Bijlage V. bij artikel 7c van de Regeling energieprestatie gebouwen
Inspectiemethodiek
Inhoud
1
|
Algemene beschrijving
|
|
1.1
|
Klasse-indeling
|
|
1.2
|
Installatietypen en definities
|
|
1.3
|
Steekproefgrootte
|
2
|
Inspectie
|
|
2.1
|
Pre-inspectie
|
|
2.2
|
Beoordeling systeeminformatie
|
|
2.3
|
Inspectie koudeopwekker
|
|
2.4
|
Inspectie pompen en leidingen
|
|
2.5
|
Inspectie afgifte condensorwarmte
|
|
2.6
|
Inspectie warmtewisselaars afgifte-units
|
|
2.7
|
Inspectie luchtbehandeling in de ruimte
|
|
2.8
|
Inspectie luchtbehandelingssysteem
|
|
2.9
|
Inspectie luchtinlaat
|
|
2.10
|
Inspectie regeling
|
|
2.11
|
Bemetering
|
|
2.12
|
Beoordeling grootte
|
|
2.13
|
Alternatieven
|
3
|
Beoordeling grootte
|
|
3.1
|
Bepaling van de grootte op basis van ontwerpspecificaties
|
|
3.2
|
Bepaling op basis van kengetallen
|
|
3.3
|
Schatting voor categorie 3
|
4
|
Alternatieven
|
|
4.1
|
Reductie koudevraag
|
|
4.2
|
Efficiënte opwekking
|
5
|
Rapportage
|
1.1. Klasse-indeling
In de inspectie wordt de volgende indeling in klassen onderscheiden (op basis van het totaal opgesteld nominaal koelvermogen in een gebouw).
|
Totaal opgesteld nominaal koelvermogen in een gebouw
|
Klasse 1
|
12 – 45 kW
|
Klasse 2
|
45 – 270 kW
|
Klasse 3
|
> 270 kW
|
1.2. Installatietypen en definities
Een aantal onderdelen van de inspectie zijn niet voor alle systemen relevant. Dit is aangegeven bij de betreffende onderdelen. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende definities.
• Gekoeld watersysteem: Koelinstallatie waarbij (een deel van) de opgewekte koude wordt getransporteerd via gekoeld water als transportmedium.
• Lokale koeling: Koelsysteem waarbij op vertrekniveau wordt gekoeld door een systeem aanvullend aan de toevoer van gekoelde ventilatielucht. Voor deze lokale koeling wordt er koude door middel van een gekoeld waternet of een koudemiddelnet gedistribueerd naar de vertrekken.
• Centrale koeling: Koelsysteem waarbij de temperatuur van de inblaaslucht centraal wordt verlaagd.
• Multi-splitsysteem: Systeem waarbij meerdere verdampers binnen in het gebouw verbonden zijn via een koudemiddelnet met een centrale condensor buiten het gebouw.
• Energieopslagsysteem: Installatie die gebruik maakt van seizoensopslag van koude en/of warmte in water. Doorgaans vindt opslag plaats in ondergrondse watervoerende zandlagen.
1.3. Steekproefgrootte
In een aantal gevallen dient er steekproefsgewijs een controle te worden uitgevoerd. De grootte van de steekproef is dan afhankelijk van de grootte van de populatie. In de volgende tabel is de minimaal te hanteren steekproefgrootte weergegeven.
Grootte populatie
|
Grootte steekproef
|
1
|
1
|
2
|
2
|
5
|
4
|
10
|
7
|
25
|
13
|
50
|
17
|
100
|
20
|
500
|
23
|
>500
|
25
|
2.1.1. Te verzamelen documentatie
Voorafgaand aan de inspectie dient informatie te worden verzameld. Doorgaans is de eigenaar of technisch beheerder van de installatie de partij die deze informatie kan verstrekken. De te verzamelen informatie bestaat uit de onderdelen zoals benoemd in de onderstaande tabel.
NB: in onderstaande tabel is tussen [ ] aangegeven onder welk diploma dit onderdeel valt.
Omschrijving
|
Klasse
12–45 kW
|
Klasse
45–270 kW
|
Klasse
>270 kW
|
1. Overzicht koelmachines inclusief locatie van alle componenten ¹ en vermogen [A]
|
v
|
v
|
v
|
2. Omschrijving zone-indeling [B]
|
n
|
v
|
v
|
3. Beschrijving van regeling watertemperatuur koelinstallatie [B]
|
n
|
v, alleen gekoeld water systemen
|
v, alleen gekoeld water systemen
|
4. Beschrijving van de regeling van bedrijfstijden koelinstallatie [A]
|
v
|
v
|
v
|
5. Beschrijving van de regeling van de stooklijnen voor koeling en verwarming van de zones [B]
|
n
|
v
|
v
|
6. Onderhoudslogboek koelmachine [A]
|
v
|
v
|
v
|
7. Onderhoudslogboek luchtbehandeling [A]
|
v
|
v
|
v
|
8. Energiegebruiksgegevens, inclusief de beschikbare onderbemetering [B]
|
n
|
v
|
v
|
9. Klachtenregister [B]
|
n
|
v
|
v
|
10. Monitoringsgegevens (prestatie) [B]
|
n
|
v
|
v
|
11. Ontwerpspecificaties koelinstallatie met onder andere bepaling benodigd koelvermogen, principeschema’s en revisietekeningen [B]
|
n
|
v
|
v
|
12. a) Opgave bruto vloeroppervlak, alleen indien ontwerpspecificaties niet beschikbaar zijn [A/B]
|
v
|
v
|
v
|
12. b) Opgave glasoppervlak als percentage van de gevel [B]
|
n
|
n
|
v
|
13. Monitoringsgegevens energieopslagsysteem [B]
|
n
|
v (uitsluitend energieopslag-systemen)
|
v (uitsluitend energieopslag-systemen)
|
¹ de componenten omvatten tenminste: de koudeopwekker, de verdampers, de condensors, de regeling en de hoofddistributie
v = verplicht aanwezig
n = niet nodig voor de inspectie
2.1.2. Beoordeling en advies
De beoordeling van de informatie is opgenomen in de volgende paragrafen. Hier is ook het te geven advies omschreven.
2.1.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.2. Beoordeling systeeminformatie
2.2.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1
|
Bij de uitvoering dient de beschikbaarheid en de volledigheid van de documentatie te worden gecontroleerd.
|
1,2,3
|
Zie 2.1
|
2
|
Ga na of er regelmatig onderhoud wordt uitgevoerd. Controleer of de frequentie en de omvang van het onderhoud overeenkomst met wat gangbaar is in de sector. Tijdens de inspectie dient geverifieerd te worden of het onderhoud ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd.
|
1,2,3
|
A
|
3
|
Ga na of er regelmatig klachten zijn over de werking van de installatie en beoordeel of deze op een juiste wijze worden opgepakt. Hierbij dient uitsluitend gekeken te worden naar de klachten die duidelijk een relatie hebben met het energiegebruik.
|
2,3
|
B
|
2.2.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
Controleer of de documentatie uit tabel 2.1 beschikbaar, dan wel niet beschikbaar is.
|
Verplicht aanwezige informatie dient ter plaatse te worden opgesteld, of te worden aanbevolen om alsnog op te stellen.
|
2
|
Onderhoud is regelmatig wanneer het tenminste voldoet aan de eisen volgens de F-gasseninspectie. Onderhoud aan de overige componenten dient tenminste jaarlijks plaats te vinden. Controle op de uitvoering vindt plaats door controle van het logboek.
|
Indien er geen periodiek onderhoud plaatsvindt, dan wel de frequentie te laag is, dient aanbevolen te worden om regelmatig onderhoud uit te voeren.
|
3
|
Check of er in het klachtenregister klachten zijn die telkens terugkeren. Controleer of deze daadwerkelijk opgelost worden. Ga na of hierbij geen maatregelen zijn getroffen die in strijd zijn met de geldende Arbo-regels1.
|
Wanneer er geen klachtenregister wordt bijgehouden, dient aanbevolen te worden deze bij te gaan houden.
Wanneer er klachten zijn die niet opgepakt worden, dient aanbevolen te worden deze adequaat te verhelpen.
|
1Hierbij kan worden bijv. gedacht worden aan ventilatiehoeveelheden en daglicht op de werkplek
2.2.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.3. Inspectie koudeopwekker
2.3.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1
|
Lokaliseer de componenten van de koelinstallatie en controleer de directe omgeving van deze componenten op belemmeringen voor een goede werking.
|
1,2,3
|
A
|
2
|
Controleer of het principeschema overeenkomt met de werkelijke situatie.
|
2,3
|
A
|
3
|
Controleer of de koudemiddelleidingen tussen koelmachine en verdamper(s) geïsoleerd zijn (multi-splitsystemen). Controleer daarnaast bij de koudemiddelleidingen in de buitenlucht de staat van de isolatie.
|
1,2,3 (met uitzondering van energieopslag)
|
A
|
4a
|
Vergelijk de prestatie van de koelinstallatie zoals opgenomen in de documentatie, met de prestaties van een nieuw gelijkwaardig systeem.
|
1
|
A
|
4b
|
Vergelijk de prestatie van de koelinstallatie zoals opgenomen in de documentatie, met de prestaties van een nieuw gelijkwaardig systeem.
|
2,3
|
B
|
5
|
Beoordeel de prestatie van het energieopslagsysteem aan de hand van de gemiddelde deltaT tussen de onttrekking en de injectie.
|
2,3 (alleen energieopslag)
|
B
|
2.3.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
Er is sprake van een belemmering van de koelinstallatie, wanneer de werking van de installatie beïnvloedt wordt.
|
Wanneer er sprake is van belemmeringen, dan aanbevelen deze te verwijderen.
|
2
|
Controleer bij de controle van het principeschema met name of de zone-indeling overeenkomt met de werkelijke situatie. Aandachtspunt hierbij zijn met name wijzigingen die zijn aangebracht ten opzichte van de oorspronkelijke situatie.
|
Wanneer er verschillen zijn tussen de werkelijke situatie en het principeschema, dient aanbevolen te worden het principeschema te updaten.
|
3
|
Let bij controle van de isolatie van koudemiddelleidingen bij de buitenleidingen met name op veroudering van de isolatie als gevolg van ultraviolette straling (UV-straling).
|
Bij ongeïsoleerde leidingen of een slechte toestand van de isolatie dient aanbrengen of vervangen van de isolatie te worden aanbevolen.
|
4
|
Bepaal de efficiency (COP1) van de huidige opwekker volgens de specificaties en vergelijk dit met wat realistisch is voor een gelijke schaalgrootte bij de huidige stand der techniek. De te bereiken besparing is gelijk aan:
(1-COPhuidig/COPstand der techniek) x 100%.
|
Geef aan welke besparing te bereiken valt door vervanging van de installatie.
|
5
|
Bepaal de gemiddelde deltaT aan de hand van de volgende formule:
DeltaT = geladen energiehoeveelheid (warmte of koude)/(1,16* verpompte waterhoeveelheid in verwarmings- respectievelijk koelbedrijf)
Een gemiddelde deltaT van minder dan 3°C (voor koeling en/of verwarming) duidt op een niet optimaal werkende installatie.
|
In geval van een niet goed ontworpen of niet goed functionerende installatie, dient te worden aanbevolen dat de installatie wordt gecontroleerd en/of opnieuw ingeregeld.
|
1 Coëfficient Of Performance (gedefinieerd als eenheden opgewekte koude per gebruikte eenheden energie input)
2.3.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.4. Inspectie pompen en leidingen
2.4.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1
|
Controleer in gekoeld watersystemen of de koudwaterleidingen en appendages daar waar toegankelijk geïsoleerd zijn. Beoordeel tevens de staat van de isolatie.
|
1,2,3
|
A
|
2
|
Bepaal het verschil tussen de aanvoertemperatuur en de retourtemperatuur en vergelijk deze met de ontwerpspecificaties.
|
2,3
|
A
|
2.4.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
Een goede isolatie van gekoeld waterleidingen is dampdicht en omsluit de volledige leiding of appendage.
|
Wanneer de leidingen niet geïsoleerd zijn, of de isolatie beschadigd is, dient vervanging of het aanbrengen van isolatie te worden aanbevolen.
|
2
|
Meet het temperatuurverschil tussen de aanvoer en retourtemperatuur. Vergelijk dit met de ontwerpspecificaties. Wanneer deze niet beschikbaar zijn, mag een verschil tussen de aanvoer en retourtemperatuur van 6°C worden verondersteld. Is het temperatuurverschil meer dan 2°C kleiner dan de (veronderstelde) uitgangspunten, is er sprake van een significante afwijking. Deze controle dient uitgevoerd te worden wanneer de koelinstallatie op tenminste 30% van het vermogen draait. Wanneer deze gegevens gemonitord worden, kan deze data worden gebruikt.
|
Bij een significante afwijking dient te worden aanbevolen dat de installatie opnieuw wordt ingeregeld.
|
2.4.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.5. Inspectie afgifte condensorwarmte
2.5.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1
|
Lokaliseer de condensorunits en controleer de toestand (onder andere vervuiling) en de werking van de installatie.
|
1,2,3
|
A
|
2
|
Controleer of de unit zonder belemmeringen door gebouwen, installaties of anderszins lucht kan aanzuigen.
|
1,2,3
|
A
|
3
|
Controleer of de lucht die aangezogen wordt niet reeds verwarmd is door andere bronnen.
|
1,2,3
|
A
|
4
|
Wanneer de condensors in bedrijf zijn, controleer dan de draairichting van de ventilatoren, voor zover er 230/400 V draaistroommotoren zijn toegepast.
|
2,3
|
A
|
5
|
Controleer de afkoeling van het koelwater over de koeltoren, indien dit zonder risico op legionella besmetting kan plaatsvinden.
|
2,3
|
B
|
2.5.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
Let met name op of de lucht zich voldoende vrij door de condensors kan bewegen.
|
Bij afwijkingen dient herstel/reiniging aanbevolen te worden.
|
2
|
Let met name op of de lucht voldoende vrij kan worden aangezogen en afgeblazen. Bij plaatsing naast of tussen hoge gebouwen bestaat het risico van kortsluiting van de lucht, waardoor afgeblazen lucht opnieuw wordt aangezogen.
|
Bij het niet voldoende vrij kunnen aanzuigen van lucht, dient aanbevolen te worden de condensor te verplaatsen dan wel de luchtstroom aan te passen.
|
3
|
Er is sprake van (voor)verwarmde lucht, wanneer de lucht die wordt aangezogen door de condensors deels bestaat uit uitblaaslucht uit de luchtbehandeling of uit rookgassen vanuit een verwarmingsinstallatie.
|
Bij het niet kunnen aanzuigen van onverwarmde lucht, dient aanbevolen te worden de condensor te verplaatsen dan wel de andere verwarmingsbron te verplaatsen.
|
4
|
De draairichting van condensorventilatoren is correct wanneer de lucht van onderaf naar boven wordt gezogen. Bij verticale condensors is de correcte richting aangegeven op de condensors.
|
Wanneer de draairichting incorrect is, beveel dan aan de draairichting om te keren.
|
5
|
Meet het temperatuurverschil tussen het water dat de koeltoren ingaat en dat de koeltoren verlaat. Vergelijk dit met de ontwerpspecificaties. Wanneer deze niet beschikbaar zijn, kan een temperatuurverschil van 6°C worden verondersteld als ontwerpwaarde. Wanneer het verschil meer dan 2°C kleiner is dan de (veronderstelde) ontwerpuitgangspunten, is er sprake van een te kleine afkoeling.
|
Bij een te kleine afkoeling dient te worden aanbevolen de koeltoren te inspecteren op vervuiling.
|
2.5.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.6. Inspectie warmtewisselaars afgifte-units
2.6.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1
|
Controleer de warmtewisselaars in de ruimtes op vervuiling. Deze controle dient steekproefsgewijs te worden uitgevoerd.
|
1,2,3
|
A
|
2
|
Wanneer er niet aantoonbaar onderhoud plaatsvindt aan de ruimte-units, dienen de filters steekproefsgewijs gecontroleerd te worden.
|
1,2,3
|
A
|
2.6.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
Let op of de lucht voldoende goed kan circuleren over de warmtewisselaar van de binnenunits in de ruimtes.
|
Bij vervuiling dient aanbevolen te worden de installaties te laten reinigen.
|
2
|
Onderhoud van de binnenunits kan worden aangetoond door onder andere het logboek, waarin omschreven is welke onderhoud is uitgevoerd. Wanneer dit niet of onvoldoende plaatsvindt dienen de filters te worden geïnspecteerd en visueel te worden beoordeeld.
|
Wanneer deze (overmatig) vervuild zijn, dient aanbevolen te worden dat de filters vervangen worden en dat dit periodiek gecontroleerd wordt.
|
2.6.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.7. Inspectie luchtbehandeling in de ruimte
2.7.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1
|
Wanneer er regelmatig klachten zijn betreffende tocht of luchtstroming dan dient de locatie en het type van inblaas- en afzuigroosters steekproefsgewijs te worden gecontroleerd.
|
1,2,3
|
A
|
2
|
Controleer steekproefsgewijs of het luchtbehandelingssysteem zich nog in de oorspronkelijke toestand bevindt. Let met name op afdichtingen, en/of belemmeringen van inblaasopeningen.
|
1,2,3
|
A
|
2.7.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
Controleer in geval van klachten over tocht in luchtstroming of de inblaasroosters in de ruimtes werkelijk inblaasroosters zijn en of er voor de afzuiging gebruik gemaakt is van afzuigroosters.
|
Wanneer de roosters onjuist geplaatst zijn of een onjuist type rooster is gebruikt, dient aanbevolen te worden dit te verhelpen.
|
2
|
Er is sprake van significante afwijkingen van de ontwerptoestand van het luchtbehandelingssysteem wanneer roosters zich (half) boven wanden bevinden en/of ze deels of geheel zijn afgedekt. Dit is vaak het gevolg van verbouwingen of klachten.
|
In geval van significante afwijkingen dient aanbevolen te worden deze te verhelpen.
|
2.7.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.8. Inspectie luchtbehandelingssysteem
Deze paragraaf dient alleen te worden uitgevoerd wanneer de luchttemperatuur actief verlaagd kan worden.
2.8.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1
|
Controleer de frequentie waarmee onderhoud van het luchtbehandelingssysteem plaatsvindt en ga na of de kwaliteit van de luchtfilters hierbij wordt beoordeeld.
|
1,2,3
|
A
|
2
|
De filters dienen te worden gecontroleerd op vervuiling. Verder dient de drukval over de filters te worden gemeten en vergeleken met realistische waarden.
|
1,2,3
|
A
|
3
|
Controleer of de warmtewisselaars in de luchtbehandelingskast vervuild zijn, dan wel dat deze beschadigd zijn of de luchtstroming belemmerd wordt
|
1,2,3
|
A
|
2.8.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
In het algemeen is een onderhoudsfrequentie voor het luchtbehandelingssysteem van tenminste eenmaal per jaar noodzakelijk. Hierbij dient de kwaliteit van de filters te worden beoordeeld.
|
In geval van een afwijking hiervan dient aanbevolen te worden het onderhoud met de juiste frequentie uit te voeren.
|
2
|
Tenzij de productspecificaties van de luchtbehandelingskast anders aangeven, kan in het algemeen gesteld worden dat bij een drukval van meer dan 250 Pascal over de filters om de luchtbehandelingskast er sprake is van vervuilde filters.
|
Wanneer de filters sterk vervuild zijn dan wel een te grote drukval hebben, dient vervanging aanbevolen te worden.
|
3
|
Vervuiling van de warmtewisselaars in de luchtbehandelingskast is vaak het gevolg van het tijdelijk gefunctioneerd hebben zonder filters of met defecte filters. Beoordeling op basis van visuele inspectie.
|
Is er sprake van vervuiling dan dient aanbevolen te worden de warmtewisselaars te reinigen dan wel te herstellen.
|
2.8.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.9. Inspectie luchtinlaat
2.9.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1
|
Lokaliseer de luchtinlaten van het systeem en controleer of de lucht vrij kan instromen.
|
1,2,3
|
A
|
2
|
Controleer of de lucht die wordt aangezogen niet opgewarmd kan worden door andere bronnen.
|
1,2,3
|
A
|
2.9.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
De luchtstroom naar de luchtinlaat van de luchtbehandelingskast wordt belemmerd wanneer er in de luchtinlaat grote vervuilingen aanwezig zijn.
|
Wanneer de luchtinstroom wordt belemmerd, dient aanbevolen te worden deze belemmering te verhelpen.
|
2
|
Er is sprake van de aanzuig van (voor)verwarmde lucht, wanneer de door de luchtbehandelingskast aangezogen lucht deels bestaat uit uitblaaslucht uit de luchtbehandeling of uit rookgassen vanuit een verwarmingsinstallatie. De beoordeling dient plaats te vinden door een visuele beoordeling op basis van good practices.
|
Wanneer dit het geval is, dient aanbevolen te worden dat of de luchtinlaat of de andere warmtebron wordt verplaatst.
|
2.9.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.10.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1
|
Controleer of de zonenering in de distributie correct is. Een correcte zonering houdt rekening met het verschil in koudevraag als gevolg van verschil in oriëntatie, bedrijfstijden, interne warmtelast et cetera.
|
2,3
|
B
|
2
|
Controleer of de klok die de installatie aanstuurt de juiste tijd aangeeft.
|
1,2,3
|
A
|
3
|
Controleer de instellingen van het klokprogramma dat de koelinstallatie aanstuurt. Let hierbij op of de in- en uitschakelmomenten aansluiten bij de bedrijfstijden van het pand. Let ook op of er rekening gehouden wordt met perioden waarin het pand buiten bedrijf is zoals het weekend of vakantieperioden.
|
1,2,3
|
A
|
4a
|
Controleer steekproefsgewijs de plaats van de temperatuursensoren in het systeem.
|
1
|
A
|
4b
|
Controleer steekproefsgewijs de plaats van de temperatuursensoren in het systeem.
|
2,3
|
B
|
5
|
Controleer steekproefsgewijs of de gemeten temperatuur van de temperatuursensoren in het systeem overeenkomt met de werkelijke temperatuur.
|
1,2,3
|
A
|
6a
|
Controleer op centraal niveau of zones niet tegelijkertijd worden voorzien van koeling en verwarming.
|
1
|
A
|
6b
|
Controleer op centraal niveau of zones niet tegelijkertijd worden voorzien van koeling en verwarming.
|
2,3
|
B
|
7
|
Controleer steekproefsgewijs op ruimteniveau of ruimtes niet tegelijkertijd worden voorzien van koeling en verwarming.
|
1,2,3
|
A
|
8
|
Controleer voor installaties van categorie 2 en 3 de wijze waarop het luchtdebiet wordt geregeld. Vergelijk de energetische efficiëntie hiervan met de huidige stand der techniek.
|
2,3
|
B
|
9
|
Beoordeel voor gekoeld water systemen de regeling van de watertemperatuur.
|
2,3
|
B
|
2.10.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
Bij een goede zone-indeling, zijn ruimtes met een verschillende koudevraag (als gevolg van verschil in zonbelasting, gebruik et cetera) aangesloten op verschillende zones.
|
Wanneer de zonering onvoldoende rekening houdt met het verschil in koudevraag, dient aanbevolen te worden de zonering aan te passen.
|
2
|
De afwijking van de aangegeven en de werkelijke tijd van de bedrijfsklok dient maximaal tien minuten te bedragen.
|
Wanneer de tijd incorrect is dient deze aangepast te worden of aan dient aanbevolen te worden deze aan te passen.
|
3
|
De inschakeling van de koelinstallatie van meer dan één uur voor het begin van de bedrijfstijd is normaal gesproken niet noodzakelijk, tenzij er sprake is van betonkernactivering als koudeafgiftesysteem.
|
Wanneer er afwijkingen bestaan tussen de huidige instellingen en de optimale instellingen dient aanbevolen te worden deze instellingen aan te passen.
|
4
|
De juiste plaats voor de meting van de aanvoertemperatuur is de centrale verdeler van de koude. Controleer bij ruimtetemperatuurmetingen of de aangesloten regeling daadwerkelijk de ruimtetemperatuur in de betreffende ruimte beïnvloed.
|
Bij een onjuiste plaats van de sensoren dient aanbevolen te worden deze te verplaatsen.
|
5
|
Een afwijking van meer dan 1°C tussen gemeten temperaturen en weergegeven temperaturen geldt als een te grote afwijking.
|
Wanneer er grote afwijkingen zijn dient aanbevolen te worden de sensoren te (laten) kalibreren.
|
6
|
Tegelijk koelen en verwarmen is mogelijk bij een 4-pijps distributiesysteem. Controle is mogelijk door controle van de stooklijnen (of andere regeling van de aanvoertemperatuur) van zowel de verwarming als de koeling. Wanneer de koelgrens lager ligt dan de stookgrens is er sprake van gelijktijdige verwarming en koeling.
|
Wanneer het gelijktijdig koelen en verwarmen het geval is dient de noodzaak hiervan nagegaan te worden. Wanneer dit niet noodzakelijk is, dient aanpassing van de regeling te worden aanbevolen.
|
7
|
Gelijktijdige koeling en verwarming op ruimteniveau treedt mogelijk op in hoekvertrekken.
|
Wanneer er sprake is van gelijktijdige koeling en verwarming dient aanbevolen te worden de instellingen te wijzigen.
|
8
|
De huidige wijze van regeling dient te worden vergeleken met de gangbare regeling voor systemen van vergelijkbare grootte. In de meeste gevallen is debietregeling door toerenregeling de ‘stand der techniek’.
|
Geef aan welke besparing mogelijk is door over te stappen op de huidige stand der techniek.
|
9
|
Koelzones die uitsluitend worden gebruikt voor comfortkoeling, kunnen worden voorzien van een stooklijn. Ga na of de watertemperatuur afhankelijk is van de buitentemperatuur en/of zoninstraling.
|
Wanneer de watertemperatuur altijd gelijk gehouden wordt, beveel dan aan om een stooklijn toe te passen.
|
2.10.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.11. Bemetering
Deze paragraaf is niet van toepassing voor systemen waarin uitsluitend wordt gekoeld met adiabatische koeling en/of energieopslag (zonder gebruik van een warmtepomp tijdens koelbedrijf) en voor vrije of passieve koeling.
2.11.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1
|
Controleer of er meters aanwezig zijn voor het bemeten van het energiegebruik van de installatie.
|
1,2,3
|
B
|
2
|
Controleer of er meters aanwezig zijn voor het bemeten van de prestatie van de installatie.
|
2,3
|
B
|
3
|
Wanneer er wel meetinstrumenten aanwezig zijn voor de meting van het energiegebruik dan wel de prestatie van de installatie, controleer dan of deze periodiek worden uitgelezen.
|
1,2,3
|
B
|
4a
|
Wanneer er energiegebruiksmetingen aanwezig zijn, controleer dan of het energiegebruik voor koeling realistisch is gezien de aard en het gebruik van het gebouw.
|
1
|
A
|
4b
|
Wanneer er energiegebruiksmetingen aanwezig zijn, controleer dan of het energiegebruik voor koeling realistisch is gezien de aard en het gebruik van het gebouw.
|
2,3
|
B
|
5
|
Wanneer er gegevens bekend zijn betreffende de prestatie monitoring van de installatie, vergelijk dan de werkelijke prestatie met de ontwerpspecificaties van de installatie.
|
2,3
|
B
|
2.11.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
Een energiemeting dient uitsluitend het energiegebruik te meten van de koelinstallatie en direct daaraan gekoppelde hulpsystemen.
|
Wanneer er geen meters aanwezig zijn dan dient voor klasse 2 en 3 aanbevolen te worden deze te plaatsen en periodiek uit te lezen.
|
2
|
Een prestatiemeting meet zowel de geleverde koudehoeveelheid als het energiegebruik van de installatie.
|
Wanneer er geen meters aanwezig zijn dan dient voor klasse 3 aanbevolen te worden deze te plaatsen en periodiek uit te lezen.
|
3
|
Controle of aanwezige meters periodiek worden uitgelezen kan door het opvragen van de laatste verbruiken/prestaties aan de beheerder.
|
Wanneer er wel meters aanwezig zijn, maar er geen data bekend is, dan dient te worden aanbevolen om de meters periodiek uit te lezen.
|
4
|
Een redelijke indicatie voor het jaarlijks energiegebruik van de koelinstallatie is circa 500 maal het opgesteld vermogen (kWe). Wanneer het energiegebruik meer dan 20% hoger ligt, zonder aanwijsbare oorzaak is er sprake van een hoog energiegebruik.
|
In geval van een hoog energiegebruik dient aanbevolen te worden de oorzaak hiervan te achterhalen, en zo mogelijk te verhelpen.
|
5
|
Er is sprake van een significant verschil tussen de werkelijke prestaties en ontwerpspecificaties wanneer de werkelijke prestaties van de installatie meer dan 20% afwijken van de ontwerpspecificaties.
|
Is er een significant verschil tussen de werkelijke prestatie en de ontwerpspecificaties dan dient aanbevolen te worden de oorzaak hiervan te onderzoeken en zo mogelijk te verhelpen.
|
2.11.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.12. Beoordeling grootte
Deze paragraaf is niet van toepassing voor systemen waarin uitsluitend wordt gekoeld met adiabatische koeling en/of energieopslag (zonder gebruik van een warmtepomp).
2.12.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1a
|
Controleer of het opgestelde vermogen overeenkomt met het benodigd vermogen.
|
1
|
A
|
1b
|
Controleer of het opgestelde vermogen overeenkomt met het benodigd vermogen.
|
2,3
|
B
|
2
|
Beoordeel de systeeminhoud in relatie tot de grootte van de koelinstallatie.
|
2,3
|
B
|
2.12.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
Een toelichting met betrekking tot het benodigd vermogen is opgenomen in hoofdstuk 3.
|
Bij een te hoog opgesteld vermogen dient te worden aanbevolen om bij vervanging van de installatie het vermogen opnieuw te bepalen en de installatiegrootte hierop af te stemmen.
|
2
|
De systeeminhoud is te klein wanneer het aantal starts meer bedraagt dan vier per uur.
|
Bij een te kleine systeeminhoud dient te worden aanbevolen om een buffer op te nemen in het systeem.
|
2.12.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
2.13.1. Inspectie
Nummer
|
Inspectie
|
Klassen
|
Diploma
|
1a
|
Overweeg de haalbaarheid van alternatieve oplossingen. Wanneer er een geldig maatwerkadvies beschikbaar is, vervalt de beoordeling van de maatregelen uit hoofdstuk 4.1.
|
1
|
A
|
1b
|
Overweeg de haalbaarheid van alternatieve oplossingen. Wanneer er een geldig maatwerkadvies beschikbaar is, vervalt de beoordeling van de maatregelen uit hoofdstuk 4.1.
|
2,3
|
B
|
2.13.2. Beoordeling en advies
Nummer
|
Beoordeling
|
Advies
|
1
|
Een toelichting met betrekking tot alternatieve oplossingen en de haalbaarheid ervan is opgenomen in hoofdstuk 5. Een maatwerkadvies is geldig wanneer dit maximaal tien jaar oud is, en uitgevoerd door een bedrijf dat is gecertificeerd volgende BRL 9500, hoofdstuk 4.
|
Beveel aan de haalbare maatregelen toe te passen, eventueel bij vervanging of renovatie.
|
2.13.3. Rapportage
Rapportage zoals omschreven in hoofdstuk 5.
3. Beoordeling grootte
De beoordeling van de grootte van het koelsysteem betreft een vergelijking van het opgesteld vermogen met een indicatie van het benodigd vermogen. Deze indicatie van het benodigd vermogen kan op meerdere manieren worden verkregen.
3.1. Bepaling van de grootte op basis van ontwerpspecificaties
Wanneer de oorspronkelijke ontwerpgegevens van het pand beschikbaar zijn in de vorm van een koellastberekening, bestek of ander ontwerpdocument waarin het benodigd koelvermogen is opgenomen, geldt dit als indicatie voor het benodigd vermogen. Wanneer het opgesteld koelvermogen meer dan 20% afwijkt van dit vermogen dient een herbepaling van het benodigde vermogen en daarbij de afstemming van het opgesteld vermogen geadviseerd te worden.
3.2. Bepaling op basis van kengetallen
Voor koelinstallaties in de categorie 1 en 2, kan een indicatie worden verkregen van het benodigd vermogen op basis van kengetallen. Als eenvoudige vuistregel kan aangehouden worden dat het benodigd vermogen gelijk is aan 125 W/m2 bruto vloer oppervlak. Voor zuid-georiënteerde ruimtes met een glaspercentage van minimaal 60% met lokale koeling zijn waardes tot 140 W/m2 realistisch.
De genoemde waarden gelden voor koeling van de normale functies, inclusief de serverruimte voor normale kantoortoepassingen. Koelvermogen dat benodigd is voor de koeling van bijzondere apparatuur, zoals grote servers et cetera is hierin niet opgenomen. Het benodigd koelvermogen voor deze apparatuur dient bepaald te worden op basis van het opgestelde elektrische vermogen. Hierbij is er voor elke kW opgesteld elektrisch vermogen ook circa 1 kW koelvermogen benodigd.
Wanneer het opgesteld vermogen meer dan 10% groter is dan het benodigd vermogen op basis van kengetallen dient geadviseerd te worden om het koelvermogen nauwkeurig te bepalen en het opgesteld vermogen hierop af te stemmen.
3.3. Schatting voor categorie 3
Voor koelinstallaties van klasse 3 geldt de volgende schatting van het benodigd vermogen. Als eerste wordt een schatting gemaakt van het glaspercentage in de gevel. Hierbij is de zuidgevel leidend. Wanneer de zuidgevel niet representatief is, dient de westgevel als maatgevend te worden beschouwd.
Bepaal het glaspercentage. Dit is het aandeel glas dat aanwezig is in de buitengevel (in formulevorm: glasoppervlak/geveloppervlak x 100%).
Bepaal op basis van het glaspercentage en het feit of er wel of geen buitenzonwering is toegepast het benodigd vermogen volgens de volgende figuur.
De waarde volgens de figuur geldt voor koeling van de normale functies, inclusief de serverruimte voor normale kantoortoepassingen. Koelvermogen dat benodigd is voor de koeling van bijzondere apparatuur, zoals grote servers et cetera is hierin niet opgenomen. Het benodigd koelvermogen voor deze apparatuur dient bepaald te worden op basis van het opgestelde elektrische vermogen.
Wanneer het opgesteld vermogen meer dan 10% groter is dan het benodigd vermogen dient geadviseerd te worden om het koelvermogen nauwkeurig te bepalen en het opgesteld vermogen hierop af te stemmen.
4. Alternatieven
In dit hoofdstuk is een overzicht opgenomen van relevante alternatieven die het energiegebruik van de koelinstallatie kunnen reduceren. Per maatregel is aangegeven hoe de haalbaarheid dient te worden afgewogen en of deze geadviseerd dient te worden
4.1. Reductie koudevraag
1 Het toepassen van buitenzonwering. Deze maatregel dient afgewogen te worden bij alle bouw/verbouwplannen. Deze maatregel dient opgenomen te worden in de algemene lijst met energiebesparende maatregelen. Wanneer er specifiek klachten zijn met betrekking tot te hoge ruimtetemperaturen, dient de maatregel expliciet geadviseerd te worden.
2 Dakisolatie. Deze maatregel dient afgewogen te worden bij alle bouw/verbouwplannen. Deze maatregel is opgenomen in de algemene lijst met energiebesparende maatregelen.
3 Toepassing efficiënte apparatuur. De reductie van de interne warmtelast door aanschaf van efficiënte apparatuur is opgenomen in een algemene lijst met maatregelen.
4 Toepassing efficiënte verlichting en verlichtingsregelingen. De reductie van de interne warmtelast door de toepassing van efficiënte verlichting is opgenomen in een algemene lijst met maatregelen.
5 Centraal plaatsen van printers en copiers et cetera, en deze direct afzuigen. Deze optie is opgenomen in een algemene lijst met maatregelen.
6 Het uitvoeren van een energieprestatie advies: Deze optie is opgenomen in een algemene lijst met maatregelen.
4.2. Efficiënte opwekking
7 Verhoog voor zover mogelijk de temperatuur van het koude water. Let bij de selectie van afgifteapparatuur op installaties die geschikt zijn voor hoogtemperatuurkoeling. (aanvoertemperatuur > 10°C). Deze optie is opgenomen in een algemene lijst met maatregelen.
8 Controleer of pompen in het koudwatercircuit voorzien zijn van een automatische toerenregeling. Wanneer dit niet het geval is, dient plaatsing van een toerenregeling te worden aanbevolen.
9 Controleer of er ruimtes zijn die een (bijna) permanente koelvraag hebben. Wanneer dit het geval is, is het zinvol deze ruimtes te voorzien van vrije koeling. Is dit nog niet het geval, dan dient de toepassing van vrije koeling te worden aanbevolen.
10 Ga na of er in de zomerperiode restwarmte op een temperatuur van tenminste 70°C beschikbaar is binnen of nabij het gebouw. Restwarmte is warmte die vrijkomt, zonder dat er een nuttige toepassing voor is. Deze warmte wordt doorgaans afgegeven aan de buitenlucht. Wanneer dit het geval is, dient voor installaties van categorie 2 en 3 aanbevolen te worden de mogelijkheden voor het gebruik van absorptiekoeling te overwegen. Bij deze overweging dient expliciet gecontroleerd te worden of de toepassing van absorptiekoeling leidt tot CO2-reductie.
11 Wanneer het noodzakelijk is dat verwarming en koeling op centraal niveau tegelijk in bedrijf zijn, dient aanbevolen te worden de mogelijkheden voor het gebruik van de condensorwarmte nader te onderzoeken.
12 Ga na voor installaties van categorie 3 of het verwarmingssysteem geschikt is voor laagtemperatuurverwarming (aanvoertemperatuur < 55°C). Wanneer dit het geval is, dient te worden aanbevolen om de mogelijkheden voor warmte-koudeopslag en warmtepompen nader te onderzoeken.
13 Kies bij vervanging van het ventilatiesysteem, of de ventilatoren voor de meest efficiënte ventilatoren. Deze optie dient opgenomen te worden in een algemene lijst met maatregelen.
14 Controleer of compressoren voorzien zijn van een automatische toerenregeling. Deze optie dient opgenomen te worden in een algemene lijst met maatregelen.
15 Verhoog voor zover mogelijk de verdampertemperatuur en verlaag voor zover mogelijk de condensortemperatuur. Deze maatregel dient te worden opgenomen in een algemene lijst met maatregelen.
5. Rapportage
De rapportage dient tenminste de volgende gegevens te bevatten. Het rapportageformat is opgenomen in bijlage VI: rapportageformat.
Gegevens van de inspecteur
• Naam en adres van het uitvoerende bedrijf, alsmede de naam van de inspecteur.
• Datum van de inspectie.
• Handtekening van de inspecteur.
Gegevens van de geïnspecteerde installatie
• Adres van het pand waarin de installatie zich bevindt.
• Beschrijving van de installatie, inclusief type installatie en hoofdcomponenten.
• Overzicht van de relevante documentatie.
Resultaat van de inspectie
• Van elk aspect uit de inspectie dient te worden aangegeven of dit aspect is uitgevoerd. Indien het is uitgevoerd dient het resultaat te worden aangegeven.
• Wanneer de inspectie leidt tot een advies dient dit advies te worden opgenomen in de rapportage.
• Wanneer er metingen worden gedaan, dienen de directe meetwaarden te worden opgenomen in de rapportage.
• Wanneer er berekeningen gedaan zijn, dient zowel de gebruikte input als het resultaat van de berekeningen te worden opgenomen.
Overige informatie
• Een algemene lijst met aandachtspunten en maatregelen die van toepassing zijn bij vervanging of wijziging van de installatie.
• Algemene opmerkingen van aandachtspunten et cetera die tijdens de inspectie zijn gesignaleerd.