten ten hoogste 65% van de investeringskosten, waarbij:

    • bedrijfsmiddelen die verband houden met de primaire landbouwproductie in aanmerking komen voor ten hoogste € 600.000 aan steun per onderneming per investeringsproject, en

    • bedrijfsmiddelen die verband houden met de verwerking of afzet van landbouwproducten in aanmerking komen voor ten hoogste € 7.500.000 aan steun per onderneming per investeringsproject.

  • 11. Brandstof en mest worden niet beschouwd als grondstof, CO2 wordt wel beschouwd als grondstof.

Zie rvo.nl/miavamil onder ‘Voorwaarden’ en vervolgens ‘aanvullende voorwaarden’ (onder het kopje Algemene voorwaarden) voor meer informatie over bedrijfsmiddelen met doelvoorschrift.

F 1100

Productieapparatuur voor grondstoffen of producten op basis van biomassa

  • a. bestemd voor: het verwerken van biomassa tot:

    • 1. biomassagrondstoffen, of

    • 2. (onderdelen van) een product waarin biomassagrondstoffen zijn toegepast,

    waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:

    • onder biomassa een afvalstof of bijproduct wordt verstaan,

    • biomassa(grondstof) geen mest of biobased plastic is,

    • het aandeel duurzame biomassa op gewichtsbasis toeneemt met ten minste 5 procentpunt ten opzichte van het gangbare aandeel,

    • de grondstof of het product geen energie- of voedingsmiddeltoepassing krijgt,

    • het restproduct al dan niet een energie- of voedingsmiddeltoepassing krijgt, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: productieapparatuur voor het verwerken van biomassa afvalstoffen en bijproducten.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel betreft bijvoorbeeld raffinage van biomassa, biochemie of toepassing van natuurlijke vezels, mits het geen gangbare toepassing betreft. Denk bijvoorbeeld aan het als grondstof gebruiken van bermgras of plantenresten uit de land- of tuinbouw, ter vervanging van het gebruik van primaire, niet duurzame biomassa of niet hernieuwbare grondstoffen.

De teelt en verwerking van primaire biomassastromen komt onder F 1100 niet in aanmerking. Onder voedingsmiddel wordt zowel humane als dierlijke voeding verstaan. Onder biomassa wordt verstaan de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong.

Zie de bedrijfsmiddelen F 2600, F 2601, F 2612, F 2613, F 2700, F 2721 en F 2722 voor verwerking van biomassa in de landbouw, visserij of aquacultuur.

F 1101

Productieapparatuur voor (producten van) biobased plastics

  • a. bestemd voor: het voorkomen of verminderen van het gebruik van plastics van fossiele grondstoffen door:

    • 1. het verwerken van biomassa tot biobased plastics, of

    • 2. het produceren van (onderdelen van) producten met als grondstof biobased plastics gemaakt van biomassa,

    waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:

    • onder biomassa een afvalstof of bijproduct wordt verstaan,

    • het gaat om plastics die de recycling van reguliere plastics niet verstoren,

    • biologisch afbreekbare plastics die bewust een tijdelijke functie hebben van enkele jaren in bodem of water, plastics zijn die voldoen aan de eisen gesteld in EN 14995 en onder de toegepaste condities biologisch afbreekbaar zijn, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het verwerken van biomassa afvalstoffen en bijproducten tot biobased plastics.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel betreft bijvoorbeeld raffinage van biomassa tot biobased plastics. Denk bijvoorbeeld aan de productie van plastics uit landbouwresten, zoals aardappelschillen en bietenpunten.

De teelt en verwerking van primaire biomassastromen komt onder bedrijfsmiddel F 1101 niet in aanmerking. Van het verstoren van de recycling van reguliere plastics kan bijvoorbeeld sprake zijn als biobased plastics in samenstelling niet gelijk zijn aan plastics van fossiele grondstoffen en daardoor de kwaliteit van recyclaat negatief beïnvloeden. Onder biomassa wordt verstaan de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

Zie de bedrijfsmiddelen F 2600, F 2601, F 2612, F 2613, F 2700, F 2721 en F 2722 voor verwerking van biomassa in de landbouw, visserij of aquacultuur.

F 1106

Productiesysteem met micro-organismen

  • a. bestemd voor: het met micro-organismen produceren van grondstoffen voor de chemische of voedingsmiddelenindustrie, waarbij:

    • 1. het gebruik van grondstoffen tijdens het productieproces wordt verminderd ten opzichte van wat gangbaar is, of

    • 2. de grondstoffen worden geproduceerd uit afvalstoffen of bijproducten,

    waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:

    • het restproduct al dan niet wordt toegepast voor energie of bemesting,

    • het produceren van de grondstoffen met micro-organismen niet gangbaar is, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: een productiesysteem, een bioreactor en al dan niet apparatuur voor het concentreren, zuiveren of stabiliseren van het product tot grondstof.

Toelichting: Voorbeelden van met micro-organismen geproduceerde grondstoffen zijn grondstoffen voor de productie van: basischemie, oliën, bestrijdingsmiddelen, bindmiddelen, kleur-, geur- of smaakstoffen en antioxidanten.

F 1200

Nieuwe en innovatieve grondstofbesparende productieapparatuur

  • a. bestemd voor: het verminderen van het gebruik van grondstoffen tijdens het vervaardigen van producten door het toepassen van een nieuwe en innovatieve technologie, waarbij:

    • onder een nieuwe en innovatieve technologie wordt verstaan: een nieuwe technologie ten opzichte van de technologie die gangbaar is voor de betreffende toepassing, die een risico van technologisch of industrieel falen meebrengt en geen optimalisatie of opschaling van een bestaande technologie betreft,

    • de vermindering niet wordt gerealiseerd door recycling of hergebruik,

    • de vermindering niet primair het gebruik van water betreft,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: productieapparatuur voor het verminderen van het gebruik van grondstoffen, met uitzondering van (3D-)printers.

Toelichting: Om als nieuwe en innovatieve technologie te kwalificeren moet aangetoond worden dat onderzoek en testen zijn gedaan (R&D). Alleen engineering volstaat niet.

Dit bedrijfsmiddel is bedoeld voor innovatieve nieuwe technieken die het gebruik van grondstoffen verminderen, waardoor per vervaardigd product minder grondstoffen nodig zijn. Denk bijvoorbeeld aan:

  • het voorkomen van productieafval door overgaan op een andere, innovatieve productietechniek,

  • het verwaarden van bedrijfseigen productieafval door dit toe te passen in het eigen productieproces, en

  • procesintensificatie (zoals micro- en spinning disc reactoren).

Onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

Zie bedrijfsmiddel A 1340 voor investeringen in waterbesparende voorzieningen of installaties. Zie bedrijfsmiddel F 1400 en verder voor investeringen in recycling van grondstoffen en water.

A 1201

Grondstofbesparende productieapparatuur

  • a. bestemd voor: het verminderen van het gebruik van grondstoffen tijdens het vervaardigen van producten, waarbij:

    • de vermindering niet wordt gerealiseerd door recycling of hergebruik,

    • de vermindering niet primair het gebruik van water betreft,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: productieapparatuur voor het verminderen van het gebruik van grondstoffen, met uitzondering van (3D-)printers.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel is bedoeld voor technieken die het gebruik van grondstoffen verminderen, waardoor per vervaardigd product minder grondstoffen nodig zijn. Denk bijvoorbeeld aan:

  • het produceren van verpakkingen met dunnere wanden, maar met dezelfde eigenschappen,

  • meer halfproducten stansen uit plaatmateriaal,

  • het nauwkeuriger doseren van de benodigde grondstoffen waardoor afval wordt voorkomen, en

  • het verminderen van snijverliezen bij het op- en afwikkelen bij rolwissel van papier/karton.

Onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

Zie bedrijfsmiddel A 1340 voor investeringen in waterbesparende voorzieningen of installaties. Zie bedrijfsmiddel F 1400 en verder voor investeringen in recycling van grondstoffen en water.

B 1202

Grondstofbesparende industriële apparatuur

  • a. bestemd voor: het verminderen van het gebruik van grondstoffen tijdens productieprocessen, niet zijnde het vervaardigen van producten, door het gebruik van industriële apparatuur die minder grondstoffen gebruikt, waarbij:

    • de aanschaf van de apparatuur ten minste € 100.000 exclusief btw bedraagt,

    • de vermindering niet wordt gerealiseerd door recycling,

    • de vermindering niet primair het gebruik van water betreft,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: grondstofbesparende apparatuur, met uitzondering van (3D-)printers.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel is bedoeld voor industriële apparatuur die wordt gebruikt voor productieprocessen, anders dan het vervaardigen van producten. Denk bijvoorbeeld aan apparatuur die minder oplosmiddelen of andere chemicaliën gebruikt. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

Zie bedrijfsmiddel F 1200 en A 1201 voor grondstofbesparende apparatuur voor het vervaardigen van producten.

F 1211

3D-printer voor duurzamer produceren

  • a. bestemd voor: het verminderen van het gebruik van grondstoffen door het 3D-printen van onderdelen of producten, waarbij:

    • het 3D-printen leidt tot het vervangen of voorkomen van verspanende bewerkingen,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: een 3D-printer, al dan niet met afzuiging van microdeeltjes ten behoeve van de gezondheid van het personeel, met uitzondering van 3D-printers in tandarts- en tandtechniekpraktijken.

Toelichting: Voor een bedrijfsmiddel met doelvoorschrift geldt dat om vast te stellen of een investering in aanmerking komt voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, wordt verzocht een referentie-investering op te geven. De referentie-investering betreft de investering in een bedrijfsmiddel dat gangbaar is voor de betreffende toepassing, in dit geval de productie van vergelijkbare producten of onderdelen. Wanneer het bijvoorbeeld gangbaar is om vergelijkbare producten te produceren met een freesmachine, dan is dit de referentie-investering de aanschaf van een dergelijke machine. De steun die kan worden verleend is gebaseerd op de bijkomende investeringskosten ten opzichte van het minder milieuvriendelijke alternatief. Wanneer het produceren van dezelfde producten met een andere techniek dan een 3D-printer geen reëel alternatief is, komt de investering in een 3D-printer niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

F 1301

Apparatuur of voorziening voor demontage ten behoeve van hergebruik of recycling

  • a. bestemd voor: het in onderdelen uiteen nemen van producten, waarbij:

    • onderdelen van deze producten kunnen worden hergebruikt of gerecycled tot grondstoffen,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: al dan niet geautomatiseerde of gerobotiseerde apparatuur of voorzieningen voor hergebruik of recycling, met uitzondering van standaard handgereedschap.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel is bedoeld voor apparatuur die gebruikt wordt om onderdelen van producten te demonteren en voor te bereiden voor hergebruik in nieuwe producten of recycling tot grondstoffen. Denk bijvoorbeeld aan demontagerobots voor telefoons en voorzieningen voor het uit demonteren van producten, zoals vangrails of zonnepanelen, tot herbruikbare of recyclebare onderdelen.

Onder hergebruik wordt verstaan elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

A 1340

Waterbesparende voorziening of installatie

  • a. bestemd voor: het verminderen van de inname van grond-, oppervlakte- of leidingwater voor gebruik als koel-, spoel- of proceswater door efficiënter watergebruik of kringloopsluiting, waarbij:

    • de investering geen koelinstallatie betreft welke gebruik maakt van koudemiddelen, met uitzondering van water,

    • de investering op bedrijfsniveau niet leidt tot het lozen van meer brijn,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: een waterbesparende voorziening of installatie.

F 1400

Nieuwe en innovatieve recyclingapparatuur

  • a. bestemd voor: het terugbrengen van een afvalstof tot een grondstof, niet zijnde chemische recycling, door het toepassen van een nieuwe en innovatieve technologie, waarbij:

    • 1. het recyclen van de betreffende afvalstof tot grondstof niet gangbaar is, of

    • 2. het recyclen van de betreffende afvalstof tot grondstof wel gangbaar is, maar hoogwaardiger gerecycled wordt dan gangbaar, en

    waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:

    • onder een nieuwe en innovatieve technologie wordt verstaan: een nieuwe technologie ten opzichte van de technologie die gangbaar is voor de betreffende toepassing, die een risico van technologisch of industrieel falen met zich meebrengt en geen optimalisatie of opschaling van een bestaande technologie betreft,

    • geen sprake is van het recyclen van afvalwater of biomassa,

    • de bewerking, in geval van de recycling van gemengde stromen, niet leidt tot te storten stromen,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het recyclen van een afvalstof tot grondstof, met uitzondering van investeringen in mobiele werktuigen en apparatuur voor productie op basis van de teruggewonnen grondstoffen.

Toelichting: Om als nieuwe en innovatieve technologie te kwalificeren moet aangetoond worden dat onderzoek en testen zijn gedaan (R&D). Alleen engineering volstaat niet. Belangrijkste criterium voor hoogwaardiger recycling is een hogere kwaliteit van het recyclaat, bijvoorbeeld door het dichter benaderen van virgin-kwaliteit. Een hogere marktprijs kan een indicatie zijn voor hogere kwaliteit. Andere criteria zijn een groter aantal cycli waarin de grondstof in de keten kan blijven en minder milieuschade bij het recyclen (inclusief energieverbruik), dit ten opzichte wat gangbaar is.

Onder biomassa wordt verstaan de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong. Onder chemische recycling wordt verstaan een proces waarbij de afvalstof op moleculair niveau wordt afgebroken in kleinere eenheden of wordt opgelost, met als oogmerk de verkregen kleinere of opgeloste eenheden in te zetten bij de productie van nieuwe materialen of grondstoffen al dan niet vergelijkbaar met de materialen waaruit de afvalstof bestaat, maar niet zijnde brandstoffen. Onder hoogwaardigere recycling wordt verstaan een recycling waarbij de afvalstof wordt bewerkt tot recyclaat dat de kwaliteit van primaire grondstoffen dichter benadert dan recyclaat dat is geproduceerd met voor de afvalstof gangbare recyclingprocessen. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

Dit bedrijfsmiddel betreft bijvoorbeeld onderdelen van recyclinginstallaties voor kunststoffen, bouwstoffen en dergelijke, scheidingsinstallaties (zoals inductiescheiding, toepassen visiontechnologie, magnetische dichtheidsscheiding, dubbele vacuümfiltratie voor extrusie van kunststofgranulaat en XRF-technologie) of recyclinginstallaties voor lithiumaccu’s.

Zie bedrijfsmiddel A 1340 voor investeringen in waterbesparende installaties. Zie bedrijfsmiddel F 1200 en verder voor investeringen in preventie van gebruik van grondstoffen en water. Zie bedrijfsmiddel F 1409 voor investeringen in chemische recycling van afvalstoffen, waaronder solvolyse-installaties.

A 1401

Recyclingapparatuur

  • a. bestemd voor: het terugbrengen van een afvalstof tot een grondstof, niet zijnde chemische recycling, waarbij:

    • 1. het recyclen van de betreffende afvalstof tot grondstof niet gangbaar is, of

    • 2. het recyclen van de betreffende afvalstof tot grondstof wel gangbaar is, maar hoogwaardiger gerecycled wordt dan gangbaar, en

    waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:

    • geen sprake is van het recyclen van afvalwater of biomassa,

    • de bewerking in geval van de recycling van gemengde stromen niet leidt tot te storten stromen,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het recyclen van een afvalstof tot grondstof, met uitzondering van investeringen in mobiele werktuigen en apparatuur voor productie op basis van de teruggewonnen grondstoffen.

Toelichting: Belangrijkste criterium voor hoogwaardiger recycling is een hogere kwaliteit van het recyclaat, bijvoorbeeld door het dichter benaderen van virgin-kwaliteit. Een hogere marktprijs kan een indicatie zijn voor hogere kwaliteit. Andere criteria zijn een groter aantal cycli waarin de grondstof in de keten kan blijven en minder milieuschade bij het recyclen (inclusief energieverbruik), dit ten opzichte van wat gangbaar is.

Onder biomassa wordt verstaan de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong. Onder chemische recycling wordt verstaan een proces waarbij de afvalstof op moleculair niveau wordt afgebroken in kleinere eenheden (of wordt opgelost), met als oogmerk de verkregen kleinere (of opgeloste) eenheden in te zetten bij de productie van nieuwe materialen of grondstoffen al dan niet vergelijkbaar met de materialen waaruit de afvalstof bestaat, maar niet zijnde brandstoffen. Onder hoogwaardigere recycling wordt verstaan een recycling waarbij de afvalstof wordt bewerkt tot recyclaat dat de kwaliteit van primaire grondstoffen dichter benadert dan recyclaat dat is geproduceerd met voor de afvalstof gangbare recyclingprocessen. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

Dit bedrijfsmiddel betreft bijvoorbeeld onderdelen van recyclinginstallaties voor kunststoffen, bouwstoffen en dergelijke. Ook recyclinginstallaties die recyclen volgens de criteria voor voorkeursrecycling, zoals gedefinieerd in het Landelijk afvalbeheerplan 2017-2029 (LAP3), komen in aanmerking.

Zie bedrijfsmiddel A 1340 voor investeringen in waterbesparende installaties. Zie bedrijfsmiddel F 1200 en verder voor investeringen in preventie van gebruik van grondstoffen en water. Zie bedrijfsmiddel F 1409 voor investeringen in chemische recycling van afvalstoffen, waaronder solvolyse-installaties.

B 1405

Terugwinningsinstallatie voor grondstoffen uit afvalwater of waterzuiveringsslib (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het ten opzichte van de bestaande situatie terugwinnen van één of meer stoffen uit afvalwater of waterzuiveringsslib, zoals gedefinieerd in het Landelijk afvalbeheerplan 2017-2029 (LAP3), waarbij:

    • het terugwinrendement ten minste 25% (op gewichtsbasis) per stof bedraagt,

    • teruggewonnen stoffen worden gerecycled,

    • het terugwinrendement wordt berekend ten opzichte van de bestaande situatie,

    • geen sprake is van de winning van struviet uit afvalwater, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur die technisch noodzakelijk is voor het afscheiden van grondstoffen uit afvalwater of het waterzuiveringsslib, met uitzondering van investeringen in uitbreiding van de productiecapaciteit.

Toelichting: Bedrijfsmiddel B 1405 betreft de terugwinning van grondstoffen ten opzichte van de bestaande situatie. Voor de in aanmerking komende kosten kan een andere referentie gelden. Zie rvo.nl/miavamil onder ‘Voorwaarden’ en vervolgens ‘Voorwaarden Bedrijfsmiddelen doelvoorschrift’ voor meer informatie hierover. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

F 1409

Apparatuur voor de chemische recycling van afvalstoffen

  • a. bestemd voor: het chemisch recyclen van afvalstoffen tot een grondstof, waarbij:

    • met een LCA volgens bijlage 9 van het Landelijk afvalbeheerplan 2017-2029 (LAP3) wordt aangetoond dat het chemische recyclen milieuvriendelijker is dan de gangbare wijze waarop deze afvalstroom wordt verwerkt,

    • de geproduceerde grondstoffen niet worden toegepast als energietoepassingen of als grondstof daarvoor,

    • eventuele bij het recyclen ontstane bijproducten en afvalstoffen al dan niet een energietoepassing krijgen, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor chemische recycling, al dan niet de volgende onderdelen: voorbewerkingsapparatuur, een af- of rookgasreinigingssysteem, een CO2-afvanginstallatie, apparatuur voor het afscheiden en vernietigen van (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen en apparatuur voor het opwaarderen van pyrolyse-olie tot grondstof.

Toelichting: Onder chemische recycling wordt verstaan een proces waarbij de afvalstof op moleculair niveau wordt afgebroken in kleinere eenheden (of wordt opgelost), met als oogmerk de verkregen kleinere (of opgeloste) eenheden in te zetten bij de productie van nieuwe materialen of grondstoffen al dan niet vergelijkbaar met de materialen waaruit de afvalstof bestaat, maar niet zijnde brandstoffen. Onder zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die voldoet aan één of meer van de criteria of voorwaarden, bedoeld in artikel 57 van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH). Dit zijn stoffen die ernstige en vaak onomkeerbare effecten kunnen hebben op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze stoffen zijn bijvoorbeeld kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, persistent of bioaccumulerend. Onder potentiële zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die mogelijk voldoet aan de criteria voor een zeer zorgwekkende stof, maar nog niet als een zeer zorgwekkende stof is geïdentificeerd. Dit kan zijn omdat bepaalde gegevens ontbreken of omdat de evaluatie van de beschikbare gegevens nog moet plaatsvinden.

Op de website van het RIVM worden lijsten bijgehouden van stoffen waarvan is vastgesteld dat dit zeer zorgwekkende stoffen of potentiële zeer zorgwekkende stoffen zijn.

Voorbeelden van chemische recycling zijn onder andere pyrolyse, vergassen, solvolyse, solvent-based purification (SBP) en superkritische (water)vergassing. Ook het opwaarderen (stabiliseren) van pyrolyse-olie uit chemische recycling tot een grondstof komt onder dit bedrijfsmiddel in aanmerking.

Zie bedrijfsmiddel F 1461 voor depolymerisatie-installaties voor polyesterafval.

B 1445

Eutectische vrieskristallisatie-installatie voor proces- of afvalwater

  • a. bestemd voor: het scheiden van proces- of afvalwater in schoon water en grondstoffen door koeling en kristallisatie, waarbij:

    • onder proceswater geen zee- of grondwater wordt verstaan,

    • geen chemicaliën worden gebruikt,

    • het water en de grondstoffen nuttig worden toegepast,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: een koeleenheid, kristallisator en bandfilter of pusher centrifuge.

F 1490

Recyclinginstallatie voor luiers

  • a. bestemd voor: het verwerken van luiers en incontinentiemateriaal, waarbij:

    • ten minste 90% (op gewichtsbasis) van de oorspronkelijk in luiers en incontinentiemateriaal aanwezige kunststof en al dan niet superabsorberende polymeren (SAP’s) weer als grondstof beschikbaar komt,

    • ten minste 90% op gewichtsbasis van de oorspronkelijk in luiers en incontinentiemateriaal aanwezige cellulose als grondstof beschikbaar komt of wordt vergist tot biogas in combinatie met een als compost of bodemverbeteraar afzetbaar residu,

    • het recyclaat zonder risico’s voor milieu en volksgezondheid gerecycled kan worden, wat wordt aangetoond door onderzoek volgens de eisen die het Landelijk afvalbeheerplan 2017-2029 (LAP3) stelt,

    • de techniek niet primair gericht is op het produceren van energie of brandstof, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: een recyclinginstallatie voor luiers.

Toelichting: Onder recyclaat wordt verstaan een stof of materiaal ontstaan uit afvalstoffen waarvoor geldt dat deze zonder verdere verwerking toegepast kan worden als grondstof. Dit kan nog een afvalstof zijn of al einde-afval als aan de voorwaarden hiervan wordt voldaan.

A 1500

Verwerkingsapparatuur voor gerecyclede grondstoffen

  • a. bestemd voor: het verwerken van gerecyclede grondstoffen, niet zijnde biomassagrondstoffen, in (onderdelen van) een product, waarbij het aandeel gerecycled materiaal in het product op gewichtsbasis toeneemt met ten minste 5 procentpunt ten opzichte van:

    • 1. het gangbare aandeel, als gerecycled materiaal in vergelijkbare producten gangbaar is, of

    • 2. het aandeel dat in de bestaande situatie wordt toegepast, als gerecycled materiaal in het product niet gangbaar is,

    waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:

    • de hoeveelheid primaire grondstoffen in het product afneemt,

    • het product in de afvalfase ten minste even hoogwaardig recyclebaar is als gangbaar is voor vergelijkbare producten,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het verwerken van gerecycled materiaal tot (onderdelen van) een product, met uitzondering van mobiele werktuigen.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel is bedoeld voor apparatuur die noodzakelijk is om gerecyclede grondstoffen toe te passen tijdens het vervaardigen van een product. Denk bijvoorbeeld aan apparatuur om het aandeel gerecycled materiaal in een product te verhogen of aanpassingen van bestaande productieapparatuur waardoor hiermee ook producten die volledig uit gerecycled materiaal bestaan geproduceerd kunnen worden.

Onder biomassa wordt verstaan de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische oorsprong uit de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met inbegrip van industrieel en huishoudelijk afval van biologische oorsprong. Onder recycling wordt verstaan elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.

F 1561

Verwerkingsapparatuur voor plastic zwerfafval

  • a. bestemd voor: het verwerken van plastic zwerfafval tot (onderdelen van) een product, waarbij:

    • de verwerking in geval van de verwerking van gemengde afvalstromen niet leidt tot een toename van de hoeveelheid te storten of verbranden afvalstoffen,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een productieapparaat voor een vergelijkbaar product waarin geen zwerfafval is verwerkt, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het verwerken van plastic zwerfafval tot een product, met uitzondering van apparatuur om de afvalstof in te zamelen of in de recyclinginstallatie te brengen.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel is bedoeld voor apparatuur om plastic zwerfafval te recyclen. Denk bijvoorbeeld aan voorzieningen voor recyclingapparatuur voor kunststoffen om de vervuiling van plastic zwerfafval te verwijderen.

A 1600

Scheidingsapparatuur voor afvalstoffen

  • a. bestemd voor: het scheiden van gemengde afvalstromen in deelstromen, waarbij:

    • de bewerking niet leidt tot een toename van de hoeveelheid te storten afvalstoffen,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel,

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage, en

    • de bewerking er ten minste toe leidt dat ten opzichte van gangbare verwerking van deze gemengde afvalstromen:

      • 1. meer grondstoffen worden teruggewonnen,

      • 2. hoogwaardigere grondstoffen worden teruggewonnen, of

      • 3. meer afvalstoffen die afbranden kunnen veroorzaken worden afgescheiden,

  • b. bestaande uit: detectie- of scheidingsapparatuur voor afvalstoffen, met uitzondering van mobiele werktuigen.

Toelichting: Dit bedrijfsmiddel is bedoeld voor apparatuur om gemengde afvalstromen beter te scheiden, waardoor meer of hoogwaardigere grondstoffen worden teruggewonnen of het risico op afvalbranden afneemt. Ook het van recyclebare afvalstoffen scheiden van niet-recyclebare afvalstoffen komt onder dit bedrijfsmiddel in aanmerking. Denk bijvoorbeeld aan apparatuur voor het op soort kunststof en kleur scheiden van gemengde kunststoffen, detectieapparatuur op basis van inductie voor non-ferrometalen en roestvast staal, detectieapparatuur op basis van near-infrared spectroscopy (NIR) voor zwarte afvalstoffen of biologisch afbreekbare plastics, detectieapparatuur voor batterijen of (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen, vision technologie, magnetic density separation (MDS) of röntgenfluorescentie (XRF).

Zie bedrijfsmiddelen F 1400 en A 1401 voor scheidingsapparatuur die onderdeel uitmaakt van een recyclinginstallatie.

F 1700

Productieapparatuur voor het vervangen van (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen, nanodeeltjes of microplastics (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het tijdens een productieproces vervangen van de volgende stoffen door stoffen zonder milieuschadelijke effecten of ongewenste accumulatie in organismen:

    • 1. (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen, of

    • 2. nanodeeltjes kleiner dan 50 nanometer of microplastics,

    waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:

    • de emissie van (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen, nanodeeltjes of microplastics tijdens het productieproces vermindert, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: aanpassing van productieapparatuur die technisch noodzakelijk is voor het vervangen van de (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen, nanodeeltjes of microplastics.

Toelichting: Onder zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die voldoet aan één of meer van de criteria of voorwaarden, bedoeld in artikel 57 van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH). Dit zijn stoffen die ernstige en vaak onomkeerbare effecten kunnen hebben op de menselijke gezondheid en het milieu. Deze stoffen zijn bijvoorbeeld kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, persistent of bioaccumulerend. Onder potentiële zeer zorgwekkende stof wordt verstaan een stof die mogelijk voldoet aan de criteria voor een zeer zorgwekkende stof, maar nog niet als een zeer zorgwekkende stof is geïdentificeerd. Dit kan zijn omdat bepaalde gegevens ontbreken of omdat de evaluatie van de beschikbare gegevens nog moet plaatsvinden.

Op de website van het RIVM worden lijsten bijgehouden van stoffen waarvan is vastgesteld dat dit zeer zorgwekkende stoffen of potentiële zeer zorgwekkende stoffen zijn.

Voor de in aanmerking komende kosten kan een andere referentie gelden. Zie rvo.nl/miavamil onder ‘Voorwaarden’ en vervolgens ‘Voorwaarden Bedrijfsmiddelen doelvoorschrift’ voor meer informatie hierover.

Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage.

F 2605

Apparatuur voor het opwaarderen van plantaardige (rest)stromen tot voedingsmiddelen

  • a. bestemd voor: het opwaarderen van plantaardige (rest)stromen tot humane voedingsmiddelen of diervoeders, waarbij:

    • deze opwaardering van de betreffende stroom niet gangbaar is,

    • de betreffende stroom door het bevoegd gezag niet als afvalstof wordt gezien en toepassing in humane voedingsproducten is toegestaan door dit bevoegd gezag,

    • de voedingsmiddelen of diervoeders voldoen aan geldende wetgeving op gebied van traceerbaarheid en voedselveiligheid,

    • aantoonbaar sprake is van aanmerkelijke milieuwinst in de gehele keten, ten opzichte van gangbare verwerking van de betreffende (rest)stroom,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren in deze apparatuur, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor de opwaardering, voorzieningen voor opslag voorafgaande aan deze opwaardering en vereiste (aanpassingen van) oogsttechnieken voor de (rest)stromen.

Toelichting: Onder keten wordt verstaan het geheel van winnen van grondstoffen, maken van producten, gebruiken van producten en het beheren van de afvalstoffen die vrijkomen bij of na de hiervoor genoemde activiteiten.

F 2715

Apparatuur voor de winning van eiwit

  • a. bestemd voor: het voor toepassing in humane voedingsproducten winnen van eiwit uit in Europa geteelde gewassen of uit plantaardige reststromen, waarbij:

    • deze winning uit de betreffende stroom niet gangbaar is,

    • de betreffende stroom door het bevoegd gezag niet als afvalstof wordt gezien,

    • toepassing in humane voedingsproducten is toegestaan door het bevoegd gezag,

    • het gewonnen eiwit wordt opgewaardeerd tot humane voeding die voldoet aan geldende wetgeving op gebied van traceerbaarheid en voedselveiligheid,

    • wordt aangetoond dat deze winning milieuwinst oplevert in de gehele keten van verwerking, vergeleken met de voor de betreffende stroom gangbare verwerking,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren in deze apparatuur, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor de winning van eiwit.

Toelichting: Onder keten wordt verstaan het geheel van winnen van grondstoffen, maken van producten, gebruiken van producten en het beheren van de afvalstoffen die vrijkomen bij of na de hiervoor genoemde activiteiten.

A 4000

Nieuwe en innovatieve emissiereducerende technologie

  • a. bestemd voor: het verminderen of voorkomen van milieuschadelijke luchtzijdige emissies afkomstig van een industrieel proces door het toepassen van een nieuwe en innovatieve technologie waarbij:

    • onder een nieuwe en innovatieve technologie wordt verstaan: een nieuwe technologie ten opzichte van de technologie die gangbaar is voor de betreffende toepassing, die een risico van technologisch of industrieel falen meebrengt en geen optimalisatie of opschaling van een bestaande technologie betreft,

    • wordt aangetoond dat deze specifieke techniek voor het eerst in Nederland wordt toegepast,

    • de emissiereductie niet wordt bereikt door een verminderd verbruik van brandstoffen,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren in deze apparatuur, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het verminderen of voorkomen van luchtzijdige emissies.

Toelichting: Om als nieuwe en innovatieve technologie te kwalificeren moet aangetoond worden dat onderzoek en testen zijn gedaan (R&D). Alleen engineering volstaat niet. Dat de techniek voor het eerst wordt toegepast in Nederland kan worden aangetoond door bijvoorbeeld contractuele vastlegging of een verklaring van de leverancier. Onder industrieel wordt verstaan grootschalig en met een hoge mate van mechanisering en automatisering.

Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

F 4002

Apparatuur voor procesgeïntegreerde emissiereductie (aanpassen bestaande situatie)

  • a. bestemd voor: het aanpassen of vervangen van een bestaand productieproces in de industrie met als hoofddoel het voorkomen van milieuschadelijke luchtzijdige emissies naar de buitenlucht, niet zijnde broeikasgassen, waarbij:

    • geen sprake is van het reduceren van de emissie van reeds gevormde milieugevaarlijke stoffen met een nageschakelde emissiereducerende techniek,

    • de emissie naar de buitenlucht aantoonbaar vermindert ten opzichte van de bestaande situatie,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren in deze apparatuur, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur die technisch noodzakelijk is om het ontstaan van emissies te voorkomen, met uitzondering van de volgende onderdelen: nageschakelde emissiereducerende technieken en investeringen in uitbreiding van de productiecapaciteit.

Toelichting: Onder een nageschakelde emissiereducerende techniek wordt een techniek verstaan waarbij sprake is van het filteren, scheiden, afvangen, binden of opnemen van reeds gevormde milieugevaarlijke stoffen. Bestaande nageschakelde technieken zouden ten gevolge van het aanpassen of vervangen van het productieproces, deels of volledig kunnen komen te vervallen.

Bovenstaande criteria gelden ten opzichte van de bestaande situatie. Voor de bepaling van de in aanmerking komende kosten kan een andere referentie gelden. Voorbeelden van technieken zijn het gebruik van andere grondstoffen of een gewijzigde routing, productie- of bewerkingsmethode waardoor schadelijke emissies worden voorkomen. Naast het beperken van luchtemissies kan de beperking van emissie naar bodem of water worden gestimuleerd als deze onderdeel zijn van deze investering.

Met milieugevaarlijke stoffen worden stoffen bedoeld zoals genoemd in milieuwet en -regelgeving, waaronder fijnstof. Zie bijvoorbeeld de stoffen genoemd in de bijlagen III en VIA van het Besluit activiteiten leefomgeving of de lijsten op echa.europa.eu/nl/information-on-chemicals.

Zie bedrijfsmiddelen F 4100, F 4200, F 4201 voor het reduceren van broeikasgassen.

Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage. Voor maatregelen die primair zijn getroffen voor een beter binnenmilieu (in de bedrijfsruimte waar personeel werkt) kunnen arbo-verplichtingen gelden.

Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

F 4003

Apparatuur voor vermindering van emissies tijdens niet-reguliere bedrijfsvoering

  • a. bestemd voor: het reduceren van emissies van milieugevaarlijke stoffen uit een afgas of luchtstroom tijdens niet-reguliere bedrijfsvoering, waarbij:

    • de emissies van milieugevaarlijke stoffen naar de buitenlucht worden beperkt tot een emissie die niet hoger is dan de vergunde emissie tijdens reguliere bedrijfsvoering,

    • de apparatuur voor vermindering van emissies uitsluitend is bestemd voor het verminderen van emissies tijdens niet-reguliere bedrijfsvoering, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het verminderen van de emissies van milieugevaarlijke stoffen tijdens niet-reguliere bedrijfsvoering.

Toelichting: Met niet-reguliere bedrijfsvoering wordt bedoeld: storingen, onderhoud aan de (reinigings-) technieken en opstarten en stoppen van installaties of processen. Voorbeelden zijn apparatuur die filters in bedrijf kan houden tijdens niet-reguliere bedrijfsvoering of een parallel geschakeld filter waardoor in geval van uitval toch sprake is van emissiereductie. Met milieugevaarlijke stoffen worden stoffen bedoeld zoals genoemd in milieuwet en -regelgeving, waaronder fijnstof. Zie bijvoorbeeld de stoffen genoemd in de bijlagen III en VIA van het Besluit activiteiten leefomgeving of de lijsten op echa.europa.eu/nl/information-on-chemicals.

Let op: investeringen in wettelijk verplichte bedrijfsmiddelen komen niet in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen, zoals opgenomen onder punt 4 van paragraaf 1 van deze bijlage.

Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

F 4100

Apparatuur voor het voorkomen van CO2-vorming

  • a. bestemd voor: het voorkomen of verminderen van de vorming van CO2, door:

    • 1. substitutie of vermindering van het gebruik van grond- of hulpstoffen, niet zijnde (fossiele) brandstoffen, die leiden tot het vormen van CO2, of

    • 2. aanpassing van het reactiemechanisme van een chemisch of biologisch proces waarbij CO2 wordt gevormd, en

    waarbij onder punt 1 en 2 geldt dat:

    • de investering leidt tot een aanmerkelijke CO2-reductie tijdens een activiteit van de investerende onderneming,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel vijf jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van niet investeren in deze apparatuur, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur waarmee de vorming van CO2 wordt voorkomen of verminderd.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 1 per gereduceerde kilogram CO2-emissiereductie per jaar in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

F 4101

Apparatuur voor het afvangen van CO2 voor nuttige toepassing

  • a. bestemd voor: het uit de buitenlucht of afgassen afvangen van CO2, waarbij:

    • de CO2 niet wordt afgevangen uit de afgassen van een gasgestookte WKK, gasgestookte ketel voor de tuinbouw, biovergister of afvalverbrandingsinstallatie,

    • de CO2 wordt ingezet voor bemesting in de tuinbouw of als grondstof voor een product waarvoor CO2 als grondstof niet gangbaar is,

    • het afvangen van CO2 is geïntegreerd in een volledige CCU-keten,

    • de netto contante waarde (NCW) van het investeringsproject over de levensduur ervan negatief is,

    • bij het berekenen van de NCW rekening is gehouden met de vermeden kosten van CO2-emissies, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het afvangen van CO2 en al dan niet de volgende onderdelen: zuiveringsapparatuur, wassers, drogers en compressie-, koel- en opslagvoorzieningen voor tijdelijke opslag.

Toelichting: Onder producten worden ook grondstoffen verstaan. Gangbare toepassingen, met uitzondering van toepassingen in de tuinbouw, zoals het carboniseren van dranken vallen niet onder dit bedrijfsmiddel.

Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

F 4102

Apparatuur voor het transport van afgevangen CO2 voor nuttige toepassing

  • a. bestemd voor: het transporteren van uit de buitenlucht of afgassen afgevangen CO2, waarbij:

    • de CO2 niet is afgevangen uit de afgassen van een WKK, ketel voor de tuinbouw of biovergister,

    • de CO2 wordt ingezet als grondstof voor een product waarvoor CO2 als grondstof niet gangbaar is,

    • het transport van CO2 is geïntegreerd in een volledige CCU-keten,

    • de netto contante waarde (NCW) van het investeringsproject over de levensduur ervan negatief is,

    • bij het berekenen van de NCW rekening is gehouden met de vermeden kosten van CO2-emissies, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het transport van CO2 en al dan niet de volgende onderdelen: zuiveringsapparatuur, wassers, drogers en compressie-, koel- en opslagvoorzieningen voor tijdelijke opslag.

Toelichting: Onder producten worden ook grondstoffen verstaan. Gangbare toepassingen in de tuinbouw en bij het carboniseren van dranken vallen niet onder dit bedrijfsmiddel.

Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

F 4103

Apparatuur voor het binden van CO2

  • a. bestemd voor: het chemisch binden van uit de buitenlucht of afgassen afgevangen CO2 tot een stabiel product, waarbij:

    • de CO2 onder industriële omstandigheden gebonden wordt, al dan niet na tussentijdse opslag, zuivering of chemische omzetting,

    • de CO2 als grondstof voor het product niet gangbaar is, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur om CO2 te binden en al dan niet de volgende onderdelen: zuiveringsapparatuur, wassers, drogers en compressie-, koel- en opslagvoorzieningen voor tijdelijke opslag.

Toelichting: Onder producten worden ook grondstoffen verstaan. Een voorbeeld van dit bedrijfsmiddel is apparatuur voor de toepassing van CO2 als grondstof in basischemie of in bouwmaterialen (zoals in beton). Het over land uitstrooien van CO2 bindende mineralen en gangbare toepassingen zoals het carboniseren van dranken vallen niet onder dit bedrijfsmiddel.

F 4111

Apparatuur voor elektrificatie van processen in de chemische industrie

  • a. bestemd voor: het in de chemische industrie produceren van een grondstof of product via elektrochemische conversie ter voorkoming van het gebruik van fossiele grondstoffen en ter vermindering van emissies tijdens het productieproces, waarbij:

    • het produceren met fossiele grondstoffen voor het betreffende proces gangbaar is,

    • de geproduceerde grondstoffen of producten hoofdzakelijk worden toegepast in materialen,

    • in geval van waterstofproductie, de waterstof wordt geproduceerd op basis van water en uitsluitend hernieuwbare elektriciteit, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur die technisch noodzakelijk is voor de productie via elektrochemische conversie.

Toelichting: Een voorbeeld van dit bedrijfsmiddel is de elektrolyse van water voor de productie van waterstof en zuurstof. Ook de binding van waterstof met koolstofcomponenten (zoals CO2) tot een basischemicalie kan gemeld worden onder dit bedrijfsmiddel. CO2 wordt niet beschouwd als een fossiele grondstof.

Zie bedrijfsmiddelcode 270403 van de energie-investeringsaftrek voor productie van waterstof als brandstof.

Let op: mocht u voor uw investering subsidie hebben gekregen vanuit de subsidieregeling Opschaling Waterstofproductie middels Elektrolyse (OWE), dan kunt u waarschijnlijk geen gebruik meer maken van de milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Met de subsidie heeft u waarschijnlijk al de maximale staatssteun ontvangen die vanuit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) gegeven mag worden aan een investering.

F 4200

Apparatuur voor emissiereductie van lachgas en methaan

  • a. bestemd voor: het reduceren van de emissie van methaan of lachgas, waarbij:

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: aanpassing van apparatuur die technisch noodzakelijk is om de emissiereductie te realiseren.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 1 per gereduceerde kilogram CO2-equivalent broeikasgasemissiereductie per jaar in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

F 4201

Apparatuur voor vervanging van gefluoreerde broeikasgassen

  • a. bestemd voor: het voorkomen of vervangen van het gebruik van gefluoreerde broeikasgassen waarbij:

    • gefluoreerde broeikasgassen worden vervangen door natuurlijke of duurzamere middelen met een Global Warming Potential (GWP) van ten hoogste 5, voor zover dit niet gangbaar is voor de betreffende toepassing,

    • geen sprake is van gefluoreerde broeikasgassen die gebruikt worden als koudemiddel,

    • indien gefluoreerde broeikasgassen worden vervangen, wordt aangetoond dat gebruikt broeikasgas wordt opgevangen en milieuverantwoord wordt verwerkt,

    • de terugverdientijd van het bedrijfsmiddel drie jaar of meer bedraagt, uitgaande van de bijkomende investeringskosten en het saldo van de operationele baten en lasten, niet zijnde financieringslasten en afschrijving, ten opzichte van de investering in een vergelijkbaar, gangbaar bedrijfsmiddel, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: aanpassingen van apparatuur die technisch noodzakelijk zijn om het natuurlijke of duurzame middel te kunnen inzetten en al dan niet het vervangende natuurlijke of duurzame middel indien dit geen verbruiksgoed is.

Toelichting: Voorbeelden van apparatuur voor de vervanging van gefluoreerde broeikasgassen zijn gesloten plasmareinigingssysteem op basis van fluorgas in plaats van bijvoorbeeld NF3, voor extractietechnieken of als isolatiegas in productieprocessen. Voorbeelden van gefluoreerde broeikasgassen zijn HFK’s en PFK’s, SF6 en NF3.

Zie de bedrijfsmiddelen D 4208 en A 4210 voor het vervangen van SF6 in schakelsystemen en bedrijfsmiddel F 5410 voor detectieapparatuur voor gefluoreerde broeikasgassen.

Zie voor halogeenvrije koudemiddelen in stationaire koelinstallaties of warmtepompen de energie-investeringsaftrek (EIA).

F 4305

NOx-emissie reducerende techniek

  • a. bestemd voor: het verminderen of voorkomen van de emissie van NOx door aanpassing van, of additionele voorzieningen bij, een industrieel productieproces, waarbij:

    • de emissie van NOx ten minste 50% lager ligt dan wettelijk verplicht, en

    • wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd onder paragraaf 2b van deze bijlage,

  • b. bestaande uit: apparatuur voor het verminderen of voorkomen van de emissie van NOx, met uitzondering van mobiele werktuigen of vervoersmiddelen.

Het bedrijfsmiddel komt voor ten hoogste € 5.000.000 van het investeringsbedrag in aanmerking voor milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen.

Toelichting: Zie bedrijfsmiddel D 4315 voor selectieve (katalytische) reductie-installaties (SCR of SNCR). Onder industrieel wordt verstaan grootschalig en met een hoge mate van mechanisering en automatisering.

Let op: bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen niet in aanmerking. Aanpassingen en voorzieningen voor bestaande bedrijfsmiddelen die fossiele brandstoffen gebruiken komen onder voorwaarden wel in aanmerking. Zie punt 12 van paragraaf 1 van deze bijlage.

  1. Reach verordening nummer toevoegen. ^ [1]
  2. Verordening 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PbEU 2013, L 347). ^ [2]
Naar boven