A. Typische Rijksrecherchezaken
[Regeling vervallen per 31-12-2010]
I. Aan de functie te relateren verdenkingen van misdrijven, gepleegd door:
-
• opsporingsambtenaren,
-
• functionarissen werkzaam bij het openbaar ministerie,
-
• functionarissen werkzaam bij een met rechtspraak belaste instantie, en
-
• politieke en bestuurlijke ambtsdragers.
Toelichting:
In deze gevallen is zonder meer de integriteit van de rechtspleging, behelzende de
opsporing, de vervolging en de rechtspraak, alsmede de integriteit (van de kern) van
het openbaar bestuur, in het geding. Dat komt niet alleen door de functie van de betreffende
overheidsfunctionaris, maar ook door het verband tussen die functie en het (mogelijke)
strafbare feit. Concreet kan worden gedacht aan corruptie bij de politie en het openbaar
bestuur (art. 362, 363 Sr), het opmaken van een vals proces-verbaal (art. 207 Sr), schending van het ambtsgeheim (art. 272 Sr), het verduisteren van in beslag genomen goederen (321, 322 Sr), etc
II.
-
a. Gevallen van vuurwapengebruik door opsporingsambtenaren met de dood of enig lichamelijk
letsel tot gevolg.
-
b. Overige confrontaties met opsporingsambtenaren met de dood of zwaar lichamelijk letsel
tot gevolg.
-
c. Gevallen waarin aan de zorg van opsporingsambtenaren / het opsporingsapparaat toevertrouwde
personen zijn overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Toelichting:
In de onder a. genoemde gevallen is de Rijksrecherche met name aan zet omdat bij het
onderzoek naar de wijze waarop de overheid uitvoering heeft gegeven aan het geweldsmonopolie,
elke schijn van partijdigheid van het onderzoek moet worden voorkomen. Dat betekent
ook dat hier geen beperking plaats vindt tot gevallen met zwaar lichamelijk letsel
tot gevolg; elk letsel dat een rechtstreeks gevolg is van vuurwapengebruik door opsporingsambtenaren
rechtvaardigt een Rijksrecherche-onderzoek, juist ook omdat het vaak min of meer toevallig
is of het vuurwapengebruik licht of zwaarder lichamelijk letsel oplevert.
Bij de onder b. genoemde gevallen gaat het niet alleen om politiële toepassing van
geweld anders dan door middel van een vuurwapen (zoals het gebruik van wapenstok,
pepperspray en diensthond), maar ook om verkeersongevallen met dienstvoertuigen.
Van een situatie van toevertrouwing als bedoeld onder c. is bijvoorbeeld sprake bij
het transport van een aangehouden verdachte naar het politiebureau en bij insluiting
op het politiebureau. Onder deze categorie vallen niet de gevallen van niet-natuurlijke
dood in penitentiaire inrichtingen. Die gevallen worden niet onderzocht door de Rijksrecherche,
maar worden, net als alle andere gevallen van niet-natuurlijk overlijden, onderzocht
door de regiopolitie. Zie verder onder B.