1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen: apparaat dat specifiek
is bestemd voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, inclusief hulpstukken
die essentieel zijn voor de doeltreffende werking daarvan, zoals spuitdoppen, manometers,
filters, zeven en toebehoren voor het schoonmaken van tanks;
biocide: werkzame stof of preparaat dat één of meer werkzame stoffen bevat, bestemd
of aangewend om een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk
te maken, de effecten daarvan te voorkomen of het op andere wijze langs chemische
of biologische weg te bestrijden, niet zijnde een gewasbeschermingsmiddel en opgenomen
in bijlage V bij richtlijn 98/8/EG;
college: College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, genoemd
in artikel 3;
communautaire maatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel
249 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (Trb. 1957,
91) betrekking hebbende op gewasbeschermingsmiddelen of biociden;
distributeur: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ervoor zorgt dat gewasbeschermingsmiddelen
of biociden in de handel verkrijgbaar zijn, met inbegrip van groothandelaren, detailhandelaren,
verkopers en leveranciers;
gebruiker: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een gewasbeschermingsmiddel
of biocide toepast, toedient, doet toepassen, of doet toedienen;
geïntegreerde gewasbescherming: de zorgvuldige afweging van alle beschikbare gewasbeschermingsmethoden,
gevolgd door de integratie van passende maatregelen die de ontwikkeling van populaties
van schadelijke organismen tegengaan, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en
andere vormen van interventie tot economisch en ecologisch verantwoorde niveaus beperkt
houden en het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu tot een minimum
beperken;
gewasbeschermingsmiddel: gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 2, eerste
lid, van verordening (EG) 1107/2009;
Onze Minister:
-
– voor gewasbeschermingsmiddelen, alsmede voor de toepassing van hoofdstuk 2: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in overeenstemming met
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;
-
– voor biociden: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu in overeenstemming met Onze
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
-
– voor de artikelen 86 en 90: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie met betrekking tot overtredingen
met gewasbeschermingsmiddelen of Onze Minister van Infrastructuur en Milieu met betrekking
tot overtredingen met biociden;
Onze Ministers: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Onze
Minister van Infrastructuur en Milieu, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
professionele gebruiker: persoon die in de landbouwsector of in een andere sector,
gewasbeschermingsmiddelen of biociden gebruikt in het kader van zijn beroepsactiviteiten,
met inbegrip van bedieners van toepassingsapparatuur, technici, werkgevers en zelfstandigen;
richtlijn 98/8/EG: richtlijn nr. 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende
het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123);
richtlijn 2009/128/EG: Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking
van een duurzaam gebruik van pesticiden (PbEU L 309);
verordening (EG) nr. 1107/2009: Verordening (EG) Nr. 1107/2009 van het Europees Parlement
en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU, L
309).
verpakking: omhulsel waarin een gewasbeschermingsmiddel of biocide aan of ten behoeve
van een gebruiker wordt afgeleverd, of dat daartoe is bestemd;