Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009

Geraadpleegd op 01-12-2024.
Geldend van 19-09-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 december 2008, nr. PO&I/2008/34894, houdende de inrichting van de organisatie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsmede verdeling van taken en verlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden (Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009)

Hoofdstuk 1. Begripsbepaling

Artikel 1. Begrippen

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. het ministerie: het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • b. bewindspersoon: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, afhankelijk van wie het aangaat;

  • c. mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon besluiten te nemen;

  • d. volmacht: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • e. machtiging: de bevoegdheid om in naam van een bewindspersoon handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • f. vertegenwoordigingsbevoegdheid: de bevoegdheid om namens een bewindspersoon, onder diens verantwoordelijkheid en met inachtneming van diens algemene en bijzondere aanwijzingen, besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten dan wel handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • g. bedrijfsvoering: de sturing en beheersing van bedrijfsprocessen om de gestelde (beleids)doelstellingen te kunnen realiseren;

  • h. Commissie Management Development: de commissie, bestaande uit de functionarissen, genoemd in artikel 3, onderdelen a tot en met e, waarin managementbenoemingen en de selectie voor managementopleidingen plaatsvindt;

  • i. CIO: Chief Information Officer;

  • j. CIO-stelsel: de inrichting van de samenwerking tussen de CIO’s van het ministerie, de Sociale Verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Hoofdstuk 2. Organisatie

Artikel 2. Organisatie ministerie

Het ministerie bestaat uit de volgende organisatieonderdelen:

  • a. de hierna genoemde organisatieonderdelen, die rechtstreeks ressorteren onder de secretaris generaal:

    • 1°. de directie Financieel-economische Zaken;

    • 2°. de directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden;

    • 3°. de directie Communicatie;

    • 4°. de directie Bestuursondersteuning;

  • b. de hierna genoemde organisatieonderdelen, die rechtstreeks ressorteren onder de plaatsvervangend secretaris-generaal:

    • 1°. de directie Organisatie, Bedrijfsvoering en Personeel;

    • 2°. de Rijksschoonmaakorganisatie;

    • 3°. de directie Dienstverlening, samenwerkingsverbanden en uitvoering;

    • 4°. de directie CIO-office, Informatie voor Beleid en Bedrijfsvoering en Veiligheid;

  • c. de hierna genoemde organisatieonderdelen, die rechtstreeks ressorteren onder de directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie:

    • 1°. de directie Participatie en Decentrale Voorzieningen;

    • 2°. de directie Werknemersregelingen;

    • 3°. de directie Stelsel en Volksverzekeringen;

    • 4°. de directie Samenleving en Integratie;

    • 5°. het bureau DG-control;

    • 6°. de afdeling Budgetbeheer, secretariaat en bedrijfsvoering-SZI;

  • d. de hierna genoemde organisatieonderdelen, die rechtstreeks ressorteren onder de directeur-generaal Werk:

    • 1°. de directie Arbeidsmarkt en Sociaal-Economische Aangelegenheden;

    • 2°. de directie Gezond en Veilig Werken;

    • 3°. de directie Arbeidsverhoudingen;

    • 4°. de directie Internationale Zaken;

    • 5°. de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving;

    • 6°. de projectdirectie Leren en Werken;

    • 7°. een bureau DG-control en Managementondersteuning;

    • 8°. de directie Kinderopvang;

  • e. de Nederlandse Arbeidsinspectie, in het Engels genaamd Netherlands Labour Authority, bestaande uit hierna genoemde organisatieonderdelen, die rechtstreeks ressorteren onder de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie:

    • 1°. de directie Analyse, Programmering en Strategie;

    • 2°. de directie Toezicht;

    • 3°. de directie Meldingen en Verzoeken;

    • 4°. de directie Informatievoorziening;

    • 5°. de directie Opsporing;

  • f. de hierna genoemde organisatieonderdelen, die rechtstreeks ressorteren onder de programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering:

    • 1°. de directie Werk aan Uitvoering;

    • 2°. de directie Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen;

  • g. de Regeringscommissaris transitie pensioenen als bedoeld in het Instellingsbesluit Regeringscommissaris transitie pensioenen.

Artikel 3. Collegiaal overleg

  • 1 De volgende functionarissen voeren regelmatig collegiaal overleg over de belangrijke aspecten van beleidsontwikkeling en -uitvoering en over de departementale bedrijfsvoering:

    • a. de secretaris-generaal;

    • b. de plaatsvervangend secretaris-generaal;

    • c. de directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie;

    • d. de directeur-generaal Werk;

    • e. de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie;

    • f. de programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde overleg staat onder voorzitterschap van de secretaris-generaal en elk van de functionarissen neemt daaraan deel met volledig behoud van de eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie neemt aan dit overleg deel op een zodanige wijze, dat dit in overeenstemming is met zijn verantwoordelijkheid voor de onafhankelijke uitvoering van de taken, genoemd in artikel 37 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

Hoofdstuk 3. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden secretaris-generaal, plaatsvervangend secretaris-generaal, (programma-)directeuren-generaal en inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie

Artikel 4. Verantwoordelijkheden secretaris-generaal

  • 3 De secretaris-generaal kan een meerjarenplan voor het ministerie vaststellen. De secretaris-generaal stelt voorts de jaarplannen vast van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel a. De secretaris-generaal kent aan de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal, de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie en de functionarissen die leiding geven aan de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel a, de budgetten toe waarover de genoemde functionarissen mogen beschikken. De secretaris-generaal bewaakt de voortgang van de uitvoering van het meerjarenplan en van de jaarplannen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel a.

  • 4 De secretaris-generaal is verantwoordelijk voor:

    • a. het bij schriftelijk besluit toedelen van taken aan de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel a, en aan de functionarissen die leiding geven aan deze organisatieonderdelen;

    • b. de werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel a, met dien verstande dat de secretaris-generaal zorg draagt voor toedeling van deze verantwoordelijkheid aan andere functionarissen voor zover deze ten aanzien van organisatieonderdelen genoemd in artikel 2, onderdeel a, als bestuurder in de zin van artikel 1 van de Wet op de ondernemingsraden optreden;

    • c. de personeelsaangelegenheden voor zover die betrekking hebben op de plaatsvervangend secretaris-generaal en de functionarissen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel a;

    • d. het aangaan van arbeidsovereenkomsten met directeuren, hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zijn toegekend met betrekking tot personeelsaangelegenheden, onverminderd het bepaalde in de artikelen 7, tweede lid, onderdeel c, en 9, derde lid, onderdeel c;

    • e. het toekennen van een representatiekostenvergoeding en het in een tijdelijke arbeidsovereenkomst afwijken van de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren;

    • f. de personeelsaangelegenheden voor zover die betrekking hebben op functies waarover bij koninklijk besluit is besloten tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst;

    • g. [Red: vervallen;]

    • h. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van de functionarissen, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdelen b tot en met e, en op gedragingen van de functionarissen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel a;

    • i. [Red: vervallen;]

    • j. het oordeel of over een wet en de stilzwijgende goedkeuring van een verdrag een referendum kan worden gehouden overeenkomstig de Wet raadgevend referendum;

    • k. het vervullen van de rol van eigenaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen met dien verstande dat de plaatsvervangend secretaris-generaal de secretaris-generaal vervangt bij diens afwezigheid of verhindering;

    • l. het fungeren namens het ministerie als opdrachtgever van de Auditdienst Rijk, daarin bijgestaan door de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur Bedrijfsvoering;

    • m. het afnemen van de eed of de belofte bij de indiensttreding van een functionaris, bedoeld in artikel 7 Ambtenarenwet 2017.

Artikel 5. Bevoegdheden secretaris-generaal

  • 1 De secretaris-generaal is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

  • 2 De bevoegdheden van de secretaris-generaal, bedoeld in het eerste lid, omvatten in elk geval mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van de volgende aangelegenheden:

    • a. beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures;

    • b. de in artikel 4, vierde lid, genoemde aangelegenheden, met uitzondering van het nemen van een besluit als bedoeld in onderdeel f;

    • c. de voorlopige buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden alsmede de definitieve buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden voor zover het gaat om vorderingen van ten hoogste € 1.000.000,–;

    • d. de kwijtschelding van vorderingen op derden van ten hoogste € 1.000.000,–;

    • e. beslissingen op verzoeken om informatie op grond van de Wet open overheid.

  • 3 De secretaris-generaal is bevoegd tot uitoefening van alle bevoegdheden die zijn verleend aan onder hem ressorterende functionarissen, met dien verstande dat hij gehouden is om door de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie aangeboden inspectiebevindingen, jaarplannen, meerjarenplannen en jaarverslagen met betrekking tot inspectietaken van de Nederlandse Arbeidsinspectie ongewijzigd door te sturen naar de desbetreffende bewindspersoon of -personen. Op het jaarplan, het meerjarenplan en het jaarverslag voor de gehele Nederlandse Arbeidsinspectie is artikel 38 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen van toepassing.

  • 4 De secretaris-generaal kan departementale projectorganisaties instellen en arbeidsovereenkomsten aangaan met projectdirecteuren die leiding geven aan deze projectorganisaties.

Artikel 6. Verantwoordelijkheden plaatsvervangend secretaris-generaal

  • 1 De plaatsvervangend secretaris-generaal vervangt de secretaris-generaal bij diens afwezigheid of verhindering. Hij treedt alsdan in de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de secretaris-generaal.

  • 2 De plaatsvervangend secretaris-generaal geeft rechtstreeks leiding aan de functionarissen die leiding geven aan de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel b.

  • 3 De plaatsvervangend secretaris-generaal stelt de jaarplannen vast van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel b. Gegeven het budget dat door de secretaris-generaal aan de plaatsvervangend secretaris-generaal ter beschikking is gesteld, kent de plaatsvervangend secretaris-generaal aan de functionarissen die leiding geven aan de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel b, het budget toe waarover zij mogen beschikken. De plaatsvervangend secretaris-generaal bewaakt de voortgang van de uitvoering van de jaarplannen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel b.

  • 4 De plaatsvervangend secretaris-generaal is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel b, en hij is tevens verantwoordelijk voor een departementsbrede samenhangende bedrijfsvoering. Het werkterrein van de plaatsvervangend secretaris-generaal omvat in brede zin:

    • a. het organisatie- en personeelsbeleid;

    • b. de ondersteuning van de directies van het ministerie op het gebied van personeelsbeheer, salarisadministratie, en documentaire informatievoorziening;

    • b1. het voeren van de financiële administratie voor de aangesloten ministeries en het beheer van het financiële SAP-systeem;

    • c. het huisvestings- en beveiligingsbeleid voor wat betreft de Haagse vestigingen van het ministerie, met inbegrip van crisisbeheersing en milieumanagement, en de regie op het huisvestings- en beveiligingsbeleid voor het gehele ministerie;

    • d. het automatiserings- en informatiseringsbeleid, waaronder het adviseren hierover, van de directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie in de rol van opdrachtgever als bedoeld in artikel 10, aanhef en onderdeel g, en van de directeur-generaal Werk in de rol van opdrachtgever als bedoeld in artikel 11, aanhef en onderdeel j;

    • e. het inkoopbeleid;

    • f. overige facilitaire diensten;

    • g. het behandelen van geschillen en gerechtelijke procedures van (ex-)medewerkers inzake aangelegenheden verband houdend met de dienstbetrekking;

    • h. de inhoudelijke advisering en ondersteuning van de functionarissen, genoemd in artikel 3, eerste lid, en de inhoudelijke, logistieke, secretariële en protocollaire ondersteuning van de secretaris-generaal en de bewindspersonen;

    • i. het fungeren namens het ministerie als opdrachtgever van de Auditdienst Rijk, daarin bijgestaan door de directeur Financieel-economische Zaken en de directeur Bedrijfsvoering;

    • j. de uitvoering van de taken van de Directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering;

    • k. de uitvoering van de door de bewindspersoon vastgestelde subsidieregelingen op het terrein van het Europees Sociaal Fonds, van overige door de bewindspersoon vastgestelde regelingen op het terrein van werk en inkomen en van regelingen in opdracht van een partij buiten het ministerie voor zover de bewindspersoon de Directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering met de uitvoering van die regelingen heeft belast;

    • l. de afhandeling van verzoeken tot vergoeding van schade geleden als gevolg van de implementatie van artikel 7 van Richtlijn 2003/88/EG;

    • m. [Red: vervallen;]

    • n. de uitvoering van de taken van de Rijksschoonmaakorganisatie.

  • 5 De plaatsvervangend secretaris-generaal is verantwoordelijk voor:

    • a. het bij schriftelijk besluit toedelen van taken aan de onder hem ressorterende organisatieonderdelen en aan de functionarissen die leiding geven aan de organisatieonderdelen;

    • b. de werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van de onder hem ressorterende organisatieonderdelen alsmede de hiervoor bedoelde werkgeversverplichtingen voor zover deze centraal georganiseerd zijn;

    • c. de personeelsaangelegenheden welke niet ingevolge artikel 4, vierde lid, aan de secretaris-generaal zijn voorbehouden, dan wel ingevolge artikel 8, derde lid, tot de taken van een directeur-generaal of de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie behoren;

    • d. het adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van zijn werkterrein als bedoeld in het vierde lid en het attenderen van de bewindspersonen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten ten aanzien van zijn werkterrein;

    • e. het rapporteren aan de secretaris-generaal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel b;

    • f. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van de functionarissen van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel b;

    • g. het materieel beheer overeenkomstig de Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006 en de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen;

    • h. het vervullen van de rol van eigenaar van de Sociale Verzekeringsbank, met dien verstande dat de secretaris-generaal de plaatsvervangend secretaris-generaal vervangt bij diens afwezigheid of verhindering.

  • 6 De plaatsvervangend secretaris-generaal is verantwoordelijk voor het CIO-stelsel en wijst de CIO van het ministerie aan.

Artikel 7. Bevoegdheden plaatsvervangend secretaris-generaal

  • 1 De plaatsvervangend secretaris-generaal is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met zijn werkterrein als bedoeld in artikel 6 en voor zover zij niet zijn voorbehouden aan een bewindspersoon of de secretaris-generaal. Van de volmacht, bedoeld in de eerste volzin, is evenwel uitgezonderd het aangaan van:

    • a. overeenkomsten met de Landsadvocaat en andere juridische dienstverleners inzake advisering en procureurstelling alsmede het instellen van gerechtelijke procedures, tenzij deze overeenkomsten betrekking hebben op gerechtelijke procedures van (ex-)medewerkers inzake aangelegenheden verband houdend met de dienstbetrekking of op de invordering van geldvorderingen van de Staat;

    • b. overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek alsmede overeenkomsten met betrekking tot meerjarige, structurele beleidsinformatievoorziening die het verzamelen, bewerken en leveren van beleidsinformatie betreffen, voor zover deze informatie primair bedoeld is voor ramingen en verdeelmodellen, dan wel verband houdt met verplichtingen die voortvloeien uit de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2008 of met verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen.

  • 2 De bevoegdheden van de plaatsvervangend secretaris-generaal, bedoeld in het eerste lid, omvatten in elk geval mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van de volgende aangelegenheden:

    • a. beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures voor zover deze betrekking hebben op zijn verantwoordelijkheden of werkterrein als bedoeld in artikel 6;

    • b. de in artikel 6, vijfde lid, genoemde aangelegenheden;

    • c. het aangaan van arbeidsovereenkomsten met onder hem ressorterende hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zijn toegekend met betrekking tot personeelsaangelegenheden, voor zover het gaat om functies met het maximum van salarisschaal 13 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, mits hij van zijn voornemen daartoe vooraf melding heeft gemaakt in de Commissie Management Development;

    • d. het instellen van tijdelijke projectorganisaties binnen zijn werkterrein als bedoeld in artikel 6;

    • e. de formatie van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel b, een en ander met inachtneming van de daarvoor beschikbaar gestelde budgetten en desbetreffende aanwijzingen van de secretaris-generaal;

    • f. het nemen van dwangsombesluiten die verband houden met het niet tijdig afdoen van een besluit, voor zover dit betrekking heeft op de eigen verantwoordelijkheden of het eigen werkterrein.

Artikel 8. Verantwoordelijkheden (programma-)directeuren-generaal en inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie

  • 1 Elke (programma-)directeur-generaal en de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie geven rechtstreeks leiding aan de hoofden van de organisatieonderdelen welke ingevolge artikel 2 rechtstreeks onder elk van hen ressorteren.

  • 2 Elke (programma-)directeur-generaal stelt de jaarplannen vast van de onder elk van hen ressorterende organisatieonderdelen. De inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie stelt een jaarplan voor de gehele Nederlandse Arbeidsinspectie vast. Gegeven het budget dat door de secretaris-generaal aan de betreffende (programma-)directeur-generaal respectievelijk de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie ter beschikking is gesteld, kennen de (programma-)directeuren-generaal en de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie aan de functionarissen die leiding geven aan de onder hen ressorterende organisatieonderdelen, de budgetten toe waarover zij mogen beschikken. De (programma-)directeuren-generaal bewaken de voortgang van de uitvoering van jaarplannen van de onder hen ressorterende organisatieonderdelen. De inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie bewaakt de voortgang van de uitvoering van het jaarplan van de gehele Nederlandse Arbeidsinspectie.

  • 3 De (programma-)directeuren-generaal zijn verantwoordelijk voor:

    • a. het bij schriftelijk besluit toedelen van taken aan de onder hen ressorterende organisatieonderdelen en aan de functionarissen die leiding geven aan deze organisatieonderdelen;

    • b. de personeelsaangelegenheden van de functionarissen die onder hen ressorteren, voor zover dit niet ingevolge artikel 4, vierde lid, aan de secretaris-generaal is opgedragen;

    • c. de werkgeversverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden ten aanzien van de onder hen ressorterende organisatieonderdelen, met uitzondering van de bij de plaatsvervangend secretaris-generaal belegde centraal georganiseerde werkgeversverplichtingen;

    • d. het zorgdragen voor toedeling van de in onderdeel c bedoelde verantwoordelijkheid aan onder hen ressorterende functionarissen, voor zover deze functionarissen als bestuurder in de zin van artikel 1 van de Wet op de ondernemingsraden optreden;

    • e. het adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van hun eigen werkterrein en het attenderen van de bewindspersonen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten ten aanzien van dat werkterrein;

    • f. het rapporteren aan de secretaris-generaal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de onder hen ressorterende organisatieonderdelen;

    • g. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen;

    • h. het materieel beheer overeenkomstig de Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006 en de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen.

  • 4 Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie, met dien verstande dat hij voor de toepassing van onderdeel f verantwoordelijk is voor het rapporteren aan de secretaris-generaal over de uitvoering van het jaarplan van de gehele Nederlandse Arbeidsinspectie.

Artikel 9. Bevoegdheden (programma-)directeuren-generaal en inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie

  • 1 Elke (programma-)directeur-generaal is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met zijn werkterrein en voor zover zij niet zijn voorbehouden aan een bewindspersoon of de secretaris-generaal. Van de volmacht, bedoeld in de eerste volzin, is evenwel uitgezonderd het aangaan van de volgende overeenkomsten:

    • a. overeenkomsten met de Landsadvocaat en andere juridische dienstverleners inzake advisering en procureurstelling alsmede het instellen van gerechtelijke procedures;

    • b. overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek alsmede overeenkomsten met betrekking tot meerjarige, structurele beleidsinformatievoorziening die het verzamelen, bewerken en leveren van beleidsinformatie betreffen, voor zover deze informatie primair bedoeld is voor ramingen en verdeelmodellen, dan wel verband houdt met verplichtingen die voortvloeien uit de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2008 of met verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen;

    • c. overeenkomsten betreffende de organisatie van voorlichtings- en informatiecampagnes en de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal;

    • d. overeenkomsten betreffende externe advisering in het kader van voorlichtingsprojecten;

    • e. overeenkomsten met de arbodienst en het centraal flankerend beleid ten behoeve van herplaatsers;

    • f. overeenkomsten betreffende de technische infrastructuur, de hardware, de kantoorautomatiseringssoftware, de datacommunicatievoorzieningen en het technisch beheer van geautomatiseerde systemen, tenzij uit besluitvorming van de plaatsvervangend secretaris-generaal anders volgt;

    • g. overeenkomsten betreffende de huisvesting en facilitaire voorzieningen ten behoeve van de Haagse vestigingen van het ministerie;

    • h. overeenkomsten betreffende de gerechtelijke en buitengerechtelijke invordering van geldvorderingen van de Staat;

    • i. overeenkomsten met betrekking tot systeemontwikkeling, licenties, functioneel beheer en onderhoud van applicaties van geautomatiseerde informatie- en salarissystemen, tenzij uit besluitvorming van de plaatsvervangend secretaris-generaal anders volgt.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie, met dien verstande dat hij tevens bevoegd is tot:

    • a. a. het aangaan van overeenkomsten die betrekking hebben op de productie en distributie van voorlichtingsmateriaal, gericht op de communicatie van toezichtsbevindingen en van handhavings-, opsporings- en toezichtsactiviteiten;

    • b. b. het aangaan van overeenkomsten die betrekking hebben op systeemontwikkeling, licenties, functioneel en netwerkbeheer en onderhoud van applicaties van voorlichtings- en documentatiesystemen ten behoeve van de handhavings-, opsporings- en toezichtstaken van de Nederlandse Arbeidsinspectie;

    • c. c. het aangaan van de overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen f en g, voor zover geen gebruik wordt gemaakt van de departementale infrastructuur en er geen sprake is van huisvesting in een gebouw waar tevens een ander organisatieonderdeel van het ministerie, niet zijnde de Directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering, is gehuisvest.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden van de (programma-)directeuren-generaal en de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie omvatten in elk geval mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van de volgende aangelegenheden:

    • a. beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures voor zover deze betrekking hebben op hun eigen verantwoordelijkheden of werkterrein;

    • b. de aangelegenheden, genoemd in artikel 8, derde lid;

    • c. het aangaan van arbeidsovereenkomsten met de onder hen ressorterende hoofden van afdelingen, subafdelingen en bureaus en van teamleiders aan wie bevoegdheden zijn toegekend met betrekking tot personeelsaangelegenheden, voor zover het gaat om functies met het maximum van salarisschaal 13 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren, mits zij van hun voornemen daartoe vooraf melding hebben gemaakt in de Commissie Management Development;

    • d. het instellen van tijdelijke projectorganisaties binnen hun eigen werkterrein;

    • e. de formatie van de onder hen ressorterende organisatieonderdelen, een en ander met inachtneming van de daarvoor beschikbaar gestelde budgetten en desbetreffende aanwijzingen van de secretaris-generaal;

    • f. het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op hun eigen werkterrein;

    • g. het nemen van dwangsombesluiten die verband houden met het niet tijdig afdoen van een besluit, voor zover dit betrekking heeft op hun eigen verantwoordelijkheden of werkterrein.

  • 4 De uitzonderingen, genoemd in het eerste lid, onderdelen c, d, f, h en i, gelden niet voor de in het eerste lid genoemde bevoegdheden die de directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie heeft in verband met zijn werkterrein beschreven in artikel 10, aanhef en onderdelen s en t.

Artikel 10. Werkterrein directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie

De directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel c. Het werkterrein van de directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie omvat in brede zin:

  • a. het zorgdragen voor een effectief re-integratiebeleid, onder meer door een samenhangend pakket re-integratie-instrumenten en een effectieve en efficiënte inzet daarvan door de uitvoering door onder andere een regionale aanpak van het arbeidsmarktbeleid;

  • b. het scheppen van voorwaarden voor het re-integreren van mensen met een sociale zekerheidsuitkering (werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en bijstand) in betaalde arbeid of zelfstandig ondernemerschap, zowel aan de aanbodkant als aan de vraagkant;

  • c. het doen inschakelen van mensen met en zonder uitkering in andere vormen van maatschappelijke participatie indien inschakeling in betaalde arbeid nog niet mogelijk blijkt, als stap op weg naar betaald werk;

  • d. het formuleren van het beleid ten aanzien van de rechten en plichten van de sociale verzekeringen en voorzieningen, gericht op preventie, werk en bescherming, waaronder verstaan wordt het beleid op het terrein van armoede en schuldhulpverlening;

  • e. het formuleren van het financieringsbeleid van de sociale verzekeringen en voorzieningen gericht op het stimuleren van werknemers, werkgevers en de uitvoering;

  • f. het beheren van de relatie tussen het ministerie en de partners in het domein van werk en inkomen, zoals onder meer de uitvoeringsorganisaties en gemeenten;

  • g. het vervullen van de rol van opdrachtgever van de uitvoeringsorganisaties van het ministerie;

  • h. het adviseren van de secretaris-generaal over het maken van prestatieafspraken, het bewaken van de realisatie daarvan en – indien nodig – optreden;

  • i. het aansturen van de samenwerking in de keten van uitvoeringsorganisaties en gemeenten, gericht op de toeleiding naar werk en het verstrekken van uitkeringen, met inbegrip van de gegevensinfrastructuur en het daartoe ondersteunende gegevensverkeer;

  • j. het zorgdragen voor de ontwikkeling en het beheer van het uitvoeringsstelsel, waarbij innovatie centraal staat;

  • k. het intra- en interdepartementaal coördineren van de regeldrukprogramma’s voor bedrijven, burgers, professionals en medeoverheden;

  • l. het strategisch en eenduidig opereren in de regio door het ministerie en de afstemming hierover met andere departementen en de partners in het domein van werk en inkomen;

  • m. het coördineren en maken van beleid op het gebied van de gegevensuitwisseling, privacy en beveiliging binnen het domein van werk en inkomen en aanpalende domeinen;

  • n. het ontwikkelen van een handhavingsstrategie van het ministerie met systematische aandacht voor handhaven in alle onderdelen van de beleidscyclus en de hele keten van werk en inkomen gericht op de effectiviteit van de handhaving;

  • o. het bevorderen van vernieuwingen in het handhavingsbeleid van het ministerie en de uitvoeringsorganisaties en het (doen) aanpakken van lacunes in beleid, wetgeving en uitvoering;

  • p. het bevorderen van de samenhang in het handhavings- en opsporingsbeleid van het ministerie en de uitvoeringsorganisaties met het beleid van externe partijen;

  • q. het zorgdragen voor de afwikkeling van de opgeheven Raad voor Werk en Inkomen en de opgeheven arbeidsvoorzieningsorganisatie;

  • r. het ontwikkelen en uitvoeren van (internationaal afgestemd) beleid gericht op remigratie, integratie en antidiscriminatie;

  • s. het (waar nodig) leveren van een bijdrage aan generiek beleid zodanig dat het voor migranten in de samenleving toegankelijk en effectief is;

  • t. het ten aanzien van integratievraagstukken ontwikkelen, onderhouden en beschikbaar stellen van kennis;

  • u. de (inter)departementale beleidsvorming en het daarmee samenhangende financieel beheer inzake de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, mede voor zover dit geschiedt op het werkterrein van de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeur-generaal Werk en de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie. De directies die ressorteren onder voornoemde functionarissen blijven de hen toebedeelde taken en verantwoordelijkheden uitvoeren, met de bijbehorende bevoegdheden, maar leggen voor wat betreft de (inter)departementale beleidsvorming en het daarmee samenhangende financieel beheer inzake de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba verantwoording af aan de directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie;

  • v. het zorgdragen voor de uitvoeringstaken van de bewindspersoon op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 11. Werkterrein directeur-generaal Werk

De directeur-generaal Werk is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel d. Het werkterrein van de directeur-generaal Werk omvat in brede zin:

  • a. de algemeen-economische beleidsontwikkeling en het inkomensbeleid;

  • b. het beleid met betrekking tot de bestrijding en preventie van arbeidsrisico's en ziekteverzuim;

  • c. de wijze waarop arbeidsvoorwaarden worden vormgegeven (CAO’s, algemeen verbindend verklaren, medezeggenschap);

  • d. arbeidsmigratie;

  • e. de kaders voor de vormgeving van enkele specifieke arbeidsvoorwaarden (pensioenen, levensloop, arbeid en zorg);

  • f. de strategievorming op het brede SZW-beleidsterrein;

  • g. de departementale coördinatie van het internationale beleid en het uitdragen van en onderhandelen over de Nederlandse standpunten in multilateraal en bilateraal verband;

  • h. de coördinatie van de advisering rond budgettaire en ordeningsvraagstukken in de collectieve sector, voor zover dit buiten het Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt-kader valt;

  • i. de wijze waarop werkenden beschermd, behandeld en toegerust worden (arbeidsrecht, gelijke behandeling en diversiteit);

  • j. het kinderopvangbeleid;

  • k. het vervullen van de rol van opdrachtgever van de uitvoeringsorganisaties van het ministerie.

Artikel 12. Werkterrein inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie

  • 1 De inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de Nederlandse Arbeidsinspectie, die bestaat uit de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel e. Het werkterrein van de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie omvat in brede zin:

    • a. het houden van toezicht op de naleving van wet- en regelgeving op de beleidsterreinen, waarvoor de bewindspersoon verantwoordelijkheid draagt, en het in verband daarmee opsporen van strafbare feiten, alsmede het aan de bewindspersoon opgedragen toezicht op de werking van de stelsels van persoonsregistratie, certificering en keuringen en het aan de bewindspersoon opgedragen toezicht op de toezichtswerkzaamheden van door de bewindspersoon op grond van wet- en regelgeving op het terrein van arbeidsveiligheid, arbeidsgezondheid en productveiligheid aangewezen certificatie- en keuringsinstellingen die zijn belast met het verstrekken van certificaten, dan wel het verrichten van keuringen in het belang van veiligheid en gezondheid in de arbeid alsook het op hun verzoek aanwijzen van instellingen als certificatie- of keuringsinstelling, als in dit onderdeel genoemd;

    • b. het opsporen van strafbare feiten op de beleidsterreinen waarvoor de bewindspersoon verantwoordelijkheid draagt, het in het kader van deze opsporing constateren van andere strafbare feiten welke daarmee verband houden, het in verband met de opsporing van strafbare feiten verzamelen van criminele inlichtingen en het verwerken van persoonsgegevens binnen de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, alsmede het opsporen van strafbare feiten op andere beleidsterreinen voor zover daartoe door het desbetreffende bestuursorgaan bevoegdheid is gegeven;

    • c. de uitvoering van de taken, bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • 2 De inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie geeft op verzoek van een der kamers van de Staten Generaal of een commissie uit een van die kamers een toelichting op het jaarverslag of een andere rapportage van de Nederlandse Arbeidsinspectie nadat het desbetreffende stuk aan de kamers ter kennisname is gebracht. De inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie beperkt zich daarbij tot het geven van inlichtingen van feitelijke aard. De inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie stelt de bewindspersoon terstond in kennis van een verzoek als hier bedoeld.

  • 3 De inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor de verspreiding van jaarverslagen en inspectierapportages ten aanzien van de daarin opgenomen bevindingen, nadat de secretaris-generaal en de bewindslieden van het jaarverslag en de inspectierapportage kennis hebben kunnen nemen.

  • 5 De Nederlandse Arbeidsinspectie is verantwoordelijk voor het Informatieknooppunt SZW.

Artikel 13. Opvolging van bevoegdheden door directies Nederlandse Arbeidsinspectie

  • 1 Waar in wet- en regelgeving bevoegdheden zijn toegekend aan de Arbeidsinspectie of aan de Inspectie SZW, aan ambtenaren van de Arbeidsinspectie of van de Inspectie SZW dan wel aan de algemeen directeur van de Arbeidsinspectie of aan de inspecteur-generaal Sociale Zaken en Werkgelegenheid, worden deze bevoegdheden uitgeoefend door de Nederlandse Arbeidsinspectie, ambtenaren van de Nederlandse Arbeidsinspectie respectievelijk de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie. Waar in enig wettelijk voorschrift ambtenaren van de Arbeidsinspectie of van de Inspectie SZW zijn aangewezen als ambtenaren belast met toezicht op de naleving of opsporing, gelden die aanwijzingen nu voor de ambtenaren van de Nederlandse Arbeidsinspectie, die daartoe bij de Nederlandse Arbeidsinspectie zijn aangesteld.

  • 2 De directie Opsporing is de bijzondere opsporingsdienst, bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel d, van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten. Waar in wet- en regelgeving bevoegdheden zijn toegekend aan de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst of aan de Inspectie SZW dan wel aan ambtenaren van de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst of van de Inspectie SZW, worden deze bevoegdheden uitgeoefend door de directie Opsporing respectievelijk ambtenaren van de directie Opsporing van de Nederlandse Arbeidsinspectie.

  • 3 Waar in wet- en regelgeving bevoegdheden zijn toegekend aan de directie Arbeidsmarktfraude, de directie Arbeidsomstandigheden en de directie Major Hazard Control dan wel aan ambtenaren van die directies, worden deze bevoegdheden uitgeoefend door de directie Meldingen en Verzoeken, dan wel de directie Toezicht respectievelijk ambtenaren van die directies.

Artikel 13a. Werkterrein programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering

De programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering is belast met de beleids- en bedrijfsvoering betreffende de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdeel f. Het werkterrein van de programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering omvat in brede zin:

  • a. het vormgeven en ondersteunen van de door de Ambtelijke Commissie Uitvoering (ACU) benoemde programmatische en projectmatige activiteiten;

  • b. het inspireren, signaleren, faciliteren, evalueren en het bieden van richting en support aan de Werk aan Uitvoering-beweging door interventies optimaal in te zetten bij de politiek, beleidsmakers en publieke dienstverleners;

  • c. het werken aan domein overstijgende vereenvoudiging van wet- en regelgeving voor inkomensondersteuning vanuit het perspectief van burgers.

Artikel 13b. Werkterrein Regeringscommissaris transitie pensioenen

  • 1 De Regeringscommissaris transitie pensioenen staat beheersmatig onder leiding van de directeur-generaal Werk.

  • 2 De Regeringscommissaris transitie pensioenen heeft de volgende taken:

    • a. het beoordelen en bevorderen van het verloop van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel;

    • b. het volgen van de voortgang van de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel en het signaleren van eventuele knelpunten;

    • c. het gevraagd en ongevraagd adviseren van de bewindspersoon over de mogelijke maatregelen om eventuele knelpunten in de transitie weg te nemen;

    • d. het bevorderen dat bij de transitie betrokken partijen hun verantwoordelijkheid nemen voor het tijdig en zorgvuldig doorlopen van de transitie;

    • e. het stimuleren dat goede voorbeelden die bevorderlijk zijn voor het verloop van de transitie worden gedeeld, met inachtneming van de wettelijke kaders;

    met dien verstande dat de Regeringscommissaris transitie pensioenen zijn taken uitvoert onder de verantwoordelijkheid van de bewindspersoon, een en ander overeenkomstig het Instellingsbesluit Regeringscommissaris transitie pensioenen.

  • 3 De Regeringscommissaris transitie pensioenen wordt in de taakuitoefening ondersteund door de directie Pensioenbeleid.

Hoofdstuk 4. Algemene bepalingen ten aanzien van de uitoefening van taken en bevoegdheden

Artikel 14. Uitoefening bevoegdheden

  • 1 De uitoefening van vertegenwoordigingsbevoegdheden geschiedt binnen de grenzen van de vastgestelde taken en met inachtneming van het terzake geldende recht alsmede de voor de rijksdienst en voor het ministerie geldende beleids- en uitvoeringsregels.

  • 2 De algemene bepalingen inzake organisatie, mandaat, volmacht en machtiging in dit besluit zijn tevens van toepassing ten aanzien van de uitoefening van bevoegdheden die krachtens ondermandaat respectievelijk doorverlening van volmacht en machtiging worden uitgeoefend.

  • 3 Het uitoefenen van vertegenwoordigingsbevoegdheden die betrekking hebben op aangelegenheden met (mogelijke) financiële gevolgen geschiedt, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, met inachtneming van:

    • a. de begrotingswet en de daarbij gegeven financiële ruimte;

    • b. de voor de vertegenwoordigingsbevoegde geldende jaarplannen en budgetten;

    • c. het bepaalde bij en krachtens de Comptabiliteitswet 2001 en de aanwijzingen van de directeur Financieel-Economische Zaken op grond van die wet en de daarop berustende regelgeving;

    • d. door de secretaris-generaal te stellen regels betreffende de (financiële) besturing van het ministerie.

  • 4 Verleningen van mandaat, volmacht en machtiging zijn niet van toepassing:

    • a. indien bij wettelijk voorschrift is bepaald dat verlening van de betreffende bevoegdheid niet mogelijk is;

    • b. indien de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

Artikel 15. Wijze van ondertekening

  • 1 De afdoening van alle stukken waarvan de bewindspersonen aangeven dat zij deze zelf wensen af te doen, geschiedt door een bewindspersoon.

  • 2 Tenzij de bewindspersonen anders te kennen geven, worden brieven ter beantwoording van persoonlijke brieven, gericht aan (een van) de bewindspersonen, ondertekend door een bewindspersoon.

  • 3 De vertegenwoordigingsbevoegde is gehouden in de ondertekening van stukken die op basis van mandaat, volmacht of machtiging worden ondertekend, zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid tot uitdrukking te brengen. Dit doet hij door opneming van een van de volgende hieronder weergegeven formules:

    • a. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

      namens deze,

      handtekening van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

      naam van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

      functie betrokken vertegenwoordigingsbevoegde;

    • b. De Staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

      namens deze,

      handtekening van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

      naam van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

      functie betrokken vertegenwoordigingsbevoegde.

  • 4 Stukken kunnen met goedvinden van een bewindspersoon overeenkomstig de door hen geparafeerde minute worden ondertekend door de secretaris-generaal dan wel door een door de bewindspersoon aan te wijzen andere functionaris. Daartoe wordt een van de volgende formules opgenomen:

    • a. Overeenkomstig het door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid genomen besluit,

      handtekening van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

      naam van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

      functie betrokken vertegenwoordigingsbevoegde;

    • b. Overeenkomstig het door de Staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid genomen besluit,

      handtekening van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

      naam van de betrokken vertegenwoordigingsbevoegde,

      functie betrokken vertegenwoordigingsbevoegde.

  • 5 In afwijking van het derde lid blijft de handtekening van de directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving achterwege voor categorieën van beschikkingen die schriftelijk zijn aangewezen door de directeur-generaal Werk.

Artikel 16. Bevoegdheden voorbehouden aan bewindspersonen

  • 1 Stukken, bestemd voor:

    • a. de Koning;

    • b. de Raad van State (van het Koninkrijk), voor zover betrekking hebbend op wetgeving;

    • c. de Raad van Ministers (van het Koninkrijk);

    • d. de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal;

    • e. de Algemene Rekenkamer;

    • f. de Nationale ombudsman; en

    • g. een extern advies- of overlegorgaan;

    worden vastgesteld en ondertekend door een bewindspersoon.

  • 2 Ministeriële regelingen houdende algemeen verbindende voorschriften worden vastgesteld en ondertekend door een bewindspersoon. Indien bij of krachtens de wet waarbij de bevoegdheid tot het vaststellen van een ministeriële regeling wordt verleend in de mogelijkheid van mandaatverlening is voorzien, kan een ministeriële regeling namens de bewindspersoon worden vastgesteld en ondertekend door hetzij de functionaris die daartoe bij of krachtens die wetsbepaling is aangewezen, hetzij de functionaris die daarvoor op grond van deze regeling in aanmerking komt.

  • 3 Besluiten inzake het verlenen van goedkeuring aan, het schorsen of het vernietigen van dan wel het onthouden van goedkeuring aan besluiten van een ander bestuursorgaan worden genomen en ondertekend door een bewindspersoon.

  • 4 Besluiten inzake de definitieve buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden van meer dan € 1.000.000,– worden genomen en ondertekend door een bewindspersoon.

  • 5 Besluiten inzake kwijtschelding van vorderingen op derden van meer dan € 1.000.000,– worden genomen en ondertekend door een bewindspersoon.

  • 6 Besluiten tot instelling van een externe of interdepartementale commissie of een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges en de benoeming van de leden van deze organen dan wel de inschakeling van externe personen die op verzoek van een bewindspersoon op persoonlijke titel en op individuele basis een bepaalde taak verrichten, worden genomen en ondertekend door een bewindspersoon.

Artikel 17. Commissies en adviescolleges

  • 1 Een voorstel tot het nemen van een besluit als bedoeld artikel 16, zesde lid, wordt na schriftelijke instemming van de secretaris-generaal aan een bewindspersoon voorgelegd.

  • 2 Besluiten tot de toekenning van vergoedingen en beloningen aan een externe of interdepartementale commissie, een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges, dan wel aan externe personen die op verzoek van een bewindspersoon op persoonlijke titel en op individuele basis een bepaalde taak verrichten, worden genomen na schriftelijke instemming van de secretaris-generaal.

Artikel 18

  • 1 Bij afwezigheid of verhindering van een vertegenwoordigingsbevoegde worden, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens taken en bevoegdheden waargenomen door een daartoe aan te wijzen plaatsvervanger, behoudens de bevoegdheid tot het verlenen, wijzigen of intrekken van mandaten, volmachten en machtigingen.

  • 2 Bij gelijktijdige afwezigheid of verhindering van de secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal worden de taken en bevoegdheden van de secretaris-generaal waargenomen door de directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie, de directeur-generaal Werk of de programma-directeur-generaal Werk aan Uitvoering, behoudens de bevoegdheid tot het verlenen, wijzigen of intrekken van mandaten, volmachten en machtigingen.

Artikel 19. Bevoegdheid leidinggevende

Tenzij in deze regeling anders is bepaald, is de leidinggevende van een vertegenwoordigingsbevoegde te allen tijde bevoegd de aan deze verleende bevoegdheden zelf uit te oefenen.

Artikel 20. Eigen personeelsaangelegenheden

Een vertegenwoordigingsbevoegde is niet bevoegd tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken op het gebied van personeelsaangelegenheden die betrekking hebben op hemzelf.

Artikel 22. Overeenkomsten en opdrachten

  • 1 Het gebruik van een afgesloten raamovereenkomst is verplicht, behoudens toestemming van de houder van de raamovereenkomst om hiervan af te wijken.

  • 2 Indien een organisatieonderdeel overweegt om een voorgenomen opdracht met een waarde die minimaal gelijk is aan de laagste drempel voor aanbesteding conform de Europese aanbestedingsrichtlijnen niet aan te besteden, omdat het van mening is dat de betreffende opdracht niet onder het regime van een van de Europese aanbestedingsrichtlijnen valt, dan wel dat een beroep kan worden gedaan op uitzonderingsbepalingen binnen die richtlijnen, is inschakeling van de directeur Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden verplicht, ongeacht of de Rijksinkoopsamenwerking hierover heeft geadviseerd.

  • 3 Indien de geraamde waarde van een voorgenomen opdracht € 33.000,– exclusief BTW of meer bedraagt, is inschakeling van de Rijksinkoopsamenwerking verplicht.

  • 4 [Red: Vervallen.]

  • 5 Een opdracht voor de externe inhuur van interim-management, organisatie- en formatieadviezen, communicatieadvies of beleidsadvies wordt slechts verleend na voorafgaande instemming van een van de functionarissen, genoemd in artikel 3, eerste lid.

  • 6 Het vijfde lid is niet van toepassing op de RCN-unit SZW, gevestigd te Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 23. Doorverlening bevoegdheden

  • 1 De secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang mandateren of doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen. Zij kunnen daarbij bepalen dat deze ondermandaat kunnen verlenen respectievelijk volmacht en machtiging kunnen doorverlenen aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen.

  • 2 Bevoegdheden ten aanzien van de volgende aangelegenheden kunnen niet worden doorverleend aan andere dan de in artikel 3, eerste lid, genoemde functionarissen:

    • a. het aangaan van overeenkomsten met een waarde van ten hoogste € 500.000,–, tenzij het betreft overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek in welk geval het mag gaan om overeenkomsten met een waarde van ten hoogste € 1.000.000,–;

    • b. het aangaan en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met functionarissen die vallen onder de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren;

    • c. het op grond van artikel 22a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 toekennen van periodieke toeslagen voor zover het gaat om toeslagen om redenen van werving en behoud;

    • d. de voorlopige buiteninvorderingstelling van vorderingen op derden van meer dan € 1.000.000,–;

    • e. de formatie van organisatieonderdelen;

    • f. het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • g. het geven van opdracht tot het doen verrichten van een (intern) onderzoek naar integriteitsschending overeenkomstig de Leidraad Onderzoek Integriteitsschending.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid kunnen de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal, de directeuren-generaal en de inspecteur-generaal Nederlandse Arbeidsinspectie hun bevoegdheden eveneens doorverlenen aan functionarissen die niet onder hen ressorteren, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

  • 4 De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

  • 5 In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, kan de plaatsvervangend secretaris-generaal de bevoegdheid doorverlenen aan de directeur van de Rijksschoonmaakorganisatie ten aanzien van het aangaan en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met onder de directeur van de Rijksschoonmaakorganisatie ressorterende functionarissen die vallen onder de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.

Artikel 24. Kennisgeving doorverlening bevoegdheden

  • 1 De vertegenwoordigingsbevoegde brengt de door hem vastgestelde organisatie- mandaat- en volmachtbesluiten onmiddellijk en in elk geval voor de bekendmaking ter kennis aan de mandaat- respectievelijk volmachtgever en – indien deze niet tevens de directe leidinggevende is – aan de directe leidinggevende, alsmede aan de secretaris-generaal.

  • 2 Binnen het ministerie wordt een mandaat-, volmacht- en machtigingsregister SZW bijgehouden. De vertegenwoordigingsbevoegde draagt zorg voor een juiste, volledige en tijdige aanlevering van de door hem vastgestelde besluiten tot doorverlening van mandaten, volmachten en machtigingen, alsmede van aanwijzingen van plaatsvervangers als bedoeld in artikel 18, aan de beheerder van het mandaat-, volmacht- en machtigingsregister SZW.

Artikel 25. Aanwijzingen

  • 1 Aan de uitoefening van de bij dit besluit opgedragen taken en van de bij en krachtens dit besluit verleende bevoegdheden kunnen door iedere leidinggevende algemene en bijzondere aanwijzingen aan zijn ondergeschikten worden verbonden.

  • 2 De vertegenwoordigingsbevoegde is gehouden de algemene en bijzondere aanwijzingen op te volgen.

  • 3 Elke leidinggevende is gehouden toe te zien op de naleving door zijn ondergeschikten van deze en andere mandaat- en volmachtbesluiten en van de aan de uitoefening van het mandaat, de volmacht of machtiging verbonden algemene en bijzondere aanwijzingen.

  • 4 De vertegenwoordigingsbevoegde is gehouden met inachtneming van de door zijn leidinggevende(n) te geven algemene en bijzondere aanwijzingen aan zijn leidinggevende(n) te rapporteren over de wijze waarop hij zijn taken heeft uitgeoefend en van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheden gebruik heeft gemaakt. De leidinggevende(n) kan/kunnen algemene en bijzondere aanwijzingen geven omtrent de vorm, inhoud, tijdstippen en perioden van de rapportage.

  • 5 Alle in deze regeling genoemde bedragen zijn inclusief BTW, met uitzondering van het bedrag, genoemd in artikel 22, derde lid.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 26. Wijziging andere regeling

[Red: Wijzigt het Mandaatbesluit Tijdelijke SZW-borgstellingsregeling startende ondernemers vanuit een uitkering.]

Artikel 27. Wijziging andere regeling

[Red: Wijzigt het Mandaatbesluit SZW-Subsidieregeling preventie van arbeidsuitval 2004.]

Artikel 28. Wijziging andere regeling

[Red: Wijzigt het Mandaat projectdirectie Leren en Werken.]

Artikel 29. Intrekking en nieuwe grondslag regelingen

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009, met dien verstande dat artikel 26, onderdeel A terugwerkt tot en met 1 juli 2007.

Artikel 31. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit SZW 2009.

Deze regeling zal met de toelichting (en de bijlage(n)) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 december 2008

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner