Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft

Geraadpleegd op 02-10-2023.
Geldend van 12-07-2017 t/m 31-12-2017

Besluit van 12 oktober 2006, houdende regels met betrekking tot het gedragstoezicht op financiële ondernemingen (Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 12 juli 2006, nr. FM 2006-01681 M;

Gelet op richtlijn nr. 85/611/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PbEG L 375), richtlijn nr. 87/102/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (PbEG 1987 L 42), richtlijn nr. 92/49/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (PbEG L 228), richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141), richtlijn nr. 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en tot wijziging van de richtlijnen nr. 90/619/EEG, nr. 97/7/EG en nr. 98/27/EG (PbEG L 271), richtlijn nr. 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PbEG L 345) en richtlijn nr. 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (PbEG L 9) en de artikelen 4:3, vierde lid, 4:5, derde lid, 4:9, derde lid, 4:10, derde lid, 4:11, derde en vierde lid, 4:14, tweede lid, 4:15, tweede lid, aanhef en onderdeel a en onderdeel b, onder 2°, 4:16, tweede en derde lid, 4:17, derde lid, 4:20, eerste lid, tweede lid, derde lid, aanhef en onderdeel b, vierde lid, en vijfde lid, 4:22, eerste lid, 4:25, eerste lid, 4:26, derde lid, 4:27, vierde lid, 4:30a, derde lid, 4:32, tweede lid, 4:33, derde en vierde lid, 4:34, derde lid, 4:43, tweede lid, 4:48, tweede lid, 4:49, tweede lid, aanhef en onderdeel e, 4:51, vierde lid, 4:52, derde lid, 4:56, eerste lid, 4:61, 4:71, vierde lid, 4:72, derde lid, aanhef en onderdeel a, 4:73, derde lid, aanhef en onderdelen a en c, 4:74, tweede lid, 4:75, tweede lid, 4:76, tweede lid, 4:78, eerste lid, 4:85, derde lid, 4:86, 4:87, derde lid, 4:88, derde lid, en 4:89, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Raad van State gehoord (advies van 20 september 2006, nr. W06.06.0334/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 9 oktober 2006 (nr. FM 2006-02268 M);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

§ 1.1. Definities

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

afsluitprovisie:

  • 1°. beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, die een aanbieder ter gelegenheid van de totstandkoming van een overeenkomst inzake een betalingsbeschermer, een complex product, een hypothecair krediet, een hypothecair krediet gecombineerd met een beleggingsrekening, een schadeverzekering of een uitvaartverzekering, tussen hem en een consument rechtstreeks of middellijk voor het bemiddelen of adviseren inzake die overeenkomst betaalt; of

  • 2°. beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, die een aanbieder van een financieel product dat onderdeel uitmaakt van een complex product als bedoeld in onderdeel d, onder 4°, dat is samengesteld of in de markt verkrijgbaar gesteld door een bemiddelaar, ter gelegenheid van de totstandkoming van een overeenkomst tussen hem en een consument inzake dat financieel product voor het bemiddelen of adviseren inzake die overeenkomst rechtstreeks of middellijk betaalt;

bestuurder: indien het een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder betreft, een ieder die krachtens wet een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder vertegenwoordigt of het beleid van een beheerder, beleggingsmaatschappij of bewaarder bepaalt;

betalingsbeschermer: verzekering ter dekking van het risico dat de verzekeringnemer betalingsverplichtingen uit hoofde van een overeenkomst inzake krediet niet kan nakomen;

betalingstermijn: tijdvak dat ligt tussen:

  • 1°. het tijdstip waarop een aanbieder ter uitvoering van een overeenkomst inzake krediet een geldsom ter beschikking stelt, of aanvangt met het verschaffen van het genot van een roerende zaak, financieel instrument of beleggingsobject of met het verlenen van een dienst en het tijdstip waarop de consument gehouden is de eerste betaling ter zake daarvan te hebben gedaan: of

  • 2°. twee opeenvolgende tijdstippen waarop een consument gehouden is ter zake van een overeenkomst inzake krediet een betaling te hebben gedaan;

commissie: beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, voor het optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent;

complex product:

  • 1°. combinatie van twee of meer financiële producten die ten minste een financieel product omvat waarvan de waarde afhankelijk is van de ontwikkelingen op financiële markten of andere markten;

  • 2°. recht van deelneming in een beleggingsinstelling of icbe dat niet verhandelbaar is of dat op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect wordt ingekocht of terugbetaald;

  • 3°. levensverzekering, niet zijnde een natura-uitvaartverzekering of een andere verzekering die uitsluitend strekt tot het doen van geldelijke uitkeringen in verband met de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon of een verzekering waarbij de verplichting van de verzekeraar tot het doen van een uitkering of een reeks van uitkeringen alleen dan ontstaat, indien het overlijden van degene op wiens leven de verzekering betrekking heeft plaatsvindt voor de in de polis genoemde datum;

  • 4°. combinatie van een hypothecair krediet met een levensverzekering als bedoeld onder 3°, of met een spaarrekening;

  • 5°. beleggingsobject;

  • 6°. spaarrekening eigen woning als bedoeld in artikel 10bis.5, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • 7°. beleggingsrecht eigen woning als bedoeld in artikel 10bis.5, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • 8°. lijfrenterekening als bedoeld in artikel 3.126a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • 9°. lijfrentebeleggingsrecht als bedoeld in artikel 3.126a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • 10°. ander financieel product dat bij ministeriële regeling kan worden aangewezen indien dit ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de onder 2° tot en met 9° bedoelde complexe producten met dit financiële product in verband met de belangen die het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet beoogt te beschermen wenselijk is; of

  • 11°. combinatie van een of meer onder 2° tot en met 10° bedoelde complexe producten met een of meer financiële producten;

consumptief krediet: krediet, niet zijnde hypothecair krediet;

debetrentevoet: verschuldigde rente voor een krediet, uitgedrukt op jaarbasis en toegepast in een vast of variabel percentage;

dekkingspercentage: een door de aanbieder van krediet vastgesteld percentage van de waarde van de in onderpand gegeven financiële instrumenten, bedoeld in artikel 1:1 van de wet, of van de daartoe behorende afzonderlijke financiële instrumenten aan de hand waarvan de aanbieder van krediet de kredietlimiet bepaalt;

deposito: tegoed bij een bank dat onmiddellijk kan worden opgevraagd en waarvan de rentetermijn ten hoogste twaalf maanden bedraagt;

distributiekosten: kosten voor het completeren van het dossier ten behoeve van de aanvraag van de offerte, het ondersteunen van de consument of, indien het een verzekering betreft, de cliënt bij de aanvraag en bij het aangaan van een overeenkomst met betrekking tot een financieel product en de kosten voor het maken van reclame-uitingen voor de genoemde werkzaamheden en voor advies;

doorlopende provisie:

  • 1°. beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, niet zijnde afsluitprovisie, die een aanbieder van een betalingsbeschermer, een complex product, een hypothecair krediet, een hypothecair krediet gecombineerd met een beleggingsrekening, een schadeverzekering of een uitvaartverzekering, na de totstandkoming van een overeenkomst tussen hem en een consument voor het bemiddelen of adviseren inzake die overeenkomst rechtstreeks of middellijk betaalt; of

  • 2°. beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, niet zijnde afsluitprovisie, die door een aanbieder van een financieel product dat onderdeel uitmaakt van een complex product als bedoeld in onderdeel d, onder 4°, dat is samengesteld of in de markt verkrijgbaar gesteld door een bemiddelaar, na de totstandkoming van een overeenkomst inzake dat financieel product tussen hem en een consument voor het bemiddelen of adviseren inzake die overeenkomst rechtstreeks of middellijk betaalt;

doorlopend krediet: overeenkomst inzake:

  • 1°. geldkrediet waarbij de consument op verschillende tijdstippen geldsommen kan opnemen, voorzover het uitstaande saldo de kredietlimiet niet overschrijdt; of

  • 2°. goederenkrediet waarbij de aanbieder of een derde gehouden is aan een consument op verschillende tijdstippen het genot van een roerende zaak, financieel instrument of beleggingsobject te verschaffen of een dienst te verlenen, voorzover het uitstaande saldo de kredietlimiet niet overschrijdt;

effectenkrediet: het aan een consument ter beschikking stellen van een doorlopend krediet tegen onderpand van financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de wet, waarmee de consument transacties kan verrichten in financiële instrumenten en de aanbieder van krediet betrokken is bij die transacties;

eindtermen: normen met betrekking tot de vakbekwaamheid voor het verlenen van een bepaalde financiële dienst met betrekking tot een bepaald financieel product;

essentiële beleggersinformatie: een kort document waarin informatie over de in artikel 66a, eerste lid, genoemde onderwerpen is weergegeven met betrekking tot rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of icbe.

EVC-procedure: methodiek waarbij een voor deze procedure erkend exameninstituut beoordeelt of een kandidaat op grond van diens (werk)ervaring of opleidingen voldoet aan de eindtermen en toetstermen van een Wft-module op basis van een samengesteld portfolio en een individueel assessment;

financieel analist: een relevante persoon die tastbaar onderzoek op beleggingsgebied verricht;

financieel derivaat: financieel instrument als bedoeld in artikel 4:60, eerste lid, onderdeel d, e, f of g, van de wet;

financiële bijsluiter: een document waarin informatie over de in artikel 66, eerste lid, genoemde onderwerpen met betrekking tot een complex product, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of icbe, is weergegeven;

geldmarktinstrument: financieel instrument als bedoeld in onderdeel c van de definitie van financieel instrument in artikel 1:1 van de wet;

gelieerde partij:

  • 1°. persoon die met een beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten of bewaarder van een icbe of met een bestuurder van een beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten of bewaarder van een icbe in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur is verbonden;

  • 2°. persoon die direct of indirect stemrecht kan uitoefenen of anderszins bepaalde rechten kan uitoefenen waardoor invloed van betekenis kan worden uitgeoefend op het zakelijk of financieel beleid van een beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten of bewaarder van een icbe;

  • 3°. natuurlijke persoon die in een familierechtelijke betrekking staat tot een bestuurder van een beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten of bewaarder van een icbe of tot een natuurlijke persoon als bedoeld onder 1° of 2°;

  • 4°. natuurlijke persoon die een persoonlijke relatie heeft met een bestuurder van een beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten of bewaarder van een icbe of met een natuurlijke persoon als bedoeld onder 1° of 2°, in welke relatie hij het handelen van de bestuurder of de natuurlijke persoon met betrekking tot de beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten of bewaarder van een icbe kan beïnvloeden;

  • 5°. rechtspersoon waarin een bestuurder van een beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten of bewaarder van een icbe of een natuurlijke persoon als bedoeld onder 3° of 4°, direct of indirect stemrecht kan uitoefenen of anderszins bepaalde rechten kan uitoefenen waardoor sprake is van invloed van betekenis op het zakelijk of financieel beleid van die rechtspersoon; of

  • 6°. natuurlijke persoon die onderdeel is van een orgaan dat belast is met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van een beheerder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten of bewaarder van een icbe;

gelieerd financieel instrument: een financieel instrument waarvan de prijs sterk wordt beïnvloed door prijsschommelingen van een ander financieel instrument dat het onderwerp van onderzoek op beleggingsgebied is of van een van dit andere financiële instrument afgeleid financieel instrument;

geschilleninstantie: instantie tot beslechting van geschillen met betrekking tot betaaldiensten, financiële diensten of financiële producten van een financiële onderneming;

incident: gedraging of gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de integere uitoefening van het bedrijf van een financiële onderneming;

integriteitgevoelige functie:

  • 1°. leidinggevende functie direct onder de personen die het beleid van de financiële onderneming bepalen of mede bepalen; of

  • 2°. functie waaraan een bevoegdheid is verbonden die een wezenlijk risico bevat voor de integere uitoefening van het bedrijf van een financiële onderneming;

integriteitrisico: gevaar voor de aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van een financiële onderneming als gevolg van een ontoereikende naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is voorgeschreven;

internationale jaarrekeningstandaarden: internationale standaarden voor jaarrekeningen die door de Commissie van de Europese Gemeenschappen van toepassing zijn verklaard overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 (PbEG L 243);

jaarlijks kostenpercentage: totale kosten van een krediet voor de consument, bij een consumptief krediet uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het totale kredietbedrag, berekend volgens de basisvergelijking en aanvullende hypothesen, opgenomen in bijlage A, of de bij de uitvoering van een overeenkomst inzake hypothecair krediet aan de consument in rekening te brengen totale kosten van het hypothecair krediet, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis, berekend volgens de basisvergelijking en aanvullende hypothese, opgenomen in bijlage B;

kosten: bedragen die een financiële onderneming in rekening brengt of ten laste laat komen van een cliënt, consument of deelnemer;

kredietlimiet:

  • 1°. maximum bedrag van door een consument bij de aanbieder van krediet op te nemen geldsommen ter uitvoering van een overeenkomst inzake doorlopend geldkrediet; of

  • 2°. maximumwaarde van door een aanbieder van krediet aan de consument te verschaffen genot van een zaak, financieel instrument of beleggingsobject, of te verlenen dienst ter uitvoering van een overeenkomst inzake doorlopend goederenkrediet;

kredietsom:

  • 1°. geldsom die de consument in het kader van een overeenkomst inzake geldkrediet ter beschikking wordt gesteld, met dien verstande dat indien het doorlopend krediet betreft de kredietlimiet als die geldsom wordt aangemerkt; of

  • 2°. verschil tussen het totaal van de contante waarde van de roerende zaken, financiële instrumenten, beleggingsobjecten of diensten, waarvan de consument het genot wordt verschaft, onderscheidenlijk welke aan de consument worden verleend, in het kader van een overeenkomst inzake goederenkrediet, en de door deze in dat kader gedane contante betalingen, met dien verstande dat indien het doorlopend krediet betreft de kredietlimiet als dat verschil wordt aangemerkt;

kredietvergoeding: kosten ter zake van een overeenkomst inzake krediet;

maandlast: bedrag dat een consument verschuldigd is aan betalingen ter zake van krediet, berekend voor één kalendermaand, waaronder in ieder geval betalingen aan rente en aflossing in verband met het krediet;

nauwe banden: situatie waarin twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door:

  • 1°. een deelneming, dat wil zeggen het rechtstreeks of door middel van een zeggenschapsband houden van ten minste 20% van de stemrechten of het kapitaal van een rechtspersoon;

  • 2°. een zeggenschapsband, dat wil zeggen de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, in alle gevallen zoals bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de richtlijn geconsolideerde jaarrekening, of een band van dezelfde aard tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een andere rechtspersoon; een dochteronderneming van een dochteronderneming wordt ook beschouwd als een dochteronderneming van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat;

onderzoek op beleggingsgebied: onderzoek of andere voor het publiek bestemde informatie waarbij expliciet of impliciet een beleggingsstrategie wordt aanbevolen of voorgesteld ten aanzien van één of meerdere financiële instrumenten of uitgevende instellingen van financiële instrumenten, daaronder begrepen aanbevelingen betreffende de huidige of toekomstige waarde of koers van dergelijke instrumenten, welk onderzoek:

  • a. als onderzoek op beleggingsgebied wordt gepresenteerd of op enigerlei andere wijze wordt voorgesteld als een objectieve of onafhankelijke verklaring van de aangelegenheden die in de aanbeveling aan de orde komen; en

  • b. indien het tot een cliënt zou zijn gericht, geen adviseren is;

op- en afslagen: bedragen waarmee de door de deelnemers voor rechten van deelneming in een icbe betaalde of ontvangen prijs of terugbetaling worden verhoogd onderscheidenlijk verlaagd ten opzichte van de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming;

pensioenverzekering: levensverzekering die een werkgever afsluit ten behoeve van zijn werknemers, waaronder de directeur-grootaandeelhouder, bestaande uit een ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;

persoonlijke transactie: een transactie in een financieel instrument door of in naam van een relevante persoon, waarbij:

  • 1°. de betrokken relevante persoon handelt anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf;

  • 2°. de transactie wordt verricht voor rekening van de relevante persoon;

  • 3°. de transactie wordt verricht voor rekening van een persoon met wie de relevante persoon familiebanden of nauwe banden heeft; of

  • 4°. de transactie wordt verricht voor rekening van een persoon wiens relatie met de relevante persoon van dien aard is dat de relevante persoon een direct of indirect wezenlijk belang heeft bij het resultaat van de transactie afgezien van een provisie voor de uitvoering van de transactie;

prime broker: een entiteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel af, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen;

relevante persoon:

  • 1°. een persoon die het dagelijks beleid bepaalt of een verbonden agent is van een beleggingsonderneming;

  • 2°. een ieder die het dagelijks beleid bepaalt van een verbonden agent van een beleggingsonderneming;

  • 3°. een werknemer van de beleggingsonderneming of van een verbonden agent van de beleggingsonderneming of een andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking en onder zeggenschap staan van een beleggingsonderneming onderscheidenlijk de verbonden agent en die betrokken is bij het verrichten van beleggingsactiviteiten of het verlenen van beleggingsdiensten door de beleggingsonderneming; of

  • 4°. een natuurlijke persoon die uit hoofde van een overeenkomst tot uitbesteding met het oog op het verlenen of verrichten door de beleggingsonderneming van beleggingsdiensten of beleggingsactiviteiten rechtstreeks betrokken is bij het verrichten van diensten ten behoeve van de beleggingsonderneming of haar verbonden agent;

retourprovisie: gedeelte van een door of ten laste van een icbe voor een dienst van een derde te betalen of betaalde vergoeding dat direct of indirect door de ontvanger wordt terugbetaald of doorbetaald;

richtlijn consumentenkrediet: richtlijn nr. 2008/48/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PbEU L133);

richtlijn elektronisch geld: richtlijn nr. 2009/110 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (Pb EU L 267);

risico-indicator: weergave van het risiconiveau van een complex product;

serie van beleggingsobjecten: verzameling van beleggingsobjecten waarvoor hetzelfde beleggingsobjectprospectus, bedoeld in artikel 4:30a, van de wet wordt opgesteld;

termijnbedrag: bedrag van de betaling die een consument aan het einde van een betalingstermijn moet hebben gedaan;

toetstermen: criteria waaraan de vakbekwaamheid van een persoon wordt getoetst om te kunnen vaststellen of deze voldoet aan de eindtermen;

totale door de consument te betalen bedrag: som van het totale kredietbedrag en de totale kosten van het krediet voor de consument;

totale kosten van het krediet voor de consument: alle kosten inzake een krediet, met uitzondering van notariskosten, die de consument in verband met een krediet moet betalen en die de aanbieder bekend zijn, vergoedingen van welke aard ook en kosten in verband met nevendiensten met betrekking tot het krediet, indien het sluiten van een overeenkomst met betrekking tot die diensten verplicht is om het krediet op de geadverteerde voorwaarden te verkrijgen, en indien het hypothecair krediet betreft met inbegrip van de kosten voor de waardebepaling van het onroerend goed, indien die waardebepaling verplicht is om het krediet te verkrijgen en met uitzondering van de kosten voor de registratie van de eigendomsoverdracht van het onroerend goed;

totale kredietbedrag: de kredietlimiet of de kredietsom;

uitstaand saldo:

  • 1°. indien het geldkrediet betreft: op enig tijdstip bestaand totaal van de tot en met dat tijdstip door de consument opgenomen geldsommen, vermeerderd met de tot en met dat tijdstip aan de consument in rekening gebrachte kredietvergoeding en verminderd met de tot en met dat tijdstip door de consument gedane betalingen;

  • 2°. indien het goederenkrediet betreft: op enig tijdstip bestaand totaal van de contante waarde van de roerende zaken, financiële instrumenten, beleggingsobjecten of diensten waarvan tot en met dat tijdstip aan de consument het genot is verschaft, of welke tot en met dat tijdstip aan de consument zijn verleend, vermeerderd met het totaalbedrag van de tot en met dat tijdstip aan de consument in rekening gebrachte kredietvergoeding en verminderd met de tot en met dat tijdstip door de consument gedane betalingen;

uitvaartverzekering: levensverzekering die uitsluitend strekt tot het doen van geldelijke uitkeringen in verband met de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon of een natura-uitvaartverzekering;

verordening beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen: verordening van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht (PbEU 2013, L 83);

wet: Wet op het financieel toezicht;

woning: een gebouw of een afzonderlijk gedeelte daarvan en de bij dat gebouw behorende grond, een duurzaam aan een plaats gebonden woonschip of een woonwagen als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet op de huurtoeslag en de daarbij behorende standplaats als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet op de huurtoeslag.

§ 1.2. Bijzondere bepalingen

Artikel 1a

Artikel 1:20, eerste lid, onderdeel f, van de wet is van toepassing indien:

  • a. een financiëledienstverlener die adviseert een krediet verleent voor de betaling van de advieskosten en distributiekosten gericht op het tot stand brengen van een overeenkomst inzake een financieel product als bedoeld in artikel 86c waarbij de consument of, indien het een verzekering betreft, de cliënt is gehouden binnen twee jaar af te lossen;

  • b. een financiëledienstverlener, voor zover hij niet adviseert, een krediet verleent aan een consument of, indien het een verzekering betreft, de cliënt ten behoeve van de betaling van de distributiekosten gericht op het tot stand brengen van een overeenkomst inzake een financieel product als bedoeld in artikel 86c.

Artikel 2

  • 1 Het beleid van een houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, van de wet wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Indien binnen de houder van een ontheffing een orgaan is belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de houder van een ontheffing wordt dit toezicht gehouden door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat.

  • 2 De aanvrager van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, van de wet toont aan dat zal worden voldaan aan het eerste lid en legt ten aanzien van de betrokken personen de volgende gegevens over:

    • a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer en de functie;

    • b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    • c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in artikel 13; en

    • d. een opgave van referenten.

  • 3 De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van de wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.

  • 4 Op de vaststelling van de betrouwbaarheid van de personen, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 12 tot en met 16 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2a

  • 1 Het dagelijks beleid van de houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, van de wet voor het als tussenpersoon verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een publiekslening, wordt bepaald door personen die geschikt zijn in verband met de uitoefening van het bedrijf van de houder. Indien binnen de houder van de ontheffing een orgaan is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming, wordt dit toezicht gehouden door personen die geschikt zijn voor de uitoefening van dit toezicht.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder publiekslening verstaan: het anders dan in de uitoefening van het bedrijf van bank en anders dan door het aanbieden van effecten aantrekken of ter beschikking krijgen van opvorderbare gelden van het publiek voor een specifiek bestedingsdoel dat voorafgaand aan het publiek is medegedeeld.

Artikel 2b

  • 1 De houder van een ontheffing, bedoeld in artikel 2a:

    • a. voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt;

    • b. is niet met personen verbonden in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur die in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de houder;

    • c. richt de bedrijfsvoering zodanig in dat deze een beheerste en integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt; en

    • d. draagt zorg voor een adequate behandeling van klachten van personen, waarvoor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, van de wet worden verricht.

  • 2 Het beleid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a:

    • a. is erop gericht dat wordt tegengegaan dat de houder of zijn werknemers strafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de houder of in de financiële markten kunnen schaden; en

    • b. waarborgt dat de betrouwbaarheid van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de houder rechtstreeks bezighouden met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2a, eerste lid buiten twijfel staat, waarbij een persoon als betrouwbaar wordt gezien indien die persoon een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens kan overleggen, en hij niet failliet is verklaard, tenzij rehabilitatie als bedoeld in artikel 212 van de Faillissementswet heeft plaatsgevonden.

  • 3 Als onderdeel van de beheerste en integere uitoefening van zijn bedrijf, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, stelt de houder:

    • a. de Autoriteit Financiële Markten onverwijld in kennis omtrent incidenten; en

    • b. procedures en maatregelen vast met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten die in ieder geval waarborgen dat naar aanleiding van een incident passende maatregelen worden genomen die zijn gericht op het beheersen van de opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling.

  • 4 Als onderdeel van de adequate behandeling van klachten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, beschikt de houder over een interne klachtenprocedure, gericht op een spoedige en zorgvuldige behandeling van klachten.

Artikel 2c

De aanvrager van een ontheffing als bedoeld in artikel 2a toont aan dat zal worden voldaan aan de artikelen 2a en 2b. Artikel 38 van het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft is van overeenkomstige toepassing met uitzondering van het eerste lid, onderdelen e, h, voor zover betrekking hebbend op de vakbekwaamheid van de werknemers, i en m, het tweede lid, onderdeel b, het derde lid, vierde en zesde lid van dat artikel.

Artikel 3

  • 1 De houder van een ontheffing als bedoeld in artikel 4:3, vierde lid, van de wet:

    • a. informeert, alvorens een overeenkomst aan te gaan terzake van het als tussenpersoon verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden zijn wederpartij duidelijk en volledig over diens rechten en plichten met betrekking tot de overeenkomst;

    • b. meldt aan de Autoriteit Financiële Markten iedere wijzing in de gegevens die eerder door hemzelf of door een financiële onderneming aan een toezichthouder zijn verstrekt ten behoeve van de beoordeling van de ingevolge artikel 2 gestelde eisen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de personen, bedoeld in artikel 2, eerste lid. De houder meldt de wijziging schriftelijk en onverwijld nadat hij daarvan in het kader van de normale bedrijfsvoering kennis heeft genomen;

    • c. meldt aan de Autoriteit Financiële Markten schriftelijk het voornemen tot wijziging van de personen, bedoeld in artikel 2, eerste lid; en

    • d. meldt, indien artikel 2a op de houder van toepassing is, aan de Autoriteit Financiële Markten binnen twee weken schriftelijk een wijziging in:

      • 1°. zijn naam en adres;

      • 2°. zijn rechtsvorm;

      • 3°. indien hij een rechtspersoon is: zijn statutaire zetel, statutaire naam en handelsnaam of handelsnamen;

      • 4°. indien hij is ingeschreven in het handelsregister: het nummer van de inschrijving.

  • 2 De houder van een ontheffing geeft geen uitvoering aan het voornemen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, voordat de Autoriteit Financiële Markten heeft vastgesteld dat de betrouwbaarheid van de betrokken persoon buiten twijfel staat en indien artikel 2a op de houder van toepassing is, deze persoon geschikt is. De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit omtrent de betrouwbaarheid en geschiktheid:

    • a. binnen zes weken na ontvangst van de melding; of

    • b. indien de Autoriteit Financiële Markten binnen twee weken na ontvangst van de melding om nadere gegevens heeft verzocht, binnen vier weken na ontvangst van die gegevens, doch uiterlijk binnen dertien weken na ontvangst van de melding.

  • 3 Indien de Autoriteit Financiële Markten een derde verzoekt om nadere gegevens als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, doet zij daarvan mededeling aan de houder.

  • 4 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, legt de houder ten aanzien van de betrokken persoon de volgende gegevens over:

    • a. een opgave van de naam, de geboortedatum, de geboorteplaats, nationaliteit, het privé-adres, het telefoon- en faxnummer, curriculum vitae, een opgave van de relevante geldige diploma's en de functie;

    • b. een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    • c. gegevens met betrekking tot de antecedenten, bedoeld in artikel 13; en

    • d. een opgave van referenten.

  • 5 Het vierde lid, onderdelen b, c en d, is niet van toepassing indien de wijziging een persoon betreft wiens betrouwbaarheid voor de toepassing van artikel 2 door een toezichthouder reeds is vastgesteld.

Artikel 4

De rechtspersoon, bedoeld in artikel 4:5, tweede lid, van de wet verstrekt bij de in dat lid bedoelde melding aan de Autoriteit Financiële Markten de volgende gegevens over de betrokken onderneming:

  • a. een opgave van de naam en het adres;

  • b. een opgave van de rechtsvorm;

  • c. indien de onderneming een rechtspersoon is: een opgave van de statutaire zetel, de statutaire naam en de handelsnaam of handelsnamen; en

  • d. indien de onderneming is ingeschreven in het handelsregister: een opgave van het nummer van inschrijving.

Hoofdstuk 2. Vakbekwaamheid van medewerkers

§ 2.1. Bewijzen van vakbekwaamheid

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:9, derde lid, van de wet

Artikel 5

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • inkomensverzekering: schadeverzekering ter dekking van het risico van financiële schade ten gevolge van arbeidsongeschiktheid of werkloosheid;

  • pensioen: een pensioenverzekering of premiepensioenvordering of een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet tussen een werkgever en een uitvoerder van een algemeen pensioenfonds of een vrijwillige aansluiting bij bedrijfstakpensioenfonds;

  • schadeverzekering particulier: schadeverzekering, niet zijnde een inkomensverzekering of een schadeverzekering zakelijk;

  • schadeverzekering zakelijk: schadeverzekering ten behoeve van een cliënt handelend in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, met uitzondering van een inkomensverzekering;

  • vermogen: levensverzekeringen, niet zijnde pensioenverzekeringen, en lijfrenterekeningen als bedoeld in artikel 3.126a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, spaarrekeningen eigen woning als bedoeld in artikel 10bis.5, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, rechten van deelneming in beleggingsinstellingen voor zover vrijgesteld op grond van artikel 2:104, eerste lid, van de wet en beleggingsobjecten;

  • zorgverzekering: een schadeverzekering ten behoeve van een verzekeringsplichtige als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet en een aanvullende ziektekostenverzekering.

Artikel 6

Een financiëledienstverlener voldoet aan artikel 4:9, tweede lid, van de wet, indien:

  • a. hij zijn bedrijfsvoering zodanig heeft ingericht dat een vakbekwame financiële dienstverlening aan consumenten of, indien het verzekeringen betreft, cliënten voldoende is gewaarborgd;

  • b. de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met werkzaamheden als bedoeld in artikel 7, daartoe beschikken over:

  • c. de personen, bedoeld in onderdeel b, voldoen aan de in artikel 11 gestelde eisen;

  • d. bij financiële dienstverlening met betrekking tot hypothecair krediet, de feitelijk leidinggevenden van de personen, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, voldoen aan de in bijlage III van de richtlijn hypothecair krediet opgenomen eisen; en

  • e. bij het aanbieden van of bemiddelen in hypothecair krediet door financiële dienstverleners met zetel in een andere lidstaat die door middel van het verrichten van diensten in Nederland hun bedrijf aanbieden, de personen, bedoeld in artikel 4:9, tweede lid, van de wet, en hun feitelijk leidinggevenden, voldoen aan de in onderdeel I, subonderdeel b), c), e) en f) van bijlage III van de richtlijn hypothecair krediet opgenomen eisen.

Artikel 7

Werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder verantwoordelijkheid van een financiëledienstverlener bezighouden met advisering met betrekking tot een in tabel 1 genoemde onderwerp, beschikken daartoe over het ingevolge die tabel vereiste diploma.

Tabel 1. Vereiste diploma's bij advisering

Onderwerp:

Vereist diploma:

Modules:

Basis

Adviseur basis

– Basis

Consumptief krediet

Adviseur consumptief krediet

– Basis

– Consumptief krediet

Schadeverzekering particulier

Adviseur schadeverzekering particulier

– Basis

– Schadeverzekeringen particulier

Schadeverzekering zakelijk

Adviseur schadeverzekering zakelijk

– Basis

– Schadeverzekeringen particulier

– Schadeverzekeringen zakelijk

Zorgverzekering

Adviseur zorgverzekering

– Zorgverzekeringen

Vermogen

Adviseur vermogen

– Basis

– Vermogen

Inkomensverzekering

Adviseur inkomen

– Basis

– Inkomen

Hypothecair krediet

Adviseur hypothecair krediet

– Basis

– Vermogen

– Hypothecair krediet

Pensioen

Adviseur pensioen

– Basis

– Vermogen

– Pensioenverzekeringen

Artikel 9

  • 1 Een diploma als bedoeld in artikel 7 wordt afgegeven, indien de ingevolge tabel 1 aan dat diploma ten grondslag liggende modules alle met goed gevolg zijn afgerond.

  • 2 De examens van de modules, bedoeld in het eerste lid, worden afgelegd bij een op grond van artikel 11a erkend exameninstituut.

  • 3 De examens van de modules, bedoeld in het eerste lid, kunnen, indien Onze Minister daar gelegenheid toe biedt, tevens bij Onze Minister worden afgelegd.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden de eindtermen en toetstermen vastgesteld voor de in het eerste lid bedoelde modules.

Artikel 10

Personen die over een in tabel 2 genoemd diploma beschikken, zijn tevens vakbekwaam te adviseren over het daarbij in de tabel vermelde onderwerp, indien de advisering over dat onderwerp gecombineerd wordt met advisering over het onderwerp waarop het diploma betrekking heeft.

Tabel 2. Toegestane bijkomende onderwerpen

Diploma:

Onderwerp:

Adviseur consumptief krediet

Betalingsbeschermers indien gecombineerd met consumptief krediet

Adviseur vermogen

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen of werkloosheidsverzekeringen indien gecombineerd met vermogen

Adviseur hypothecair krediet

Betalingsbeschermers, opstal- of inboedel- verzekeringen indien gecombineerd met hypothecair krediet

Adviseur inkomen

Ongevallenverzekeringen indien gecombineerd met een inkomensverzekering

Adviseur pensioen

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, werkloosheidsverzekeringen of overlijdensrisicoverzekeringen indien gecombineerd met pensioen

Artikel 11

  • 1 De houder van een diploma of erkenning als bedoeld in artikel 6, onderdeel b, is uitsluitend bevoegd werkzaamheden als bedoeld in artikel 7 te verrichten, indien hij in elke PE-periode, niet zijnde de PE-periode waarin het diploma of de erkenning is behaald, met goed gevolg een examen aflegt in het kader van permanente educatie. De eerste PE-periode loopt van 1 april 2017 tot en met 31 maart 2019. De daaropvolgende PE-perioden bedragen telkens drie jaar, waarvan de eerstvolgende PE-periode aanvangt op 1 april 2019.

  • 2 In afwijking van het eerste lid behoeft de houder van een diploma of erkenning die beschikt over een door Onze Minister afgegeven certificaat waaruit blijkt dat hij gedurende een bepaalde PE-periode vakinhoudelijk betrokken is geweest bij de ontwikkeling van examenvragen met betrekking tot de voor zijn beroepskwalificatie relevante eindtermen en toetstermen ten behoeve van permanente educatie, in die PE-periode geen examen in het kader van permanente educatie af te leggen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tweede lid.

  • 4 Indien de houder van een diploma of erkenning op grond van het eerste lid niet langer bevoegd is de in artikel 7 bedoelde werkzaamheden te verrichten, kan hij een bijzonder examen afleggen. Indien dit examen met goed gevolg wordt afgelegd, herleeft de bevoegdheid om de in artikel 7 bedoelde werkzaamheden te verrichten. Vervolgens dient het eerstvolgende periodieke examen uiterlijk 36 maanden na het behalen van het bijzondere examen te worden afgelegd.

  • 5 De examens, bedoeld in het eerste en vierde lid, voldoen aan bij ministeriële regeling vast te stellen eindtermen en toetstermen en worden afgelegd bij een op grond van artikel 11a erkend exameninstituut. Indien Onze Minister daar gelegenheid toe biedt, kunnen deze examens tevens bij Onze Minister worden afgelegd.

§ 2.2. Exameninstituten

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:9, derde lid, van de wet

Artikel 11a

  • 1 Onze Minister erkent een exameninstituut op aanvraag, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan artikel 11b.

  • 2 Onze Minister beslist op een aanvraag om erkenning binnen vier maanden nadat de aanvraag is ingediend. De beslissingstermijn kan ten hoogste tweemaal met twee maanden worden verlengd.

  • 3 Onze Minister kan aan een erkenning voorschriften of een bepaalde termijn verbinden.

  • 4 Onze Minister kan een erkenning intrekken:

    • a. op verzoek van het erkende exameninstituut;

    • b. indien de gegevens en bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de erkenning, na de erkenning zodanig onjuist of onvolledig blijken dat de erkenning zou zijn geweigerd, dan wel niet zonder daaraan voorschriften te verbinden zou zijn verleend, indien bij de behandeling van de aanvraag de juiste gegevens volledig bekend waren geweest;

    • c. indien het exameninstituut niet langer voldoet aan artikel 11b;

    • d. indien het exameninstituut artikel 11d of de aan de erkenning verbonden voorschriften niet naleeft.

  • 5 Na intrekking van een erkenning draagt het exameninstituut de administratie inzake certificaten en diploma’s over aan Onze Minister. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing, indien de aan de erkenning verbonden termijn eindigt.

Artikel 11b

  • 1 Een erkend exameninstituut neemt ten aanzien van de wijze van examinering de maatregelen die redelijkerwijs nodig zijn om te bevorderen dat examens op een correcte en eerlijke wijze worden afgelegd.

  • 2 Een erkend exameninstituut beschikt over en handelt in overeenstemming met een examenreglement waarin ten minste de volgende onderwerpen adequaat zijn geregeld:

    • a. de wijze van aanmelding van kandidaten;

    • b. het aantal malen per jaar dat gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van de afzonderlijke examens;

    • c. de wijze van kennisgeving van plaats, datum en tijdstip van aanvang der examens;

    • d. de vaststelling van de identiteit van de kandidaten;

    • e. de duur en wijze van examineren;

    • f. de maatregelen indien onregelmatigheden worden geconstateerd;

    • g. de termijn waarbinnen de examenuitslagen worden bekendgemaakt, alsmede de termijn waarbinnen de certificaten en diploma’s worden uitgereikt;

    • h. de interne klachtenprocedure.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot examenreglementen als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11c

  • 1 Een kandidaat die met goed gevolg het examen voor een module als bedoeld in artikel 9, eerste lid, heeft afgelegd, ontvangt ten bewijze daarvan een certificaat.

  • 2 Een kandidaat die alle voor een diploma benodigde certificaten heeft behaald, ontvangt ten bewijze daarvan een diploma.

Artikel 11ca

  • 1 Het certificaat wordt afgegeven vanwege Onze Minister en uitgereikt of toegezonden door het exameninstituut dat het examen, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, heeft afgenomen.

  • 2 Het diploma wordt afgegeven vanwege Onze Minister en uitgereikt of toegezonden door het exameninstituut dat het laatste examen heeft afgenomen dat benodigd is voor het behalen van het diploma.

  • 3 Duplicaten van certificaten en diploma’s worden uitsluitend door Onze Minister verstrekt. Verstrekking geschiedt tegen betaling van de kostprijs.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de afgifte van certificaten en diploma’s of de verstrekking van duplicaten daarvan.

Artikel 11d

  • 1 Een erkend exameninstituut verstrekt desgevraagd aan Onze Minister alle voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van alle zakelijke gegevens en bescheiden, indien dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2 Een erkend exameninstituut stemt in met een door Onze Minister aangewezen controle.

§ 2.3. Centrale examenbank

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:9, derde lid, van de wet

Artikel 11e

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing indien de examinering van de examens van de modules plaatsvindt door middel van een EVC-procedure.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting en beheer van de centrale examenbank.

§ 2.4. Informatiesysteem inzake beroepskwalificaties

Bepalingen ter uitvoering van het artikel 4:9a, vijfde lid, van de wet

Artikel 11f

  • 2 Ten aanzien van de in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde personen worden, naast het in artikel 4:9a, derde lid, van de wet, genoemde burgerservicenummer, of bij het ontbreken daarvan aan de kandidaat toegekend nummer, de volgende gegevens opgenomen:

Artikel 11g

  • 1 Een erkend exameninstituut verstrekt aan de beheerder van het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties uit eigen beweging of op verzoek alle gegevens als bedoeld in artikel 11f, tweede lid, die noodzakelijk zijn voor het bijhouden dan wel schonen van de gegevens in het informatiesysteem.

  • 2 Persoonsgegevens die zijn opgenomen in het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties worden slechts ter beschikking gesteld aan erkende exameninstituten en aan Onze Minister. De gegevens worden niet gebruikt voor een ander doel dan de uitvoering van de krachtens artikel 4:9, derde en vierde lid, gestelde regels.

Artikel 11h

  • 1 De in het informatiesysteem opgenomen gegevens, bedoeld in artikel 11f, worden verwijderd:

    • a. na verloop van tien jaren, of

    • b. indien de betrokken persoon is overleden.

  • 2 De termijn, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, vangt aan op de dag waarop de laatste mutatie van de in artikel 11f, tweede lid, genoemde gegevens in het informatiesysteem heeft plaatsgevonden.

Artikel 11i

  • 1 Met betrekking tot het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties is Onze Minister de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke gegevensverwerking in de centrale examenbank ten behoeve van het afnemen van examens.

Artikel 11j

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting en beheer van het informatiesysteem inzake beroepskwalificaties.

§ 2.5. Doorberekening kosten

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:9, vierde lid, van de wet

Artikel 11k

  • 1 Onze Minister brengt de kosten die verband houden met de uitvoering van de krachtens artikel 4:9, derde lid, van de wet, gestelde regels in rekening bij exameninstituten als bedoeld in artikel 4:9, derde lid, van de wet.

  • 2 De kosten, bedoeld in het eerste lid, zijn:

    • a. kosten die verband houden met de ontwikkeling en het beheer van de centrale examenbank;

    • b. kosten die verband houden met de ontwikkeling en het beheer van de examenvragen;

    • c. kosten die verband houden met de ontwikkeling en het beheer van het informatiesysteem, bedoeld in artikel 4:9a, eerste lid, van de wet;

    • d. kosten die verband houden met de ontwikkeling en het beheer van de eindtermen en toetstermen, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, en artikel 11, vijfde en zesde lid;

    • e. kosten die verband houden met de controle op een ordelijk verloop van de afname van examens;

    • f. kosten die verband houden met het faciliteren van inzage in gemaakte examens;

    • g. kosten die verband houden met de behandeling van klachten die betrekking hebben op de inhoud van de examens.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt het tarief vastgesteld dat per examen in rekening wordt gebracht in verband met de in het eerste lid bedoelde kosten. Voorts kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop de in het eerste lid genoemde kosten in rekening worden gebracht of worden verrekend.

  • 4 De aanvrager van een erkenning als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, is voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de erkenning van het exameninstituut of voor de aanmelding van een additionele examenlocatie een bij ministeriële regeling vastgesteld tarief verschuldigd.

  • 5 Bij ministeriële regeling kan een tarief worden gesteld voor de controle van een exameninstituut dat erkend is voor het uitvoeren van een EVC-procedure.

Hoofdstuk 3. Betrouwbaarheid

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:10, derde lid, van de wet

Artikel 12

De Autoriteit Financiële Markten stelt vast of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 4:10, eerste lid, van de wet buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten.

Artikel 13

De Autoriteit Financiële Markten neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 12, in ieder geval de volgende antecedenten in aanmerking:

Artikel 14

  • 1 De Autoriteit Financiële Markten verkrijgt inzicht in de in artikel 12 bedoelde voornemens, handelingen en antecedenten op grond van:

    • a. door betrokkene verstrekte gegevens en inlichtingen;

    • b. door de Landelijke Officier van Justitie verstrekte politiegegevens;

    • c. gegevens uit de registratie, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet controle op rechtspersonen;

    • d. gegevens en inlichtingen, verkregen van de Belastingdienst;

    • e. gegevens en inlichtingen, verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op personen die op die markten werkzaam zijn;

    • f. ambtsberichten van het Openbaar Ministerie;

    • g. inlichtingen, verkregen van door betrokkenen opgegeven referenties;

    • h. gegevens uit openbare bronnen;

    • i. inlichtingen, verkregen van curatoren of bewindvoerders met betrekking tot faillissementen, surseances, schuldsaneringen, bewindvoeringen of noodregelingen waarbij de in artikel 12 bedoelde persoon betrokken is geweest;

    • j. inlichtingen, verkregen van organisaties van huidige of voormalige beroepsgenoten van betrokkene; of

    • k. gegevens en inlichtingen, verkregen uit andere bij ministeriële regeling aan te wijzen bronnen.

  • 2 Indien de gegevens en inlichtingen, verkregen overeenkomstig het eerste lid, de Autoriteit Financiële Markten aanleiding geven tot nader onderzoek, kan de Autoriteit Financiële Markten ook inlichtingen inwinnen en gegevens opvragen bij andere personen of instanties dan genoemd in dat lid. De Autoriteit Financiële Markten stelt de betrokkene in dat geval schriftelijk vooraf in kennis van:

    • a. de reden van het nadere onderzoek;

    • b. de personen of instanties bij wie nadere gegevens of inlichtingen zullen worden ingewonnen; en

    • c. de aard van de nadere gegevens of inlichtingen.

Artikel 15

  • 1 De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 12 staat niet buiten twijfel indien:

    • a. deze onherroepelijk veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage C, waarbij sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak minder dan acht jaren zijn verstreken;

    • b. deze veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage C, waarbij de uitspraak nog niet onherroepelijk is of waarbij sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak acht of meer jaren zijn verstreken;

    • c. deze veroordeeld is terzake van een overtreding van artikel 69 van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen of artikel 65 van de Invorderingswet 1990, waarbij betrokkene veroordeeld is tot een gevangenisstraf of boete; of

    • d. deze een vergrijpboete van meer dan € 62.500 opgelegd heeft gekregen terzake van een feit, genoemd in onderdeel 5 van bijlage C, en het besluit waarbij de vergrijpboete is opgelegd onherroepelijk is geworden of waarbij ten minste de rechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan.

  • 2 De Autoriteit Financiële Markten kan op grond van de omstandigheden of belangen, genoemd in artikel 16, afwijken van het eerste lid, ten aanzien van de onderdelen b, c en d.

Artikel 16

De Autoriteit Financiële Markten neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 12, in aanmerking:

  • a. het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;

  • b. de belangen die de wet beoogt te beschermen; en

  • c. de overige belangen van de beheerder, beleggingsmaatschappij, beleggingsonderneming, bewaarder of financiëledienstverlener en de betrokkene.

Hoofdstuk 4. Integere uitoefening van het bedrijf

§ 4.1. Beleggingsinstellingen, icbe’s, hun beheerders, hun bewaarders, en pensioenbewaarders

Artikel 17

  • 1 Een beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, icbe of pensioenbewaarder als bedoeld in artikel 4:11, eerste lid, van de wet draagt zorg voor een systematische analyse van integriteitrisico´s.

  • 2 De beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, icbe of pensioenbewaarder draagt er zorg voor dat het beleid, bedoeld in artikel 4:11, eerste lid, van de wet, zijn neerslag vindt in procedures en maatregelen.

  • 3 De beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, icbe of pensioenbewaarder stelt alle relevante bedrijfsonderdelen in kennis van het beleid en de procedures en maatregelen.

  • 4 De beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, icbe of pensioenbewaarder draagt zorg voor de uitvoering en de systematische toetsing van het beleid en de procedures en maatregelen.

  • 5 De beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, icbe of pensioenbewaarder draagt zorg voor onafhankelijk toezicht op de uitvoering van het beleid en de procedures en maatregelen.

  • 6 De beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, icbe of pensioenbewaarder beschikt over procedures die erin voorzien dat gesignaleerde tekortkomingen of gebreken met betrekking tot de integere uitoefening van het bedrijf tot een gepaste bijstelling leiden.

Artikel 18

Een beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, icbe of pensioenbewaarder als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot het tegengaan van verstrengeling van de privé-belangen van personen die het beleid van de financiële onderneming bepalen, personen die onderdeel zijn van een orgaan dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming, andere werknemers, of andere personen die in opdracht van de betrokken onderneming op structurele basis werkzaamheden voor haar verrichten met haar belangen of die van haar deelnemers.

Artikel 19

  • 1 Een beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, icbe of pensioenbewaarder als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten.

  • 2 De beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, icbe of pensioenbewaarder neemt naar aanleiding van een incident maatregelen die zijn gericht op het beheersen van de opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling.

  • 3 De beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, icbe of pensioenbewaarder informeert de Autoriteit Financiële Markten onverwijld omtrent incidenten.

Artikel 20

  • 1 Een beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten of pensioenbewaarder als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet maakt een onderbouwde beoordeling van de betrouwbaarheid van personen die hij onderscheidenlijk zij wil benoemen in een integriteitgevoelige functie.

  • 2 De beheerder van een icbe, bewaarder van een icbe, maatschappij voor collectieve belegging in effecten of pensioenbewaarder draagt zorg voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van degenen die, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, werkzaamheden in een integriteitgevoelige functie verrichten.

Artikel 21

  • 1 Een beleggingsinstelling of icbe als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt ter bescherming van de integriteit van het bedrijf over procedures en maatregelen met betrekking tot de acceptatie van deelnemers.

  • 2 Onverminderd het bepaalde ingevolge de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme beschikt de beleggingsinstelling of icbe over procedures en maatregelen met betrekking tot de identificatie van deelnemers en de verificatie daarvan. De beleggingsinstelling of icbe accepteert een deelnemer niet indien zij de identiteit niet heeft vastgesteld overeenkomstig het daarvoor opgestelde beleid.

  • 3 De beleggingsinstelling of icbe beschikt ter bescherming van de integriteit van het bedrijf over organisatorische en administratieve procedures en maatregelen die betrekking hebben op risicoclassificaties ten aanzien van cliënten, producten of diensten.

  • 4 De beleggingsinstelling of icbe beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de analyse van gegevens van deelnemers, mede in relatie tot de door de deelnemer afgenomen producten, en de detectie van afwijkende transactiepatronen. Aan de hand van deze procedures en maatregelen bepaalt de beleggingsinstelling of icbe tevens de risico’s van bepaalde cliënten, producten of diensten voor de integere uitoefening van haar bedrijf.

  • 5 De beleggingsinstelling of icbe draagt zorg voor de documentatie en vastlegging met betrekking tot de acceptatie en indeling naar risico van cliënten, de identificatie en verificatie van de gegevens van cliënten en de bewaking van transacties van cliënten. Dergelijke gegevens worden tot vijf jaar na de dienstverlening of het beëindigen van de relatie bewaard.

  • 6 Het eerste tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing voorzover de beleggingsinstelling of icbe niet voorafgaand aan het intreden of uittreden van deelnemers in de beleggingsinstelling of icbe beslist omtrent acceptatie van deelnemers.

Artikel 22

  • 1 Een beleggingsinstelling of icbe als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet onderzoekt, op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten, of in haar administratie bepaalde personen of instellingen voorkomen die naar het oordeel van Onze Minister, in verband met vermoede terroristische activiteiten of daarmee verband houdende activiteiten, de integriteit van de financiële sector kunnen schaden.

  • 2 De beleggingsinstelling of icbe verstrekt de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, binnen een door de Autoriteit Financiële Markten vast te stellen termijn, aan de Autoriteit Financiële Markten.

§ 4.2. Beleggingsondernemingen

Artikel 23

  • 1 Een beleggingsonderneming draagt er, met het oog op de integere uitoefening van haar bedrijf, zorg voor dat het beleid, bedoeld in artikel 4:11, eerste lid, van de wet, zijn neerslag vindt in procedures en maatregelen.

  • 2 De beleggingsonderneming draagt zorg voor onafhankelijk toezicht op de uitvoering van het beleid en de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, en beschikt over procedures die erin voorzien dat gesignaleerde tekortkomingen of gebreken worden gerapporteerd aan de personen die belast zijn met de taak, bedoeld in artikel 31c.

  • 3 De beleggingsonderneming beschikt over procedures die erin voorzien dat gesignaleerde tekortkomingen of gebreken met betrekking tot de integere uitoefening van het bedrijf onder toezicht van de personen die zijn belast met de taak, bedoeld in artikel 31c, tot een gepaste bijstelling leiden.

Artikel 24

  • 1 Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de behandeling en administratieve vastlegging van incidenten.

  • 2 De beleggingsonderneming neemt naar aanleiding van een incident maatregelen die zijn gericht op het beheersen van de opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling.

  • 3 De beleggingsonderneming informeert de Autoriteit Financiële Markten onverwijld omtrent incidenten.

Artikel 25

  • 1 Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet maakt een onderbouwde beoordeling van de betrouwbaarheid van een personeelslid dat zij wil benoemen in een integriteitgevoelige functie.

  • 2 De beleggingsonderneming draagt zorg voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van degenen die, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, werkzaamheden in een integriteitgevoelige functie verrichten

Artikel 26

  • 1 Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de acceptatie van cliënten. Deze procedures en maatregelen hebben betrekking op risicoclassificaties ten aanzien van cliënten, producten of diensten.

  • 2 Onverminderd het bepaalde ingevolge de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme beschikt de beleggingsonderneming over procedures en maatregelen met betrekking tot de identificatie van cliënten en de verificatie daarvan. De beleggingsonderneming accepteert een cliënt niet indien zij de identiteit niet heeft vastgesteld overeenkomstig het daarvoor opgestelde beleid.

  • 3 De beleggingsonderneming beschikt over procedures met betrekking tot de analyse van gegevens van cliënten, mede in relatie tot de door de cliënt afgenomen producten en diensten, en de detectie van afwijkende transactiepatronen. Aan de hand van deze procedures en maatregelen worden tevens de risico’s ten aanzien van bepaalde cliënten of producten bepaald.

  • 4 De beleggingsonderneming draagt zorg voor de documentatie en vastlegging met betrekking tot de acceptatie en indeling van cliënten naar risico en de bewaking van het handelen van cliënten. Dergelijke gegevens worden tot vijf jaar na de dienstverlening of het beëindigen van de relatie bewaard.

Artikel 27

  • 1 Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet onderzoekt, op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten, of in haar administratie bepaalde personen of instellingen voorkomen die naar het oordeel van Onze Minister, in verband met vermoede terroristische activiteiten of daarmee verband houdende activiteiten, de integriteit van de financiële sector kunnen schaden.

  • 2 De beleggingsonderneming verstrekt de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde onderzoek aan de Autoriteit Financiële Markten, binnen een door deze vast te stellen termijn.

§ 4.3. Financiëledienstverleners

Artikel 28

  • 1 Een financiëledienstverlener als bedoeld in artikel 4:11, tweede lid, van de wet draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten, buiten twijfel staat.

Artikel 29

  • 1 Een financiëledienstverlener als bedoeld in artikel 4:15, eerste lid, van de wet stelt procedures en maatregelen vast met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten.

  • 2 De financiëledienstverlener neemt naar aanleiding van een incident passende maatregelen. Deze maatregelen zijn gericht op het beheersen van de opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling.

  • 3 De financiëledienstverlener informeert de Autoriteit Financiële Markten onverwijld omtrent incidenten.

Hoofdstuk 5. Beheerste uitoefening van het bedrijf

§ 5.1. Algemene aspecten van de bedrijfsvoering

Artikel 29a

De bedrijfsvoering van een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling voldoet aan de ingevolge artikel 18 van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde eisen.

Artikel 30

  • 1 De bedrijfsvoering van een beheerder van een icbe, icbe, beleggingsonderneming, bewaarder of pensioenbewaarder, bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet voorziet in:

    • a. duidelijke besluitvormingsprocedures en een duidelijke, evenwichtige en adequate organisatiestructuur;

    • b. een duidelijke, evenwichtige en adequate verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

    • c. eenduidige rapportagelijnen;

    • d. een adequaat systeem van informatievoorziening en communicatie; en

    • e. adequate interne controleprocedures om te waarborgen dat beslissingen en procedures op alle niveaus in acht worden genomen.

  • 2 De bedrijfsvoering is afgestemd op de aard, omvang, risico’s en complexiteit van de financiële onderneming en de werkzaamheden van de financiële onderneming.

  • 3 De bedrijfsvoering wordt op een inzichtelijke wijze vastgelegd.

  • 4 De financiële onderneming beschikt over procedures en maatregelen om de vertrouwelijkheid en integriteit van informatie en de voortdurende beschikbaarheid en beveiliging van geautomatiseerde gegevensverwerking te waarborgen.

  • 5 De effectiviteit van de organisatie-inrichting en van de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, wordt door de financiële onderneming ten minste jaarlijks getoetst.

    De financiële onderneming voorziet erin dat gesignaleerde tekortkomingen worden opgeheven.

  • 6 De effectiviteit van de organisatie-inrichting en van de procedures en maatregelen wordt bij een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of een beleggingsonderneming onafhankelijk getoetst. Daartoe beschikt de beheerder of een beleggingsonderneming over een organisatieonderdeel dat een interne controlefunctie uitoefent.

Artikel 31

  • 1 Werknemers van een beleggingsonderneming of beheerder van een icbe en andere personen die door de desbetreffende financiële onderneming zijn belast met het beheren van icbe’s, het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten beschikken over de nodige vakbekwaamheid en deskundigheid om de hun toevertrouwde verantwoordelijkheid uit te oefenen.

  • 2 Een beheerder van een icbe of een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat werknemers die verscheidene functies uitoefenen, daardoor niet worden of kunnen worden belet een van deze functies op degelijke, eerlijke en professionele wijze uit te oefenen.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt rekening gehouden met de aard, omvang en risico’s van de financiële onderneming en de werkzaamheden van de beheerder respectievelijk de beleggingsonderneming.

Artikel 31a

Het organisatieonderdeel, bedoeld in artikel 30, zesde lid, heeft als taak:

  • a. het vaststellen en uitvoeren van een controleplan om de deugdelijkheid en effectiviteit van de systemen, interne controleprocedures en regels van de financiële onderneming te onderzoeken en te beoordelen;

  • b. het doen van aanbevelingen op basis van de resultaten van de werkzaamheden, bedoeld in onderdeel a;

  • c. het controleren of aan deze aanbevelingen gevolg wordt gegeven; en

  • d. het ten minste jaarlijks rapporteren aan de personen die het dagelijks beleid van de financiële onderneming bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming inzake aangelegenheden met betrekking tot de interne controle en de genomen maatregelen in geval van gesignaleerde tekortkomingen.

Artikel 31c

  • 1 Een beleggingsonderneming of beheerder van een icbe beschikt over een organisatieonderdeel dat op onafhankelijke en effectieve wijze een compliancefunctie uitoefent.

  • 2 Het organisatieonderdeel, bedoeld in het eerste lid, heeft als taak:

    • a. het controleren van de naleving van wettelijke regels en van interne regels die de beheerder of de beleggingsonderneming zelf heeft opgesteld;

    • b. het adviseren van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheren van icbe’s, het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten bij de naleving van wettelijke regels en interne regels;

    • c. het toezien op de deugdelijkheid en effectiviteit van de interne regels en procedures;

    • d. het beoordelen van de effectiviteit van de procedures die zijn opgesteld en maatregelen die zijn genomen om gesignaleerde onvolkomenheden bij de naleving van wettelijke regels en interne regels op te heffen; en

    • e. het tenminste jaarlijks rapporteren aan de personen die het dagelijks beleid van de beheerder of de beleggingsonderneming bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beheerder of de beleggingsonderneming inzake aangelegenheden met betrekking tot de naleving van wettelijke regels en interne regels. In de jaarlijkse rapportage wordt met name vermeld of maatregelen zijn genomen in het geval van gesignaleerde tekortkomingen.

  • 3 Het organisatieonderdeel dat de compliancefunctie uitoefent beschikt over de nodige autoriteit, middelen, deskundigheid en toegang tot alle noodzakelijke informatie om haar taken onafhankelijk en effectief te kunnen uitoefenen.

Artikel 31d

  • 1 Een beheerder van een icbe zorgt ervoor dat de personen die het dagelijks beleid bepalen van de beheerder:

    • a. verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het algemene beleggingsbeleid voor elke door de beheerder beheerde icbe als omschreven in het prospectus, het fondsreglement of de statuten van de beheerder;

    • b. toezicht houden op de goedkeuring van beleggingsstrategieën voor elke door de beheerder beheerde icbe;

    • c. erop toezien dat de beheerder over een effectieve compliancefunctie beschikt als bedoeld in artikel 31c, eerste lid, heeft, ook al wordt deze functie door een derde uitgeoefend;

    • d. ervoor zorgen en zich periodiek van vergewissen dat het algemene beleggingsbeleid, de beleggingsstrategieën en de risicolimieten voor elke door de beheerder beheerde icbe op behoorlijke en doeltreffende wijze worden uitgevoerd en in acht genomen, ook al wordt de risicobeheerfunctie door een derde uitgeoefend;

    • e. periodiek de deugdelijkheid van de interne procedures voor het nemen van beleggingsbeslissingen voor elke door de beheerder beheerde icbe goedkeuren en evalueren, om te zorgen dat deze beslissingen met de goedgekeurde beleggingsstrategieën verenigbaar zijn; en

    • f. periodiek het risicobeheerbeleid en de procedures en maatregelen voor de uitvoering van het risicobeheerbeleid goedkeuren en evalueren, met inbegrip van het risicolimietensysteem voor elke door de beheerder beheerde icbe.

  • 2 De beheerder zorgt ervoor dat ten minste jaarlijks wordt gerapporteerd aan de personen die het dagelijks beleid bepalen van de beheerder over de uitvoering van de beleggingsstrategieën en interne procedures voor het nemen van de beleggingsbeslissingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met e.

Artikel 31e

  • 1 Een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten beschikt over interne regelingen en procedures die zijn gericht op een doeltreffend en prudent bestuur van de onderneming, dat voldoet aan de vereisten in artikel 88, eerste lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.

  • 2 Een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten, die significant is ingevolge artikel 31f, beschikt over een benoemingscommissie waarvan de taken en bevoegdheden voldoen aan de vereisten in artikel 88, tweede lid, van de richtlijn kapitaalvereisten.

Artikel 31f

Een beleggingsonderneming is, mede voor de toepassing van artikel 4:9b, eerste lid, van de wet, significant indien zij door de Autoriteit Financiële Markten, gelet op haar omvang, interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van haar activiteiten als significant wordt aangemerkt.

Artikel 31g

Een beleggingsonderneming in de zin van de verordening kapitaalvereisten die over een website beschikt, geeft daarop uitleg over de wijze waarop zij voldoet aan de vereisten inzake bestuur, beloning en publicatie van gegevens in artikel 31e, de bij of krachtens artikel 23e van het Besluit prudentiële regels Wft gestelde regels, het Besluit uitvoering publicatieverplichtingen richtlijn kapitaalvereisten en artikel 4:9b van de wet.

Artikel 31h

Een beheerder van een icbe of een bewaarder beschikt over procedures die zijn werknemers in staat stellen om door hen geconstateerde mogelijke of feitelijke overtredingen van het bij of krachtens deze wet bepaalde intern te melden. Deze procedures voldoen aan de vereisten in artikel 99 quinquies, tweede lid, onderdelen b, c en d, van de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten.

§ 5.2. Gedragsaspecten van de bedrijfsvoering

Artikel 32

  • 1 Een financiële onderneming als bedoeld in artikel 4:14 of 4:15 van de wet die financiële producten aanbiedt of samenstelt en in de markt verkrijgbaar stelt, beschikt over adequate procedures en maatregelen die waarborgen dat bij de ontwikkeling van het financieel product op een evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de consument, cliënt en, indien van toepassing, de begunstigde van het financieel product en dat het financieel product aantoonbaar het resultaat is van deze belangenafweging.

  • 2 De procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden vastgelegd en waarborgen in ieder geval dat:

    • a. de doelgroep van het financieel product is afgebakend, waarbij is geanalyseerd en omschreven wat de beoogde doelstelling van de doelgroep is;

    • b. analyses worden uitgevoerd waarin de werking van het financieel product als geheel en de afzonderlijke onderdelen daarvan in verschillende scenario’s wordt vastgesteld en waaruit blijkt dat het financieel product, gelet op de aard van het product, geen afbreuk doet aan de doelstelling, bedoeld in onderdeel a;

    • c. de productinformatie en, voor zover redelijkerwijs mag worden verwacht, de distributie van het financieel product is afgestemd op de doelgroep, bedoeld in onderdeel a; en

    • d. regelmatig een controle en indien nodig een gepaste bijstelling van de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt.

  • 3 De financiële onderneming past periodiek, op door haar te bepalen tijdstippen of als daar aanleiding toe is, de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, toe op de financiële producten die door haar worden aangeboden, of zijn samengesteld en in de markt verkrijgbaar worden gesteld.

  • 4 Indien een financieel product afbreuk doet aan de belangen van de consument, cliënt of begunstigde voor wie het product ontwikkeld is, past de financiele onderneming zo spoedig mogelijk het product aan of staakt zij het aanbieden of samenstellen en het in de markt verkrijgbaar stellen van het financieel product.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid.

  • 6 Het vierde lid is niet van toepassing op het beheren of uitvoeren van overeenkomsten als bedoeld in de onderdelen a, b en c van de definitie van aanbieden in artikel 1:1 van de wet.

  • 7 Dit artikel is niet van toepassing op beheerders van een beleggingsinstelling die rechten van deelneming in een beleggingsinstelling aanbieden aan professionele beleggers, beheerders van een instelling voor collectieve belegging in effecten en beleggingsondernemingen.

Artikel 32a

  • 1 Een aanbieder als bedoeld in artikel 4:15, eerste of derde lid, van de wet die een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt adviseert, bewaart, indien de advisering leidt tot het aangaan van een overeenkomst inzake het aanbevolen product met de consument onderscheidenlijk de cliënt, de informatie die hij overeenkomstig artikel 4:23, eerste lid, onderdeel a, van de wet heeft ingewonnen, alsmede de gegevens betreffende het verkochte financiële product, gedurende ten minste vijf jaren vanaf het moment van advisering.

  • 2 Een adviseur als bedoeld in artikel 4:15, eerste of derde lid, van de wet die een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt adviseert, en het aanbevolen financiële product niet tevens aanbiedt aan de consument of cliënt of met betrekking tot het aanbevolen financiële product niet tevens bemiddelt of optreedt als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent, bewaart de informatie die hij overeenkomstig artikel 4:23, eerste lid, onderdeel a, van de wet heeft ingewonnen, alsmede de gegevens betreffende het aanbevolen financiële product, gedurende ten minste vijf jaren vanaf het moment van advisering.

  • 3 Een bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent als bedoeld in artikel 4:15, eerste of derde lid, van de wet die een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt adviseert bewaart, indien de advisering leidt tot het aangaan van een overeenkomst met de consument onderscheidenlijk de cliënt inzake het aanbevolen product, de informatie die hij overeenkomstig artikel 4:23, eerste lid, onderdeel a, van de wet heeft ingewonnen, alsmede de gegevens betreffende het aanbevolen financiële product, gedurende ten minste vijf jaren vanaf het moment van advisering.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op financiële ondernemingen die bij de advisering uitsluitend te werk gaan volgens een gestandaardiseerde en gesystematiseerde procedure die voor de Autoriteit Financiële Markten verifieerbaar is, en die aan de hand van deze procedure aan de Autoriteit Financiële Markten kunnen aantonen welke informatie zij overeenkomstig artikel 4:23, eerste lid, onderdeel a, van de wet over consumenten onderscheidenlijk cliënten inwinnen en welke adviezen consumenten onderscheidenlijk cliënten op basis van de aldus ingewonnen informatie worden gegeven.

  • 5 Een aanbieder, bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent als bedoeld in artikel 4:15, eerste of derde lid, van de wet die in het kader van een door hem verstrekt advies met een consument of, indien het een verzekering betreft, cliënt een overeenkomst aangaat onderscheidenlijk bemiddelt bij de totstandkoming van een overeenkomst inzake een ander financieel product dan waarover hij de consument onderscheidenlijk de cliënt heeft geadviseerd, is gedurende ten minste vijf jaren na de totstandkoming van de overeenkomst in staat om aan de Autoriteit Financiële Markten aan te tonen dat de consument onderscheidenlijk de cliënt in weerwil van het advies de keuze heeft gemaakt voor het aangaan van die overeenkomst.

Artikel 33

Een aanbieder van krediet als bedoeld in artikel 4:15, eerste of derde lid, van de wet bewaart:

  • a. de informatie die hij ingevolge de artikelen 4:34, eerste lid, van de wet en 113, 114 en 115 heeft ingewonnen, alsmede de door hem aangeboden overeenkomst inzake krediet, indien die overeenkomst tot stand is gekomen, ten minste gedurende vijf jaren na de dag waarop die overeenkomst is afgewikkeld;

  • b. indien het een overeenkomst inzake hypothecair krediet met een variabele rente betreft, de indexen die bij de berekening van de debetrentevoet worden gebruikt ten minste gedurende vijf jaren na de dag waarop de index voor de laatste maal is gebruikt.

Artikel 33a

  • 2 De beheerder beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat wordt voldaan aan de ingevolge artikel 15, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde voorwaarden die met het oog op de in het eerste lid bedoelde belangen worden gesteld.

Artikel 34

  • 1 De bedrijfsvoering van een beheerder van een icbe, of icbe als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet omvat ten minste procedures en maatregelen die waarborgen dat:

    • a. elke transactie waarbij de icbe is betrokken, kan worden gereconstrueerd;

    • b. het beheerde vermogen van de icbe overeenkomstig het beleggingsbeleid en de bij of krachtens de wet gestelde regels wordt belegd;

    • c. een functiescheiding bestaat tussen het verrichten van rechtshandelingen met betrekking tot het vermogen van de icbe en het controleren en administreren van deze handelingen;

    • d. een betrouwbare, juiste en consistente intrinsieke waarde van de icbe wordt bepaald;

    • e. het proces van intrinsieke waardebepaling binnen de beheerder van een icbe of de maatschappij voor collectieve belegging in effecten wordt gescheiden van de overige activiteiten van de beheerder van een icbe of de maatschappij voor collectieve belegging in effecten;

    • f. de berekening van de intrinsieke waarde van de icbe aansluit bij de financiële administratie;

    • g. de risico’s die samenhangen met het beleggingsproces op een systematische wijze worden beheerst en geanalyseerd; en

    • h. er, voorzover mogelijk, een systematische, toegankelijke en actuele administratie van deelnemers in de icbe is waarin, voorzover van toepassing, de met de deelnemers gemaakte afspraken inzichtelijk worden gemaakt.

  • 2 De maatregelen en procedures, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel f, voorzien er in ieder geval in dat de voor de intrinsieke waardebepaling gebruikte subadministraties ten minste een keer per maand worden aangesloten met de saldibalans en dat de daaruit voortvloeiende verschillen worden geanalyseerd en gecorrigeerd.

  • 3 De procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, van een icbe omvatten in ieder geval een procedure voor de waardevaststelling van financiële derivaten die niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld.

  • 4 Een beheerder van een icbe richt voor iedere icbe die hij beheert afzonderlijk een bedrijfsvoering als bedoeld in het eerste lid in.

Artikel 34a

  • 1 Een beheerder van een icbe stelt procedures en regelingen vast en past die toe zodat hij in staat is om de Autoriteit Financiële Markten op verzoek zo spoedig mogelijk financiële verslagen te verstrekken die een getrouw beeld geven van zijn financiële positie en die aan alle toepasselijke standaarden en regels voor financiële verslaggeving voldoen.

  • 2 Onverminderd artikel 34 wordt de administratie van een icbe zodanig gevoerd dat de activa en passiva van de icbe te allen tijde rechtstreeks kunnen worden geïdentificeerd.

  • 3 Een beheerder van een icbe onderwerpt de waardevaststelling van financiële derivaten, bedoeld in artikel 34, derde lid, aan een adequate, accurate en onafhankelijke toetsing.

  • 4 De procedure met betrekking tot de waardevaststelling van financiële derivaten, bedoeld in artikel 34, derde lid, is adequaat en evenredig gelet op de aard en complexiteit van de desbetreffende financiële derivaten.

  • 5 De procedure, bedoeld in het vierde lid, wordt op adequate wijze vastgelegd.

Artikel 34b

  • 1 Een beheerder van een icbe treft maatregelen die waarborgen dat gegevens ten behoeve van de reconstructie van elke transactie, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, worden bijgehouden.

  • 2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, omvatten in ieder geval:

    • a. de naam of een andere omschrijving van de icbe en van de persoon die voor rekening van de icbe handelt;

    • b. de bijzonderheden die nodig zijn om het financieel instrument te identificeren;

    • c. het aantal orders of transacties;

    • d. het soort order of transactie;

    • e. de prijs per eenheid;

    • f. met betrekking tot orders, de datum en het tijdstip waarop de order is doorgegeven, en de naam of een andere omschrijving van de persoon aan wie de order is doorgegeven;

    • g. met betrekking tot transacties, de datum en het tijdstip waarop de handelsbeslissing is genomen en de transactie is uitgevoerd;

    • h. de naam van de persoon die de order doorgeeft of de transactie uitvoert;

    • i. in voorkomend geval, de redenen voor het intrekken van een order; en

    • j. voor uitgevoerde transacties, de tegenpartij en de plaats van uitvoering.

Artikel 34c

  • 1 Een beheerder van een icbe treft redelijke maatregelen om te waarborgen dat de gegevens over ontvangen opdrachten tot inschrijving of terugbetaling van rechten van deelneming met betrekking tot de icbe na ontvangst van een dergelijke opdracht onmiddellijk centraal worden geadministreerd.

  • 2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, omvatten informatie met betrekking tot de volgende aspecten:

    • a. de betrokken icbe;

    • b. de persoon die de opdracht tot inschrijving of terugbetaling van rechten van deelneming heeft gegeven of overgedragen;

    • c. de persoon die de opdracht heeft ontvangen;

    • d. de datum en het tijdstip van de ontvangen opdracht;

    • e. de betalingsvoorwaarden en betalingsmiddelen;

    • f. het soort opdracht;

    • g. de datum van uitvoering van de opdracht;

    • h. het aantal rechten van deelneming waarop wordt ingeschreven of dat wordt terugbetaald;

    • i. de prijs van de inschrijving of de terugbetaling voor elk recht van deelneming;

    • j. de totale waarde van de inschrijving of terugbetaling van de rechten van deelneming; en

    • k. de brutowaarde van de opdracht inclusief de kosten van inschrijving of het nettobedrag na aftrek van de kosten van terugbetaling.

Artikel 34d

  • 2 Een beheerder van een icbe bewaart de gegevens op een duurzame drager in en zodanige vorm en op zodanige wijze dat:

    • a. de Autoriteit Financiële Markten vlot toegang kan hebben tot de gegevens en elk stadium van de verwerking van een transactie kan reconstrueren;

    • b. alle wijzigingen, alsmede de inhoud van de gegevens voordat wijzigingen zijn aangebracht, gemakkelijk kunnen worden achterhaald; en

    • c. de gegevens niet anderszins gemanipuleerd of gewijzigd kunnen worden.

  • 3 Indien de beheerder zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot de icbe aan een andere beheerder overdraagt, worden maatregelen getroffen zodat de gegevens betreffende de voorafgaande vijf jaar voor de andere beheerder toegankelijk zijn.

Artikel 34e

De bedrijfsvoering van een bewaarder omvat systemen, middelen en procedures om te zorgen voor continuïteit en regelmaat bij het uitoefenen van zijn bewaartaken.

Artikel 34f

De bedrijfsvoering van een pensioenbewaarder als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet omvat ten minste procedures en maatregelen die waarborgen dat:

  • a. elke transactie in verband met het overgedragen pensioenvermogen, kan worden gereconstrueerd;

  • b. het overgedragen pensioenvermogen overeenkomstig het door de premiepensioeninstelling bepaalde beleggingsbeleid en de bij of krachtens de wet gestelde regels wordt belegd;

  • c. de risico’s die samenhangen met het beleggingsproces op een systematische wijze worden beheerst en geanalyseerd;

  • d. een functiescheiding bestaat tussen het verrichten van rechtshandelingen met betrekking tot het overgedragen pensioenvermogen en het controleren en administreren van deze handelingen;

  • e. alle rechten en verplichtingen van de pensioenbewaarder juist, tijdig en volledig worden vastgelegd in een daartoe bestemde administratie; en

  • f. de administratie van het overgedragen pensioenvermogen ten minste een keer per maand wordt aangesloten met de saldibalans en dat de daaruit voortvloeiende verschillen worden geanalyseerd en gecorrigeerd;

Artikel 34g

De bedrijfsvoering van een premiepensioeninstelling als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet omvat ten minste procedures en maatregelen die waarborgen dat:

  • a. er een systematische, toegankelijke en actuele administratie van pensioendeelnemers en pensioengerechtigden is waarin, voor zover van toepassing, de rechten en verplichtingen van die deelnemers en gerechtigden en de daarmee verband houdende afspraken inzichtelijk worden gemaakt;

  • b. de administratie, bedoeld in onderdeel a, zodanig is dat deze geen belemmering vormt of kan vormen voor de toepassing van de regeling van artikel 4:71a van de wet.

Artikel 35

  • 1 Een beleggingsonderneming houdt gegevens bij over alle door haar verleende beleggingsdiensten, nevendiensten en verrichte beleggingsactiviteiten ten einde het toezicht op de naleving van hetgeen ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten ingevolge de wet is bepaald mogelijk te maken.

  • 2 De beleggingsonderneming bewaart de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gedurende ten minste vijf jaar.

  • 3 Een beleggingsonderneming bewaart de gegevens met betrekking tot de overeenkomst, bedoeld in artikel 4:89, tweede lid, van de wet, ten minste voor de duur van de relatie met de cliënt.

  • 4 Een beleggingsonderneming bewaart de gegevens, bedoeld in het eerste en derde lid, op een duurzame drager in een zodanige vorm en op zodanige wijze dat:

    • a. de Autoriteit Financiële Markten vlot toegang kan hebben tot de gegevens en elk stadium van de verwerking van een transactie kan reconstrueren;

    • b. alle wijzigingen, alsmede de inhoud van de gegevens voordat wijzigingen zijn aangebracht, gemakkelijk kunnen worden achterhaald;

    • c. de gegevens niet anderszins gemanipuleerd of gewijzigd kunnen worden.

  • 5 De Autoriteit Financiële Markten stelt een lijst op van gegevens die een beleggingsonderneming op grond van hetgeen ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten ingevolge de wet is bepaald, ten minste moet bewaren.

Artikel 35a

  • 1 Een beheerder van een icbe of beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt over procedures en maatregelen voor het voorkomen van en omgaan met belangenconflicten tussen de beheerder van een icbe of beleggingsonderneming en haar cliënten of tussen haar cliënten onderling.

  • 2 De procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn erop gericht dat relevante personen die betrokken zijn bij verschillende bedrijfsactiviteiten waarbij het risico bestaat op een belangenconflict als bedoeld in het eerste lid, deze activiteiten verrichten in een mate van onafhankelijkheid die evenredig is aan de omvang en activiteiten van de beheerder van een icbe of beleggingsonderneming en de groep waarvan zij deel uitmaakt, en aan de grootte van het risico dat de belangen van een cliënt worden geschaad.

  • 3 De procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten, voor zover nodig en passend om de mate van onafhankelijkheid, bedoeld in het tweede lid, te waarborgen:

    • a. procedures ter voorkoming of controle van de uitwisseling van informatie tussen relevante personen die verschillende activiteiten verrichten waarbij het risico bestaat op een belangenconflict wanneer de uitwisseling van deze informatie de belangen van een cliënt kan schaden;

    • b. controle op de activiteiten van relevante personen wier hoofdtaken bestaan in het uitoefenen van activiteiten in naam van, of het verlenen van diensten aan cliënten wier belangen met elkaar in strijd kunnen zijn;

    • c. de uitsluiting van elk direct verband tussen de beloning van relevante personen die hoofdzakelijk betrokken zijn bij de ene activiteit en de beloning van of de inkomsten gegenereerd door andere relevante personen die hoofdzakelijk betrokken zijn bij een andere activiteit, wanneer door deze activiteiten een belangenconflict kan ontstaan;

    • d. maatregelen om te voorkomen of het risico te beperken dat een persoon zodanige invloed uitoefent op de wijze waarop een relevante persoon werkzaamheden in verband met het beheer van een icbe onderscheidenlijk beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten of nevendiensten verricht, dat daardoor een belangenconflict ontstaat of kan ontstaan;

    • e. maatregelen ter voorkoming of controle van de gelijktijdige of achtereenvolgende betrokkenheid van een relevante persoon bij verschillende werkzaamheden in verband met het beheer van een icbe onderscheidenlijk beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten of nevendiensten wanneer een dergelijke betrokkenheid kan leiden tot het ontstaan van belangenconflicten.

  • 4 Indien bij vaststelling of toepassing van procedures of maatregelen als bedoeld in het eerste lid niet de in het tweede lid bedoelde mate van onafhankelijkheid kan worden gewaarborgd, draagt de beheerder van een icbe of beleggingsonderneming zorg voor alternatieve of aanvullende procedures of maatregelen.

Artikel 35b

  • 1 Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet legt de gegevens vast die betrekking hebben op de soorten door of in naam van de onderneming verrichte beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten of nevendiensten waarbij een belangenconflict is ontstaan of kan ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van een of meer cliënten worden geschaad.

  • 2 Een beheerder van een icbe legt de gegevens vast die betrekking hebben op de soorten door of in naam van de beheerder verrichte werkzaamheden in verband met het beheren van beleggingen waarbij een belangenconflict is ontstaan of kan ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van een of meer icbe's of van de deelnemers worden geschaad.

  • 3 De beheerder zorgt ervoor dat de personen die het dagelijks beleid bepalen van de beheerder onmiddellijk in kennis worden gesteld wanneer de getroffen maatregelen voor het voorkomen van en omgaan met belangenconflicten niet volstaan om met redelijke zekerheid te garanderen dat risico’s dat de belangen van de icbe of de deelnemers ervan worden geschaad, zullen worden vermeden, zodat zij alle nodige beslissingen kunnen nemen om te waarborgen dat de beheerder in ieder geval handelt in het belang van de icbe en haar deelnemers.

  • 4 De beheerder stelt de deelnemers van een door hem beheerde icbe via een duurzame drager op de hoogte van de situaties, bedoeld in het derde lid, met opgave van redenen van de beslissing die de personen die het dagelijks beleid bepalen ter zake hebben genomen.

Artikel 35c

  • 1 Een beheerder van een icbe of beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot persoonlijke transacties.

  • 2 De procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn er op gericht dat indien een relevante persoon betrokken is bij het verrichten van activiteiten die een belangenconflict kunnen doen ontstaan, of indien een relevante persoon als gevolg van een activiteit die hij in naam van de beheerder of beleggingsonderneming verricht toegang heeft tot informatie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de verordening marktmisbruik of tot andere vertrouwelijke informatie over cliënten of transacties met of voor cliënten:

    • a. geen persoonlijke transactie door of in naam van die relevante persoon wordt verricht die in strijd is met artikel 14 of 15 van de verordening marktmisbruik;

    • b. geen persoonlijke transactie door of in naam van die relevante persoon wordt verricht die gepaard gaat met misbruik of ongeoorloofde bekendmaking van de in de aanhef bedoelde vertrouwelijke informatie;

    • c. geen persoonlijke transactie door of in naam van die relevante persoon wordt verricht die anderszins in strijd is of in strijd kan zijn met hetgeen ter uitvoering van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen of de richtlijn markten voor financiële instrumenten ingevolge de wet is bepaald;

    • d. de relevante persoon niet, anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, een andere persoon adviseert om een transactie in een financieel instrument aan te gaan die, wanneer dit een persoonlijke transactie van de relevante persoon zou zijn, niet zou zijn toegestaan op grond van onderdeel a, b of c, of onder artikel 35h, eerste lid, onderdeel a of b, of artikel 164, derde lid zou vallen; en

    • e. de relevante persoon geen informatie of advies aan een andere persoon bekendmaakt anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, indien de relevante persoon weet of redelijkerwijs behoort te weten dat de andere persoon een transactie in een financieel instrument zal of zou kunnen aangaan die, wanneer dit een persoonlijke transactie van de relevante persoon zou zijn, niet zou zijn toegestaan op grond van onderdeel a, b of c, of onder artikel 35h, eerste lid, onderdeel a of b, of artikel 164, derde lid zou vallen;

    • f. de relevante persoon geen informatie of advies aan een andere persoon bekendmaakt anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf indien de relevante persoon weet of redelijkerwijs behoort te weten dat de andere persoon een derde zal of zou kunnen adviseren een transactie in een financieel instrument aan te gaan die, wanneer het een persoonlijke transactie van de relevante persoon zou zijn, niet zou zijn toegestaan.

Artikel 35d

Een beheerder van een icbe of beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet draagt er zorg voor dat relevante personen op de hoogte zijn van de door haar vastgestelde maatregelen en procedures, bedoeld in artikel 35c, eerste lid.

Artikel 35e

  • 1 De procedures en maatregelen bedoeld in artikel 35c, eerste lid, houden in dat de beleggingsonderneming of beheerder van een icbe onverwijld in kennis wordt gesteld van elke persoonlijke transactie.

  • 2 De beleggingsonderneming of beheerder van een icbe houdt gegevens bij van aan haar gemelde of door haar onderkende persoonlijke transacties en vermeldt daarbij in voorkomend geval tevens of de desbetreffende transactie is toegestaan.

  • 3 Ingeval van uitbesteding draagt de beleggingsonderneming of beheerder van een icbe zorg voor registratie door de onderneming waaraan de activiteit wordt uitbesteed van gegevens met betrekking tot persoonlijke transacties. Deze gegevens worden desgevraagd onverwijld aan de beleggingsonderneming of beheerder van een icbe verstrekt.

  • 4 Het eerste tot en met het derde lid zijn niet van toepassing op achtereenvolgende persoonlijke transacties, met uitzondering van de eerste persoonlijke transactie, die worden uitgevoerd namens een relevante persoon overeenkomstig vooraf door de relevante persoon gegeven instructies, wanneer de instructies ongewijzigd van kracht blijven.

Artikel 35f

De artikelen 35c, 35d en 35e, eerste tot en met het derde lid, zijn niet van toepassing op:

  • a. persoonlijke transacties verricht in het kader van het beheer van een individueel vermogen of collectief beheer van een beleggingsportefeuille waarbij het vermogen respectievelijk de portefeuille op discretionaire basis wordt beheerd en waarbij over de transactie geen voorafgaande communicatie heeft plaatsgevonden tussen de vermogensbeheerder en de relevante persoon of een andere persoon als bedoeld in de definitie van persoonlijke transactie, onder 3° of 4°, in artikel 1, voor wiens rekening de transactie wordt uitgevoerd;

  • b. persoonlijke transacties in rechten van deelneming in icbe's, indien noch de relevante persoon, noch een persoon als bedoeld in de definitie van persoonlijke transactie, onder 3° of 4°, in artikel 1, voor wiens rekening de transacties worden uitgevoerd, bij de leiding van de betreffende instelling betrokken is.

Artikel 35g

  • 1 Indien een beleggingsonderneming onderzoek op beleggingsgebied verricht of laat verrichten waarvan het de bedoeling is of aangenomen mag worden dat het daarna onder eigen verantwoordelijkheid of onder de verantwoordelijkheid van een rechtspersoon die deel uitmaakt van dezelfde groep als de beleggingsonderneming onder cliënten of onder het publiek wordt verspreid, is artikel 35a, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de financieel analisten die betrokken zijn bij het verrichten van onderzoek op beleggingsgebied, en andere relevante personen wier verantwoordelijkheden of zakelijke belangen in strijd kunnen zijn met de belangen van degenen onder wie het onderzoek op beleggingsgebied wordt verspreid.

  • 2 De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag ontheffing verlenen van de ingevolge het eerste lid toepasselijke bepalingen indien de beleggingsonderneming voornemens is door een derde, die geen deel uitmaakt van de groep waartoe de beleggingsonderneming behoort, verricht onderzoek op beleggingsgebied te verspreiden en de beleggingsonderneming:

    • a. geen ingrijpende wijzigingen aanbrengt in de aanbevelingen in het onderzoek;

    • b. het onderzoekniet presenteert als onderzoek dat zij zelf heeft verricht; en

    • c. zich ervan vergewist dat degene die het onderzoek heeft verricht aan verplichtingen voldoet met betrekking tot het verrichten van het onderzoek die gelijkwaardig zijn aan hetgeen ingevolge dit besluit is bepaald met betrekking tot het verrichten van onderzoek op beleggingsgebied.

Artikel 35h

  • 1 Een beleggingsonderneming die onderzoek op beleggingsgebied verricht of laat verrichten en voornemens is dat onderzoek onder cliënten of het publiek te verspreiden, draagt er zorg voor dat:

    • a. de bij het onderzoek betrokken financieel analisten of andere relevante personen geen transacties verrichten namens de beleggingsonderneming of andere personen, in financiële instrumenten waarop het onderzoek op beleggingsgebied betrekking heeft, dan wel in daarmee gelieerde financiële instrumenten, behalve als marketmaker, indien zij op de hoogte zijn van het tijdstip van verspreiding of de inhoud van het onderzoek op beleggingsgebied en deze kennis niet openbaar is, totdat de ontvangers van het onderzoek een redelijke kans hebben gehad ernaar te handelen;

    • b. de bij het onderzoek betrokken financieel analisten of andere relevante personen die bij het verrichten van onderzoek op beleggingsgebied zijn betrokken, geen met de gangbare aanbevelingen strijdige persoonlijke transacties verrichten in financiële instrumenten waarop het onderzoek op beleggingsgebied betrekking heeft, dan wel in daarmee gelieerde financiële instrumenten, behalve in uitzonderingsgevallen en in die gevallen met voorafgaande instemming van het organisatieonderdeel dat de compliancefunctie, bedoeld in artikel 31c, uitoefent;

    • c. zijzelf, financieel analisten en andere relevante personen die bij het verrichten van het onderzoek zijn betrokken, geen vergoeding aanvaarden van degenen die een wezenlijk belang hebben bij het onderwerp van het onderzoek;

    • d. zijzelf, de financieel analisten en andere relevante personen die bij het verrichten van onderzoek op beleggingsgebied zijn betrokken, aan uitgevende instellingen, niet een gunstige behandeling beloven in hun onderzoek; en

    • e. uitgevende instellingen, relevante personen die geen financieel analist zijn, en andere personen vóór de verspreiding van het onderzoek geen inzage krijgen in het concept-onderzoek ter controle van de juistheid van de feitelijke beweringen in dit onderzoek of voor andere doeleinden, met uitzondering van een controle op de naleving van de juridische verplichtingen van de uitgevende instelling, indien het concept-onderzoek een aanbeveling of richtprijs bevat.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt, in afwijking van artikel 1:1 van de wet, onder uitgevende instelling verstaan:

    • a. rechtspersoon, vennootschap of instelling die financiële instrumenten heeft uitgegeven of voornemens is uit te geven en die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, een multilaterale handelsfaciliteit of met een gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit vergelijkbaar systeem in een staat die geen lidstaat is of waarvoor toelating tot die handel is aangevraagd; of

    • b. degene die een koopovereenkomst inzake een financieel instrument, niet zijnde een effect, voorstelt ongeacht of die koopovereenkomst tot stand komt.

Hoofdstuk 6. Uitbesteden van werkzaamheden

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:16, tweede en derde lid, van de wet

Artikel 36

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:

  • a. beheerders van icbe’s met zetel in een andere lidstaat, icbe’s met zetel in een andere lidstaat en de eventueel aan die instellingen verbonden bewaarders van icbe’s; en

  • b. beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat, beleggingsinstellingen met zetel in een aangewezen staat en de eventueel aan die beleggingsinstellingen verbonden bewaarders.

Artikel 37

Een financiële onderneming gaat niet over tot het uitbesteden van werkzaamheden indien dat een belemmering vormt voor een adequaat toezicht op de naleving van het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet.

Artikel 37a

Uitbesteding van werkzaamheden in een door een Nederlandse beheerder beheerde beleggingsinstelling door een beheerder of een derde is slechts toegestaan, indien wordt voldaan aan de ingevolge artikel 20 van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde eisen.

Artikel 37b

  • 1 Een bewaarder neemt bij de uitbesteding aan een derde van taken die hij ten behoeve van een beleggingsinstelling verricht de ingevolge artikel 21, elfde en zeventiende lid, van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen gestelde regels in acht.

  • 2 Een bewaarder neemt bij de uitbesteding aan een derde van taken die hij ten behoeve van een icbe verricht de ingevolge de artikelen 22bis en 26ter, onderdelen c tot en met e, van de richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten gestelde regels in acht.

Artikel 38

  • 1 Indien een beheerder van een icbe in het kader van het beheer van een icbe een of meer werkzaamheden uitbesteedt:

    • a. is de derde op ieder door de beheerder van de icbe, de door de beheerder beheerde maatschappij voor collectieve belegging in effecten gewenst moment in staat verantwoording af te leggen over de door hem uitgevoerde werkzaamheden en de beheerder van de icbe, de door de beheerder beheerde maatschappij voor collectieve belegging in effecten daar inzicht in te bieden;

    • b. kan de beheerder van de icbe te allen tijde instructies omtrent de uitvoering van de werkzaamheden geven aan de derde en kan hij de uitbesteding met onmiddellijke ingang beëindigen indien dit in het belang van de beleggers is; en

    • c. is de derde, gelet op de aard van de opdracht, aantoonbaar in staat om de opdracht in overeenstemming met de wet te vervullen.

  • 2 Een beheerder van een icbe besteedt het bepalen van het beleggingsbeleid van een icbe niet uit.

  • 3 Iedere overeenkomst die een beheerder van een icbe aangaat in het kader van het uitbesteden van het beheer van een icbe, wordt schriftelijk vastgelegd.

Artikel 38a

  • 1 Indien een beheerder van een icbe voornemens is werkzaamheden uit te besteden, stelt hij de Autoriteit Financiële Markten daarvan in kennis. De Autoriteit Financiële Markten geeft deze informatie onverwijld door aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de icbe.

  • 2 Een beheerder van een icbe die het beheer van een icbe uitbesteedt draagt er zorg voor dat:

    • a. uitbesteding van het beheer van beleggingengeschiedt aan een derde waaraan voor het beheren van beleggingsinstellingen of het beheren van individuele vermogens een vergunning of erkenning is verleend en die aan prudentieel toezicht is onderworpen;

    • b. bij uitbesteding van het beheer van beleggingen aan een derde met zetel in een staat die geen lidstaat of aangewezen staat is, de samenwerking van de toezichthouders met de toezichthoudende instanties van de staat van de zetel van de derde op grond van een overeenkomst is gewaarborgd;

    • c. de belangen van de derde niet strijdig zijn met die van de beheerder zelf, de bewaarder of de deelnemers in de icbe;

    • d. de uitbesteding niet verhindert dat wordt gehandeld in het beste belang van de deelnemers; en

    • e. hij de nodige deskundigheid behoudt om een doeltreffende controle op de uitbestede werkzaamheden uit te oefenen; en

    • f. hij over de nodige deskundigheid beschikt en de nodige zorgvuldigheid en waakzaamheid in acht neemt bij het aangaan, beheren of beëindigen van overeenkomsten met derden.

  • 3 De beheerder draagt er zorg voor dat de betrokken derde over de nodige deskundigheid en capaciteit beschikt om de uitbestede werkzaamheden op betrouwbare, professionele en doeltreffende wijze uit te oefenen. De beheerder stelt methoden vast voor de doorlopende beoordeling van het prestatieniveau van de desbetreffende derde.

Artikel 38b

  • 1 Een beleggingsonderneming gaat niet over tot het uitbesteden van werkzaamheden indien dat afbreuk doet aan de kwaliteit van haar onafhankelijke interne toetsing als bedoeld in artikel 31, zesde lid.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op banken die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:11 van de wet en in Nederland beleggingsdiensten mogen verlenen of beleggingsactiviteiten mogen verrichten.

Artikel 38c

  • 1 Een beleggingsonderneming die werkzaamheden uitbesteedt aan een derde, draagt er zorg voor dat zij daartoe over de nodige deskundigheid beschikt en daarbij de nodige zorgvuldigheid en waakzaamheid in acht neemt.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op banken die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:11 van de wet en in Nederland beleggingsdiensten mogen verlenen of beleggingsactiviteiten mogen verrichten.

Artikel 38d

  • 1 Een beleggingsonderneming die werkzaamheden uitbesteedt aan een derde draagt er zorg voor dat:

    • a. de uitbesteding geen afbreuk doet aan de verantwoordelijkheid van de personen die het dagelijks beleid bepalen;

    • b. door de uitbesteding de relatie en verplichtingen van de beleggingsonderneming jegens haar cliënten uit hoofde van hetgeen ter implementatie van de richtlijn markten voor financiële instrumenten ingevolge de wet is bepaald niet worden gewijzigd;

    • c. de voorwaarden waaraan de beleggingsonderneming moet voldoen om een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 van de wet te verkrijgen en om deze te behouden niet worden ondermijnd; en

    • d. door de uitbesteding geen afbreuk wordt gedaan aan de naleving van voorschriften verbonden aan de vergunning als bedoeld in artikel 2:96 van de wet.

  • 2 Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing op banken die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:11 van de wet en in Nederland beleggingsdiensten mogen verlenen of beleggingsactiviteiten mogen verrichten.

Artikel 38e

  • 1 Een beleggingsonderneming die werkzaamheden uitbesteedt aan een derde legt de wederzijdse rechten en verplichtingen vast in een schriftelijke overeenkomst.

  • 2 De beleggingsonderneming draagt er zorg voor dat:

    • a. de derde over de deskundigheid, de capaciteit en elke bij wet vereiste vergunning beschikt om de uitbestede werkzaamheden op betrouwbare en professionele wijze uit te voeren;

    • b. de derde de uitbestede werkzaamheden efficiënt verricht en dat zij methoden vaststelt om het prestatieniveau van de derde te beoordelen;

    • c. de derde de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden afdoende controleert en de daaraan verbonden risico´s op adequate wijze beheerst;

    • d. zij passende actie onderneemt indien blijkt dat de derde de werkzaamheden niet efficiënt en met inachtneming van de wettelijke voorschriften uitvoert;

    • e. zij de nodige deskundigheid behoudt om een doeltreffend controle op de uitbestede werkzaamheden uit te oefenen;

    • f. de derde haar in kennis stelt van elke ontwikkeling die van wezenlijke invloed kan zijn op zijn vermogen om de uitbestede werkzaamheden efficiënt en met inachtneming van de wettelijke voorschriften uit te voeren;

    • g. zij de uitbestedingsovereenkomst indien nodig kan beëindigen zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de continuïteit of de kwaliteit van haar dienstverlening aan cliënten;

    • h. de derde met betrekking tot de uitbestede werkzaamheden medewerking verleent aan de toezichthouders;

    • i. zij, haar accountants en de toezichthouders toegang hebben tot de gegevens over de uitbestede werkzaamheden en dat de toezichthouders bij de derde een onderzoek ter plaatse kunnen doen of laten doen;

    • j. de derde alle vertrouwelijke informatie over haar en haar cliënten beschermt;

    • k. zij en de derde over een noodplan beschikken dat voorziet in calamiteitenbeheersing en in een periodieke controle van de noodvoorzieningen wanneer dit noodzakelijk is gelet op de uitbestede werkzaamheden.

  • 3 De toezichthouders maken slechts gebruik van de mogelijkheid, bedoeld in het tweede lid, onderdeel i, om bij de derde een onderzoek ter plaatse te doen of te laten doen, indien niet op andere wijze kan worden vastgesteld dat ten aanzien van de uitbestede werkzaamheden wordt voldaan aan het bij of krachtens de wet bepaalde.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid, onderdelen a, b, d, e en g zijn niet van toepassing op banken die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:11 van de wet en in Nederland beleggingsdiensten mogen verlenen of beleggingsactiviteiten mogen verrichten.

Artikel 38f

  • 1 Een beleggingsonderneming die het beheren van een individueel vermogen van een niet-professionele belegger uitbesteedt aan een derde in een staat die geen lidstaat is, draagt er, onverminderd de artikelen 38c en 38d, zorg voor dat:

    • a. de derde in de staat van herkomst voor het beheren van individueel vermogen een vergunning heeft of in een register is ingeschreven en onder prudentieel toezicht staat; en

    • b. er een samenwerkingsovereenkomst is gesloten tussen de toezichthouders en de toezichthoudende instantie van de staat die geen lidstaat is.

  • 2 Indien niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan de beleggingsonderneming de betreffende werkzaamheden uitbesteden indien zij de Autoriteit Financiële Markten vooraf in kennis stelt van de uitbestedingsovereenkomst en deze binnen een redelijke termijn geen bezwaar maakt.

  • 3 De Autoriteit Financiële Markten stelt beleidsregels vast met betrekking tot de gevallen waarin zij geen bezwaar zal aantekenen in de zin van het tweede lid.

  • 4 De Autoriteit Financiële Markten maakt een lijst bekend van toezichthoudende instanties in staten die geen lidstaat zijn met wie zij een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, heeft gesloten.

Artikel 38g

Een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling besteedt de taken en werkzaamheden van personen die het dagelijks beleid bepalen, daaronder mede verstaan het vaststellen van het beleid en het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid, niet uit.

Artikel 38h

Een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 38g gaat niet over tot het uitbesteden van werkzaamheden indien dat afbreuk doet aan de kwaliteit van de interne controle van de betaalinstelling of elektronischgeldinstelling.

Artikel 38i

Indien een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling voornemens is werkzaamheden in verband met het verlenen van betaaldiensten dan wel met de uitgifte van elektronisch geld uit te besteden, stelt zij de toezichthouder daarvan in kennis.

Artikel 38j

Bij de uitbesteding van werkzaamheden in verband met het verlenen van betaaldiensten dan wel de uitgifte van elektronisch geld draagt de betaalinstelling of de elektronischgeldinstelling er zorg voor dat uitbesteding de verplichtingen van de betaalinstelling, onderscheidenlijk de elektronischgeldinstelling, jegens haar cliënten en de rechten van haar cliënten uit hoofde van de wet of Titel 7B van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet wijzigt.

Artikel 38k

  • 1 De artikelen 37, 38g, 38h en 38j zijn slechts van toepassing op het uitbesteden van werkzaamheden door betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen voor zover het belangrijke werkzaamheden betreft.

  • 2 Een werkzaamheid wordt als belangrijk aangemerkt indien een gebrekkige of tekortschietende uitvoering ervan wezenlijk afbreuk zou doen aan de naleving door de betaalinstelling of de elektronischgeldinstelling van de vergunningsvereisten, als bedoeld in artikel 2:3b van de wet respectievelijk artikel 2:10b van de wet, of van andere verplichtingen ingevolge de wet of Titel 7B van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel aan haar financiële resultaten of de soliditeit of continuïteit van haar betaaldiensten of uitgifte van elektronisch geld.

Artikel 38l

Indien een premiepensioeninstelling of pensioenbewaarder in het kader van het beheer van een pensioenvermogen onderscheidenlijk in het kader van de bewaring van een pensioenvermogen een of meer werkzaamheden uitbesteedt:

  • a. is de derde op ieder door de premiepensioeninstelling of de pensioenbewaarder gewenst moment in staat verantwoording af te leggen over de door hem uitgevoerde werkzaamheden en de premiepensioeninstelling of de pensioenbewaarder daar inzicht in te bieden;

  • b. kan de premiepensioeninstelling of de pensioenbewaarder te allen tijde instructies omtrent de uitvoering van de werkzaamheden geven aan de derde en kan hij de uitbesteding met onmiddellijke ingang beëindigen indien dit in het belang van de pensioendeelnemers is; en

  • c. is de derde, gelet op de aard van de opdracht, aantoonbaar in staat om de opdracht in overeenstemming met de wet te vervullen.

Hoofdstuk 7. Klachtenafhandeling

§ 7.1. Interne klachtenprocedure

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:17, derde lid, van de wet

Artikel 39

Deze paragraaf is van toepassing op financiële ondernemingen waarvoor op grond van artikel 4:17, eerste lid, van de wet de verplichting geldt om over een interne klachtenprocedure te beschikken.

Artikel 40

De financiële onderneming stelt aan alle personen die binnen de onderneming betrokken zijn bij de afhandeling van klachten van consumenten, cliënten of deelnemers over betaaldiensten, financiële diensten of financiële producten van de financiële onderneming, een beschrijving beschikbaar van de te volgen procedure voor de afhandeling van die klachten.

Artikel 41

  • 1 De financiële onderneming beschikt met het oog op een adequate behandeling van klachten als bedoeld in artikel 40 over een behoorlijke administratie van klachten, waarin ten minste worden vastgelegd:

    • a. de naam en het adres van de klager;

    • b. de klacht, met daarbij behorende dagtekening van ontvangst;

    • c. een omschrijving van de klacht;

    • d. een beschrijving van de wijze waarop zij de klacht heeft behandeld.

  • 2 De financiële onderneming bewaart de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gedurende een periode van ten minste een jaar nadat de klacht door haar is afgehandeld.

Artikel 42

De financiële onderneming informeert de klager bij een gehele of een gedeeltelijke afwijzing van diens klacht over financiële diensten of financiële producten over de mogelijkheid om de klacht voor te leggen aan de de op grond van artikel 16 van de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten aangewezen geschilleninstantie waarbij zij is aangesloten, onder vermelding van de geldende termijnen. Daarbij wordt tevens vermeld dat een geschil ook direct bij een burgerlijke rechter aanhangig kan worden gemaakt.

Artikel 43

  • 1 De financiële onderneming draagt er zorg voor dat klachten binnen een redelijke termijn worden afgehandeld.

  • 2 De financiële onderneming bevestigt de ontvangst van de klacht en bericht de klager binnen twee weken na ontvangst van de klacht binnen welke termijn de klacht zal worden afgehandeld.

  • 3 De klager kan vanaf zes weken na ontvangst van de ontvangstbevestiging of acht weken na het indienen van de klacht, de klacht rechtstreeks voorleggen aan de de in artikel 42 bedoelde aangewezen geschilleninstantie waarbij de financiële onderneming is aangesloten.

  • 4 Indien de financiële onderneming voor de afwikkeling van de klacht nadere informatie nodig heeft van de klager, verzoekt zij deze informatie van de klager en geeft een termijn voor de beantwoording. De termijnen als bedoeld in het derde lid worden verlengd met de termijn voor beantwoording, of met de termijn waarbinnen de verzochte informatie wordt ontvangen door de financiële onderneming.

Artikel 44

De financiële onderneming voorziet in procedures en maatregelen die waarborgen dat klachten van klagers zorgvuldig, verifieerbaar, consistent en binnen de in artikel 43 gestelde termijn worden afgehandeld.

§ 7.2. Aangewezen geschilleninstantie

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:17, derde lid, van de wet

Artikel 44a

Voor zover een cliënt of deelnemer als bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, van de wet niet tevens een consument is in de zin van de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten, geschiedt de beslechting van geschillen als bedoeld in artikel 4:17, eerste lid, onderdeel b, van de wet met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten. Voorts staat de geschillenbeslechting tevens open voor cliënten, consumenten en deelnemers die buiten de Europese Unie woonachtig of gevestigd zijn.

Artikel 45

  • 1 Een geschilleninstantie voldoet, in aanvulling op de uit de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting voortvloeiende vereisten, tevens aan de volgende vereisten:

    • a. de bij die geschilleninstantie aangesloten financiële ondernemingen vormen een groep van voldoende betekenis en veelsoortigheid of er kan aannemelijk gemaakt worden dat dit op korte termijn na erkenning het geval zal zijn;

    • b. de geschilleninstantie draagt in voldoende mate bij tot het oplossen van geschillen die hun oorsprong vinden in klachten over financiële producten en diensten;

    • c. de geschilleninstantie beschikt over een adequate financieringssystematiek en realiseert een adequate bezettingsgraad;

    • d. de implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten en de artikelen 45 tot en met 48f.

  • 2 Aan de aanwijzing van een geschilleninstantie kunnen door Onze Minister voorschriften worden verbonden.

  • 3 Onze Minister kan bij de beoordeling van een aanvraag om te worden aangewezen een uitzondering maken op het eerste lid, onderdeel a, indien de in dat onderdeel bedoelde groep financiële ondernemingen dezelfde financiële producten of financiële diensten aanbiedt en deze niet verweven zijn met andere financiële producten of financiële diensten.

Artikel 46

  • 1 Een geschilleninstantie heeft een onafhankelijk en naar behoren samengesteld bestuur.

  • 2 De onafhankelijkheid van het bestuur vereist ten minste dat de leden vanaf de aanvaarding van hun functie en gedurende een jaar voorafgaande aan de aanvaarding van hun functie niet werkzaam zijn of zijn geweest voor of enige functie bekleden of bekleed hebben bij een financiële onderneming of een beroepsorganisatie daarvan.

  • 3 De bij de benoeming van bestuursleden te volgen procedure is schriftelijk vastgelegd. De procedure wordt ter goedkeuring aan Onze Minister voorgelegd.

Artikel 47

  • 1 De geschilleninstantie draagt er zorg voor dat de met buitengerechtelijke geschillenbeslechting belaste personen vanaf de aanvaarding van hun functie en gedurende een jaar voorafgaande aan de aanvaarding van hun functie niet werkzaam zijn of zijn geweest voor of enige functie bekleden of bekleed hebben bij een financiële onderneming of beroepsorganisatie van financiële ondernemingen.

  • 2 De bij de benoeming van een persoon, bedoeld in het eerste lid, te volgen procedure is schriftelijk vastgelegd. De procedure behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

Artikel 48

  • 1 Een geschilleninstantie beschikt over en handelt in overeenstemming met een reglement voor de behandeling van geschillen dat ten minste omvat:

    • a. een duidelijke omschrijving van de geschillen die ter behandeling aan de geschilleninstantie kunnen worden voorgelegd;

    • b. regels met betrekking tot het aanhangig maken van een geschil en een duidelijke omschrijving van de partijen die een geschil aanhangig kunnen maken;

    • c. regels met betrekking tot wraking van een met buitengerechtelijke geschillenbeslechting belaste persoon, op grond van feiten of omstandigheden die een onpartijdig of onafhankelijk oordeel van die persoon zouden bemoeilijken;

    • d. regels met betrekking tot de behandeling van een geschil door de geschilleninstantie;

    • e. regels met betrekking tot het op voet van gelijkheid bieden van gelegenheid aan partijen om mondeling en schriftelijk, desgewenst met bijstand van derden, hun mening aan de geschilleninstantie kenbaar te maken;

    • f. regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder een deskundige kan worden verzocht een advies uit te brengen;

    • g. regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder getuigen en deskundigen kunnen worden gehoord, dan wel inlichtingen van hen kunnen worden ingewonnen;

    • h. regels met betrekking tot de mogelijkheid voor partijen om van alle door hen naar voren gebrachte feiten en stellingen, alsmede van verklaringen van getuigen en deskundigen, over en weer kennis te nemen en daarop te reageren;

    • i. regels met betrekking tot de voorwaarden waaronder een geschil door middel van een verkorte schriftelijke procedure of een voorlopig oordeel kan worden afgedaan;

    • j. regels op grond waarvan de geschilleninstantie haar beslissingen baseert;

    • k. regels met betrekking tot de mogelijkheid dat de beslechting van een geschil resulteert in een niet-bindend advies;

    • l. de bepaling dat de beslechting van een geschil slechts resulteert in een bindend advies indien de financiële onderneming daarmee uitdrukkelijk vooraf heeft ingestemd;

    • m. regels met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van het bedrag dat, zo dit verschuldigd is, bij het aanhangig maken van het geschil dient te worden voldaan;

    • n. regels met betrekking tot de mogelijkheid om partijen in de kosten van de behandeling van een geschil te veroordelen en vaststelling van een hierbij geldend maximumbedrag;

    • o. regels met betrekking tot de vorm, inhoud en bekendmaking van de uitkomst van het advies, bedoeld in de onderdelen k en l, waarbij in ieder geval is bepaald dat deze uitkomst, met redenen omkleed, ondertekend en schriftelijk aan partijen wordt medegedeeld; en

    • p. indien beroep tegen een uitspraak mogelijk is: regels met betrekking tot het mededelen van de mogelijkheid van beroep, de wijze en termijn van het instellen, alsmede de behandeling van dit beroep.

  • 2 De geschilleninstantie houdt het reglement, bedoeld in het eerste lid, beschikbaar en verstrekt het kosteloos op verzoek aan iedere belanghebbende.

Artikel 48a

Een geschilleninstantie kan voorgenomen wijzigingen in de samenstelling van het bestuur, de personen belast met buitengerechtelijke geschillenbeslechting of het reglement, bedoeld in artikel 48, niet doorvoeren dan na instemming van Onze Minister. Bij voorgenomen wijzigingen in de samenstelling van het bestuur of de personen belast met buitengerechtelijke geschillenbeslechting vermeldt de geschilleninstantie de leeftijd, genoten opleidingen en professionele achtergrond van de nieuwe leden.

Artikel 48d

Een erkende geschilleninstantie stelt aan een financiële onderneming die zich bij haar wil aansluiten niet als voorwaarde voor aansluiting dat de financiële onderneming andere regels naleeft dan die welke betrekking hebben op het aanhangig maken van een geschil bij de geschilleninstantie of de verdere behandeling van een geschil door de geschilleninstantie.

Artikel 48e

Een geschilleninstantie publiceert de bindende adviezen, bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel i, en houdt deze elektronisch beschikbaar en algemeen toegankelijk.

Artikel 48f

  • 1 Een geschilleninstantie verstrekt aan Onze Minister jaarlijks voor 1 juli een opgave van de in het afgelopen kalenderjaar bij de geschilleninstantie aangesloten financiële ondernemingen.

  • 2 Een geschilleninstantie verstrekt aan Onze Minister op diens verzoek de gegevens en inlichtingen die Onze Minister nodig heeft voor de uitoefening van diens in deze paragraaf omschreven taken.

  • 3 Een geschilleninstantie verstrekt de Autoriteit Financiële Markten en de Nederlandsche Bank de gegevens en inlichtingen die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 4 Een geschilleninstantie stelt jaarlijks een begroting op en zendt deze voor 1 december van het aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar ter instemming aan Onze Minister.

  • 5 Een geschilleninstantie stelt jaarlijks een bestuursverslag en een jaarrekening op. De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de geschilleninstantie aangewezen accountant.

  • 6 Een geschilleninstantie zendt de jaarrekening voor 1 mei van het op het boekjaar volgende jaar ter instemming aan Onze Minister.

  • 8 Onze minister kan de termijn van vier jaar, bedoeld in het zevende lid, verkorten en, op kosten van de geschilleninstantie, het opdrachtgeverschap van het evaluatieonderzoek, bedoeld in het zevende lid, overnemen.

Hoofdstuk 8. Zorgvuldige dienstverlening

Afdeling 8.1. Informatieverstrekking

§ 8.1.1. Inleidende bepalingen

Artikel 49

  • 1 Een financiële onderneming verstrekt de ingevolge deze afdeling en de artikelen 4:25a, eerste lid, onderdeel a, en 4:25b, eerste en tweede lid, van de wet aan de consument of cliënt te verstrekken informatie schriftelijk, tenzij in deze afdeling anders wordt bepaald. De financiële onderneming kan de informatie via een andere duurzame drager verstrekken, indien zij zich ervan heeft vergewist dat de consument onderscheidenlijk cliënt over de benodigde middelen beschikt om kennis te nemen van de aldus te verstrekken informatie.

  • 2 De financiële onderneming verstrekt de informatie, bedoeld in het eerste lid, in de Nederlandse taal. De informatie kan in een andere taal worden verstrekt:

    • a. indien de consument of cliënt daarom verzoekt en de financiële onderneming hiermee heeft ingestemd;

    • b. indien partijen een keuze hebben gemaakt voor de toepasselijkheid van het recht van een andere staat op de overeenkomst inzake een financieel product; of

    • c. indien het essentiële beleggersinformatie betreft en het gebruik van de desbetreffende taal door de Autoriteit Financiële Markten is goedgekeurd.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op het verstrekken van informatie met betrekking tot het verlenen van beleggingsdiensten.

Artikel 49a

  • 1 Een beleggingsonderneming verstrekt de ingevolge deze afdeling en de artikelen 4:20, derde lid, 4:90b, derde en achtste lid, en artikel 4:90c, derde lid, van de wet aan de cliënt te verstrekken informatie schriftelijk, tenzij in deze afdeling of die artikelen anders wordt bepaald. De beleggingsonderneming kan na toestemming van de cliënt, de informatie op een andere duurzame drager verstrekken, indien dat past in de context waarin zij met de cliënt zaken doet.

  • 2 Een beleggingsonderneming kan, na toestemming van de cliënt, de op grond van de artikelen 58a tot en met 58e en 59 te verschaffen informatie die niet persoonlijk tot de cliënt is gericht via haar website verstrekken indien:

    • a. het gebruik van de website past in de context waarin zij met de cliënt zaken doet;

    • b. de cliënt elektronisch op de hoogte wordt gesteld van het adres van de website en de plaats op de website waar de informatie kan worden verkregen;

    • c. de informatie actueel is en, zolang dat voor de cliënt van belang is, op de website toegankelijk blijft.

  • 3 De verstrekking van informatie door de beleggingsonderneming aan de cliënt via elektronische mededelingen past in de context waarin de beleggingsonderneming met de cliënt zaken doet, indien is bewezen dat de cliënt regelmatig toegang heeft tot internet. Het gegeven dat de cliënt een e-mailadres opgeeft om zaken te kunnen doen geldt in ieder geval als bewijs hiervan.

§ 8.1.1a. Cliëntenclassificatie

Bepaling ter uitvoering van artikel 4:18c, vierde lid, van de wet

Artikel 49b

Een cliënt die als niet-professionele belegger is gekwalificeerd, kan door een beleggingsonderneming of beheerder van een beleggingsinstelling op schriftelijk verzoek als professionele belegger worden behandeld indien is voldaan aan het in artikel 4:18c van de wet bepaalde, en:

  • a. de beleggingsonderneming of beheerder van een beleggingsinstelling de cliënt schriftelijk waarschuwt voor het lagere beschermingsniveau en het niet van toepassing zijn van het beleggerscompensatiestelsel; en

  • b. de cliënt in een afzonderlijk document bevestigt dat hij zich bewust is van de gevolgen die aan het lagere beschermingsniveau verbonden zijn.

§ 8.1.2. Algemene informatie over financiële ondernemingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:22, eerste lid, van de wet

Artikel 50

  • 1 Een beheerder van een icbe houdt de volgende gegevens beschikbaar op zijn website:

    • a. de gegevens omtrent hemzelf, de door hem beheerde icbe’s en de bewaarders die aan de icbe’s zijn verbonden welke ingevolge enig wettelijk voorschrift in het handelsregister moeten worden opgenomen;

    • b. de overeenkomst, bedoeld in artikel 4:43, eerste lid, van de wet;

    • c. zijn vergunning; en

    • d. elk door de Autoriteit Financiële Markten genomen geldend besluit tot ontheffing van het ingevolge deze wet bepaalde met betrekking tot hemzelf, de door hem beheerde icbe’s en de eventueel daaraan verbonden bewaarder.

    De beheerder van een icbe verstrekt deze gegevens desgevraagd tegen ten hoogste de kostprijs aan een ieder.

  • 2 Een beheerder van een icbe publiceert ten behoeve van de deelnemers in een door hem beheerde icbe maandelijks een opgave met toelichting van de hierna te noemen gegevens op zijn website, waarbij tussen de tijdstippen van opstelling een periode van ten minste een week ligt. De opgave is, indien van toepassing, mede door de bewaarder van een icbe ondertekend en bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. de totale waarde van de beleggingen van de icbe;

    • b. een overzicht van de samenstelling van de beleggingen;

    • c. het aantal uitstaande rechten van deelneming; en

    • d. de meest recente bepaalde intrinsieke waarde van de rechten van deelneming, onder vermelding van het moment waarop de bepaling van de intrinsieke waarde plaatsvond.

    De beheerder van een icbe verstrekt deze opgave desgevraagd tegen ten hoogste de kostprijs aan de deelnemers in de icbe.

  • 3 Een beleggingsinstelling met zetel in een aangewezen staat waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald, deelt desgevraagd aan ieder de intrinsieke waarde van de rechten van deelneming mee. De intrinsieke waarde wordt bepaald op het meest recente moment van in- en uittreden van deelnemers in de beleggingsinstelling.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op beheerders van icbe’s met zetel in een andere lidstaat voor zover het gaat om de soort informatieverschaffing aan de deelnemers.

Artikel 50a