-
a. de met afgifte van certificaten belaste autoriteit, bedoeld in de artikelen 4, tweede
lid, 6, derde, vierde en vijfde lid, 7, tweede, derde en vierde lid, 10, tweede lid,
van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1237 en de artikelen 2, zesde lid, 3, eerste
en tweede lid, 4, eerste lid, 6, eerste, derde, vierde en zevende lid, 7, tweede lid,
9, tweede lid, 10, eerste en tweede lid, 11, 12, eerste en tweede lid, 13, tweede
tot en met zesde lid, 14, vijfde, zesde en zevende lid, 15, eerste, vierde, vijfde
en zesde lid, 16, tweede en derde lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239;
-
b. de autoriteit, bedoeld in de artikelen 8, onderdelen c en g, en 9, vierde lid, van
Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1237 en de artikelen 2, tweede, derde en vierde
lid, 13, zevende lid, 16, eerste en tweede lid, 17, 20, eerste tot en met vierde lid,
en 21, eerste lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239;
-
c. de bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, 6, derde, vierde en
vijfde lid, 7, tweede, derde en vierde lid, 8, onderdelen c en g, 9, vierde lid, 10,
tweede lid, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1237;
-
d. de met de afgifte van certificaten belaste autoriteit, bedoeld in de artikelen 3,
eerste lid, 7, zevende lid, 8, derde en vijfde lid, 9, derde lid, 10, derde en vijfde
lid, 12, vierde tot en met zesde lid, 13, 14 en 15, eerste lid, en de bevoegde autoriteit,
bedoeld in de artikelen 10, zesde lid, en 16, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/760;
-
e. de met de afgifte van certificaten belaste autoriteit, bedoeld in de artikelen 6,
vijfde lid, 8, tweede lid, 9, 10, zesde lid, 24, 44, 59, tweede lid, 62, tweede en
vierde lid, 63, tweede en deerde lid, en 72, en de bevoegde autoriteit, bedoeld in
de artikelen 44, 50, 59, tweede lid, 62, derde en vijfde lid, 64, derde lid, en 70,
tweede lid, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/761.