Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-10-2020 t/m heden

Regeling houdende regels met betrekking tot onderhoudserkenningen en erkenningen van geluidmeetorganisaties (Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008)

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • autoriseringspersoneel: personeel dat door de houder van een erkenning volgens een door de Minister aanvaarde procedure is gemachtigd geluidsmeetrapporten af te geven nadat geluidsmetingen zijn verricht;

    • BvL-acceptatiekeuring: inspectie zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen;

    • BvL-verlengingsinspectie: inspectie zoals gedefinieerd in artikel 1 van de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen;

    • CAMO-erkenning: erkenning voor het beheren van de blijvende luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en de onderdelen daarvan, als bedoeld in verordening (EU) nr. 1321/2014, Part M, section A, subpart G;

    • certificeringspersoneel: personeel dat door de houder van een erkenning volgens een door de Minister aanvaarde procedure is gemachtigd luchtvaartuigen of onderdelen daarvan als geschikt voor gebruik te certificeren;

    • ernstig defect of gebrek: defect of gebrek van zodanige aard, dat als gevolg hiervan de veilige uitvoering van de vlucht niet meer is gewaarborgd of een ernstige verwonding van een inzittende tot gevolg kan hebben of zijn leven in gevaar kan brengen;

    • houder van een erkenning: natuurlijk of rechtspersoon, erkend door de minister voor de werkzaamheden die zijn opgenomen in het bewijs van erkenning;

    • kwaliteitssysteem: stelsel van vastgelegde bedrijfskundige procedures, regels en voorzieningen dat betrekking heeft op het productieproces en ten doel heeft te verzekeren dat de resultaten van het productieproces aan de vooraf gestelde eisen voldoen;

    • kwaliteitsborging: het aantoonbaar op het vereiste peil houden van het kwaliteitssysteem;

    • kwaliteitsborgingsfunctie: inspectie- en kwaliteitsorganisatie, aanvaard door de Minister voor het houden van toezicht en het beoordelen van de kwaliteit van de werkzaamheden, teneinde het vereiste kwaliteitsniveau te handhaven;

    • luchtwaardigheidsgegevens: alle informatie die nodig is om ervoor te zorgen dat het luchtvaartuig of het onderdeel daarvan in een zodanige staat kan worden gehouden dat de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig of het goed functioneren van de operationele uitrusting of de nooduitrusting verzekerd is;

    • minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

    • MOA: erkenning voor het onderhoud van vliegtuigen, helikopters en luchtschepen of onderdelen daarvan, als bedoeld in bijlage II bij verordening (EU) nr. 1321/2014, (Maintenance Organisation Approval).

  • 2 In deze regeling wordt onder productie mede verstaan: het verrichten van diensten.

Hoofdstuk 2. Europese erkenningen

Artikel 2

  • 1 De aanvraag voor een erkenning als bedoeld in verordening (EU) nr. 1321/2014 en verordening (EU) nr. 748/2012 wordt ingediend door de functionaris van het bedrijf, die de eindverantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het door het bedrijf gevoerde beleid.

  • 2 Bij de aanvraag verstrekt de aanvrager naast de in de van toepassing zijnde Parts genoemde gegevens de volgende gegevens

    • a. een uittreksel, niet ouder dan drie maanden, uit het Handelsregister; en

    • b. een zelfevaluatie, waarin is opgenomen op welke wijze de aanvrager aan de in de van toepassing zijnde regelgeving bedoelde eisen voldoet, en waar dit in het handboek staat beschreven.

Artikel 3

  • 1 Artikel 2 is van toepassing op de aanvraag voor een wijziging van een erkenning, met dien verstande dat kan worden volstaan met de gegevens, die voor de aangevraagde wijziging relevant zijn.

  • 2 Bij wijziging wordt zo nodig een nieuw bewijs van erkenning afgegeven.

  • 3 Een aanvraag om wijziging wordt uiterlijk vier weken voor de gewenste datum van wijziging ingediend.

Artikel 4

  • 1 Vanaf het tijdstip van schorsing van een erkenning mag de houder die bevoegdheden, waarop de schorsing van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2 Om een schorsing op te heffen toont de houder aan, dat de redenen, die tot schorsing hebben geleid, zijn vervallen.

Artikel 5

  • 1 Vanaf het tijdstip van intrekking van een erkenning mag de houder die bevoegdheden, waarop de intrekking van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2 De minister neemt het bewijs van erkenning in en geeft, in geval van gedeeltelijke intrekking, een nieuw bewijs van erkenning af.

Artikel 6

De houder van een POA zal de te melden afwijkingen volgens 21 A.165(f)2 van Part 21 bij verordening (EU) nr. 748/2012 schriftelijk en onverwijld maar uiterlijk binnen 72 uur na constatering aan de Minister melden.

Artikel 6a

  • 1 De minister kan op aanvraag de houder van een door de minister afgegeven CAMO-erkenning aanvullend erkennen voor het uitvoeren van een acceptatiekeuring ten behoeve van de afgifte van een EASA-standaard-BvL, een EASA-beperkt-BvL dan wel een export-BvL voor een, in Nederland geregistreerd, luchtvaartuig als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onder i, van de basisverordening en de daarbij behorende verklaringen.

  • 2 De minister geeft deze aanvullende erkenning af indien de aanvrager zijn handboek heeft aangevuld met een procedure met betrekking tot deze keuringen en verklaringen.

  • 3 De minister kan de aanvullende erkenning tot het uitvoeren van acceptatiekeuringen intrekken, indien:

    • a. een positief advies is uitgebracht over een niet-luchtwaardig luchtvaartuig; of

    • b. positieve adviezen zijn uitgebracht die op onderdelen onjuist zijn, zonder dat er sprake is van niet-luchtwaardige luchtvaartuigen.

Hoofdstuk 3. Erkend inspecteur

[Vervallen per 01-04-2018]

Hoofdstuk 4. Erkend zweefvliegtechnicus (EZT)

[Vervallen per 01-10-2011]

Hoofdstuk 5. Bedrijfserkenningen op basis van Nederlandse eisen

Artikel 29a

  • 1 De minister kan op aanvraag aan een bedrijf de volgende erkenningen afgeven:

    • a. een erkenning tot het onderhoud van een Nederlands luchtvaartuig;

    • b. een erkenning tot het onderhoudsmanagement van een Nederlands luchtvaartuig;

    • c. een erkenning voor het verrichten van ontwerpwerkzaamheden voor een Nederlands luchtvaartuig, en

    • d. een erkenning tot het uitvoeren van een acceptatiekeuring ten behoeve van de afgifte van een speciaal-BvL voor een RPA.

    De erkenning voor de activiteiten, bedoeld onder a tot en met c, is slechts mogelijk voor zover het een luchtvaartuig betreft als bedoeld in onderdeel 1, onder a, b, en d, van bijlage I bij de basisverordening of dat volledig wordt ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten.

  • 2 De minister kan op aanvraag de houder van een erkenning als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, de bevoegdheid verlenen tot het aanvullend erkennen voor:

    • a. het uitvoeren van een BvL-verlengingsinspectie aan een luchtvaartuig als bedoeld in onderdeel 1, onder a, b, en d, van bijlage I bij de basisverordening of dat volledig wordt ingezet voor niet-militaire staatsactiviteiten of diensten, en dat is ingeschreven in het Nederlands register voor burgerluchtvaartuigen; en

    • b. het uitvoeren van een acceptatiekeuring ten behoeve van de afgifte van een EASA-standaard-BvL, een EASA-beperkt-BvL, een ICAO-standaard-BvL dan wel een export-BvL en de daarbij behorende verklaringen.

Artikel 30

  • 1 De minister geeft een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel a, af nadat de aanvrager heeft aangetoond:

    • a. dat hij in Nederland is gevestigd; en

    • b. dat hij aan de erkenningsvoorwaarden opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage C voldoet; of

    • c. indien hij een MOA of MOA-F bezit, zijn handboek voorziet van een aanvulling waarin het verschil tussen zijn MOA of MOA-F en de erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel a, is opgenomen.

  • 3 De minister geeft een aanvullende onderhoudserkenning als bedoeld in artikel 29a, tweede lid, onderdelen a en b, af indien de aanvrager zijn handboek heeft aangevuld met een procedure met betrekking tot deze keuringen, inspecties en verklaringen.

  • 4 De minister geeft een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel c, af nadat de aanvrager heeft aangetoond, dat:

    • a. hij in Nederland is gevestigd en

    • b. hij voldoet aan:

      • 1°. de overeenkomstig van toepassing zijnde voorwaarden van Part 21, subpart J, van verordening (EU) nr. 748/2012; en

      • 2°. de aanvullende of afwijkende voorwaarden opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage E.

  • 5 De minister geeft een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel d, af nadat de aanvrager heeft aangetoond dat:

    • a. hij een vestiging in Nederland heeft;

    • b. hij aan de criteria voor gekwalificeerde instanties, opgenomen in Bijlage VI van de basisverordening voldoet en

    • c. zijn handboek een door de minister goedgekeurde keuringsmethodiek bevat voor de keuring van RPA’s tot 150 kg.

Artikel 31

  • 1 Bij de aanvraag voor een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdelen a en b, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a. een korte levensbeschrijving van de aanvrager, het hoofd van de kwaliteitsafdeling, de gemachtigden, alsmede overige leden van het personeel die met betrekking tot de erkenning van het bedrijf een belangrijke functie vervullen, waarin in ieder geval opleiding, ervaring en vroegere functies zijn opgenomen;

    • b. een globale opsomming van de werkzaamheden, die het bedrijf uitbesteedt aan andere bedrijven;

    • c. een opgave van de potentiële afnemers van de resultaten van het productieproces ten behoeve waarvan een erkenning wordt aangevraagd;

    • d. een exemplaar van het handboek, bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage C;

    • e. een exemplaar van te gebruiken modellen van het certificaat van vrijgave en het certificaat van vrijgave voor gebruik;

    • f. een uittreksel, niet ouder dan drie maanden, uit het Handelsregister;

    • g. een zelfevaluatie, waarin is opgenomen op welke wijze de aanvrager aan de in de van toepassing zijnde regelgeving bedoelde eisen voldoet, en waar dit in het handboek staat beschreven.

  • 2 Bij de aanvraag voor een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel c, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a. een korte levensbeschrijving van de aanvrager, het hoofd van de kwaliteitsafdeling, de gemachtigden, alsmede overige leden van het personeel die met betrekking tot de erkenning van het bedrijf een belangrijke functie vervullen, waarin in ieder geval opleiding, ervaring en vroegere functies zijn opgenomen;

    • b. een exemplaar van het handboek, als bedoeld in onderdeel 21.A.243 van Part 21 bij verordening (EU) nr. 748/2012;

    • c. een uittreksel, niet ouder dan drie maanden, uit het Handelsregister;

    • d. een zelfevaluatie betreffende de aanvrager, waarin is opgenomen op welke wijze de aanvrager aan de in de van toepassing zijnde regelgeving bedoelde eisen voldoet, onder verwijzing naar de passages in het handboek waar dit staat beschreven.

Artikel 34

  • 1 De houder van een erkenning bereidt wijzigingen in het functioneren van de organisatie zodanig voor en voert deze zodanig uit, dat het kwaliteitssysteem van de houder van de erkenning aantoonbaar in stand en effectief blijft.

  • 2 De houder van een erkenning dient een aanvraag in voor acceptatie van wijziging van de bij de oorspronkelijke aanvraag verstrekte gegevens bij wijziging van:

    • a. de benaming van de organisatie;

    • b. de locatie van de organisatie;

    • c. de aanvullende locaties van de organisatie;

    • d. de verantwoordelijke manager;

    • e. het personeel verantwoordelijk voor de naleving door de organisatie van de van toepassing zijnde eisen;

    • f. de faciliteiten, procedures, reikwijdte van werkzaamheden en personeel die de erkenning kunnen beïnvloeden.

Artikel 35

  • 1 Een aanvraag tot wijziging wordt door de minister goedgekeurd nadat is aangetoond, dat het bedrijf ook na de invoering van de wijziging aan de voor de verkrijging van een erkenning gestelde voorwaarden zal blijven voldoen.

  • 2 De artikelen 30 en 31 zijn van toepassing, met dien verstande dat kan worden volstaan met de gegevens, die voor de aangevraagde wijziging relevant zijn.

  • 3 Bij wijziging wordt zo nodig een nieuw bewijs van erkenning afgegeven.

  • 4 Een aanvraag om wijziging wordt uiterlijk vier weken voor de gewenste datum van wijziging ingediend.

Artikel 36

  • 1 Vanaf het tijdstip van schorsing mag de houder die bevoegdheden, waarop de schorsing van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2 Om een schorsing op te heffen wordt aangetoond, dat de omstandigheden, die tot schorsing hebben geleid, zijn opgeheven.

Artikel 36a

  • 1 De minister kan de bevoegdheid tot het uitvoeren van BvL-verlengingsinspecties of acceptatiekeuringen als bedoeld in artikel 29a, tweede lid, intrekken, indien:

    • a. een positief advies is uitgebracht over een niet-luchtwaardig luchtvaartuig; of

    • b. positieve adviezen zijn uitgebracht die op onderdelen onjuist zijn, zonder dat er sprake is van niet-luchtwaardige luchtvaartuigen.

Artikel 37

  • 1 Vanaf het tijdstip van intrekking mag de houder die bevoegdheden, waarop de intrekking van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2 De houder van de erkenning is verplicht het bewijs van erkenning zo spoedig mogelijk aan de minister te zenden.

  • 3 De minister neemt het bewijs van erkenning in en geeft, in geval van gedeeltelijke intrekking, een nieuw bewijs van erkenning af.

Artikel 38

  • 2 Het handboek van de aanvrager van een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel c, bevat de informatie die is voorgeschreven in onderdeel 21.A.243 van Part 21 bij verordening (EU) nr. 748/2012, met in achtneming van de van toepassing zijnde aanvullingen en afwijkingen als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage E.

  • 3 In door de minister te bepalen gevallen beschikt de aanvrager over een centraal handboek. Het centrale handboek bevat de hoofdlijnen van en verwijzingen naar het handboek.

  • 4 De aanvrager zendt wijzigingen in het handboek zo spoedig mogelijk aan de minister.

Artikel 39

  • 1 De houder van een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdelen a en b, bewaart de volgende gegevens ten minste gedurende de aangegeven termijn:

    • a. de gegevens met betrekking tot onderhoud van onderdelen of producten: tien jaren na het beëindigen van de werkzaamheden;

    • b. de administratie betreffende de afgegeven certificaten van vrijgave en certificaten van vrijgave voor gebruik: tien jaren na de autorisatie daarvan;

    • c. de ontvangen certificaten van vrijgave voor gebruik of verklaringen van conformiteit voor materialen of onderdelen, welke van derden zijn betrokken: tien jaren na de verwerking van deze materialen of onderdelen.

  • 2 De houder van een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel a, die in het bezit is van een MOA of MOA-F, bewaart de gegevens, bedoeld in Part M, subpart F, van verordening (EU) nr. 1321/2014, ten minste gedurende de daarin aangegeven termijnen.

  • 3 De houder van een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel b, bewaart de gegevens, bedoeld in Part M, subpart G, van verordening (EU) nr. 1321/2014, ten minste gedurende de daarin aangegeven termijnen.

  • 4 De houder van een erkenning als bedoeld in artikel 29a, eerste lid, onderdeel c, bewaart de verklaring van goedkeuring, de ontwerpgegevens en de technische onderbouwing ten minste tot 2 jaar na het uit dienst nemen van het goedgekeurde ontwerp.

Artikel 40

  • 1 De houder van een erkenning meldt ernstige tekortkomingen die tijdens het productieproces ontstaan, een ernstig defect of een ernstig gebrek zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen 72 uur na constatering of het bekend worden ervan, schriftelijk aan de minister.

  • 2 De melding gaat vergezeld van een zo volledig mogelijke beschrijving van hetgeen werd gevonden en een opgave van de overige van belang zijnde gegevens.

  • 3 Indien er sprake is van direct gevaar voor het veilig gebruik of de inzittende, meldt de houder van een erkenning de tekortkoming, het ernstig defect of gebrek onmiddellijk aan de minister.

Artikel 41

Indien naar het oordeel van de minister een verbetering van het kwaliteitssysteem noodzakelijk is, treft de houder van een erkenning, met inachtneming van de door de minister gegeven aanwijzingen, maatregelen ter verbetering van het kwaliteitssysteem.

Hoofdstuk 6. Erkende geluidsmeetorganisatie

Artikel 42

  • 1 De aanvrager wordt erkend nadat deze naar het oordeel van de minister genoegzaam heeft aangetoond, dat hij:

    • a. aan de erkenningsvoorwaarden, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage D voldoet;

    • b. in Nederland is gevestigd.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend door de functionaris van de organisatie, die de eindverantwoordelijkheid draagt ten aanzien van het door de organisatie gevoerde beleid.

Artikel 43

Bij de aanvraag verstrekt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a. een korte levensbeschrijving van de aanvrager, de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie, en het autoriseringspersoneel, waarin in ieder geval opleiding, ervaring en vroegere functies zijn opgenomen;

  • b. in het geval van een eenmansorganisatie, een afschrift van de overeenkomst met de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie;

  • c. een exemplaar van het handboek, bedoeld in artikel 16 van de bij deze regeling behorende bijlage D;

  • d. een exemplaar van te gebruiken modellen van het geluidsmeetrapport;

  • e. een uittreksel, niet ouder dan drie maanden, uit het Handelsregister indien de organisatie aldaar is ingeschreven, of in het geval van een eenmansorganisatie, een gewaarmerkt afschrift, niet ouder dan drie maanden, uit de basisregistratie personen;

  • f. een zelfevaluatie, waarin is opgenomen op welke wijze de aanvrager aan de in de van toepassing zijnde regelgeving bedoelde eisen voldoet, en waar dit in het handboek staat beschreven.

Artikel 46

  • 1 De houder van een erkenning, niet zijnde een eenmansorganisatie, bereidt wijzigingen in het functioneren van de organisatie zodanig voor en voert deze op zodanige wijze uit, dat het kwaliteitssysteem van de houder van de erkenning aantoonbaar in stand en effectief blijft.

  • 2 De houder van een erkenning, niet zijnde een eenmansorganisatie, dient een aanvraag voor acceptatie van wijziging van de bij de oorspronkelijke aanvraag verstrekte gegevens in bij:

    • a. een wijziging in het kwaliteitsbeleid;

    • b. een belangrijke wijziging van de organisatie;

    • c. een wijziging van de erkenningaanvrager, of de leiding van de kwaliteitsafdeling;

    • d. een wijziging in de lijst van autoriseringspersoneel, tenzij anderszins met het bedrijf is overeengekomen;

    • e. een belangrijke wijziging in de toegepaste werkwijzen;

    • f. verandering in de meetuitrusting van het bedrijf;

    • g. de ingebruikname van een nieuwe geluidsmeetlocatie.

  • 3 De houder van een erkenning, zijnde een eenmansorganisatie, deelt de minister onverwijld iedere wijziging mee van de bij de laatst ingediende aanvraag verstrekte gegevens volgens artikel 43, aanhef en onder b tot en met f.

  • 4 De minister kan voorwaarden stellen waaronder de in het derde lid bedoelde wijzigingen worden geaccepteerd.

Artikel 47

  • 1 Een aanvraag tot wijziging, wordt door de minister goedgekeurd, nadat is aangetoond, dat de organisatie ook na de invoering van de wijziging aan de voor de verkrijging van een erkenning gestelde voorwaarden zal blijven voldoen.

  • 2 De erkenning als eenmansorganisatie wordt gewijzigd, nadat door tussenkomst van de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie is aangetoond, dat de houder ook na de invoering van de wijziging aan de voor de verkrijging van een erkenning als geluidsmeetorganisatie gestelde voorwaarden zal blijven voldoen.

  • 3 De artikelen 42 en 43 zijn van toepassing, met dien verstande dat kan worden volstaan met de gegevens, die voor de aangevraagde wijziging relevant zijn.

  • 4 Bij wijziging wordt zo nodig een nieuw bewijs van erkenning afgegeven.

  • 5 Een aanvraag om wijziging wordt uiterlijk acht weken voor de gewenste datum van wijziging ingediend.

Artikel 48

  • 1 Vanaf het tijdstip van schorsing mag de houder die bevoegdheden, waarop de schorsing van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2 Om een schorsing op te heffen wordt aangetoond, dat de omstandigheden, die tot schorsing hebben geleid, zijn opgeheven.

Artikel 49

  • 1 Vanaf het tijdstip van intrekking mag de houder de bevoegdheden, waarop de intrekking van de erkenning betrekking heeft, niet uitoefenen.

  • 2 De houder van de erkenning is verplicht het bewijs van erkenning zo spoedig mogelijk aan de minister te zenden.

  • 3 De minister neemt het bewijs van erkenning in en geeft, in geval van gedeeltelijke intrekking, een nieuw bewijs van erkenning af.

Artikel 50

  • 1 Het handboek van de aanvrager bevat in ieder geval de informatie die is voorgeschreven in de bij deze regeling behorende bijlage D.

  • 2 De aanvrager zendt wijzigingen in het handboek zo spoedig mogelijk aan de minister.

Artikel 51

De houder van een erkenning bewaart de volgende gegevens ten minste gedurende de aangegeven termijn:

  • a. de geluidsmeetrapporten en overige gegevens met betrekking tot de geluidsmetingen die hebben plaatsgevonden: twee jaren na de geluidsmeting;

  • b. de administratie betreffende de afgegeven geluidsmeetrapporten: twee jaren na de autorisatie daarvan.

Artikel 52

  • 1 De houder van een erkenning meldt een defect of een gebrek zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen 72 uur na de ontdekking ervan, schriftelijk aan de minister.

  • 2 De melding gaat vergezeld van een zo volledig mogelijke beschrijving van hetgeen werd gevonden en een opgave van de overige van belang zijnde gegevens.

  • 3 Indien er sprake is van een ernstig defect of gebrek meldt de houder van de erkenning het ernstige defect of het ernstige gebrek onmiddellijk aan de minister.

Artikel 53

Indien naar het oordeel van de minister een verbetering van het kwaliteitssysteem noodzakelijk is, treft de erkende geluidsmeetorganisatie, met inachtneming van de door de minister gegeven aanwijzingen, maatregelen ter verbetering van het kwaliteitssysteem.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 54

De minister publiceert periodiek de volgende gegevens van de houders van een erkenning:

  • a. naam;

  • b. vestigingsplaats of -plaatsen;

  • c. omschrijving van de werkzaamheden, waarvoor de houder van een erkenning is erkend.

Artikel 56

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 57

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

Bijlage A. Erkenningsvoorwaarden voor een erkend inspecteur

[Vervallen per 01-04-2018]

Bijlage C. Erkenningsvoorwaarden voor een erkend bedrijf

Artikel 1. De organisatiestructuur

  • 1. Voor zover de aanvrager deel uitmaakt van een grotere onderneming, beschikt de aanvrager over beschrijving, inclusief een organisatieschema, waaruit de plaats van de aanvrager in de grotere onderneming blijkt.

  • 2. De aanvrager beschikt over een beschrijving, inclusief een organisatieschema, van de interne organisatie.

  • 3. De aanvrager beschikt over een beschrijving van alle van belang zijnde functies binnen de interne organisatie. De functiebeschrijvingen geven de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden weer.

Artikel 2. Personeelscapaciteit

  • 1. De aanvrager zorgt voor voldoende en bekwaam personeel voor het:

    • a. uitvoeren van werkzaamheden;

    • b. uitoefenen van toezicht op de werkzaamheden;

    • c. autoriseren van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik.

  • 2. Het personeel dat door de aanvrager wordt gemachtigd tot het autoriseren van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik of tot het uitvoeren van een BvL-verlengingsinspectie of acceptatiekeuring, behoeft de instemming van de minister.

  • 3. Het bedrijf machtigt geen personen tot het autoriseren van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik, die de kwaliteitsborging bedoeld in artikel 16 uitvoeren.

Artikel 3. Bedrijfsmiddelen

  • 1. De aanvrager beschikt over voldoende en doelmatige bedrijfsmiddelen, ten einde een goede uitvoering van de werkzaamheden te kunnen waarborgen.

  • 2. De aanvrager beschikt over bedrijfsmiddelen die het personeel en de producten en onderdelen beschermen tegen ongewenste invloeden van buitenaf.

  • 3. Indien bedrijfsmiddelen van derden worden gebruikt, zorgt de aanvrager dat hij:

    • a. beschikt over de bedrijfsmiddelen;

    • b. verantwoordelijk is voor de gang van zaken ten aanzien van deze bedrijfsmiddelen;

    • c. maatregelen kan treffen voor noodzakelijke verbeteringen.

Artikel 4. Documentatie

De aanvrager beschikt in het bedrijf, daar waar deze voor de uitvoering van de werkzaamheden benodigd zijn, over de van toepassing zijnde voorschriften, specificaties, normen en andere gegevens, die ingevolge de aanwijzingen van de minister van toepassing zijn op de materialen, onderdelen, producten en productieprocessen.

Artikel 5. Kwaliteitssysteem

  • 1. De aanvrager is verantwoordelijk voor een kwaliteitssysteem dat in ieder geval, voor zover van toepassing op de aanvrager, de volgende aspecten bevat:

    • a. het kwaliteitsbeleid;

    • b. de opleiding, kwalificatie en ervaring van het personeel;

    • c. de productieprocessen;

    • d. het documentatiebeheer;

    • e. de deugdelijkheid van meet- en beproevingsmiddelen;

    • f. de deugdelijkheid van materialen, onderdelen en producten;

    • g. de opslag van materialen, onderdelen en producten;

    • h. de identificatie en traceerbaarheid van materialen, onderdelen en producten;

    • i. de vrijgave van onderdelen en producten;

    • j. de melding van defecten en gebreken;

    • k. een doelmatige en deugdelijke technische administratie;

    • l. de kwaliteitsborging.

  • 2. Elk lid van het personeel wordt in kennis gesteld van en in staat gesteld om naar behoefte kennis te nemen van het kwaliteitssysteem.

  • 3. Wijzigingen in het kwaliteitssysteem worden tijdig bekendgemaakt aan het bij de wijziging betrokken personeel.

Artikel 6. Kwaliteitsbeleid

  • 1. Het door de aanvrager vastgestelde kwaliteitsbeleid bestaat uit doelstellingen, wegen en middelen, en prioriteiten, dat leidt tot een beleidsprogramma teneinde te waarborgen dat de resultaten van het productieproces voldoen aan vooraf vastgestelde kwaliteit.

  • 2. Het kwaliteitsbeleid is gericht op het voorkomen van onbedoelde afwijkingen in het functioneren van het bedrijf.

  • 3. Het kwaliteitsbeleid is bekend bij en wordt uitgevoerd door het personeel.

  • 4. Het kwaliteitsbeleid wordt periodiek door de aanvrager getoetst op blijvende geschiktheid.

Artikel 7. De opleiding, kwalificatie en ervaring van het personeel

  • 1. Indien de aanvrager zorgt dat het personeel door een opleiding de vereiste kennis, bedrevenheid en ervaring krijgt voor uitvoerende, leidinggevende of toezichthoudende taken, beschikt de aanvrager over een beschrijving van de opleiding.

  • 2. De beschrijving bevat informatie over ten minste de volgende elementen:

    • a. de opleidingsstructuur en -programma's;

    • b. de voorwaarden tot toelating;

    • c. de beoordelingsmethode van gemaakte vorderingen;

    • d. de wijze van examinering.

  • 3. De aanvrager administreert met een bewijs van bekwaamheid, of anderszins, ieder lid van het personeel, dat direct verantwoordelijk is voor of belast is met:

    • a. de uitvoering van werkzaamheden;

    • b. het toezicht houden op werkzaamheden;

    • c. de uitvoering van werkzaamheden, die aangemerkt zijn als bijzondere werkwijze.

  • 4. De aanvrager administreert met een machtiging, of anderszins, ieder lid van het personeel, dat belast is met: het autoriseren van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik.

  • 5. De beschrijving bevat tevens een omschrijving van de te hanteren regeling voor toetsing en periodieke hertoetsing van de bekwaamheden en een beschrijving van de organisatie van het toezicht op die regeling.

Artikel 8. De productieprocessen

De aanvrager waarborgt dat:

  • a. de werkzaamheden, waaronder uit te voeren non-destructief onderzoek, tijdens het productieproces worden uitgevoerd, overeenkomstig de van toepassing zijnde specificaties en voorschriften en instructies, met gebruikmaking van de van toepassing zijnde bedrijfsmiddelen;

  • b. de halffabrikaten in de diverse stadia van de productie aan de daaraan gestelde eisen voldoen;

  • c. de materialen, onderdelen en producten bij aflevering voldoen aan de desbetreffende specificaties of tekeningen.

Artikel 9. Het documentatiebeheer

De aanvrager beschikt over een systeem dat waarborgt, dat de beschikbare documentatie wordt bijgehouden en actueel blijft.

Artikel 10. De meet- en beproevingsmiddelen

  • 1. De aanvrager beschikt over voldoende en geschikte meet- en beproevingsmiddelen, zodat materialen, halffabrikaten, onderdelen en producten met de vereiste nauwkeurigheid gemeten, getest en beproefd kunnen worden.

  • 2. De aanvrager beschikt over een systeem dat waarborgt dat de meet-, en beproevingsmiddelen in aantoonbaar deugdelijke toestand worden gehouden.

  • 3. Calibraties en ijkingen worden zodanig verricht zodat de metingen tot de nationale standaards herleidbaar zijn.

  • 4. Meet- en beproevingsmiddelen die niet aan de eisen voldoen, worden gescheiden gehouden van goede middelen en als zodanig geïdentificeerd.

Artikel 11. De deugdelijkheid van toegeleverde materialen, onderdelen en producten en uitbestede werkzaamheden

  • 1. De aanvrager beschikt over een systeem dat de deugdelijkheid waarborgt van elders betrokken materialen, onderdelen en producten, en uitbestede werkzaamheden.

  • 2. De aanvrager beschikt over een systeem dat zeker stelt dat materialen, halffabrikaten, en onderdelen, die in eerste instantie zijn afgekeurd, nader worden beoordeeld, en bij definitieve afkeur uit het productieproces worden verwijderd.

Artikel 12. De opslag van materialen en producten

De aanvrager zorgt voor een goede opslag van en een goede handelwijze met materialen, halffabrikaten, onderdelen en producten, zodat:

  • a. wanneer de maximaal toelaatbare opslagtermijn verstreken is, deze materialen, halffabrikaten, onderdelen en producten niet worden vrijgegeven voor verwerking;

  • b. afgekeurde en ongekeurde exemplaren gescheiden worden gehouden van goedgekeurde exemplaren;

  • c. exemplaren die vanuit een productieafdeling in opslag worden genomen op kwaliteit beoordeeld en geïdentificeerd worden.

Artikel 13. De identificatie en traceerbaarheid van materialen, onderdelen en producten

  • 1. De aanvrager zorgt ervoor dat belangrijke materialen, onderdelen en producten op systematische wijze worden gemerkt, opdat deze in elk stadium van de productie, alsmede na aflevering, te identificeren zijn en de herkomst daarvan is na te gaan.

  • 2. De aanvrager zorgt ervoor afgekeurde materialen, onderdelen en producten zodanig te identificeren, dat deze duidelijk te onderscheiden zijn van overige exemplaren.

  • 3. De aanvrager zorgt ervoor dat door het bedrijf vervaardigde onderdelen en producten ten minste voorzien zijn van de volgende gegevens:

    • a. het kenmerk van de fabrikant;

    • b. de type-, model- of specificatieaanduiding;

    • c. het serienummer of de datum van vervaardiging.

Artikel 14. De vrijgave

  • 1. Het vrijgaveproces van de aanvrager waarborgt dat materialen, onderdelen en producten waarop de erkenning betrekking heeft, die bestemd zijn om in luchtvaartuigen te worden gebruikt of door derden te worden verwerkt, niet voor gebruik of verwerking worden vrijgegeven zonder een certificaat van vrijgave dan wel certificaat van vrijgave voor gebruik.

  • 2. De aanvrager waarborgt dat luchtvaartuigen, waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voor gebruik worden vrijgegeven zonder een certificaat van vrijgave voor gebruik.

  • 3. Het certificaat van vrijgave dan wel het certificaat van vrijgave voor gebruik is slechts geldig indien het:

    • a. volledig leesbaar is,

    • b. tegen uitwissen is beveiligd, en

    • c. is ondertekend door een door de aanvrager overeenkomstig artikel 7, vierde lid, gemachtigd personeelslid.

  • 4. Het is de in het vorige lid bedoelde personen niet toegestaan een certificaat van vrijgave dan wel een certificaat van vrijgave voor gebruik te ondertekenen, zonder zich op redelijke wijze van de juistheid van de te ondertekenen verklaring te hebben overtuigd.

  • 5. Het model van het certificaat van vrijgave voor gebruik geeft in ieder geval in de Nederlandse of Engelse taal het volgende weer:

    • a. een verklaring luidende

      • 1°. ‘Certificaat van vrijgave voor gebruik, afgegeven ingevolge de bevoegdheid op grond van het door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat afgegeven bewijs van erkenning nr...’,

      • 2°. ‘Certificate of release to service, released in accordance with the approval by the Ministry of Infrastructure and Watermanagement of the Netherlands of the Netherlands ref approval no...’, of

      • 3°. een verklaring overeenkomstig sub 1° of 2°,

    • b. de naam van de houder van de erkenning, die op het bewijs van erkenning is vermeld;

    • c. het volgnummer van het certificaat van vrijgave dan wel certificaat van vrijgave voor gebruik;

    • d. het eindproduct waar het certificaat van vrijgave voor gebruik voor wordt geautoriseerd;

    • e. een verklaring dat het eindproduct voldoet aan de eisen, bedoeld in Hoofdstuk 5 van de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen;

    • f. het administratienummer waaronder nadere informatie over het eindproduct is te vinden;

    • g. door wie en op welke datum het certificaat van vrijgave voor gebruik is getekend.

Artikel 15. Een doelmatige en deugdelijke technische administratie

  • 1. De aanvrager zorgt voor een doelmatige en deugdelijke technische administratie met betrekking tot:

    • a. de afgegeven certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik;

    • b. de meetgegevens omtrent tijdens de productie toegepaste behandelingen, indien de beoordeling ervan mede op grond van deze gegevens geschiedt;

    • c. de gegevens omtrent de uitgevoerde werkzaamheden, keuringen en beproevingen en de wijze van uitvoering;

    • d. de verwerking van materialen en onderdelen, teneinde deze in elk stadium van de werkzaamheden te kunnen identificeren en opsporen en na aflevering de herkomst ervan te kunnen vaststellen;

    • e. de bedrijfs- en opslagtijden van die materialen en onderdelen, waarbij deze tijden een belangrijke rol spelen.

  • 2. De gegevens worden tegen uitwissen beveiligd, vastgelegd en opgeslagen door daartoe bevoegd personeel. Bij mutaties van gegevens wordt de identiteit van degene die de wijziging invoert, eenduidig vastgelegd.

  • 3. De technische administratie is voorzien van een systeem om fouten te kunnen constateren en tijdig te corrigeren.

Artikel 16. De kwaliteitsborging

  • 1. De aanvrager beschikt over een kwaliteitsafdeling die erop toeziet dat het kwaliteitsbeleid wordt toegepast.

  • 2. De kwaliteitsafdeling vervult haar taak onafhankelijk van de met de directe uitvoering van de werkzaamheden belaste afdelingen.

  • 3. De aanvrager en in het bijzonder de kwaliteitsafdeling beschikt, teneinde te verzekeren en aan te kunnen tonen dat het kwaliteitssysteem naar behoren functioneert, over daartoe noodzakelijke gegevens.

  • 4. De kwaliteitsafdeling beoordeelt regelmatig het functioneren van de organisatie. Indien naar het oordeel van de minister de aard of omvang van de aanvrager zich hier niet voor leent, kan deze beoordeling worden uitbesteed aan derden, mits de door de minister ter zake gegeven aanwijzingen worden opgevolgd.

  • 5. Indien blijkt dat het kwaliteitssysteem tekortschiet, achterhaalt de aanvrager de oorzaken daarvan of laat deze achterhalen, teneinde maatregelen ter verbetering te kunnen treffen.

  • 6. Indien daar aanleiding toe is, brengt de aanvrager de nodige verbeteringen aan in het kwaliteitssysteem.

  • 7. De kwaliteitsafdeling beschikt over een doelmatige en deugdelijke uitrusting voor de uitvoering van haar taak.

  • 8. De kwaliteitsafdeling beschikt ten minste over de bevoegdheid om de autorisatie van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik te verhinderen of ongedaan te maken.

Artikel 17. Handboek

  • 1. Het handboek van de aanvrager bevat een beschrijving hoe hij aan de artikelen 1 tot en met 16 voldoet, waarbij de productieprocessen, zoals bedoeld in artikel 8, vanaf de voorbereiding tot en met de aflevering, zowel in hoofdlijnen als daar waar nodig tot in gedetailleerde werkinstructies zijn beschreven.

  • 2. Tevens bevat het handboek van de aanvrager het volgende:

    • a. de kennisgevingsprocedure van organisatorische wijzigingen aan de minister

    • b. een overzicht van het personeel, dat belast is met het autoriseren van certificaten van vrijgave dan wel certificaten van vrijgave voor gebruik;

    • c. en overzicht van de derden, die worden ingeschakeld bij de productie;

    • d. de wijzigingsprocedure van het handboek.

Bijlage D. Erkenningsvoorwaarden voor een erkende geluidsmeetorganisatie

Artikel 1. De organisatiestructuur

  • 1. Voor zover de aanvrager deel uitmaakt van een grotere onderneming, beschikt de aanvrager over een beschrijving, inclusief een organisatieschema, waaruit de plaats van de aanvrager in de grotere onderneming blijkt.

  • 2. De aanvrager beschikt over een beschrijving, inclusief een organisatieschema, van de interne organisatie.

  • 3. De aanvrager beschikt over een beschrijving van alle van belang zijnde functies binnen de interne organisatie. De functiebeschrijvingen geven de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden weer.

Artikel 2. Personeelscapaciteit

  • 1. De aanvrager zorgt voor voldoende en bekwaam personeel voor het:

    • a. uitvoeren van werkzaamheden;

    • b. uitoefenen van toezicht op de werkzaamheden;

    • c. afgeven van geautoriseerde geluidsmeetrapporten.

  • 2. De organisatie machtigt geen personen tot het autoriseren van geluidsmeetrapporten, die de kwaliteitsborging, bedoeld in artikel 13, uitvoeren.

Artikel 3. Bedrijfsmiddelen

  • 1. De aanvrager beschikt over voldoende en doelmatige bedrijfsmiddelen ten einde een goede uitvoering van de werkzaamheden te kunnen waarborgen.

  • 2. De aanvrager beschikt over bedrijfsmiddelen die het personeel en de geluidsmeetapparatuur beschermen tegen ongewenste invloeden van buitenaf.

  • 3. Indien bedrijfsmiddelen van derden worden gebruikt, zorgt de aanvrager dat hij:

    • a. beschikt over de bedrijfsmiddelen;

    • b. verantwoordelijk is voor de gang van zaken ten aanzien van deze bedrijfsmiddelen;

    • c. maatregelen kan treffen voor noodzakelijke verbeteringen.

Artikel 4. Documentatie

De aanvrager beschikt in de organisatie, daar waar deze voor de uitvoering van de werkzaamheden benodigd zijn, over de van toepassing zijnde voorschriften, specificaties, normen en andere gegevens.

Artikel 5. Kwaliteitssysteem

  • 1. De aanvrager is verantwoordelijk voor een kwaliteitssysteem dat in ieder geval, voor zover van toepassing op de aanvrager, de volgende aspecten bevat:

    • a. het kwaliteitsbeleid;

    • b. de opleiding, kwalificatie en ervaring van het personeel;

    • c. het meetproces;

    • d. het documentatiebeheer;

    • e. de deugdelijkheid van meetapparatuur;

    • f. de autorisatie van geluidsmeetrapporten;

    • g. een doelmatige en deugdelijke technische administratie;

    • h. de kwaliteitsborging;

    • i. beheersing van de invloed van economische en commerciële factoren op de kwaliteit.

  • 2. Elk lid van het personeel wordt in kennis gesteld van en in staat gesteld om naar behoefte kennis te nemen van het kwaliteitssysteem.

  • 3. Wijzigingen in het kwaliteitssysteem worden tijdig bekendgemaakt aan het bij de wijziging betrokken personeel.

Artikel 6. Kwaliteitsbeleid

  • 1. Het door de aanvrager vastgestelde kwaliteitsbeleid bestaat uit doelstellingen, wegen en middelen, en prioriteiten, die leiden tot een beleidsprogramma teneinde te waarborgen dat de resultaten van het geluidsmetingproces voldoen aan vooraf vastgestelde kwaliteit.

  • 2. Het kwaliteitsbeleid is gericht op het voorkomen van onbedoelde afwijkingen in het functioneren van de organisatie.

  • 3. Het kwaliteitsbeleid is bekend bij en wordt uitgevoerd door het personeel.

  • 4. Het kwaliteitsbeleid wordt periodiek door de aanvrager dan wel in het geval van een eenmansorganisatie door de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie getoetst op blijvende geschiktheid.

Artikel 7. De opleiding, kwalificatie en ervaring van het personeel

  • 1. Indien de aanvrager zorgt dat het personeel door een opleiding de vereiste kennis, bedrevenheid en ervaring heeft voor uitvoerende, leidinggevende of toezichthoudende taken, beschikt de aanvrager over een beschrijving van de opleiding.

  • 2. De aanvrager administreert met een machtiging, of anderszins, ieder lid van het personeel, dat belast is met het autoriseren van geluidsmeetrapporten.

  • 3. De beschrijving bevat tevens een omschrijving van de te hanteren regeling voor toetsing en periodieke hertoetsing van de bekwaamheden en een beschrijving van de organisatie van het toezicht op die regeling.

Artikel 8. Het geluidsmeetproces

De aanvrager waarborgt dat de werkzaamheden tijdens het geluidsmeetproces worden uitgevoerd, overeenkomstig de van toepassing zijnde voorschriften en instructies, met gebruikmaking van de van toepassing zijnde bedrijfsmiddelen.

Artikel 9. Het documentatiebeheer

De aanvrager beschikt over een systeem dat waarborgt dat de beschikbare documentatie wordt bijgehouden en actueel blijft.

Artikel 10. De identificatie en traceerbaarheid van meetapparatuur

  • 1. De aanvrager beschikt over een systeem dat waarborgt, dat de meet- en beproevingsapparatuur in aantoonbaar deugdelijke toestand wordt gehouden.

  • 2. Calibraties en ijkingen worden zodanig verricht dat de metingen tot de nationale standaards herleidbaar zijn.

  • 3. Meet- en beproevingsapparatuur die niet aan de eisen voldoet, wordt gescheiden gehouden van goede apparatuur en als zodanig geïdentificeerd.

Artikel 11. De geluidsmeetrapporten

  • 1. Het geluidsmeetrapport is slechts geldig indien het:

    • a. volledig leesbaar is,

    • b. tegen uitwissen is beveiligd, en

    • c. is ondertekend door een door de aanvrager overeenkomstig artikel 7, tweede lid, gemachtigd personeelslid.

  • 2. Het is de in het vorige lid bedoelde personen niet toegestaan een geluidsmeetrapport te ondertekenen, zonder zich op redelijke wijze van de juistheid van het te ondertekenen rapport te hebben overtuigd.

  • 3. Het geluidsmeetrapport houdt in:

    • a. een verklaring luidende:

      • 1°. Geluidsmeetrapport, afgegeven op grond van het door de Minister van Infrastructuur en Milieu afgegeven bewijs van erkenning nr. …..;

      • 2°. Report on noise measurement test released in accordance with the approval by the Ministry of Infrastructure and the Environment of the Netherlands ref. Approval no ..…;

    • b. de naam van de houder van de erkenning, die op het bewijs van erkenning is vermeld;

    • c. het volgnummer van het geluidsmeetrapport;

    • d. door wie en op welke datum het geluidsmeetrapport is getekend;

    • e. het meetresultaat;

    • f. de autorisatie van het betrokken personeelslid;

    • g. de beschrijving van het luchtvaartuig;

    • h. volgens welke meetmethode gemeten is;

    • i. equivalente meetmethoden;

    • j. de correctieberekeningen.

Artikel 12. Een doelmatige en deugdelijke technische administratie

  • 1. De aanvrager zorgt voor een doelmatige en deugdelijke technische administratie met betrekking tot:

    • a. de afgegeven geluidsmeetrapporten;

    • b. de meetgegevens omtrent tijdens het proces toegepaste behandelingen, indien de beoordeling ervan mede op grond van deze gegevens geschiedt;

    • c. de gegevens omtrent de uitgevoerde metingen en de wijze van uitvoering;

  • 2. De gegevens worden, tegen uitwissen beveiligd, vastgelegd en opgeslagen door daartoe bevoegd personeel. Bij mutaties van gegevens, wordt de identiteit van degene die de wijziging invoert, eenduidig vastgelegd.

Artikel 13. De kwaliteitsborging bij een organisatie niet zijnde een eenmansorganisatie

  • 1. De aanvrager beschikt over een kwaliteitsafdeling, die erop toeziet dat het kwaliteitsbeleid wordt toegepast.

  • 2. De kwaliteitsafdeling vervult haar taak onafhankelijk van de met de directe uitvoering van de werkzaamheden belaste afdelingen.

  • 3. De aanvrager en in het bijzonder de kwaliteitsafdeling beschikt, teneinde te verzekeren en aan te kunnen tonen dat het kwaliteitssysteem naar behoren functioneert, over daartoe noodzakelijke gegevens.

  • 4. De kwaliteitsafdeling beoordeelt regelmatig het functioneren van de organisatie. Indien naar het oordeel van de minister de aard of omvang van de aanvrager zich hier niet voor leent, kan deze beoordeling worden uitbesteed aan derden, mits de door de minister ter zake gegeven aanwijzingen worden opgevolgd.

  • 5. Indien blijkt dat het kwaliteitssysteem tekortschiet, achterhaalt de aanvrager de oorzaken daarvan, of laat deze achterhalen, teneinde maatregelen ter verbetering te kunnen treffen.

  • 6. Indien daar aanleiding toe is, brengt de aanvrager de nodige verbeteringen aan in het kwaliteitssysteem.

  • 7. De kwaliteitsafdeling beschikt over een doelmatige en deugdelijke uitrusting voor de uitvoering van haar taak.

  • 8. De kwaliteitsafdeling beschikt ten minste over de bevoegdheid om de autorisatie van geluidsmeetrapporten te verhinderen of ongedaan te maken.

Artikel 14. Kwaliteitsborging bij een eenmansorganisatie

  • 1. De aanvrager beschikt over de daartoe noodzakelijke gegevens, en stelt deze ter beschikking aan de kwaliteitsborgingsfunctie, teneinde aan te kunnen tonen dat het kwaliteitssysteem naar behoren functioneert.

  • 2. De aanvrager laat zijn functioneren regelmatig beoordelen door de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie.

  • 3. Zodra blijkt dat het kwaliteitssysteem tekortschiet, achterhaalt de aanvrager of de kwaliteitsborgingsfunctie de oorzaken daarvan, teneinde maatregelen ter verbetering te kunnen treffen.

  • 4. Indien nodig brengt de aanvrager de nodige verbeteringen aan in het kwaliteitssysteem.

Artikel 15. Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie bij een eenmansorganisatie

  • 1. Teneinde een goede uitvoering te geven aan het kwaliteitsbeleid, bedoeld in artikel 6, sluit de aanvrager een overeenkomst met een organisatie voor de uitvoering van de kwaliteitsborgingsfunctie, die tenminste aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • a. kennis en ervaring op het gebied van auditeren;

    • b. kennis van de Nederlandse regelgeving op het gebied van geluid in de luchtvaart;

    • c. technisch inhoudelijke kennis van geluidscertificatiemetingen aan luchtvaartuigen.

  • 2. Deze overeenkomst bevat met betrekking tot de uitvoerder van de kwaliteitsborgingsfunctie tenminste de volgende aspecten:

    • a. hij ondersteunt de aanvrager bij de ontwikkeling en invoering van het kwaliteitsbeleid, bedoeld in artikel 6;

    • b. hij ziet er in ieder geval op toe dat het kwaliteitssysteem wordt toegepast;

    • c. hij vervult zijn taken onafhankelijk van de met de directe uitvoering van de werkzaamheden belaste personen.

Artikel 16. Handboek

  • 1. Het handboek van de aanvrager bevat een beschrijving hoe hij aan de artikelen 1 tot en met 15 voldoet, waarbij de totstandkoming van het geluidsmeetrapport vanaf de voorbereiding tot en met de aflevering, zowel in hoofdlijnen als daar waar nodig tot in gedetailleerde werkinstructies is beschreven.

  • 2. Tevens bevat het handboek van de aanvrager:

    • a. de kennisgevingsprocedure van organisatorische wijzigingen aan de Minister;

    • b. een overzicht van het personeel, dat belast is met het autoriseren van geluidsmeetrapporten;

    • c. de wijzigingsprocedure van het handboek.

Bijlage E. bedoeld in artikel 30, vierde lid, onderdeel b, onder 2°, en artikel 38, tweede lid, van de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008

Aanvullende en afwijkende erkenningsvoorwaarden voor een nationale ontwerperkenning

De minister geeft een nationale ontwerperkenning af overeenkomstig verordening Bijlage I (Part 21) van verordening (EU) nr. 748/2012, en bijbehorend AMC en GM materiaal, met dien verstande dat:

  • a. onder ‘het Agentschap’ of ‘EASA’ telkens moet worden verstaan: de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • b. in afwijking van onderdelen 21.A.113 en 21.A.115 van Subdeel E een aanvraag voor een aanvullend typecertificaat wordt ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier ‘Goedkeuring wijziging luchtvaartuig (-onderdeel) (GWL)’;

  • c. in onderdeel 21.A.118A(b) van Subdeel E onder ‘EPA’ moet worden verstaan: NLPA;

  • d. in afwijking van onderdelen 21.A.234, 21.A.247 en 21.A.253 van Subdeel J een aanvraag voor een erkenning of wijziging van een erkenning wordt ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier ‘Aanvraag nationale bedrijfserkenning’ waarvan exemplaren bij de Inspectie Leefomgeving en Transport te verkrijgen zijn;

  • e. in afwijking van items 3 en 4 van onderdeel 21.A.263(c) van Subdeel J de nationaal erkende ontwerporganisatie (NL.DOA) gebruik kan maken van haar privileges om documenten goed te keuren onder vermelding van ‘De technische inhoud van dit document is goedgekeurd krachtens erkenning als ontwerporganisatie ref. NL.DOA.[XYZ]’;

  • f. in afwijking van onderdeel 21.A.433 van Subdeel M wordt een aanvraag voor goedkeuring van een reparatieontwerp ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier ‘Goedkeuring wijziging luchtvaartuig (-onderdeel) (GWL)’;

  • g. in onderdelen 21.A.451(a)2 en 21.A.451(b)2 van Subdeel M onder ‘EPA’ moet worden verstaan: NLPA;

  • h. in afwijking van onderdeel 21.A.707(a) een aanvraag voor een vliegvergunning wordt ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • i. in afwijking van onderdeel 21.A.709(a)1 van Subdeel P een aanvraag voor goedkeuring van de vluchtcondities voor een vliegvergunning wordt ingediend bij de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • j. in onderdeel 21.A.804(a)3 van Subdeel Q onder ‘EPA’ moet worden verstaan: NLPA.

Naar boven