Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van
16 april 2007, nr. 2007-0000128616;
Gelet op de artikelen 22, eerste en tweede lid, 27, zesde en zevende lid, en 29, vijfde lid, van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs;
De Raad van State gehoord (advies van 1 mei 2007, No. W04.07.0103/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 10 juli 2007, nr. 2007-0000251171;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder:
-
1 Het totaal van de bijdragen, bedoeld in artikel 2, wordt betaalbaar gesteld in vier termijnen, respectievelijk op 15 januari, 15 april,
15 juli en 15 oktober van elk jaar.
De directeur van de Politieacademie zendt jaarlijks voor 1 april de begroting van
de Politieacademie voor het daaropvolgende jaar aan Onze Minister.
De directeur van de Politieacademie stelt regels vast met betrekking tot de administratieve
organisatie.
-
2 Op grond van de behoeftestelling, bedoeld in artikel 45a van het Besluit beheer politie, de inventarisatie, bedoeld in het eerste lid, en de strategische onderzoeksagenda
stelt de directeur van de Politieacademie jaarlijks uiterlijk op 1 april Onze Minister,
in afschrift aan de korpschef, in kennis van de door hem benodigde sterkte en middelen
voor de uitvoering van de taken van de Politieacademie in het daaropvolgende jaar.
-
1 De directeur van de Politieacademie verstrekt aan Onze Minister een 4-maandsmanagementrapportage
over de taakuitvoering en het gevoerde beleid van de Politieacademie. Deze managementrapportages
worden telkens uiterlijk op respectievelijk 1 juni, 1 oktober en 1 februari verstrekt
aan Onze Minister.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Politieacademie.