Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is uitvoering te geven aan
het op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen Europees Verdrag inzake de bescherming
van het archeologisch erfgoed (herzien), dat bij Rijkswet van 26 februari 1998 (Stb.196) voor het gehele Koninkrijk is goedgekeurd, en dat het ook overigens wenselijk
is aanvullende voorschriften te stellen ten behoeve van de archeologische monumentenzorg
en in verband daarmee de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
[Red: Wijzigt de Monumentenwet 1988.]
[Red: Wijzigt de Ontgrondingenwet.]
[Red: Wijzigt de Wet milieubeheer.]
[Red: Wijzigt de Woningwet.]
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding
van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
van deze wet in de praktijk.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de archeologische monumentenzorg.