Besluit publieke gezondheid

Geraadpleegd op 03-10-2024.
Geldend van 01-01-2022 t/m 21-11-2022

Besluit van 27 oktober 2008, houdende nieuwe eisen inzake de publieke gezondheid (Besluit publieke gezondheid)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 26 mei 2008, kenmerk PG/ZP-2848098;

Gelet op de artikelen 2, derde lid, 5, vierde lid, 6, derde lid, 15, tweede lid, 19, 49, eerste lid, 62, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid;

De Raad van State gehoord (advies van 23 juni 2008, nummer W13.08.0193/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 oktober 2008, kenmerk DWJZ/SWW-2885172;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Hoofdstuk II. Algemene taken publieke gezondheidszorg

Artikel 2

  • 3 De in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder e, van de wet genoemde werkzaamheid omvat in ieder geval de volgende aspecten:

    • a. het signaleren van ongewenste situaties,

    • b. het adviseren van de bevolking over risico’s, inclusief gezondheidskundig advies over gevaarlijke stoffen, in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen,

    • c. het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting,

    • d. het verrichten van onderzoek.

  • 4 De in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder f, van de wet genoemde werkzaamheid omvat in ieder geval de volgende aspecten:

    • a. het bijhouden van een lijst met instellingen waar, gezien de aard van de doelgroep en de omstandigheden waaronder de activiteiten worden verricht, een verhoogd risico bestaat op de verspreiding van pathogene micro-organismen,

    • b. het adviseren van de onder a bedoelde instellingen over de mogelijkheden op het gebied van bouw, inrichting en organisatie van de activiteiten om de risico’s op verspreiding van pathogene micro-organismen te verkleinen,

    • c. het signaleren van ongewenste situaties,

    • d. het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting.

Hoofdstuk III. Jeugdgezondheidszorg

Artikel 3

De werkzaamheden inzake het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren omvatten de volgende aspecten:

  • a. het afnemen van een algemene anamnese van de jeugdige,

  • b. het beoordelen van de lichamelijke verschijning van de jeugdige,

  • c. het meten en beoordelen van de groei van de jeugdige,

  • d. het beoordelen van de ontwikkeling van de jeugdige,

  • e. het beoordelen van het functioneren van de jeugdige,

  • f. het beoordelen van medisch-biologische parameters van de jeugdige,

  • g. het beoordelen van het gedrag van de jeugdige,

  • h. het beoordelen van het sociale, pedagogische en fysieke milieu van de jeugdige,

  • i. het in kaart brengen van het zorgsysteem rondom de jeugdige.

Artikel 4

De werkzaamheden inzake de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen omvatten de volgende aspecten:

  • a. het nagaan of bij de jeugdige sprake is van stoornissen in het visuele systeem,

  • b. het nagaan of bij de jeugdige sprake is van niet-scrotale testis,

  • c. het nagaan of bij de jeugdige sprake is van congenitale hartafwijkingen,

  • d. het nagaan of bij de jeugdige sprake is spraak- of taalstoornissen,

  • e. het nagaan of bij de jeugdige sprake is van perceptief gehoorverlies,

  • f. het nagaan of bij de jeugdige sprake is van dysplastische heupontwikkeling,

  • g. het zo nodig aanbieden van vaccinatie tegen tuberculose.

Artikel 5

De werkzaamheden inzake het ramen van de behoeften aan zorg omvatten de volgende aspecten:

  • a. het schatten van de verhouding tussen de draaglast en draagkracht van de jeugdige en van het gezin waartoe hij behoort,

  • b. het in afstemming met de jeugdige en zijn ouders of verzorgers bepalen van de behoefte aan advies en voorlichting,

  • c. het inventariseren van de zorg die de jeugdige al ontvangt,

  • d. het nagaan of de jeugdige tot een of meer risicogroepen behoort,

  • e. het in afstemming met de jeugdige en zijn ouders of verzorgers ramen welke zorgverlening nodig is en het formuleren van maatregelen.

Artikel 6

  • 1 De werkzaamheden inzake het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding aan jeugdigen tot 14 jaar, omvatten individueel of groepsgerichte voorlichting, advies, instructie en begeleiding, gericht op het ondersteunen van ouders en jeugdigen, en betreffen in ieder geval de onderwerpen:

    • gezonde (borst-)voeding

    • overgewicht / ondergewicht

    • voedselovergevoeligheid

    • vitamine D en K

    • veilig slapen

    • veiligheid

    • voorkeurshouding

    • meeroken

    • gebit en gebitsverzorging

    • middelengebruik (alcohol, roken, cannabis en andere drugs)

    • leefstijl

      • sport en bewegen

      • seksueel gedrag (waaronder seksueel overdraagbare aandoeningen en anticonceptie)

      • internetgebruik en gameverslaving

    • psychosociale problemen

    • opvoedvragen, -problemen en kindermishandeling (waaronder vrouwelijke genitale verminking en shaken baby syndroom)

    • weerbaarheid jeugdigen, waaronder pesten, discriminatie, geweld (waaronder seksuele dwang)

    • depressie

    • disbalans draagkracht/draaglast en ontvangen zorg/zorgbehoefte bij kind en gezin

    • gezondheidsbedreigingen gezin en omgeving (sociaal, fysiek, psychisch, pedagogisch milieu)

    • school-/ziekteverzuim/schooluitval.

  • 2 De werkzaamheden inzake het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding aan jeugdigen vanaf 14 jaar, omvatten individueel of groepsgerichte voorlichting, advies, instructie en begeleiding, en betreffen in ieder geval de onderwerpen:

    • overgewicht / ondergewicht

    • middelengebruik (alcohol, roken, cannabis en andere drugs)

    • leefstijl

      • sport en bewegen

      • seksueel gedrag (waaronder seksueel overdraagbare aandoeningen en anticonceptie)

      • internetgebruik en gameverslaving

    • weerbaarheid jeugdigen, waaronder pesten, discriminatie, geweld (waaronder seksuele dwang)

    • depressie

    • school-/ziekteverzuim/schooluitval.

Artikel 7

  • 1 Bij de werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 3, 4, 5 en 6 wordt zo nodig doorverwezen en -geleid naar curatieve gezondheidszorg, alsmede naar jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet.

  • 2 Bij de werkzaamheden, bedoeld in artikelen 3, onderdelen d, e, g, h en i, 4, onderdeel d, 5 en 6, wordt waar nodig samengewerkt met onderwijs, voorschoolse voorzieningen, jeugdhulp, verloskundigen, kraamzorg, huisartsen en overige curatieve gezondheidszorg, buurtteams en andere relevante zorg- of hulpverleners.

Artikel 8

De op grond van de artikelen 3, 4 en 6 verkregen gegevens en de op grond van artikel 5 geraamde behoeften aan zorg worden systematisch geanalyseerd ten behoeve van het formuleren van collectieve maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.

Artikel 10

Indien het college van burgemeester en wethouders toepassing geeft aan artikel 14, vierde lid van de wet, hanteert het college voor de uitvoering dezelfde eisen als in artikel 17, tweede lid, van dit besluit, aan de gemeentelijke gezondheidsdienst zijn gesteld.

Hoofdstuk IV. Infectieziektebestrijding

Artikel 11

  • 1 Ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet zorgt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval voor:

    • a. het, ter uitvoering van de meldingstaken, bedoeld in de wet, te allen tijde bereikbaar zijn van de gemeentelijke gezondheidsdienst,

    • b. het doorlopend verzamelen, analyseren en toepassen van epidemiologische gegevens over infectieziekten,

    • c. het op grond van de gegevens, bedoeld onder b, inventariseren van relevante trends en risico’s onder de bevolking of specifieke groepen, alsmede het anticiperen daarop,

    • d. het geven van voorlichting en begeleiding, alsmede het beantwoorden van vragen uit de bevolking,

    • e. het zorg dragen voor preventieve bronbehandeling bij de bestrijding van tuberculose,

    • f. het bevorderen van de samenwerking van de gemeentelijke gezondheidsdienst met huisartsen, medisch specialisten, ziekenhuizen, laboratoria en overige organisaties die een rol spelen bij de bestrijding van infectieziekten,

    • g. de algemene voorbereiding op maatregelen ter bestrijding van een epidemie van een infectieziekte,

    • h. het aanbieden van vaccinaties aan risicogroepen,

    • i. de deelname aan toegepast wetenschappelijk onderzoek.

  • 2 Het vaccinatieprogramma, bedoeld in artikel 6b, eerste lid, van de wet, bestaat uit de volgende voor de desbetreffende groepen opgenomen vaccinaties:

    • a. voor alle personen tot 18 jaar: difterie (D), kinkhoest (K), tetanus (T), polio (P), infectie veroorzaakt door haemophilus influenzae type B (Hib), hepatitis B (HepB), infectie veroorzaakt door pneumokokken (Pneu), Bof (B), mazelen (M), rodehond (R) en infectie veroorzaakt door meningokokken groep C (MenC) en groep W (MenW) en infectie veroorzaakt door humaan papillomavirus (HPV) dat kanker kan veroorzaken;

    • b. bij een pasgeborene van een draagster van hepatitis B-virus behoort tevens tot het vaccinatieprogramma het na afloop van de vaccinatieserie in gang zetten van een serologische evaluatie (bloedonderzoek).

  • 3 Ter uitvoering van artikel 6b, derde lid, van de wet draagt het college van burgemeester en wethouders mede zorg voor het deel van het vaccinatieprogramma, bedoeld in het tweede lid, en zorgt het college van burgemeester en wethouders ervoor dat:

    • a. tijdig volgens het vaccinatieprogramma uitnodigingen worden verzonden voor vaccinatie en het daartoe bepalen van tijd en locatie van de vaccinatie;

    • b. objectieve, volledige en passende voorlichting aan en begeleiding van ouders of verzorgers wordt geboden over deelname aan het programma, alsmede het beantwoorden van vragen omtrent de vaccinaties;

    • c. op het tijdstip en de locatie, bedoeld in onderdeel a, de vaccinaties worden gegeven;

    • d. het beheer van de vaccins en de uitvoering van de vaccinaties geschiedt volgens de daarvoor geldende professionele richtlijn en door voldoende en deskundig personeel;

    • e. tijdig met het RIVM overleg wordt gevoerd inzake frequentie, planning en organisatie van groepsvaccinaties;

    • f. jaarlijks overleg plaatsvindt tussen de afdeling infectieziektebestrijding van de gemeentelijke gezondheidsdienst en de uitvoerders van de jeugdgezondheidszorg over de door het RIVM opgestelde rapportage over de vaccinatiegraad.

  • 4 Onverminderd het tweede lid bestaat het vaccinatieprogramma, bedoeld in artikel 6b, eerste lid, van de wet, tevens uit vaccinaties voor alle personen tegen een infectie veroorzaakt door SARS-CoV-2.

Artikel 12

De infectieziekten behorende tot groep C zijn: anthrax, bof, botulisme, brucellose, Carbapenemaseproducerende Enterobacteriaceae, chikungunya, dengue, gele koorts, hantavirusinfectie, heamophilus influenza infectie, pneumokokkenziekte, legionellose, leptospirose, listeriose, malaria, meningokokkenziekte, mrsa-infectie, psittacose, q-koorts, tetanus, trichinose, tularemie west-nile virusinfectie, ziekte van creutzfeldt-jakob, zikavirusinfectie.

Artikel 12a

De vectoren, bedoeld in artikel 6a, eerste lid, van de wet zijn de:

  • a. Aedes aegypti;

  • b. Aedes albopictus;

  • c. Aedes atropalpus;

  • d. Aedes japonicus;

  • e. Aedes koreicus;

  • f. Aedes triseriatus.

Artikel 13

  • 1 Een krachtens artikel 48 van de wet als behorende tot categorie B aangewezen haven of luchthaven beschikt over een plan voor noodsituaties op het gebied van de infectieziektebestrijding, met inbegrip van de benoeming van een coördinator.

  • 2 In het plan, bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste aangegeven:

    • a. hoe toegang wordt verleend aan medisch-diagnostische faciliteiten op een zodanige wijze dat zieke reizigers onverwijld en adequaat kunnen worden onderzocht, alsmede hoe personeel hiertoe wordt ingezet,

    • b. hoe in de bescherming tegen infectie van verzorgend en begeleidend personeel wordt voorzien,

    • c. hoe in de quarantaine van mogelijk geïnfecteerde reizigers wordt voorzien,

    • d. hoe apparatuur en personeel worden ingezet voor het vervoer van zieke reizigers naar een passende medische faciliteit,

    • e. hoe de voorlichting aan personeel, reizigers en overig publiek plaatsvindt,

    • f. hoe wordt voorzien in de bestrijding van een besmetting, waaronder vectorbestrijding, in de haven of luchthaven en van schepen en luchtvaartuigen,

    • g. hoe over het onder a tot en met f gestelde wordt samengewerkt met betrokken diensten en organisaties.

Artikel 14

Een krachtens artikel 48 van de wet als behorende tot categorie A aangewezen haven of luchthaven beschikt, naast de voorzieningen, bedoeld in artikel 13 van dit besluit, tevens over de volgende voorzieningen:

  • a. een te allen tijde bereikbare crisisdienst die kan worden ingezet ter uitvoering van het plan voor noodsituaties, bedoeld in artikel 13 van dit besluit,

  • b. een van sanitaire voorzieningen voorziene ruimte waar aankomende reizigers, afgezonderd van andere reizigers, aan quarantaine of medische controle kunnen worden onderworpen.

Artikel 15

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag van het college van burgemeester en wethouders een bijdrage in de kosten die voor de gemeente voortvloeien uit het door de voorzitter van de veiligheidsregio dan wel de burgemeester uitvoeren van de door Onze Minister opgedragen maatregelen, bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de wet.

  • 2 De bijdrage wordt vastgesteld op grond van de kosten die voortvloeien uit het daadwerkelijk treffen van de maatregelen en de gevolgen daarvan, verminderd met:

    • a. de kosten waarvoor de gemeente uit andere hoofde een bijdrage heeft verkregen of kan verkrijgen,

    • b. de kosten die een gemeente in rekening brengt of kan brengen.

  • 3 Geen bijdrage wordt toegekend, indien de kosten, bedoeld in het tweede lid, € 45.000 of minder bedragen.

Artikel 16

  • 1 De aanvraag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, wordt uiterlijk twaalf maanden na het einde van het treffen van de maatregelen ingediend.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt, indien de maatregelen onafgebroken gedurende één jaar worden getroffen, de aanvraag uiterlijk twaalf maanden na het verstrijken van dat jaar ingediend.

  • 3 De aanvraag gaat vergezeld van een opgave van de kosten, welke is voorzien van bewijsstukken. Kosten waarvan de hoogte nog niet kan worden vastgesteld, worden geraamd.

  • 4 Onze Minister beslist binnen zes maanden na indiening van de aanvraag.

  • 5 Op verzoek van de aanvrager kan Onze Minister een voorschot verlenen op de bijdrage, bedoeld in artikel 15, eerste lid. Een verzoek daartoe gaat vergezeld van een voorlopige opgave van de kosten.

  • 6 Onze Minister kan de vaststelling van een bijdrage intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan Onze Minister bij de vaststelling van de bijdrage redelijkerwijze niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de bijdrage lager zou zijn vastgesteld, of

    • b. indien de vaststelling van de bijdrage onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.

Hoofdstuk IVa. Bevolkingsonderzoek

Artikel 16a

Het bevolkingsonderzoek, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de wet bestaat uit:

  • a. de neonatale hielprikscreening, waarbij onderzoek wordt uitgevoerd bij pasgeborenen naar ernstige aangeboren aandoeningen;

  • b. de prenatale screening infectieziekten en erytrocytenimmunisatie (PSIE).

Hoofdstuk V. Gemeentelijke gezondheidsdiensten

Artikel 17

  • 1 Met het oog op de uitvoering van de in artikel 2 van de wet omschreven taak voldoen de deskundigen, bedoeld in artikel 15 van de wet, aan de volgende eisen:

    • a. de sociaal geneeskundige is op grond van artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg geregistreerd als arts Maatschappij & Gezondheid, en voor zover werkzaam op het terrein van de medische milieukunde, in het door het College Geneeskundig Specialismen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst ingestelde profielregister geregistreerd als arts medische milieukunde KNMG,

    • b. de deskundige op het terrein van de sociale verpleegkunde is op grond van artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg geregistreerd als verpleegkundige en in het bezit van het diploma HBO-V,

    • c. de epidemioloog is geregistreerd als epidemioloog A in het register van de Vereniging voor Epidemiologie of geregistreerd als epidemioloog B door de Stichting voor opleiding tot Medisch Biologisch Wetenschappelijk Onderzoeker.

  • 2 Met het oog op de uitvoering van de in artikel 5 van de wet omschreven taak ter zake van gezondheidsrisico’s voor jeugdigen voldoen de deskundigen, bedoeld in artikel 15 van de wet, aan de volgende eisen:

    • a. de sociaal geneeskundige is op grond van artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg geregistreerd als arts Maatschappij & Gezondheid, en in het door het College Geneeskundig Specialismen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst ingestelde profielregister geregistreerd als jeugdarts KNMG,

    • b. de deskundige op het terrein van de sociale verpleegkunde is op grond van artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg geregistreerd als verpleegkundige en in het bezit van het diploma HBO-V,

    • c. de deskundige op het terrein van de gedragswetenschappen is universitair opgeleid als psycholoog of pedagoog, dan wel in het bezit van de akte M.O.-B pedagogiek.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 oktober 2008

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Uitgegeven de achttiende november 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin