3. Rekenmethode
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Standaard rekenmethode 2 maakt het mogelijk om berekeningen uit te voeren voor:
-
a. de jaargemiddelde concentraties voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxide,
zwevende deeltjes (PM2,5 en PM10), lood en koolmonoxide;
-
b. het aantal keren per jaar dat de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10 hoger is dan de grenswaarde van 50 μg/m3;
-
c. het 98-percentiel van de acht-uurgemiddelde concentratie koolmonoxide;
-
d. het aantal maal dat de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie zwaveldioxide hoger
is dan de grenswaarde van 125 μg/m3;
-
e. het aantal maal dat de uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide hoger is dan de
grenswaarde van 200 μg/m3.
a. jaargemiddelde concentratie
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Berekening voor zwaveldioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM2,5 en PM10), lood en koolmonoxide
De jaargemiddelde concentratie wordt berekend met de volgende formule:
met:
|
|
|
Cjm
|
:
|
jaargemiddelde concentratie [μg/m3];
|
Ca,jm
|
:
|
jaargemiddelde grootschalige concentratie [μg/m3];
|
Cb,jm
|
:
|
jaargemiddelde van de concentratie bijdrage verkeer [μg/m3].
|
Voor de jaargemiddelde grootschalige concentratie wordt gebruik gemaakt van de gegevens
bedoeld in artikel 66, van de regeling. Voor het berekenen van de jaargemiddelde concentratie bijdrage
van het verkeer worden alle concentratiebijdragen per windsector vermenigvuldigd met
de fractie van het jaar waarin sprake is van een bijdrage uit de desbetreffende windsector
en vervolgens gesommeerd:
met:
|
|
|
Cb,i
|
:
|
jaargemiddelde concentratie bijdrage verkeer uit windsector i [μg/m3], zie paragraaf 5;
|
N
|
:
|
aantal windsectoren [-]. Standaard rekenmethode 2 onderscheidt 12 windsectoren;
|
fi
|
:
|
fractie van de tijd waarbij sprake is van een bijdrage uit windsector i [-].
|
In deze methode kan de grootschalige concentratie worden gecorrigeerd voor dubbeltellingen,
zie paragraaf 6.
Berekening voor stikstofdioxide
De berekening van de jaargemiddelde concentratie voor NO2 geschiedt met behulp van formule 1.1, echter de jaargemiddelde concentratiebijdrage
van het verkeer voor stikstofdioxide is afhankelijk van:
-
– de jaargemiddelde bijdrage door het verkeer aan de concentratie stikstofoxiden (NOx). Deze wordt berekend zoals de overige stoffen, met formule 1.1;
-
– en de chemische reacties in de atmosfeer, onder invloed van ozon, waardoor een deel
van de NO wordt omgezet in NO2.
De invloed van de chemische reacties dient te worden verdisconteerd voor een correcte
berekening van de jaargemiddelde concentratie bijdrage. De jaargemiddelde concentratiebijdrage
verkeer voor stikstofdioxide wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:
met:
|
|
|
Cb,i [NO2]
|
:
|
jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer aan NO2 concentratie uit windsector i [μg/m3];
|
Cb,i [NOx]
|
:
|
jaargemiddelde concentratiebijdrage verkeer aan NOx concentratie uit windsector i [μg/m3];
|
Ca,i [O3]
|
:
|
jaargemiddelde grootschalige concentratie ozon (O3) uit windsector i [μg/m3];
|
fNO2
|
:
|
gewogen fractie direct uitgestoten NO2 [-];
|
K
|
:
|
empirisch bepaalde parameter voor de omzetting van NO naar NO2.
|
Hierbij wordt gebruik gemaakt van de gegevens bedoeld in artikel 66, van de regeling.
K
De parameter voor K is empirisch vastgesteld en bedraagt:
Gewogen fractie direct uitgestoten NO2 (fNO2)
Voor de bepaling van de gewogen fractie direct uitgestoten NO2 wordt met behulp van vergelijking 1.11 de emissie van zowel NO2 (ENO2) als van NOx (ENOx) bepaald. De gewogen fractie NO2 volgt dan direct uit:
Achtergrondwindroos
De voor de berekening benodigde jaargemiddelde grootschalige concentraties O3 en NO2 dienen per windsector met de toepasselijke geïnterpoleerde meteorologie te worden
berekend.
b. aantal overschrijdingen grenswaarde vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10 is 50 μg/m3. Deze grenswaarde mag maximaal 35 maal per jaar worden overschreden.
Het aantal dagen dat de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie zwevende deeltjes
(PM10) hoger is dan de grenswaarde van 50 μg/m3, wordt berekend aan de hand van de totale jaargemiddelde concentratie zwevende deeltjes
(PM10). De formule die gebruikt wordt, is afhankelijk van de hoogte van de jaargemiddelde
concentratie zwevende deeltjes (PM10):
Indien Cjm [PM10] > 31,2 μg/m3:
Indien 16 μg/m3 ≤ Cjm [PM10] ≤ 31,2 μg/m3:
Indien Cjm [PM10] < 16 μg/m3:
met:
|
|
|
Cjm [PM10]
|
:
|
jaargemiddelde concentratie zwevende deeltjes (PM10) , berekend met formule 1.1.
|
OD PM10
|
:
|
het aantal dagen dat de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10 hoger is dan 50 μg/m3.
|
c. acht-uurgemiddelde concentratie koolmonoxide
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Het resultaat van de concentratieberekening is voor koolmonoxide (CO) het 98-percentiel
van acht-uurgemiddelde waarden. Het 98-percentiel wordt berekend aan de hand van de
jaar gemiddelde concentratie met de volgende formule:
met:
|
|
|
C98p[CO]
|
:
|
98-percentiel van CO (acht-uurgemiddelde) [μg/m3];
|
Cjm[CO]
|
:
|
jaargemiddelde concentratie CO, berekend met formule 1.1.
|
Ca,98p[CO]
|
:
|
98-percentiel acht-uurgemiddelde grootschalige concentratie van CO [μg/m3].
|
Voor de 98-percentiel acht-uurgemiddelde grootschalige concentratie wordt gebruik
gemaakt van de gegevens, bedoeld in artikel 66, van de regeling.
d. aantal overschrijdingen grenswaarde vierentwintig-uurgemiddelde concentratie zwaveldioxide
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie zwaveldioxide (SO2) is 125 μg/m3. Deze grenswaarde mag maximaal 3 maal per jaar worden overschreden. Met onderstaande
formules kan, op basis van de jaar gemiddelde concentratie zwaveldioxide, een berekening
worden gemaakt van de 4 hoogste vierentwintig-uurgemiddelde concentraties zwaveldioxide
(Ci24m,max):
met:
|
|
|
Cjm[SO2]
|
:
|
jaargemiddelde concentratie zwaveldioxide (SO2) [μg/m3], berekend met formule 1.1;
|
Ki , Mi
|
:
|
omrekenparameters voor de berekening van de ie hoogste vierentwintig-uurgemiddelde concentratie zwaveldioxide (SO2) uit de jaar gemiddelde concentratie.
|
Ki , Mi
De omrekenparameters zijn als functie van i gegeven in onderstaande tabel:
I
|
Ki [-]
|
Mi [-]
|
1
|
7,71
|
0,867
|
2
|
6,66
|
0,871
|
3
|
5,80
|
0,896
|
4
|
5,11
|
0,922
|
e. aantal overschrijdingen grenswaarde uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide is 200 μg/m3. Deze grenswaarde mag maximaal 18 maal per jaar worden overschreden. Met onderstaande
formules kan, op basis van de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide, een berekening
worden gemaakt van de 19 hoogste vierentwintig-uurgemiddelde concentraties stikstofdioxide:
met:
|
|
|
Cjm[NO2]
|
:
|
jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2), berekend met formule 1.1;
|
Ki , Mi
|
:
|
omrekenparameters voor de berekening van de ie hoogste vierentwintig-uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) uit de jaar gemiddelde concentratie.
|
Ki, Mi
De omrekenparameters zijn gegeven in onderstaande tabel:
I
|
Ki [μg/m3]
|
Mi [-]
|
1
|
45,1
|
2,88
|
2
|
42,4
|
2,72
|
3
|
41,0
|
2,58
|
4
|
39,6
|
2,51
|
5
|
38,7
|
2,45
|
6
|
38,5
|
2,38
|
7
|
38,1
|
2,33
|
8
|
37,8
|
2,29
|
9
|
37,7
|
2,25
|
10
|
37,7
|
2,20
|
11
|
37,8
|
2,17
|
12
|
37,9
|
2,13
|
13
|
37,9
|
2,10
|
14
|
37,9
|
2,08
|
15
|
37,6
|
2,06
|
16
|
37,6
|
2,04
|
17
|
37,4
|
2,02
|
18
|
37,4
|
2,00
|
19
|
37,3
|
1,98
|
4. Concentratie bijdrage verkeer
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
De berekeningen voor de concentratie bijdragen van het verkeer worden als volgt uitgevoerd.
Binnen een bepaald studiegebied wordt een tracé gedefinieerd. Dit tracé wordt onderverdeeld
in wegvakken en ten behoeve van de nauwkeurigheid van deze methode worden de wegvakken
weer onderverdeeld in wegsegmenten. Aan elk wegvak kunnen de in paragraaf 2 genoemde
eigenschappen worden toegekend.
Onderstaande figuur illustreert een aantal definities welke in deze paragraaf worden
gehanteerd:
Figuur 2: Betekenis en plaats van de gebruikte symbolen
Vanuit een zekere bron op positie (B) binnen het wegsegment, en een rekenpunt op locatie
(R) binnen of buiten het wegsegment, wordt een denkbeeldige lijn BR getrokken. Op
deze lijn wordt de verspreiding van de emissie Gaussisch verondersteld. Aan de hand
van de richting van B tot R wordt bepaald tot welke windsector i de concentratie bijdrage
Cb,i van bron B aan de concentratie op rekenpunt R behoort. Deze bijdrage wordt, na toepassing
van de smallepluimbenadering, vervolgens berekend met behulp van de volgende pluimformule:
met:
|
|
|
E
|
:
|
de emissie per lengte-eenheid [μg.m–1.s–1];
|
dw
|
:
|
de lengte van een wegsegment [m];
|
RB
|
:
|
de afstand van de bron (B) tot het rekenpunt (R), de rekenafstand [m];
|
σz
|
:
|
de verticale verspreidingscoëfficiënt [m];
|
z
|
:
|
de hoogte van het rekenpunt [m];
|
C
|
:
|
een ruwheidafhankelijke correctiefactor [-];
|
U
|
:
|
de windsnelheid [m/s];
|
n
|
:
|
het aantal windrichtingsectoren (12);
|
h
|
:
|
bronhoogte.
|
Voor elk rekenpunt wordt deze berekening voor alle bron posities uitgevoerd. De variabelen
dw, Rb en z zijn eenduidig voor alle combinaties van bronposities en rekenpunten in te vullen.
De emissie (E), de correctie factor (C), de verticale verspreidingscoëfficiënt (σ
z) en de windsnelheid (u) worden hieronder nader toegelicht.
Emissie (E)
De emissie door het verkeer wordt voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden,
zwevende deeltjes (PM2,5 en PM10), lood en koolmonoxide berekend met behulp van de volgende formule:
met:
|
|
|
E
|
:
|
emissie [μg.m–1.s–1];
|
Nv
|
:
|
de verkeersintensiteit, zijnde het aantal voertuigen per etmaal;
|
fM
|
:
|
fractie middelzware motorvoertuigen [-];
|
fZ
|
:
|
fractie zware motorvoertuigen [-];
|
fb
|
:
|
fractie bussen [-];
|
EL
|
:
|
emissiefactor voor een licht motorvoertuig [g/km];
|
EM
|
:
|
emissiefactor voor een middelzwaar motorvoertuig [g/km];
|
EZ
|
:
|
emissiefactor voor zwaar motorvoertuig [g/km];
|
Eb
|
:
|
emissiefactor voor bussen [g/km].
|
Bij het bepalen van de emissie wordt gebruik gemaakt van de gegevens bedoeld in artikel 66 van de regeling.
Voor de bepaling van de fractie NO2 wordt met behulp van formule 1.11 de emissie van zowel de NO2 (ENO2) als van NOx (ENOX) bepaald. De fractie NO2 volgt dan direct uit:
Voor een wegdeel dat direct aansluit op de uitrit van een tunnelbuis, die tenminste
100 meter lang is en waarbinnen sprake is van twee rijrichtingen, worden de emissies
tot op een afstand van 20 meter van de uitrit van een tunnelbuis berekend met onderstaande
formule:
met:
Etm
|
=
|
totale emissie per lengte-eenheid (µg.m-1.s-1) op het wegdeel binnen een afstand van 20 meter van de uitrit van een tunnelbuis.
|
E
|
=
|
emissie per lengte-eenheid door verkeer op het wegdeel zelf (µg.m-1.s-1), zoals berekend met formule 1.11.
|
Et
|
=
|
emissie per lengte-eenheid door het verkeer in de tunnelbuis (µg.m-1.s-1), zoals berekend met formule 1.11.
|
Lt
|
=
|
lengte van de tunnelbuis (m).
|
#ut
|
=
|
aantal uitritten van de tunnelbuis [-].
|
Voor een wegdeel dat direct aansluit op de uitrit van een tunnelbuis, die tenminste
100 meter langs is en waarbinnen sprake is van één rijrichting, worden de emissies
tot op een afstand van 100 meter van de uitrit van een tunnelbuis berekend met onderstaande
formule:
Formule 1.11a en 1.11b gaan uit van een uniforme verdeling van de emissies in de tunnel
over het aansluitende wegdeel.
Bij het bepalen van de emissies op wegdelen die aansluiten op de inrit van een tunnelbuis
of aansluiten op de uitrit van een tunnelbuis die korter is dan 100 meter, blijven
de emissies door het verkeer in de tunnelbuis buiten beschouwing.
Correctiefactor (C)
De correctiefactor C corrigeert voor een aantal effecten en wordt berekend met de
volgende formule:
C = Cwind * Cmeteo * Cetmaal
|
1.12
|
De correctie (Cwind) voor het snelheidsprofiel van de wind wordt berekend uit de hoogte van de pluim
(zp) en de gemiddelde stabiliteit van de atmosfeer. Voor de zp wordt aangenomen dat deze gelijk is aan 75% van de verticale pluimspreiding: zp= 0.75 σz.
waarbij de correctie Ψ wordt gegeven door:
De functie ψ is afhankelijk van de atmosferische stabiliteit door middel van de waarde
van de te hanteren Monin-Obukhov lengte (L). De factor Cmeteo corrigeert voor de effectieve omrekening van de ruwheidslengte ter plaatse van Schiphol
of Eindhoven naar de ruwheidslengte waarbij wordt gerekend. De parameters zijn:
Ruwheidsklasse (m)
|
Afbakening ruwheidsklasse (m)
|
L
|
Cmeteo, schiphol
|
Cmeteo,eindhoven
|
0,03
|
< 0,055
|
60
|
0,7000
|
0,7000*0,95
|
0,10
|
≥ 0,055 en < 0,17
|
60
|
0,7050
|
0,7050*0,95
|
0,30
|
≥ 0,17 en < 0,55
|
100
|
0,6525
|
0,6525*0,95
|
1,00
|
≥ 0,55
|
400
|
0,7400
|
0,7400*0,95
|
De correctiefactor Cmeteo voor het verloop van de meteo over het etmaal corrigeert voor het feit dat een berekening
over 24 individuele uren, met elk hun eigen emissie en meteo een ander resultaat geeft
dan één enkele gemiddelde berekening voor die 24 uren. De emissies van verkeer zijn
bijvoorbeeld overdag het hoogst terwijl de windsnelheid gemiddeld overdag hoger is
dan in de nacht. De waarde van de correctie is in alle gevallen constant:
Cetmaal = 1.15
De factor Cmeteo is opgebouwd uit twee delen, een omrekening van de ruwheid op Schiphol, respectievelijk
Eindhoven, naar die op de rekenlocatie en een factor die uit een ijking van de rekenmethode
is bepaald, Cmeteo = Cruwheid * Cijking. Bij een gemiddelde ruwheid van 8 centimeter voor Schiphol, is de opbouw van de factor
Cmeteo, Schiphol als volgt:
Ruwheidsklasse (m)
|
Afbakening ruwheidsklasse (m)
|
Cruwheid
|
Cijking
|
Cmeteo, schiphol
|
0,03
|
< 0,055
|
1,05
|
0,667
|
0,7000
|
0,10
|
≥ 0,055 en < 0,17
|
0,99
|
0,712
|
0,7050
|
0,30
|
≥ 0,17 en < 0,55
|
0,91
|
0,717
|
0,6525
|
1,00
|
≥ 0,55
|
0,77
|
0,961
|
0,7400
|
Indien bij het interpoleren van de meteorologische gegevens al een omrekening van
de ruwheid ter plaatse van de bepaling van de meteorologie naar de ruwheid ter plaatse
van de berekening wordt toegepast, dient deze correctie niet nogmaals te worden uitgevoerd.
In dat geval dient bij het rekenen te worden uitgegaan van een aangepaste correctiefactor
waarbij Cruwheid = 1, dus Cmeteo, Schiphol = Cijking met de waarden voor Cijking zoals in de tabel vermeld.
Cmeteo, Eindhoven dient op overeenkomstige wijze te worden berekend.
Verticale verspreidingscoëfficiënt (σz)
De verticale verspreidingscoëfficiënten zijn gefit aan de resultaten van berekeningen
met het Nieuw Nationaal Model. De formules zijn als volgt:
met een aanpassing voor grotere afstanden:
De parameters zijn:
Ruwheidsklasse (m)
|
Afbakening ruwheidsklasse (m)
|
a
|
b
|
0,03
|
< 0,055
|
0,2221
|
0,6574
|
0,10
|
≥ 0,055 en < 0,17
|
0,2745
|
0,6688
|
0,30
|
≥ 0,17 en < 0,55
|
0,3613
|
0,6680
|
1,00
|
≥ 0,55
|
0,7054
|
0,6207
|
De startwaarde voor de verticale dispersie σz,0 hangt zogezegd af van het type omgeving:
-
– buiten de bebouwde kom, de weg is geen autosnelweg: σz,0 = 2,5 [m];
-
– buiten de bebouwde kom, de weg is een autosnelweg: σz,0 = 3 [m].
Op het moment dat het wegvak verhoogd of verdiept ligt ten opzichte van het maaiveld,
wordt σz,0 afhankelijk van het type verhoging of verdieping gecorrigeerd:
-
– dijk of wal met zeer vlakke zijkanten (hoek kleiner dan 20°): Er wordt geen correctie
bij σz,0 opgeteld;
-
– dijk of wal met vlakke zijkanten (hoek groter of gelijk aan 20° maar kleiner dan 45°):
Er wordt h/4 bij σz,0 opgeteld, waarbij h de hoogte van de dijk is;
-
– dijk of wal met scherpe zijkanten (hoek groter dan of gelijk aan 45°): Er wordt h/2
bij σz,0 opgeteld, waarbij h de hoogte van de dijk is;
-
– viaduct: Er wordt h bij σz,0 opgeteld, waarbij h de hoogte van het viaduct is;
-
– tunnelbak: Er wordt d/2 bij σz,0 opgeteld, waarbij d de diepte van de tunnelbak is.
Op het moment dat er aan één of twee zijden op een afstand kleiner dan 50 meter van
de wegrand een scherm of wal met een hoogte van ten minste 1 meter aanwezig is, wordt
σz,0 nogmaals gecorrigeerd, afhankelijk van de configuratie:
-
– aan de linker- of rechterzijde een scherm: Er wordt h/2 bij σz,0 opgeteld, waarbij h de hoogte van het scherm is;
-
– aan de linker- en rechterzijde een scherm: Er wordt (h1+h2)/2 bij σz,0 opgeteld, waarbij h1 en h2 de hoogten van de schermen zijn;
-
– aan de linker- of rechterzijde een wal: Er wordt h/4 bij σz,0 opgeteld, waarbij h de hoogte van de wal is;
-
– aan de linker- en rechterzijde een wal: Er wordt (h1+h2)/4 bij σz,0 opgeteld, waarbij h1 en h2 de hoogten van de wallen zijn;
-
– aan de ene zijde een wal met hoogte h1, aan de andere zijde een scherm met hoogte
h2: Er wordt h1/4+h2/2 bij σz,0 opgeteld.
De maximale hoogte voor een wal of scherm is 6 meter.
Windsnelheid (u)
In plaats van voor elke combinatie van windsector en windsnelheidsklasse de dispersie
uit te rekenen kan ook direct een gewogen snelheid worden gebruikt. De voor de dispersieberekening
te gebruiken windsnelheid volgt voor iedere windrichtingsector uit de frequenties
van voorkomen van de geclassificeerde windsnelheden en wordt met behulp van de gegevens
bedoeld in artikel 66, van de regeling berekend met de volgende formule:
met:
|
|
|
α
|
:
|
de hoek van de windsector in de windroos [°] waarbij de start van de eerste windsector
naar keuze mag liggen op –15 graden of op 0 graden;
|
fα,1
|
:
|
frequentie van voorkomen van windsnelheid klasse 1 [h–1];
|
fα,2
|
:
|
frequentie van voorkomen van windsnelheid klasse 2 [h–1];
|
fα,3
|
:
|
frequentie van voorkomen van windsnelheid klasse 3 [h–1];
|
c1
|
:
|
correctie factor windsnelheid klasse 1 voor de nachtelijke uren [-]. c1 = 0,8;
|
c2
|
:
|
correctie factor windsnelheid klasse 2 voor de nachtelijke uren [-]. c2 = 1,0;
|
c3
|
:
|
correctie factor windsnelheid klasse 3 voor de nachtelijke uren [-]. c3 = 1,1.
|
De drie windsnelheidklassen zijn:
-
1. windsnelheden van 0 tot en met 2,75 m/s;
-
2. windsnelheden van 2,75 tot en met 5,75 m/s;
-
3. windsnelheden groter dan 5,75 m/s.
Interpolatie
De classificatie van de windsnelheden en -richtingen dient te gebeuren op basis van
uurlijkse gegevens. Hiervoor dienen de uurlijks gemeten windsnelheden en -richtingen
op Schiphol en Eindhoven te worden geïnterpoleerd voor de rekenlocatie. De windrichting
wordt voor alle locaties in Nederland per uur gemiddeld met als weegfactoren de kwadraten
van de afstanden tot de twee meteolocaties. De uurlijkse windsnelheden dienen (via
een tussenstap naar de windsnelheid op 60 meter hoogte) te worden omgerekend van de
ruwheid ter plaatse van de meteolocaties naar de ruwheid op het rekenpunt. De ruwheid
op de locaties van Schiphol en Eindhoven is richtingafhankelijk. De ruwheden zijn
daarbij gelijk aan de ruwheden die worden gebruik in standaardrekenmethode 3, de rekenmethode
van het Nieuw Nationaal Model (Uitgave 1998, ISBN 90-76323-003). In onderstaande tabel
zijn de waarden voor deze ruwheden opgenomen.
De windsnelheid wordt per uur gemiddeld met als weegfactoren de loodrechte afstanden
van het rekenpunt tot de twee lijnen door de locaties van Schiphol en Eindhoven met
een richtingscoëfficiënt van 1.21. Voor alle locaties die westelijk van de lijn door
Schiphol liggen worden de uurlijkse windsnelheden van Schiphol genomen, gecorrigeerd
voor ruwheid. Voor alle locaties die oostelijk van de lijn door Eindhoven liggen worden
de uurlijkse windsnelheden van Eindhoven genomen, gecorrigeerd voor ruwheid.
Voor de bepaling van de meteoroos kan bij de interpolatie van de windsnelheid zowel
van een neutrale atmosfeer worden uitgegaan als van de stabiliteitsafhankelijkheid
die in standaardrekenmethode 3 wordt gehanteerd. De correctiefactoren (Cmeteo,schiphol en Cmeteo,eindhoven) worden ook geïnterpoleerd met als als weegfactoren de kwadraten van de afstanden
tot de loodrechte afstanden van het rekenpunt tot de twee lijnen door de locaties
van Schiphol en Eindhoven met een richtingscoëfficiënt van 1.21.
Windrichting (°)
|
Ruwheid (z0) in meters
|
Eindhoven oud
|
Eindhoven nieuw
|
Schiphol oud
|
Schiphol nieuw
|
0
|
0,057
|
0,100
|
0,075
|
0,238
|
10
|
0,057
|
0,100
|
0,075
|
0,238
|
20
|
0,132
|
0,092
|
0,085
|
0,137
|
30
|
0,132
|
0,092
|
0,085
|
0,137
|
40
|
0,169
|
0,145
|
0,085
|
0,079
|
50
|
0,169
|
0,145
|
0,085
|
0,079
|
60
|
0,397
|
0,198
|
0,075
|
0,086
|
70
|
0,397
|
0,198
|
0,075
|
0,086
|
80
|
0,480
|
0,406
|
0,075
|
0,102
|
90
|
0,480
|
0,406
|
0,075
|
0,102
|
100
|
0,284
|
0,391
|
0,060
|
0,079
|
110
|
0,284
|
0,391
|
0,060
|