1. Algemene beschrijving
Degene die een verzoek wil indienen voor een energielabel voor een woning (hierna: energielabelplichtige) logt in op de internet applicatie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Hij of zij krijgt hier zijn/haar woning te zien met vooraf ingevulde gegevens en het daarbij horende voorlopige energielabel. Deze zijn ingevuld op basis van gegevens van het Kadaster en het Woononderzoek Nederland (WoOn) van de Rijksoverheid. In het geval de gegevens onbekend zijn, is er een onderbouwde aanname gedaan.
De energielabelplichtige heeft de mogelijkheid om de gegevens te wijzigen. Via de internet applicatie krijgt hij of zij te zien welke woningkenmerken hij/zij moet onderbouwen. Dit zijn in principe de kenmerken die afwijken van bouwjaarwaarde. De erkende energielabeldeskundige ontvangt van de energielabelplichtige het verzoek om de aangeleverde bewijsstukken te controleren en te certificeren.
De erkende energielabeldeskundige certificeert, na controle en goedkeuring, de kenmerken waarvoor bewijsstukken zijn aangeleverd. Hij legt zijn beoordeling en daarop betrekking hebbende correspondentie vast in de internetapplicatie van RVO.nl. Indien de bewijsstukken voldoen aan de gestelde eisen geeft de erkende deskundige dit aan in de internetapplicatie. Na certificering wordt een definitief energielabel gegenereerd en door RVO.nl afgegeven.
1.1. Woningkenmerken
De volgende woningkenmerken worden onderscheiden in de internetapplicatie.
Algemene woningkenmerken
|
|
Nr
|
Woningkenmerk
|
Woningkenmerkwaarde
|
A1
|
Woningtype
|
Eengezinswoning (EG):
– Vrijstaand;
– 2 onder 1 kap woning;
– Rijwoning.
Meergezinswoningen (MG):
– Appartement, met 1 woonlaag
– Appartement, met 2 of meer woonlagen
|
A2
|
Woningsubtype
|
Subwoningtypen rijwoning:
– Tussenwoning;
– Hoekwoning.
Subwoningtypen MG:
– Hoekwoning onder dak;
– Tussenwoning onder dak;
– Hoekwoning op tussenverdieping;
– Tussenwoning op tussenverdieping;
– Hoekwoning onderste bouwlaag;
– Tussenwoning onderste bouwlaag;
– Tussenwoning onder dak en op onderste bouwlaag;
– Hoekwoning onder dak en op onderste bouwlaag.
|
B1
|
Bouwjaar
|
Bouwjaarklasse:
– t/m 1945;
– 1946 t/m 1964;
– 1965 t/m 1974;
– 1975 t/m 1982;
– 1983 t/m 1987;
– 1988 t/m 1991;
– 1992 t/m 1999;
– 2000 t/m 2005;
– 2006 t/m 2013;
– 2014 t/m heden.
|
B2
|
Renovatie
|
Is woning uitzonderlijk goed (na) geïsoleerd? ja/nee
|
|
Woonoppervlakte
|
Per woningtype ranges met m² woonoppervlakte
|
Energetische woningkenmerken
|
|
Nr
|
Woningkenmerk
|
Woningkenmerkwaarde
|
1
|
Beglazing leefruimte
|
Glastype:
– Enkelglas;
– Dubbelglas;
HR glas;
– Drievoudig HR-glas*
|
2
|
Beglazing slaapruimte
|
Glastype:
– Enkelglas;
– Dubbelglas;
– HR glas;
– Drievoudig HR-glas*
|
3
|
Isolatie gevel
|
Woningen t/m 1991:
– Is er sprake van naisolatie gevel? [ja/nee]
Woningen 1992 t/m heden: geen invoer benodigd
Uitzonderlijk goede (na) isolatie* (alle bouwjaren)
|
4
|
Isolatie dak
|
Woningen t/m 1991:
– Is er sprake van naisolatie dak? [ja/nee]
Woningen 1992 t/m heden: geen invoer benodigd
Uitzonderlijk goede (na) isolatie* (alle bouwjaren)
|
5
|
Isolatie vloer
|
Woningen t/m 1991:
– Is er sprake van naisolatie vloer? [ja/nee]
Woningen 1992 t/m heden: geen invoer benodigd
Uitzonderlijk goede (na) isolatie* (alle bouwjaren)
|
6
|
Verwarmingstoestel
|
– Individuele CV-ketel, installatiejaar voor 1998
– Individuele CV-ketel, installatiejaar in of na 1998
– Gaskachels
– Warmtepomp
– Stadsverwarming
– Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar voor 1998 (bij appartementen)
– Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar in of na 1998 (bij appartementen)
|
7
|
Tapwatertoestel
|
Aparte warmtapwatervoorziening?
– Nee;
– Ja, een geiser;
– Ja, een elektrische boiler.
|
8
|
Ventilatiesysteem
|
Woningen t/m bouwjaar 1999:
– Is er sprake van een mechanisch ventilatiesysteem? [ja/nee]
Woningen vanaf bouwjaar 2000:
– Is er sprake van een gebalanceerd ventilatiesysteem? [ja/nee]
Als een woning uitzonderlijk goed na-geïsoleerd is:
– is er een gebalanceerd ventilatiesysteem aanwezig? [ja/nee]
|
9
|
Zonne-energiesysteem
|
Zonneboilers:
– Is er sprake van een zonneboiler systeem? [ja/nee]
Zonnepanelen (PV systeem):
– Is er sprake van een PV systeem? [ja/nee], zo ja:
° Aantal m2.
|
* de opties met een * verschijnen alleen als er bij B2 aangegeven is dat er sprake is van een uitzonderlijk goed (na)geïsoleerde woning.
1.2. Kwaliteitsniveau en bewijsstukken
Het minimale kwaliteitsniveau voor het definitieve energielabel is gebaseerd op het volgende principe:
De energielabelplichtige dient bewijsmateriaal te overleggen voor alle kenmerken van de woning die afwijken van de oorspronkelijke bouwjaarkenmerkwaarden. Om te voorkomen dat de administratieve lasten voor een energielabelplichtige te hoog worden, is het soms toegestaan om één of meerdere bewijzen achterwege te laten. De internet applicatie geeft aan welke en hoeveel bewijsstukken aangeleverd dienen te worden.
Als de energielabelplichtige heeft aangegeven dat er sprake is van een ‘uitzonderlijk’ goed geïsoleerde woning dient hij of zij hiervoor altijd bewijsmateriaal aan te leveren.
De erkende energielabeldeskundige ontvangt van de energielabelplichtige het verzoek om de aangeleverde bewijsstukken te controleren en te certificeren.
2. Werkzaamheden erkende energielabeldeskundige
De werkzaamheden voor de erkende energielabeldeskundige zijn:
1. Een erkende energielabeldeskundige beoordeelt of de bewijsstukken ter onderbouwing van de door de energielabelplichtige ingevoerde woninggegevens voldoende zijn. Als dit niet het geval is, koppelt hij dit terug naar de energielabelplichtige via de internetapplicatie en vraagt om andere (betere) bewijsstukken.
2. Zodra de bewijsstukken voldoende zijn bevonden, certificeert de erkende energielabeldeskundige de gegevens.
3. Het definitieve energielabel wordt op basis van de gecertificeerde gegevens van de erkende energielabeldeskundige automatisch in de applicatie gegenereerd en geregistreerd.
2.1. Controle door erkende energielabeldeskundige
De erkende energielabeldeskundige ontvangt de woninggegevens ter controle van de energielabelplichtige. De erkend energielabeldeskundige controleert de aangeleverde bewijsstukken en na zijn goedkeuring certificeert hij deze bewijsstukken. Als de erkend deskundige constateert dat een of meerdere bewijstukken ontbreken en/of hij is niet akkoord met een of meerdere aangeleverde bewijsstukken, vraagt hij de energielabelplichtige voor het betreffende kenmerk een (beter) bewijsstuk aan te leveren. Als er geen (betere) bewijsstukken door de energielabelplichtige (kunnen) worden aangeleverd, wijst de erkend deskundige hem of haar er op te kiezen voor een woningkenmerkwaarde die hoort bij de bouwjaarklasse voor dat specifieke kenmerk.
2.1.1. Algemene werkwijze
De erkende energielabeldeskundige gaat bij een aanvraag als volgt te werk.
Figuur 1 Processchema controle en certificatie gegevens door erkende energielabeldeskundige
De erkende energielabeldeskundige moet op alle kenmerkwaarden waarvoor bewijslast geldt akkoord geven. Indien de aangeleverde bewijsstukken akkoord zijn, kunnen deze gecertificeerd worden. Vragen om aanvullende bewijsstukken gaan in principe via de internetapplicatie, maar contact tussen energielabelplichtige en erkende energielabeldeskundige kan ook per telefoon en mail plaatsvinden. Indien geen (goed) bewijsstuk geleverd kan worden, wordt voor dit kenmerk de bouwjaarwaarde aangehouden.
2.2. Bewijsstukken
Het indienen van bewijsstukken is noodzakelijk om de kwaliteit van het definitieve energielabel te kunnen borgen. Onder bewijsstukken worden bijvoorbeeld verstaan foto’s van een installatie of een factuur. Het is voor een erkende energielabeldeskundige niet nodig de woning ter plaatse te bezoeken en kan dus altijd op afstand handelen. Hij dient de betreffende bewijsstukken (en daarmee de kenmerkwaarde) op afstand te controleren via de internet applicatie. Uitsluitend de volgende vier soorten documenten en stukken kunnen als bewijsstuk dienen: foto’s, facturen, bouwdocumenten en rapporten of aankoopdocumenten.
2.2.1. Foto
Een foto dient van voldoende kwaliteit te zijn om het betreffende onderdeel of kenmerk duidelijk te kunnen herkennen.
In hoofdstuk 3 wordt aangegeven wat de minimale eisen zijn om foto’s als bewijsstuk te kunnen gebruiken.
2.2.2. Facturen
Op een factuur dient duidelijk omschreven te zijn wat de maatregel is. Daarnaast dient het adres van de betreffende woning vermeld te zijn.
In hoofdstuk 3 wordt aangegeven wat de minimale eisen zijn om facturen als bewijsstukken te kunnen gebruiken.
2.2.3. Bouwdocumenten
Onder bouwdocumenten worden verstaan alle relevante tekeningen, revisiestukken of EPC-berekeningen. Het moet aannemelijk zijn dat de geschetste situatie ook echt gerealiseerd is. Dit kan, naar beoordeling van de erkende energielabeldeskundige, betekenen dat aanvullende foto’s nodig zijn ter onderbouwing van de bewijsstukken. In hoofdstuk 3 wordt aangegeven wat de minimale eisen zijn om bouwdocumenten als bewijsstukken te kunnen gebruiken.
2.2.4. Rapporten of aankoopdocumenten
Rapporten zijn bijvoorbeeld bouwkundige inspectie- of taxatierapporten. Een aankoopdocument kan zijn de verkoopbrochure of woninginformatiemap bij de aankoop van de woning.
De kenmerken van de woning die in deze stukken beschreven zijn – en waarvoor ze als bewijsstukken ingediend worden – moeten helder omschreven zijn en er mag geen discussie zijn of bepaalde woningkenmerken wel of niet aanwezig zijn. Bij twijfel of onduidelijkheid kan aanvullende onderbouwing nodig zijn met behulp van foto’s.
Over de geldigheidsduur en inhoud van de verkoopbrochure zijn met een aantal branche-organisaties afspraken gemaakt.
In hoofdstuk 3 wordt aangegeven wat de minimale eisen zijn om rapporten en aankoopdocumenten (hierna: rapporten) als bewijsstukken te kunnen gebruiken.
2.2.5. Wat te doen bij tegenstrijdige bewijsstukken?
De erkende energielabeldeskundige dient bij het aanleveren van tegenstrijdige bewijsstukken dit terug te koppelen aan de energielabelplichtige. Hij vraagt hem of haar de juiste gegevens te verstrekken en/of toe te lichten waarom de situatie wel juist is. Het wordt aan de kennis en kunde (en ervaring) van de erkende energielabeldeskundige overgelaten om hier een zo objectief mogelijk oordeel over te vellen.
Alle gegevenswisseling in de internet applicatie ten behoeve van het goedkeuren van de bewijsstukken zal worden bewaard in de applicatie, dus ook afgekeurde bewijsstukken of (abusievelijk) verkeerd verstrekte informatie. Dit wordt gedaan omdat de gegevenswisseling leidt tot het wel of niet goedkeuren van het aangeleverde bewijs. Echter, indien een energielabelplichtige per ongeluk een verkeerde foto upload kan hij deze wel verwijderen.
2.2.6. Verantwoordelijkheid aangeleverde bewijsstukken
Het is geen taak van de erkende energielabeldeskundige om fraude met het aanleveren van bewijsstukken aan te tonen. Het is de verantwoordelijkheid van de energielabelplichtige dat hij/zij naar waarheid bewijsstukken aanlevert (vergelijkbaar met de belastingaangifte).
2.3. Onderbouwing van bevindingen
De erkende energielabeldeskundige heeft bij elk woningkenmerk waarvoor bewijslast aangeleverd moet worden, de mogelijkheid om opmerkingen te maken. Dit kan hij gebruiken ter onderbouwing of motivatie van zijn keuze om bepaalde bewijsstukken goed- of juist af te keuren. Daarnaast moet de erkende energielabeldeskundige, wanneer hij een kenmerkwaarde goedkeurt, een toelichting toevoegen waarom hij deze goedkeurt. Indien de erkende energielabeldeskundige bewijsstukken afkeurt, geeft hij de energielabelplichtige de mogelijkheid om nieuwe bewijsstukken aan te leveren of, als dat niet lukt, te kiezen voor een woningkenmerkwaarde die hoort bij de bouwjaarklasse voor dat specifieke kenmerk.
Nadat de erkende energielabeldeskundige zijn opmerkingen en toelichting gemaakt heeft, geeft hij een opdracht in de internetapplicatie van RVO.nl om zijn bevindingen vast te leggen en het woningkenmerk te certificeren.
3. Controle van bewijsstukken
De erkende energielabeldeskundige volgt onderstaande aanwijzingen waar het gaat om controle en certificatie van de bewijsstukken. De energielabelplichtige hoeft niet voor een woningkenmerk alle type bewijsstukken aan te leveren. Dus indien foto’s voldoende bewijs vormen voor het aanwezig zijn van het betreffende woningkenmerk, dan is geen aanvullende factuur of bouwbrochure benodigd.
De erkende labeldeskundige controleert de algemene woningkenmerken (bouwjaar en woning(sub)type) alleen als deze gewijzigd zijn ten opzichte van het voorlopige label (bijvoorbeeld via Google Streetview).
3.1. Uitzonderlijk goed (na-)geïsoleerde woning
Er is sprake van ‘uitzonderlijk’ goede (na-)isolatie bij een woning als:
In onderstaande tabel wordt de minimale dikte voor de Rc-waarden ≥ 3,0 m2K/W aangegeven bij de toepassing van de verschillende isolatiematerialen.
Tabel 3.1 Minimale dikte isolatiemateriaal voor Rc ≥ 3.0 m2K/W
Isolatiemateriaal
|
Richtwaarde benodigde dikte isolatiemateriaal voor Rc ≥ 3.0 m2K/W.
|
Glaswol/Steenwol/EPS plaat/PIR- en PUR gespoten
|
> 12 cm
|
PIR- en PUR platen
|
> 8 cm
|
‘Uitzonderlijk’ goede (na) isolatie van gevels, vloeren en daken moet altijd via facturen, documenten en/of rapporten worden aangetoond. In geval van drievoudig HR-glas kan ook worden volstaan met foto’s.
3.2. Beglazing
De invoermogelijkheden voor beglazing zijn:
• Enkelglas;
• Dubbelglas;
• HR glas;
• Drievoudig HR-glas
Tevens wordt onderscheid gemaakt tussen de beglazing van de leefruimten en de beglazing van de slaapruimten. De energielabelplichtige moet dit duidelijk aangeven bij de geleverde bewijsstukken.
•
Leefruimte: vertrekken van de woning ingericht voor een langdurig verblijf tijdens de dag, met uitsluiting van de sanitaire voorzieningen, bergingen, wasruimten, etc. Voorbeelden zijn de woonkamer, studieruimte, eetkeuken, eethoek.
•
Slaapruimte: vertrekken van de woning ingericht als slaapkamer, met uitzondering van de vertrekken die eveneens als leefruimte zijn bedoeld (b.v. bij kamers en studio's).
Foto’s
Indien als bewijsstukken foto’s worden aangereikt, dient hierop minimaal te zien te zijn dat het enkel glas of dubbel glas betreft. In het geval van HR-glas moet op de foto de vermelding dat het HR-glas is en bij drievoudig HR-glas de vermelding dat het HR+++ is, op de afstandhouder in het glas te zien zijn (Afb.1) of moet duidelijk te zien zijn dat de coating in het glas aanwezig is (Afb.2).
Afb. 1 Aanduiding HR++ glas op afstandshouder
– Het aantal glaslagen is visueel (op foto) te herkennen en het best waarneembaar door er bij het maken van de foto een vlammetje (aansteker) voor te houden. 2 reflecties betekent één glaslaag, 4 reflecties betekent twee glaslagen en 6 reflecties betekent drie glaslagen.
– De coating kan herkend worden door een brandende zaklamp of (aansteker)vlammetje voor de ruit te houden. In geval van dubbelglas zijn er 4 reflecties waar te nemen. Hierbij moet er schuin op het raam worden gekeken. Indien mogelijk wordt dit zowel aan de binnenzijde en buitenzijde gedaan, omdat de coating niet altijd goed zichtbaar is. HR coating wordt in de spouw aangebracht. Indien het aanstekervlammetje of de brandende zaklamp voor de ruit wordt gehouden, heeft de tweede of de derde reflectie een andere kleur dan de overige reflecties. Dit is de spouwzijde van de binnenruit of van de buitenruit.
Het aantal reflecties en de afwijkende kleur van de tweede of derde reflectie moet duidelijk waarneembaar zijn op de foto. Is dit niet zichtbaar, dan is het dubbel glas.
Afb. 2 Aantonen HR coating door verkleuring van de reflectie (links de derde reflectie, rechts de tweede)
Drievoudig HR-glas bestaat uit 3 lagen glas, met twee HR-coatings, veelal op positie 2 en 5. Positie 5 is de spouwzijde van de binnenruit. Positie 2 is de spouwzijde van de buitenruit. In de afstandshouder staat vaak de codering HR+++ vermeld.
Facturen, documenten en rapporten
Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven zijn dat het HR-glas betreft. Als een U-waarde genoteerd staat, kan onderstaande tabel aangehouden worden.
De tabel gaat ervan uit dat enkel glas altijd eenvoudig aangetoond kan worden door foto’s. Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen dubbel glas, HR-glas en 3-voudig HR glas.
Tabel 3.2 Onderscheid glastypen bij 2 glaslagen
Beglazing
|
|
U-waarde glas
|
Glastype
|
> 2.3 W/m2K
|
Dubbel glas
|
≤ 2.3 W/m2K
|
HR-glas (2 glasvlakken)
|
≤ 0,7 W/m2K
|
3 voudig HR-glas (3 glasvlakken)
|
3.3. Isolatie
De invoermogelijkheden voor isolatie bij woningen vóór 1992 zijn:
De invoermogelijkheid voor isolatie zijn bij woningen na 1992 t/m 2013 zijn:
1 Zie paragraaf 3.1 voor de definitie van ‘uitzonderlijk’ goede (na-)isolatie
3.3.1. Gevel
Gevels kunnen op drie plaatsen nageïsoleerd zijn: aan de binnenkant, aan de buitenkant en/of in de spouw.
De aanwezigheid van na-isolatie is als volgt te achterhalen:
–
Na-isolatie in de spouw is te herkennen aan boorgaten in de gevel, met name op de kruisingen van lint- en stootvoegen. Soms ook aan uitgehakte stenen in een regelmatig patroon. Wanneer het voegwerk integraal is vervangen, is niet meer te zien of er nageïsoleerd is. In dat geval dient ander bewijsmateriaal aangeleverd te worden (facturen, rapporten, etc.). Bij na-isolatie van alleen de spouw kan er geen sprake zijn van ‘uitzonderlijk’ goede isolatie.
–
Na-isolatie aan de buitenzijde is te herkennen aan een verdikking van de gevel dichtbij de kozijnen. De isolatie is dan vaak afgewerkt met een pleisterlaag of steenstrips. Indien er twijfel is, dient ander bewijsmateriaal aangeleverd te worden (facturen, rapporten, etc.).
–
Na-isolatie aan de binnenzijde is te herkennen aan een verdikking van de gevel dichtbij de kozijnen (aan de binnenkant). De isolatie kan aangetoond worden door de dikte van de constructie op te meten nabij kozijnen en/of deuropeningen en door te herleiden wat de muurdikte was zonder isolatie. Van de gemeten totale dikte moet de dikte van binnen- en buitenblad en de spouw afgetrokken worden. Indien er twijfel is bij de erkend deskundige, dient hij aanvullend ander bewijsmateriaal te vragen aan de energielabelplichtige (facturen, rapporten, etc.).
Als de gevel niet uit metselwerk bestaat, zullen bewijsstukken van de energielabelplichtige van het definitieve energielabel uitsluitsel moeten geven.
Foto’s
Op de foto moeten de boorgaten (patroon) in de gevel, het patroon van uitgehakte stenen of andere aanwijzingen die duiden op na-isolatie duidelijk zichtbaar zijn. Als met behulp van de muurdikte de aanwezigheid aangetoond moet worden, dienen op de foto de verdikking bij kozijnen, de dikte van de constructie en het metselwerk zichtbaar te zijn.
Afb. 3 Boorgat in de gevel
Afb. 4 Totale constructiedikte (in 3 stappen)
Facturen, documenten en rapporten
Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk en herkenbaar aangegeven staan dat de gevel nageïsoleerd is. Ook moet duidelijk blijken dat het geplaatst is bij het betreffende adres.
3.3.2. Dak
Daken kunnen op 3 manieren nageïsoleerd zijn: onder de dakconstructie (al dan niet met luchtspouw), op de dakconstructie of (bij platte daken) bovenop de dakbedekking. In veel gevallen is de isolatie niet meer zichtbaar en zal, naast een foto, aanvullend of ander bewijsmateriaal aangeleverd moeten worden (facturen, rapporten, etc.).
Afb. 5 Schuindakisolatie op de dakconstructie (A) en onder de dakconstructie met (C) en zonder (B) spouw
Mogelijke plaatsen of manieren om dakisolatie aan te tonen:
– Een foto van isolatie zichtbaar bij onafgewerkte delen (achter schotten, bij doorvoeringen of op een vliering);
– Een foto van isolatie bij de gevelaansluitingen;
– De dikte van de constructie, gemeten bij dakramen (let op opstaande randen);
– De dikte van de isolatie tegen het dakbeschot, gemeten bij de gordingen (zie Afb.6), het nog zichtbare deel van de gording opmeten en elders de gehele gordingdikte.
Afb. 6 Isolatie op vliering tussen de gordingen
Foto’s
Op de foto moet aannemelijk gemaakt zijn dat isolatie aanwezig is.
Facturen, documenten en rapporten
Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk en herkenbaar aangegeven staan dat het dak nageïsoleerd is. Ook moet duidelijk blijken dat het geplaatst is bij het betreffende adres.
3.3.3. Vloer of kruipruimte
Vloeren kunnen op 3 manieren (na)geïsoleerd zijn: op de vloer,onder de vloer tegen het dek of op de bodem van de kruipruimte. Vloerisolatie is vaak zichtbaar in de kruipruimte, in de kelder of bij de vloerdoorvoeringen in een (meter)kast.
De volgende situaties kunnen aangetroffen worden:
– Isolatie in of op de vloer;
– Isolatie in de kruipruimte, bijvoorbeeld met luchtkussens, parels, schelpen, PUR, etc.
Afb. 7 Isolatie in de kruipruimte, met respectievelijk isolatiedekens, parels en schelpen
Foto’s
Op de foto moet de isolatie duidelijk zichtbaar zijn.
Facturen, documenten en rapporten
Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk en herkenbaar aangegeven staan dat het gaat om vloer- of kruipruimte-isolatie. Ook moet duidelijk blijken dat het is aangebracht bij het betreffende adres.
3.4. Verwarmingstoestel
De invoermogelijkheden voor het verwarmingstoestel zijn:
– Individuele CV-ketel, installatiejaar vóór 1998;
– Individuele CV-ketel, installatiejaar in of na 1998;
– Gaskachels;
– Warmtepomp;
– Stadsverwarming;
– Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar vóór 1998 (alleen bij appartementen);
– Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar in of na 1998 (alleen bij appartementen).
Foto’s
Indien als bewijsstukken foto’s worden aangereikt, dient hierop duidelijk vermeld te zijn om wat voor toestel het gaat. Als het een individuele of collectieve CV-ketel betreft moet achterhaald kunnen worden wat het installatiejaar is. De achtergrond hierbij is dat er vanuit gegaan wordt dat in de periode voor 1998 vooral VR-ketels geplaatst werden en vanaf 1998 vooral HR-ketels. Als het installatiejaar niet bekend is, kan de erkende energielabeldeskundige dus uitsluitsel over het toegepaste toestel krijgen door middel van een foto van het type ketel of keurmerksticker.
Tabel 3.3 Onderscheid type CV-ketel
CV-ketels individueel en collectief
|
|
Type
|
Invoer opwekkingstoestel
|
CR- of VR-ketel
|
installatiejaar vóór 1998
|
HR100, HR104 of HR107-ketel
|
installatiejaar in of na 1998
|
Afb. 8 CV-ketel met HR keur (HR107)
Afb. 9 Typeplaatje CV-ketel met bouwjaar 2007 (YoP = Year of Production)
Afb. 10 a. Stadsverwarmingsunit (tevens tapwater) b. Secundaire stadsverwarmingsaansluiting (alleen CV)
Toelichting bij afleverset stadsverwarming (Afb.10a)
|
|
De unit heeft in totaal zes aansluitingen, wat duidt op een unit voor zowel verwarming als voor warmtapwater. De rode en blauwe aansluiting (rechts) zijn voor het verwarmingssysteem. De middelste twee koperen leidingen zijn de koudwateraanvoer- en warmwaterleiding. En de linker twee leidingen zijn de aansluitingen op het stadsverwarmingssysteem. In de afleverset zit een warmtemeter en een warmtewisselaar voor de warmtapwaterbereiding.
|
Facturen, documenten en rapporten
Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven staan welk type toestel geplaatst is en op welke datum. Er dient zonder twijfel uit opgemaakt te kunnen worden wat voor opwekkingstoestel het betreft. Dat betekent dat in het geval van een CV-ketel vaak ook de typeaanduiding nodig is. Bij stadsverwarming kan een foto van een energierekening (levering warmte) als bewijs worden gezien.
3.4.1. Niet in de keuze voorkomende toestellen
In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van toestellen die niet in de keuzelijst voorkomen. De tweede kolom geeft aan hoe het toestel aangemerkt moet worden.
Tabel 3.4 Niet in de keuze voorkomende CV-toestellen
Niet genoemde CV-toestellen
|
|
Toestel
|
Invoeren als
|
Individuele micro-WKK (HRe-ketel)
|
‘Individuele CV-ketel, installatiejaar in of na 1998’
|
Collectieve WKK
|
‘Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar in of na 1998’
|
Moederhaard
|
‘CV-ketel, installatiejaar voor 1998 ’
|
Individuele biomassa CV-ketel (houtpellet, bio-ethanol, houtvergassers, etc.)
|
‘Individuele CV-ketel, installatiejaar in of na 1998 ’
|
Collectieve biomassa CV-ketel (houtpellet, bio-ethanol, houtvergassers, etc.)
|
‘Gemeenschappelijke CV-ketel, installatiejaar in of na 1998’
|
Luchtverwarming, met ketel van voor 1998
|
‘CV-ketel, installatiejaar voor 1998 ’
|
Luchtverwarming, met ketel in of na 1998
|
‘CV-ketel, installatiejaar in of na 1998 ’
|
Elektrische verwarming (ook Infrarood)
|
‘Gaskachels’
|
Alle typen individuele warmtepompen en WKO installaties (warmte koude opslag)
|
‘Warmtepomp’
|
Alle typen collectieve warmtepompen en collectieve WKO-installaties (warmte koude opslag)
|
‘Warmtepomp’
|
Geothermie (aardwarmte)
|
‘Warmtepomp’
|
3.5. Tapwatertoestel
De invoermogelijkheden voor het tapwatertoestel zijn:
Het betreft altijd het hoofdtoestel voor tapwater. Close-in boilers of quookers in de keuken tellen dus niet mee.
Foto’s
Als het warmwatertoestel geen geiser en ook geen elektrische boiler is, komt men altijd uit op ‘geen aparte warmtapwatervoorziening’. De geiser en de elektrische boiler kunnen herkend worden met behulp van onderstaande foto’s. In het geval dat de foto van de energielabelplichtige afwijkt van deze onderstaande foto’s, dan kan de optie ‘geen aparte warmtapwatervoorziening’ worden gekozen.
Afb. 11 Elektrische boiler (links) en geiser (rechts)
Facturen, documenten en rapporten
Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven staan welk type toestel geplaatst is en op welke datum. Er dient zonder twijfel uit opgemaakt te kunnen worden dat het een geiser, een elektrische boiler of een ander toestel voor warmtapwater betreft.
3.5.1. Niet in de keuze voorkomende toestellen
Alle niet in de keuze voorkomende toestellen worden aangemerkt als ‘Geen aparte warmtapwater voorziening’.
3.6. Ventilatiesysteem
De invoermogelijkheden voor ventilatie (voor woningen tot en met bouwjaar 1999) zijn:
– Wel mechanische afzuiging;
– Geen mechanische afzuiging;
– Gebalanceerde ventilatie (alleen indien woning ‘uitzonderlijk’ goed (na) geisoleerd is).
De invoermogelijkheden voor ventilatie voor woningen vanaf bouwjaar 2000 zijn:
Bij woningen vanaf bouwjaar 2000 duidt de aanwezigheid van gevelroosters in of boven de kozijnen op mechanische afzuiging zonder balansventilatie en wordt dus gekenmerkt als ‘geen gebalanceerde ventilatie’. Het maakt dan niet uit of deze roosters CO2, tijd en/of drukgestuurd zijn.
Foto’s
Op de foto moet duidelijk de ventilatieunit staan met, bij balansventilatie, herkenbaar de vier kanaalaansluitingen voor toevoerlucht, retourlucht, aanzuig- en afblaaslucht. Een ventilatieunit voor mechanische afzuiging (Afb.13) heeft vaak 2, maar soms ook 3 of 4 kanaalaansluitingen.
Afb. 12 Ventilatieunit voor enkel mechanische afzuiging
Afb. 13 Ventilatieunit voor mechanische toe- en afvoer van lucht (gebalanceerd ventilatiesysteem)
Facturen, documenten en rapporten
Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven staan welk type ventilatiesysteem geplaatst is. Indien nodig (bij twijfel), dient de typeaanduiding van de ventilatieunit vermeld te zijn.
3.7. Zonne-energiesysteem
De invoermogelijkheden voor zonne-energiesysteem zijn:
3.7.1. Zonneboiler
Voor een zonneboiler wordt enkel aangegeven of deze wel of niet aanwezig is. Een foto van de collector op dak van de betreffende woning is voldoende. Is dat niet mogelijk dan dient op andere wijze aangetoond te worden dat er een zonneboiler aanwezig is, bijvoorbeeld door middel van facturen.
Foto’s
Uit de foto moet blijken dat het een zonneboiler betreft. Bij vacuümbuizen is dat duidelijk. Bij plaatcollectoren dient de foto van voldoende kwaliteit te zijn om onderscheid te kunnen maken tussen (zwarte) zonnepanelen en zonnecollectoren.
Afb. 14 Zonneboiler met vacuümbuizen (links) en vlakke plaat collectoren (rechts)
Facturen, documenten en rapporten
Op facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven staan dat het een zonneboiler betreft. Ook moet duidelijk blijken dat het geplaatst is bij het betreffende adres.
3.7.2. PV-panelen
Bij PV-panelen wordt, indien aanwezig, ook aangegeven hoeveel m2 het betreft. Omdat zonnepanelen verschillende afmetingen hebben, kan dit niet makkelijk bepaald worden aan de hand van foto’s en zal in de meeste gevallen aanvullende bewijsstukken nodig zijn.
Foto’s
Uit de foto moet blijken hoeveel panelen er geplaatst zijn en hoe groot de panelen zijn. Dat kan bij benadering, bijvoorbeeld door dakpannen te tellen. Deze zijn standaard ongeveer 20-25 cm breed en 30-35 cm hoog. Let wel op dat de schuine plaatsing van de panelen een vertekend beeld kan geven.
Voor panelen op platte daken of daken zonder (zichtbare) dakpannen kan enkel worden volstaan met foto’s waarbij door middel van een meetlint de afmetingen duidelijk gemaakt zijn.
Facturen, documenten en rapporten
Bij facturen, in documenten en in rapporten moet duidelijk aangegeven staan dat het zonnepanelen (PV) betreft en daarbij aangegeven het aantal panelen en de afmetingen per paneel (bijvoorbeeld door bijgeleverde documentatie, met herleidbare typeaanduiding). Ook moet duidelijk blijken dat het geplaatst is bij het betreffende adres.
Afb. 15 PV-panelen met afmeting van ongeveer 1,55 x 0,80 meter (4,5 pan hoog, 4 pannen breed)
Facturen, documenten en rapporten
Indien het aantal vierkante meter niet duidelijk van de foto opgemaakt kan worden – of omdat bijvoorbeeld geen foto’s gemaakt kunnen worden – dient de energielabelplichtige facturen of andere documenten aan te leveren om de oppervlakte van de PV-panelen te onderbouwen. Dit moet duidelijk uit de stukken op te maken zijn, bijvoorbeeld door vermelding van het aantal panelen en de afmeting per paneel.