In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a. onderwijsinstelling: een bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, een bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een bekostigd regionaal expertisecentrum als bedoeld in artikel 28b van de Wet op de expertisecentra, een school als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, met uitzondering van de scholen, bedoeld in de artikelen 2.66 en 3.27 van die wet, een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
-
b. bevoegd gezag: het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, het bestuur van een rechtspersoon die een centrale dienst in stand houdt als bedoeld
in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, het bestuur van de rechtspersoon die een regionaal expertisecentrum in stand houdt
als bedoeld in artikel 28b van de Wet op de expertisecentra, het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 onderscheidenlijk artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs dan wel het instellingsbestuur, bedoeld in artikel 1.1, onder j, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
-
c. jaarverslaggeving : het geheel van verslaggevingsdocumenten bestaande uit de jaarrekening,
het bestuursverslag en de overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Titel 9 Boek 2 BW;
-
d. jaarrekening: de jaarrekening, bedoeld in artikel 361 van Titel 9, Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek;
-
e. bestuursverslag: het verslag waarmee het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling
interne en externe belanghebbenden informeert over het gevoerde en voorgenomen beleid
en de gang van zaken bij de instelling, de uitkomsten van het gevoerde beleid in het
jaar waarover verslag wordt gedaan alsmede de aanwending van middelen in dat jaar
en verantwoording aflegt overeenkomstig de gestelde wettelijke eisen;
-
f. richtlijnen: de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, zoals vastgesteld door de Raad
voor de Jaarverslaggeving;
-
g. BAPO: de regeling ‘Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen’ zoals opgenomen in de
geldende CAO’s voor het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs
en de volwasseneneducatie;
-
h. SOP: de ‘Seniorenregeling onderwijspersoneel’ zoals opgenomen in de geldende CAO voor
het hoger beroepsonderwijs;
-
i. periodelasten: lasten die in aanmerking worden genomen in de periode waarover deze
lasten zijn verschuldigd;
-
j. volledige doordecentralisatie: overdracht van gelden en het overlaten van alle taken
ten aanzien van het verzorgen van onderwijshuisvesting door de gemeente aan een bevoegd
gezag in het primair of voortgezet onderwijs;
-
k.
mbo-student: student als bedoeld in de WEB;
-
l.
ho-student: student als bedoeld in de WHW;
-
m.
WEB:
Wet educatie en beroepsonderwijs;
-
n.
WHW:
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
In afwijking van of in aanvulling op Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek:
-
a. wordt de jaarverslaggeving ingericht overeenkomstig de richtlijnen, in het bijzonder
de hoofdstukken 400, 640 en 660 behoudens het bepaalde in artikel 4, onder 1a ten aanzien van het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschappen in het
primair en het voortgezet onderwijs;
-
b. wordt de jaarverslaggeving vastgesteld in de Nederlandse taal en in de in Nederland
wettige valuta, en wordt zij jaarlijks vóór 1 juli door de onderwijsinstelling openbaar
gemaakt;
-
c. is het verslagjaar gelijk aan een kalenderjaar;
-
d. wordt de jaarverslaggeving opgesteld door het bevoegd gezag dat de onderwijsinstelling
in stand houdt;
-
e1. wordt de informatie, bedoeld in de artikelen 1.7, 4.1 en 4.2 van de Wet normering topinkomens, opgenomen in de jaarrekening;
-
e2. kan aan de artikelen 383 en 383c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek worden voldaan middels het verstrekken van de betreffende bezoldigingsinformatie
op basis van het bezoldigingsbegrip van de Wet normering topinkomens;
-
e3. geschiedt de elektronische aanlevering van de gegevens in het kader van de Wet normering topinkomens door gebruikmaking van het WNT-onderdeel uit de elektronische versie van de jaarrekening,
zoals voor het betreffende verslagjaar voor het onderwijs is vastgesteld;
-
e4. geschiedt de inrichting en vormgeving van de rapportage in de jaarrekening van de
gegevens in het kader van de Wet normering topinkomens conform de wijze als bedoeld in onderdeel e3;
-
f. wordt aan het bestuursverslag een verslag toegevoegd van de raad van toezicht of een
vergelijkbare interne toezichthouder, waarin deze verantwoording aflegt over zijn
handelen en van de resultaten die dat handelen heeft opgeleverd;
-
f1. wordt in het bestuursverslag over de jaren 2019 tot en met 2024 een hoofdstuk toegevoegd
over de voortgang ten aanzien van inhoud en proces van de kwaliteitsafspraken, bedoeld
in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, waarbij afspraken met de medezeggenschap
over de besteding van de studievoorschotmiddelen terugkomen;
-
f2. neemt het bevoegd gezag, indien het publieke eigen vermogen in een boekjaar boven
de signaleringswaarden bovenmatig publiek eigen vermogen van de Inspectie van het
Onderwijs uitstijgt, dienaangaande een toelichting in het bestuursverslag op;
-
g. worden de balans en de staat van baten en lasten, het kasstroomoverzicht en de toelichting
opgesteld overeenkomstig de modellen in de bijlagen bij hoofdstuk 660 van de richtlijnen.
Het Besluit modellen jaarrekening, samengesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving
en opgenomen in hoofdstuk 910 van de richtlijnen is van overeenkomstige toepassing;
-
h. wordt een geconsolideerde jaarrekening als bedoeld in artikel 406, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede het bestuursverslag, zo gespecificeerd dat in ieder geval inzicht ontstaat
in de onderscheiden posten op het niveau van elk afzonderlijk bevoegd gezag, waarbij
voor de bepaling van de operationele segmenten aansluiting wordt gezocht bij het bedrijfsproces,
zoals de te onderscheiden onderwijssectoren en overige activiteiten op het niveau
van elk afzonderlijk bevoegd gezag;
-
i.
[Red: vervallen;]
-
j. wordt de jaarverslaggeving per instelling opgesteld als een bevoegd gezag meer dan
een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of meer dan één instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in stand houdt;
-
k. blijven ten aanzien van onderwijsinstellingen voor openbaar onderwijs zonder afgescheiden
vermogen die niet door een privaatrechtelijke rechtspersoon in stand worden gehouden
of voor onderwijsinstellingen waarvoor anderszins geen toerekening mogelijk is van
een of meer balansposten aan het belang van de instelling, de onder g bedoelde modellen
wat betreft de inrichting van de balans beperkt tot die posten waar die toerekening
wel mogelijk is;
-
l. wordt separaat aan het bestuursverslag en de jaarrekening door het bevoegd gezag specifieke
informatie toegevoegd in de vorm van een aanvullende set met nader te bepalen gegevens;
-
l1. onverminderd onderdeel l, zorgt het bevoegd gezag van een instelling voor hoger onderwijs
die kwaliteitsbekostiging ontvangt op grond van hoofdstuk 4, afdeling 5, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, ervoor dat aan het bestuursverslag en de jaarrekening over de jaren 2021 tot en
met 2024 een reflectie wordt toegevoegd van de medezeggenschap op de realisatie van
het plan en de betrokkenheid van belanghebbenden en de facilitering van de medezeggenschap;
-
m. is het niet toegestaan de jaarrekening op te stellen volgens de door de International
Accounting Standards Board vastgestelde en door de Europese Commissie goedgekeurde
standaarden.
Artikel 4. Afwijking en aanvulling richtlijn
-
1a In aanvulling op hoofdstuk 271 Personeelsbeloningen van de richtlijnen worden de lasten
op basis van de Bapo en de SOP, overeenkomstig paragraaf 2, alinea 204, van dat hoofdstuk,
in de staat van baten en lasten verantwoord als periodelasten.
-
1b Overeenkomstig hoofdstuk 271 Personeelsbeloningen van de richtlijnen worden de gespaarde
verlofuren als gevolg van de afspraken duurzame inzetbaarheid of de werktijdenvermindering
voor senioren conform paragraaf 2, alinea 203, van dat hoofdstuk, op de balans opgenomen
als een verplichting uit hoofde van een opbouw van rechten voor zover de gespaarde
rechten op doorbetaalde afwezigheid kunnen worden opgenomen of verzilverd.
-
1c In afwijking van hoofdstuk 212 Materiële vaste activa, paragraaf 4, alinea 451, van
de richtlijnen is het voor onderwijsinstellingen voor de verslagjaren 2018 tot en
met 2023 toegestaan de jaarlijkse toevoegingen aan de voorziening groot onderhoud
te bepalen op basis van het voorgenomen groot onderhoud gedurende de gehele planperiode
van het groot onderhoud op het niveau van het onderwijspand gedeeld door het aantal
jaren waaruit deze planperiode bestaat, voor zover deze methode reeds in 2017 werd
toegepast en indien is gewaarborgd dat de voorziening groot onderhoud gedurende de
planperiode niet op enig moment negatief wordt. De onderwijsinstelling die gebruik
maakt van deze tijdelijke regeling vermeldt dit in haar jaarrekening.
-
2 Onderwijsinstellingen nemen met gebruikmaking van de in bijlage 1 opgenomen tabel in het bestuursverslag op aan hoeveel ho-studenten zij uit het profileringsfonds,
bedoeld in artikel 7.51 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, financiële ondersteuning hebben verleend, uitgesplitst naar de volgende onderdelen:
-
a. ho-studenten in overmachtssituaties, zoals ziekte, functiebeperking, familieomstandigheden
mantelzorg of niet studeerbare opleidingen;
-
b. ho-studenten die optreden als bestuurslid van door de instelling erkende studie- of
studentenverenigingen of in de studentenmedezeggenschap, en
-
c. overige, zoals het leveren van uitzonderlijke prestaties op het gebied van sport of
cultuur, financiële steun aan ho-studenten uit niet-EER-landen en uitgaande beurzen.
Tevens geven de onderwijsinstellingen per categorie aan hoeveel ho-studenten een vergoeding
hebben aangevraagd, hebben ontvangen, hoeveel in totaal per categorie is uitgekeerd
en wat de gemiddelde hoogte en duur was van de vergoeding.
-
2a Mbo-instellingen nemen met gebruikmaking van de in bijlage 2 opgenomen tabel in het bestuursverslag op aan hoeveel mbo-studenten zij uit het mbo-studentenfonds,
bedoeld in artikel 8.1.5 WEB, ondersteuning hebben verleend. Daarbij geven de mbo-instellingen tevens aan hoeveel
mbo-studenten ondersteuning hebben aangevraagd, hoeveel mbo-studenten ondersteuning
toegekend hebben gekregen, hoeveel in totaal is toegekend en wat de gemiddelde hoogte
was van de toekenningen. Deze informatie wordt uitgesplitst in vier categorieën:
-
a. mbo-studenten die lid zijn van een studentenraad als bedoeld in artikel 8a.1.2 WEB, van een andere door het bevoegd gezag ingestelde medezeggenschapsstructuur of van
het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid;
-
b. mbo-studenten die activiteiten verrichten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied
die naar het oordeel van het bevoegd gezag mede in het belang zijn van de instelling
of van het onderwijs dat de student volgt;
-
c. mbo-studenten, of diens wettelijk vertegenwoordigers, die aantoonbaar onvoldoende
financiële middelen hebben voor de aanschaf van onderwijsbenodigdheden waarover de
student geacht wordt te beschikken; en
-
d. mbo-studenten die in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid
studievertraging hebben opgelopen.
-
3 Instellingen voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nemen in het bestuursverslag een overzicht op van de vergoedingen aan en de declaraties
van de individuele bestuurders. Hogescholen verantwoorden de declaraties van bestuurders
in overeenstemming met de Handreiking, opgenomen in de brief van de Vereniging Hogescholen
van 3 november 2016 met kenmerk 16.4347.avw (te raadplegen via www.onderwijsinspectie.nl).
Universiteiten verantwoorden de declaraties van bestuurders in overeenstemming met
de Handreiking verantwoording declaraties bestuurders, opgenomen in de brief van de
Vereniging van Universiteiten van 7 september 2016 met kenmerk VSNU 16/214 U (te raadplegen
via www.onderwijsinspectie.nl).
-
4 In het bestuursverslag rapporteert het bevoegd gezag met gebruikmaking van de in
bijlage 3 opgenomen set gegevens en de daarbij behorende toelichting over de resultaten van
het financiële beleid over het verslagjaar. Daarnaast rapporteert het bevoegd gezag
– in meerjarenperspectief over de drie verslagjaren volgend op het verslagjaar en
ingeval sprake is van majeure investeringen, in meerjarenperspectief over de vijf
verslagjaren volgend op het verslagjaar. Er is sprake van een majeure investering
als het totaal van de investering gedeeld door de totale jaarlijkse baten in de staat
van baten en lasten gelijk is of groter dan 15%. In de sectoren primair onderwijs
en voortgezet onderwijs wordt ingeval sprake is van volledige doordecentralisatie
van de huisvesting, steeds een meerjarenperspectief opgenomen voor de periode van
vijf jaren volgend op het verslagjaar. De toelichting op deze investeringen bevat
in ieder geval een beschrijving van de relatie met de strategische doelstellingen,
de omvang, het tijdpad, de wijze van financiering, inclusief een duidelijke onderbouwing
met analyse van de prognose van de ontwikkeling van leerlingen-, mbo-studenten-, vavo-studenten-
of ho-studentenaantallen en het gebruik van sturingsinstrumenten. De rapportage betreft
onder meer het risicomanagement en het interne toezicht.
-
6 De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap publiceert jaarlijks een overzicht
van de voor het betreffende verslagjaar relevante politieke of maatschappelijke thema’s,
waarover het bevoegd gezag in het bestuursverslag rapporteert met betrekking tot de
wijze waarop middelen zijn ingezet en de resultaten die daarmee zijn behaald.
Een bevoegd gezag neemt, ter verantwoording van de aan haar door de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
verstrekte subsidies, in haar jaarverslag het verantwoordingsmodel G op als bedoeld
in bijlage 4, indien zij daartoe verplicht is op grond van een besluit van één of beide ministers.
Het bevoegd gezag levert jaarlijks vóór 1 juli de volgende gegevens over het voorafgaande
kalenderjaar aan bij de Dienst Uitvoering Onderwijs:
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2008.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Overzicht van gegevens voor de rapportage ingevolge de Wet normering topinkomens (WNT).
Deze bijlage bevat een samenvatting van de te vertrekken gegevens ingevolge de WNT.
De regelgeving zelf is leidend. De elektronische aanlevering van de WNT-gegevens geschiedt
door gebruikmaking van het WNT-onderdeel uit de elektronische versie van de jaarrekening,
zoals dit voor het betreffende verslagjaar voor het onderwijs wordt vastgesteld. Daarbij
worden in de daartoe aangegeven rubrieken ook de vergelijkende gegevens van het voorgaande
jaar vermeld.
Rubriek 1 Leidinggevend topfunctionaris met dienstbetrekking, of zonder dienstbetrekking
vanaf de 13e
maand van functievervulling, of gewezen topfunctionaris.
Te verstrekken gegevens:
Naam, aard dienstbetrekking, functie, aanvang en einde functie, taakomvang, beloning,
belastbare onkostenvergoeding, beloning betaalbaar op termijn, onverschuldigde betaling
bezoldiging, afwijkend bedrag WNT-maximum, individueel WNT-maximum (wordt automatisch
berekend), motivering en toelichting ingeval van overschrijding bezoldigingsnorm,
vergelijkende gegevens voorgaand boekjaar, uitkering wegens beëindiging dienstverband,
onverschuldigd betaalde ontslaguitkering, individueel WNT-maximum ontslaguitkering
(bedrag betaald in 2016), voorgaande functie en motivering en toelichting ingeval
van overschrijding ontslaguitkeringsnorm
Rubriek 2 Leidinggevend topfunctionaris zonder dienstbetrekking voor de eerste 12
maanden van functievervulling.
Te verstrekken gegevens:
Naam, functie, aanvang en einde opdracht, periode en omvang dienstbetrekking (maanden
gewerkt voor en in verslagjaar en uren gewerkt in verslagjaar), individueel WNT-maximum,
bezoldiging in het verslagjaar, onverschuldigd bedrag, bezoldigingsbedragen per uur,
onverschuldigde bedragen uurtarief, motivering ingeval van overschrijding individueel
WNT maximum.
Rubriek 3 Niet-topfunctionaris
Te verstrekken gegevens:
Volgnummer, functie, aanvang en einde functie, taakomvang, beloning, belastbare onkostenvergoeding,
beloning betaalbaar op termijn, WNT-drempelbedrag bezoldiging, toelichting overschrijding
drempelbedrag bezoldiging, vergelijkende gegevens voorgaand boekjaar, uitkering wegens
beëindiging dienstverband, WNT-drempelbedrag ontslaguitkering, voorgaande functie,
jaar einde dienstverband, motivering en toelichting ingeval van overschrijding ontslaguitkeringsnorm.
Rubriek 4 Toezichthoudend topfunctionaris
Te verstrekken gegevens:
Naam, aard dienstbetrekking, functiecategorie, aanvang en einde functie, beloning,
belastbare onkostenvergoeding, beloning betaalbaar op termijn, onverschuldigde betaling,
afwijkend bedrag WNT-maximum, motivering en toelichting ingeval van overschrijding
bezoldigingsnorm, vergelijkende gegevens voorgaand boekjaar, uitkering wegens beëindiging
dienstverband, onverschuldigd betaalde ontslaguitkering, individueel WNT-maximum ontslaguitkering
(bedrag betaald in 2016), voorgaande functie, jaar einde dienstverband en motivering
en toelichting ingeval van overschrijding ontslaguitkeringsnorm
Gegevens voor de Continuïteitsparagraaf, zoals bedoeld in
artikel 4.
Deze gelden voor alle instellingen die de jaarverslaggeving opstellen op grond van
de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en voor zover van toepassing.
A. Gegevensset
A1. In het onderdeel Continuïteitsparagraaf van het bestuursverslag worden de navolgende
kengetallen opgenomen over het verslagjaar en de vijf jaren volgend op het verslagjaar,
aangeduid met T+1, T+2, T+3, T+4 en T+5. Het opnemen van de kengetallen in de jaren
T+4 en T+5 is verplicht als sprake is van majeure investeringen. Dit geldt ook als
sprake is van volledige doordecentralisatie van de huisvesting in de sectoren primair
en voortgezet onderwijs. Onder majeure investering wordt verstaan elke investering
die een aanzienlijke invloed heeft op de bedrijfsvoering dan wel de vermogenspositie
van de betrokken instelling. Er is sprake van een majeure investering als het totaal
van de investering gedeeld door de totale jaarlijkse baten van de instelling gelijk
is of groter dan 15%. De kengetallen worden voorzien van een toelichting waarin het
bestuur aangeeft welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht.
Aantallen leerlingen/mbo-studenten/vavo-studenten/ho-studenten
De opgave betreft de stand van het ongewogen aantal leerlingen/mbo-studenten/vavo-studenten/ho-studenten
op de laatste teldatum. De prognoses voor de jaren volgend op het verslagjaar zijn
in lijn met de opgave ultimo verslagjaar.
Deze kengetallen worden voorzien van een toelichting waarin het bestuur aangeeft welke
belangrijke ontwikkelingen zij verwacht.
Personele bezetting in FTE
Voor deze opgave geldt dat wordt aangesloten bij de voor de betreffende sector gebruikelijke
weergave van formatiegegevens. Een nadere uitsplitsing of onderverdeling in categorieën
wordt niet verlangd. Het betreft personeel met een vast of tijdelijk dienstverband.
A2. In het onderdeel Continuïteitsparagraaf van het bestuursverslag wordt een meerjarenbegroting opgenomen op het niveau dat overeenkomt met het niveau waarop de jaarrekening wordt
opgesteld, met de navolgende posten. Deze meerjarenbegroting is gebaseerd op de standaardindeling
van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en omvat de cijfers van het verslagjaar
en voorts de vijf jaren volgend op het verslagjaar, aangeduid met T+1, T+2, T+3, T+4
en T+5. Het opnemen van de meerjarenbegroting in de jaren T+4 en T+5 is verplicht
als sprake is van majeure investeringen. Dit geldt ook als sprake is van volledige
doordecentralisatie van de huisvesting in de sectoren primair en voortgezet onderwijs.
Onder majeure investering wordt verstaan elke investering die een aanzienlijke invloed
heeft op de bedrijfsvoering dan wel de vermogenspositie van de betrokken instelling.’
Er is sprake van een majeure investering als het totaal van de investering gedeeld
door de totale jaarlijkse baten van de instelling gelijk is of groter dan 15%. Indien
intern meerdere scenario’s zijn uitgewerkt, is in elk geval het meest waarschijnlijke
scenario in de continuïteitsparagraaf opgenomen.
Balans
Met onderverdeling naar VASTE ACTIVA (uitgesplitst naar Immateriële VA, Materiële
VA en Financiële VA), VLOTTENDE ACTIVA, (uitgesplitst naar Voorraden, Vorderingen,
Kortlopende effecten en Liquide middelen), EIGEN VERMOGEN (uitgesplitst naar Algemene
reserve, Bestemmingsreserves en Overige reserves en fondsen), VOORZIENINGEN, LANGLOPENDE
SCHULDEN en KORTLOPENDE SCHULDEN
Staat / Raming van Baten en Lasten
De BATEN, uitgesplitst naar Rijksbijdrage, Overige overheidsbijdragen en subsidies,
college-, cursus- en/of examengelden, Baten in opdracht van derden en Overige baten.
De LASTEN, uitgesplitst naar Personeelslasten, Afschrijvingen, Huisvestingslasten
en Overige lasten.
Het Saldo Baten en lasten uit de gewone bedrijfsvoering, Saldo baten en lasten uit
de financiële bedrijfsvoering, Saldo buitengewone baten en lasten.
Totaal resultaat
Toelichting
In een nadere toelichting bij de posten geeft het bestuur aan welke belangrijke ontwikkelingen
zij verwacht. Het gaat daarbij met name om
-
– belangrijke ontwikkelingen in de baten en lasten, mede op basis van de verwachte ontwikkeling
van kengetallen en bekostigingsvariabelen
-
– het huisvestingsbeleid (eigendom en huur, doordecentralisatie, voorgenomen bouwprojecten
en andere bouwkundige investeringen) en de financiering daarvan
-
– de overige voorgenomen investeringen en projecten
-
– de ontwikkelingen rond contractactiviteiten en zogeheten derde geldstroomactiviteiten
-
– verwachte mutaties in reserves (onderscheiden naar de algemene reserves, de bestemmingsreserves,
en overige reserves en fondsen) en voorzieningen
B. Overige rapportages
B1. Rapportage aanwezigheid en werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem.
In dit onderdeel geeft het bestuur aan op welke wijze het interne risicobeheersingssysteem
is ingericht en hoe dit in de praktijk functioneert. Daarbij wordt aangegeven welke
resultaten hiermee zijn bereikt en welke aanpassingen eventueel worden doorgevoerd
in de komende jaren.
B2. Beschrijving van de belangrijkste risico’s en onzekerheden
Het bestuur geeft aan voor welke risico’s en onzekerheden zij zich in de komende jaren
ziet geplaatst en op welke wijze zij passende maatregelen treft om aan deze risico’s
en onzekerheden het hoofd te bieden. Waar nodig en relevant wordt dit aangevuld met
een cijfermatige toelichting.
B3. Rapportage toezichthoudend orgaan.
In deze rapportage geeft het toezichthoudend orgaan aan op welke wijze zij het bestuur
ondersteunt en/of adviseert over de beleidsvraagstukken en de financiële problematiek.