Financiëledienstverleners die in Nederland krediet mogen aanbieden, zijn vrijgesteld
van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, voorzover zij het woord ‘voorschotbank’ of een vertaling daarvan bezigen in hun
naam of bij de uitoefening van hun bedrijf.
Beleggingsinstellingen en icbe’s die zijn opgericht door een financiële onderneming
die in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, beleggingsinstellingen en icbe’s
die een beheerder hebben die tot dezelfde groep behoort als een zodanige financiële
onderneming en beleggingsinstellingen en icbe’s waarvan de deelnemingsrechten door
tussenkomst van een zodanige financiële onderneming aan het publiek worden aangeboden,
zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, indien:
-
a. zij een beleggingsmaatschappij of maatschappij voor collectieve belegging in effecten
zijn en de financiële onderneming, bedoeld in de aanhef, of de beheerder, bedoeld
in de aanhef, het dagelijks beleid van de beleggingsmaatschappij of maatschappij voor
collectieve belegging in effecten bepaalt;
-
b. zij een beleggingsinstelling of icbe zijn en de financiële onderneming, bedoeld in
de aanhef, of de beheerder, bedoeld in de aanhef, de beheerder van de beleggingsinstelling
of icbe is;
-
c. zij een beleggingsinstelling of icbe zijn waarvan de deelnemingsrechten door tussenkomst
van de financiële onderneming, bedoeld in de aanhef, aan het publiek worden aangeboden
en die financiële onderneming daartoe een overeenkomst heeft gesloten met de beleggingsinstelling
of icbe, of met de beheerder van die beleggingsinstelling of icbe;
-
d. zij de naam van de financiële onderneming in hun naam voeren; en
-
e. uit hun naam duidelijk blijkt dat het om een beleggingsinstelling of icbe gaat.
Dochterondernemingen van een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van
bank mag uitoefenen, zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, indien de verplichtingen van de dochterondernemingen worden gegarandeerd door die
financiële onderneming.
Personen of vennootschappen die bemiddelen of als tussenpersoon werkzaamheden verrichten
als bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, van de wet, ten behoeve van een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van bank
mag uitoefenen, zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, voorzover zij bij het bemiddelen of bij het verrichten van werkzaamheden als tussenpersoon
gebruik maken van de naam van die financiële onderneming.