Verdeling macrobudget W-deel WWB
Verdeelmodel
Het verdeelmodel voor de budgetten die gemeenten krijgen uitgekeerd voor reïntegratieactiviteiten op grond van de Wet Werk en bijstand (WWB) (het W-deel ) bestaat uit een aantal stappen.
De belangrijkste stap wordt gevormd door het model waarmee voor gemeenten het gewicht Ow (zie artikel 2) wordt bepaald op basis waarvan een steeds groter deel van het beschikbare macrobudget naar rato over de gemeenten wordt verdeeld.
De gewichten worden bepaald op basis van vier verdeelmaatstaven die elk een eigen parameter hebben. Verdeelmaatstaven en parameters zijn zodanig bepaald dat zij in grote mate aansluiten bij de behoefte aan reïntegratiemiddelen.
A. Verdeelmaatstaven
Het schema geeft de verdeelmaatstaven weer en de bron waaraan deze ontleend worden.
Verdeelmaatstaf
|
Peiljaar
|
Bron
|
1.
|
Aantal bijstandsontvangers
|
2004
|
CBS
|
2.
|
aantal WW-ontvangers
|
2004
|
CBS
|
3.
|
omvang beroepsbevolking
|
2002–2004
|
CBS
|
4.
|
kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid
|
2002–2004
|
CBS
|
Definitie verdeelmaatstaven:
Aantal bijstandsontvangers: aantal huishoudens dat in het peiljaar op enig moment een uitkering op grond van de WWB ontvangt en jonger is dan 65 jaar of een uitkering ontvangt op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) of het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004). Eén huishouden telt hooguit één keer mee. Huishoudens die in de loop van het meetjaar een tussentijdse onderbreking van de WWB-uitkering hebben zijn dus één huishouden. Huishoudens die in de loop van het meetjaar verhuizen van gemeente A naar gemeente B en in beide gemeenten een uitkering hebben ontvangen, tellen voor beide gemeenten mee naar rato van het aantal ingeschreven maanden van de aanvrager volgens de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Aanvragers die niet ingeschreven zijn in de GBA van een Nederlandse gemeente tellen niet mee.
Aantal WW-ontvangers: het aantal personen dat in het peiljaar op enig moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangt. Ook nu weer geldt: een persoon telt hooguit één keer mee. Personen die in de loop van het meetjaar zowel een WW-uitkering als een WWB-uitkering hebben ontvangen, worden gerekend tot de groep bijstandsontvangers, en zijn dus uitgesloten van de categorie WW-uitkeringen. Personen die in de loop van het meetjaar verhuizen van gemeente A naar gemeente B en in beide gemeenten een WW-uitkering hebben ontvangen, tellen voor beide gemeenten mee naar rato van het aantal ingeschreven maanden van de persoon volgens de GBA. Personen die niet zijn ingeschreven in de GBA van een Nederlandse gemeente tellen niet mee.
Omvang beroepsbevolking: alle personen tussen 15 en 65 jaar die meer dan 12 uur per week werken of willen werken. Bij deze variabele wordt gerekend met een driejaarsgemiddelde.
Kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid: de omvang van de laaggeschoolde beroepsbevolking minus de omvang van de laaggeschoolde werkzame beroepsbevolking. Bij deze variabele wordt gerekend met een driejaarsgemiddelde.
De maatstaven zijn alle afkomstig van bestanden, die bij het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) in beheer zijn. De verdeelkenmerken aantal WW- en bijstandsontvangers worden door het CBS berekend. De verdeelkenmerken omvang beroepsbevolking en kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid zijn afkomstig uit de Enquête beroepsbevolking (EBB), en worden door het CBS op Statline gepubliceerd.
Uitgangspunt is dat bij alle berekeningen (voorlopig en definitief) steeds de meest recente beschikbare informatie wordt gebruikt.
B. Gewichten
De verdeelmaatstaven hebben de volgende gewichten:
Verdeelmaatstaven
|
Parameter
|
Aantal bijstandsontvangers
|
1,20
|
Aantal WW-ontvangers
|
– 0,20
|
Omvang beroepsbevolking
|
– 0,01
|
Kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid
|
0,45
|
Door de realisatie van de verdeelmaatstaven voor de gemeenten in te vullen, kan men het gewicht van de eenheid berekenen.
Gewicht eenheid :
|
|
= 1,20 * aantal bijstandsontvangers
– 0,20 * aantal WW-ontvangers
– 0,01 * omvang beroepsbevolking
+ 0,45 * kwalitatieve discrepantie laaggeschoolde arbeid.
|
Berekeningswijze voor gemeenten met minder dan 30.000 inwoners
Omdat er bij kleine gemeenten forse uitschieters kunnen optreden, wordt voor gemeenten met minder dan 30.000 inwoners het gezamenlijke gewicht bepaald van alle gemeenten met minder dan 30.000 inwoners binnen hetzelfde COROP-gebied (de indeling in COROP-gebieden is aan het begin van de jaren zeventig opgesteld door de toenmalige Coördinatiecommissie Regionaal Onderzoeks Programma voor de beschikbaarstelling van statistische gegevens ten behoeve van het regionaal economisch beleid).
Voor het bepalen van het aantal gemeenten met minder dan 30.000 inwoners is de situatie op 1 januari 2006 bepalend. Met gemeentelijke herindeling wordt op gelijke wijze omgegaan zoals omschreven in bijlage 2 bij de verdeling van de middelen voor het Inkomensdeel.
De volgende twee stappen worden onderscheiden in het bepalen van het gewicht Ow dat een gemeente met minder dan 30.000 inwoners krijgt:
Overgang van historische kosten naar verdeelmodel
Voor de verdeling van het macrobudget over de gemeenten wordt een overgangsregeling gehanteerd. Het aandeel van een gemeente in het beschikbare macrobudget wordt bepaald door een combinatie van het historische budgetaandeel in 2003 in de totale subsidie die in dat jaar op grond van artikel 18 van de Wet inschakeling werkzoekenden en artikel 13, eerste tot en met derde lid, van het Besluit in- en doorstroombanen beschikbaar was (KW / TKW) en het verdeelmodel. In formulevorm (zie artikel 2 voor een toelichting):
W = ( a × (OW / OTW) + (1-a) × (KW / TKW) ) × TBW
Het totale gemeentelijke werkbudget 2003 bestond uit 5 verschillende budgetten:
1. WIW-normbudget;
2. WIW-declaratiedeel dienstbetrekkingen;
3. WIW-declaratiedeel werkervaringsplaatsen;
4. WIW Scholings- & Activeringsbudget;
5. ID-budget.
Het aandeel voor een gemeente in 2003 wordt bepaald door de som van deze budgetten gedeeld door het in 2003 beschikbare macrobudget. Voor de budgetten 1, 4 en 5 komt dit neer op het optellen van de toegekende budgetten (voor de budgetten 1 en 4 wordt gerekend met de toegekende budgetten na de vaststelling van de loon- en prijsbijstelling 2003).
Voor de budgetten 2 en 3 wordt een systematiek gehanteerd welke het macro beschikbare declaratiebudget toedeelt aan gemeenten. Dit gebeurt als volgt.
Toedeling declaratiedeel WIW-dienstbetrekkingen:
Het budgetaandeel per gemeente wordt als volgt berekend. Eerst wordt het quotiënt bepaald van het gemiddeld aantal gerealiseerde WIW-dienstbetrekkingen van de gemeente in het jaar 2002 ten opzichte van het gemiddeld aantal landelijk gerealiseerde WIW-dienstbetrekkingen in het jaar 2002 (gemiddelde stand over dat jaar op basis van de statistische bijlage bij de kwartaaldeclaraties). Het toe te rekenen budget voor het declaratiedeel dienstbetrekkingen is vervolgens gelijk aan dit quotiënt vermenigvuldigd met het voor het jaar 2003 beschikbare macrobudget declaratiedeel WIW-dienstbetrekkingen.
Toedeling declaratiedeel WIW-werkervaringsplaatsen:
Het budgetaandeel per gemeente wordt als volgt berekend. Eerst wordt het quotiënt bepaald van het gemiddeld aantal gerealiseerde WIW-werkervaringsplaatsen van de gemeente in het jaar 2002 ten opzichte van het gemiddeld aantal landelijk gerealiseerde WIW-werkervaringsplaatsen in het jaar 2002 (gemiddelde stand over dat jaar op basis van de statistische bijlage bij de kwartaaldeclaraties). Het toe te rekenen budget voor het declaratiedeel werkervaringsplaatsen is vervolgens gelijk aan dit quotiënt vermenigvuldigd met het voor het jaar 2003 beschikbare macrobudget declaratiedeel WIW-werkervaringsplaatsen.
Beide op bovenstaande wijze berekende budgetaandelen zijn opgeteld bij de overige deelbudgetten om het totale budget van een gemeente in 2003 te berekenen.
Het gewicht van de historische kosten wordt geleidelijk aan minder, conform onderstaande tabel. Vanaf 2011 zal de verdeling voor 100% bepaald worden door het verdeelmodel.
Jaar
|
Gewicht historische kosten
(= 1-a in artikel 2)
|
Gewicht verdeelmodel
(= a in artikel 2)
|
2005
|
100%
|
0%
|
2006
|
83%
|
17%
|
2007
|
67%
|
33%
|
2008
|
50%
|
50%
|
2009
|
33%
|
67%
|
2010
|
17%
|
83%
|
2011
|
0%
|
100%
|