In dit besluit wordt verstaan onder:
authenticatie: een procedure waarmee een betaaldienstverlener de identiteit van een betaaldienstgebruiker
dan wel de validiteit van het gebruik van een specifiek betaalinstrument kan verifiëren,
met inbegrip van het gebruik van persoonlijke beveiligingsgegevens van de betaaldienstgebruiker;
back-to-back lening: kredietinstrument waarbij de kredietnemer geld of financiële instrumenten ter beschikking
krijgt, waartegenover de kredietverstrekker een zekerheid ontvangt, direct of indirect,
uit eigen liquide middelen van de kredietnemer;
betaalgegevens: gegevens die samenhangen met het houden van een betaalrekening en met het uitvoeren
van een betalingstransactie vanaf deze rekening;
betalingstransactie op afstand: betalingstransactie die via het internet of met een voor communicatie op afstand
bruikbaar apparaat wordt geïnitieerd;
daggeld: kortlopende vorderingen die dagelijks opvraagbaar zijn en die uiterlijk twee werkdagen
na opvraging dan wel opzegging moeten worden terugbetaald;
gemiddeld uitstaand elektronisch geld: het gemiddelde totale bedrag gedurende de zes voorafgaande kalendermaanden van de
met elektronisch geld verband houdende financiële verplichtingen dat op het eind van
elke kalenderdag in omloop is, berekend op de eerste kalenderdag van elke kalendermaand
en toegepast voor die kalendermaand.
gevoelige betaalgegevens: betaalgegevens, waaronder persoonlijke beveiligingsgegevens, met behulp waarvan fraude
kan worden gepleegd, met uitzondering van de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer
voor zover betaalinitiatie- en rekeninginformatiedienstverleners deze gegevens gebruiken
ten behoeve van hun bedrijfsuitoefening;
groepsbestuurder: ieder die binnen een groep het beleid bepaalt;
incident: gedraging of gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de integere uitoefening
van het bedrijf van de desbetreffende financiële onderneming;
integriteitgevoelige functie:
-
a. leidinggevende functie direct onder die van de personen die het beleid van een financiële
onderneming bepalen of mede bepalen; of
-
b. functie waaraan een bevoegdheid is verbonden die een wezenlijk risico inhoudt voor
de integere uitoefening van het bedrijf van een financiële onderneming;
integriteitsrisico: gevaar voor aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van
vermogen of resultaat van een financiële onderneming als gevolg van een ontoereikende
naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is voorgeschreven;
internationale jaarrekeningstandaarden: internationale standaarden voor jaarrekeningen die door de Commissie van de Europese
Gemeenschappen van toepassing zijn verklaard overeenkomstig artikel 3 van verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 (PbEG
L 243);
kalenderpost: actiefpost of passiefpost waarvan de kasinstromen respectievelijk kasuitstromen als
gevolg van aflossing of rentebetalingen in de vervalkalender worden opgenomen;
kasstromen van het kernbedrijf: kasstromen van leningen die met een vaste termijn zijn verstrekt aan tegenpartijen,
die geen kantoren en bancaire deelnemingen zijn die niet in de rapportage worden betrokken,
die geen banken en geen professionele geldmarktpartijen zijn, en van deze tegenpartijen
met een vaste termijn opgenomen gelden, met inbegrip van te ontvangen onderscheidenlijk
te betalen rente;
maandperiode: eerste kalendermaand volgend op de verslagdatum;
niet-volgestorte kredietprotectie: kredietrisicovermindering waarbij het kredietrisico met betrekking tot een vordering
van een financiële onderneming wordt beperkt door de garantie van een derde partij
om een bepaald bedrag uit te keren bij wanbetaling van de wederpartij of bij andere
in de overeenkomst tot kredietprotectie vermelde gebeurtenissen die betaling onder
de overeenkomst of afwikkeling van de overeenkomst tot gevolg hebben;
officiële stand-by faciliteiten: liquiditeitsgarantie die, onder door de Nederlandsche Bank te stellen voorwaarden,
is ontvangen van onderscheidenlijk afgegeven door een binnenlandse of buitenlandse
bank;
operationeel risico: risico van verliezen als gevolg van tekortschietende of falende interne procedures
en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen, met inbegrip van juridische
risico’s;
persoonlijke beveiligingsgegevens: gepersonaliseerde kenmerken die door de betaaldienstverlener aan een betaaldienstgebruiker
worden verstrekt ten behoeve van authenticatie;
professionele geldmarktpartij: persoon die geen bank is en die in het kader van zijn middelenbeheer transacties
verricht op de geldmarkt met bij de geldmarkt passende volumes en op die markt met
enige regelmaat opereert op een manier die vergelijkbaar is met die van een bank;
rekeninghoudende betaaldienstverlener: een betaaldienstverlener die ten behoeve van een betaler een betaalrekening aanbiedt
en beheert;
securitisatie: transactie of regeling waarbij:
-
a. het kredietrisico van een vordering of verzameling van vorderingen wordt onderverdeeld
in ten minste twee tranches;
-
b. de in het kader van de transactie of regeling verrichte betalingen afhangen van de
prestatie van de vordering of de verzameling van vorderingen; en
-
c. de rangorde van de tranches bepalend is voor de verdeling van de verliezen tijdens
de looptijd van de transactie of regeling;
securitisatiepositie: vordering in het kader van een securitisatie;
stresstest: onderzoek naar de risico’s die ontstaan als zich veranderingen in de marktsituatie
voordoen of zouden voordoen die een ongunstige invloed uitoefenen op de toereikendheid
van het toetsingsvermogen van een financiële onderneming, en naar de risico’s die
ontstaan als zekerheidsrechten worden uitgeoefend in crisissituaties;
tegenpartijkredietrisico: risico dat de wederpartij bij een transactie in gebreke blijft voordat de definitieve
afwikkeling van de met de transactie samenhangende kasstromen heeft plaatsgevonden;
toetsingsvermogen: het eigen vermogen, bedoeld in artikel 72 van de verordening kapitaalvereisten of,
in het geval van beleggingsondernemingen in de zin van de richtlijn prudentieel toezicht
beleggingsondernemingen, artikel 9 van de verordening prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen;
tranche: contractueel vastgesteld segment van het kredietrisico van een gesecuritiseerde
vordering of verzameling van vorderingen, waarbij een securitisatiepositie in dit
segment een groter of kleiner risico op verlies meebrengt dan een securitisatiepositie
van dezelfde omvang in elk ander segment, indien geen rekening wordt gehouden met
de volgestorte of niet-volgestorte kredietprotectie die door derden rechtstreeks aan
de houders van de securitisatieposities in dit segment of in andere segmenten wordt
geboden;
verordening solvabiliteit II: gedelegeerde verordening (EU) nr. 2015/35 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot
aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende
de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf
(Solvabiliteit II) (PbEU L12);
verslagdatum: datum van de dag direct voorafgaande aan de periode waarover wordt gerapporteerd;
vervalkalender: overzicht van contractuele looptijden van overeenkomsten gesloten door een financiële
onderneming;
volgestorte kredietprotectie: kredietrisicovermindering waarbij het kredietrisico met betrekking tot een vordering
van een financiële onderneming wordt beperkt door het recht van die financiële onderneming
om bij wanbetaling van de wederpartij of bij andere specifieke gebeurtenissen in verband
met de wederpartij die gevolgen hebben of kunnen hebben voor het kredietrisico met
betrekking tot de vordering:
-
a. bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te gelde te maken;
-
b. bepaalde activa of posten buiten de balanstelling over te nemen;
-
c. de eigendom van bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te verwerven of
te behouden;
-
d. de waarde van bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te verlagen; of
-
e. de waarde van bepaalde activa of posten buiten de balanstelling te vervangen door
het verschil tussen deze waarde en de waarde van een vordering op de financiële onderneming;
voorraadposten: liquide activa die niet in de vervalkalender worden opgenomen;
waarde van de gekwalificeerde deelneming: koopprijs van een aandeel, op het moment van de verwerving of vergroting van de gekwalificeerde
deelneming, vermenigvuldigd met het aantal verworven aandelen;
weekperiode: eerste zeven kalenderdagen volgend op de verslagdatum;
de wet: de Wet op het financieel toezicht.