Subsidieregeling BoegBeeld-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 23-12-2006 t/m 01-01-2009

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 21 juni 2006, nr. WJZ 6045962, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies voor programmatisch onderzoek in het kader van het programma BoegBeeld (Subsidieregeling BoegBeeld-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. kaderregeling: de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten;

    • b. R&D-samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste één ondernemer, één kennisinstelling en één MKB-ondernemer, dat is opgericht voor de uitvoering van een innovatieproject;

    • c. R&D-project: een samenhangend geheel van activiteiten bestaande uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling of een combinatie hiervan;

    • d. haalbaarheidsproject: een samenstel van activiteiten, dat leidt tot een schriftelijk rapport met een inschatting van de technische en economische mogelijkheden van een innovatieproject en dat betrekking heeft op industrieel onderzoek of preconcurrentiële ontwikkeling.

  • 2 Voor de definities van innovatieproject, ondernemer, MKB-ondernemer, kennisinstelling, groep, fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en preconcurrentiële ontwikkeling is artikel 1 van de kaderregeling van toepassing.

§ 2. Haalbaarheidsprojecten

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een MKB-ondernemer die voor eigen rekening en risico een haalbaarheidsproject uitvoert dat past binnen het in de bij deze regeling behorende bijlage 1 opgenomen programma.

  • 2 De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten.

  • 3 Het subsidieplafond voor het in 2006 verlenen van subsidies op grond van dit artikel bedraagt € 570.233,–.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

In aanvulling op artikel 15 van de kaderregeling beslist de minister afwijzend op een aanvraag voor een haalbaarheidsproject indien:

  • a. het innovatieproject waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft onvoldoende bijdraagt aan de doelstellingen van het in de bij deze regeling behorende bijlage 1 opgenomen programma;

  • b. het innovatieproject waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft onvoldoende technisch risicovol is;

  • c. het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief en de toepassingsmogelijkheden van mogelijke projectresultaten.

§ 3. R&D-projecten

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

  • 1 De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een R&D-samenwerkingsverband dat voor gezamenlijke rekening en risico een R&D-project uitvoert dat past binnen een van de volgende toepassingsgebieden van het in de bij deze regeling behorende bijlage 1 opgenomen programma:

    • a. elektronische beeldverwerking en verwerking van informatie (imaging and signal processing), waaronder aansluitmogelijkheden van systemen en mogelijkheid van standarisering (connectivity);

    • b. diagnose op afstand van systemen en daarop volgende aanpassingen of verbeteringen van een elektronisch systeem (remote diagnostics, repair and services);

    • c. bewegings- en positioneringsbeheer (motion and position control);

    • d. adaptieve, herconfigureerbare architectuur- en platformcomponenten voor snelle customization van complexe tools (adaptive, reconfigural systems);

    • e. projecten gericht op het experimenteren met concepten op virtueel gebied, hardware of simulatie (testability).

  • 2 Het subsidieplafond voor het in 2006 verlenen van subsidies op grond van dit artikel bedraagt € 7.300.000,–.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

  • 1 De subsidie bedraagt in totaal niet meer dan 35 procent van de subsidiabele kosten.

  • 2 Indien geen toepassing is gegeven aan artikel 3, derde lid, van de kaderregeling, wordt het in het voorgaande lid genoemde percentage verhoogd met 10 procentpunten, indien subsidie verstrekt wordt aan deelnemers in een R&D-samenwerkingsverband indien ten minste één deelnemer in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland is gevestigd en niet behoort tot een groep van een in Nederland gevestigde deelnemer.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

  • 1 Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:

    • a. de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het onderzoek toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde kosten:

      • 1°. loonkosten voor betrokken personeel, voor zover deze rechtstreeks voor de uitvoering van het onderzoek noodzakelijk zijn. Het uurloon wordt berekend op basis van 1650 productieve uren per jaar;

      • 2°. de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

      • 3°. kosten van het gebruik van bestaande machines en apparatuur van de deelnemers;

      • 4°. kosten van speciaal voor het onderzoek aan te schaffen machines en apparatuur;

      • 5°. aan derden verschuldigde kosten;

      • 6°. kosten van buitenlandstages;

      • 7°. kosten van octrooi-aanvraag van publiek gefinancierde kennisinstellingen en MKB-ondernemers;

      • 8°. kosten inzake kennisoverdracht en verankering;

    • b. een opslag voor overige algemene kosten van 50 procent van de onder a, onder 1°, bedoelde kosten.

  • 2 Voor de directe loonkosten als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van gemiddelde uurtarieven per categorie bij het onderzoek betrokken personeel.

  • 3 De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidie-ontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.

  • 4 De subsidie-ontvanger kan bij de minister een verzoek indienen om de berekening van de loonkosten en de algemene kosten te mogen vervangen door een in de gehele organisatie van de subsidie-ontvanger gebruikelijke, controleerbare methodiek. Dit verzoek moet vergezeld gaan van het gebruikte kostenmodel, de berekeningswijze en een door een accountant opgesteld assurancerapport over de aanvaardbaarheid van de voorgestelde methodiek.

  • 5 Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, wordt voor de berekening van de projectkosten uitgegaan van een uurtarief van € 35.

  • 6 Aan een ontheffing als bedoeld in het vierde lid kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Als periode, bedoeld in artikel 12 van de kaderregeling, wordt vastgesteld: 26 juni 2006 tot en met 29 september 2006.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

  • 2 De minister beslist, in aanvulling op het bepaalde in artikel 15 van de kaderregeling, tevens afwijzend op een aanvraag indien:

    • a. hij de projectkosten raamt op minder dan € 1.000.000;

    • b. het onaannemelijk is dat ten minste 20 procent van de werkzaamheden wordt uitgevoerd door MKB-ondernemers in het R&D-samenwerkingsverband;

    • c. onvoldoende samenhang in het project aanwezig is, gelet op de verhouding tussen de voorgenomen kosten en de omvang van de activiteiten van het R&D-project.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

  • 1 Er is een Adviescommissie Boegbeeldprogramma, die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren over aanvragen om subsidie voor een R&D-project. Artikel 6 van de kaderregeling is van toepassing.

  • 2 De minister wint over de aanvragen om een subsidie voor een R&D-project, waarop niet op grond van artikel 15 van de kaderregeling of 10 afwijzend wordt beslist het advies in van de adviescommissie.

  • 3 De minister rangschikt, daarbij geadviseerd door de adviescommissie, de aanvragen zodanig, dat een project hoger gerangschikt wordt naar mate het meer bijdraagt aan:

    • a. de doelstellingen van het in de bij deze regeling behorende bijlage 1 opgenomen programma;

    • b. de kwaliteit van de samenwerking, ten minste blijkend uit de mate van betrokkenheid van MKB-ondernemingen en het effect van het project op MKB-ondernemingen alsmede de mate van samenwerking met kennisinstellingen;

    • c. technologische innovatie;

    • d. het duurzaam economisch perspectief, ten minste blijkend uit de toepassingsmogelijkheden van de projectresultaten alsmede het perspectief op arbeidsplaatsen of kennisuitwisseling met human capital.

  • 4 Voor de rangschikking wegen de in het derde lid vermelde criteria even zwaar.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

  • 3 In aanvulling op artikel 33 van de kaderregeling kan de minister de subsidie-ontvanger de verplichting opleggen om verslag uit te brengen over de toepassing van de resultaten van het R&D- project.

  • 4 In aanvulling op artikel 33 van de kaderregeling draagt de subsidie-ontvanger zorg voor de openbaarmaking en verspreiding van de resultaten van het R&D-project. De minister kan hierover nadere verplichtingen opleggen.

  • 5 De verplichtingen, bedoeld in het tweede en vierde lid, gelden gedurende vijf jaren na de dag waarop de subsidie is vastgesteld.

§ 4. Formulieren

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Het formulier voor het indienen van een aanvraag om:

  • a. een subsidie is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2;

  • b. een voorschot is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3;

  • c. een subsidievaststelling is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 4.

§ 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling BoegBeeld-module van de Experimentele kaderregeling subsidies innovatieprojecten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen 2, 3 en 4, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.

Den Haag, 21 juni 2006

De

Minister

van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

BoegBeeldprogramma

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Nano-elektronica is de revolutionaire volgende stap na micro-elektronica, de wijdverbreide technologie op basis van halfgeleiders die op dit moment al de hoeksteen van de hightech economie is. Embedded systemen is de naam van de elektronica en software die intelligent gedrag verlenen aan producten, processen en diensten. Nano-elektronica en embedded systemen maken samen de essentiële hardware en software mogelijk voor elektronische innovatie van producten en diensten in de voornaamste Europese groeimarkten, zoals de automotive industrie, vliegtuigelektronica, consumentenelektronica, telecommunicatie, medische systemen en productietechnologie. Innovatie en toegevoegde waarde in Europese industrieën is steeds meer afkomstig van nano-elektronica en embedded systemen.

Europese Technologie Platforms (ETPs) werden opgericht om ‘…publieke en private stakeholders bijeen te brengen om gemeenschappelijke onderzoeksagenda’s op te zetten en te implementeren in relevante industriële gebieden…’ om de doelstelling van R&D-investeringen van 3 procent van het BNP op te pakken, zoals gedefinieerd door de Europese Unie in Lissabon in 2000.

De ETPs ENIAC (European Nano-electronics Initiative Advisory Council) en ARTEMIS (Advanced Research and Technology for Embedded Intelligence and Systems) zijn initiatieven onder leiding van de industrie om de positie van Europa als vooraanstaande wereldwijde speler op het gebied van nano-elektronica en embedded sytemen te versterken. Zij brengen toonaangevende industriële en academische partijen samen met nationale en Europese organen om een coherente en geïntegreerde Europese onderzoeks- en ontwikkelingsstrategie op te zetten en te implementeren. De Strategische Onderzoeksagenda (Strategic Research Agenda/SRA) van deze ETPs schetst de evolutie van het vakgebied van een middellange- tot langetermijnperspectief en identificeert belangrijke technologische uitdagingen die moeten worden overkomen om Europa in staat te stellen de door hun respectievelijke High Level Groups vastgestelde visie te implementeren.

Nano-elektronica en embedded systemen zijn beide sterke groeisectoren en vereisen grondige R&D. De totale R&D-inspanningen van de Europese industrie op deze gebieden bedroeg meer dan 20 miljard euro in 2005, waarvan 435 miljoen euro werd geïnvesteerd in precompetitief samenwerkings-R&D naar een later stadium van het productieproces, voornamelijk via de EUREKA-clusters ITEA en MEDEA. De financiële doelstelling van de ETPs voor R&D is een stijging van meer dan 40 procent in precompetitief gezamenlijk R&D van 2005 tot 2010 op voorwaarde dat dit wordt gesteund met vergelijkbare nationale en Europese fondsen.

De Nederlandse regering heeft economische groei tot prioriteit gemaakt met een duidelijke afgebakende strategie om innovatie en groei te bevorderen door op sleutelgebieden te focussen die staan voor bestaande sterkten en excellentie. Eén sleutelgebied dat is gedefinieerd door het Nederlandse innovatieplatform is Hightech Systemen en Materialen. Nano-elektronica en embedded systemen vormen de spil in dit brede en gevarieerde sleutelgebied, wat blijkt uit het feit dat ongeveer 40 procent van de private R&D in Nederland hierin wordt geïnvesteerd.

De Nederlandse industrie heeft een unieke positie in de wereld doordat zij de volledige waardeketen beheerst, een essentieel voordeel aangezien kennis afkomstig uit de markt en over de toepassing noodzakelijk is om betere beslissingen te nemen en snellere vooruitgang mogelijk te maken bij de ontwikkeling van nieuwe producten. Uit sociaal-economisch oogpunt is er een wijdverbreide industrie van complexe elektronica, met een hoge groeisnelheid, enigszins als de kolen- en staalindustrie die de basis vormde voor de Europese Unie; van wereldklasse zijn, heeft niet alleen economische gevolgen voor de omzet, maar wat ook van belang is, is het beheer over de toepassing; in beveiligingskwesties heeft het bijvoorbeeld grote voordelen om in staat te zijn om het ‘slot en de sleutel’ zelf te maken. Het dient de sociale behoeften van de Europese gemeenschap en het Nederlandse zorgstelsel door banen van een hoog niveau te verschaffen en door met export waarde toe te voegen aan de economie, en maakt het mogelijk dat Nederland met kennis zijn doel op een duurzame manier kan bepalen, aangezien dit gebied een hoog kennis- en ervaringsniveau vereist.

Het afgelopen jaar werden er plannen ontwikkeld om dit deel van de Nederlandse economie te vergroten en stimuleren met het oog op de creatie van een ecosysteem van wereldklasse, een Nederlandse Pôle de Compétitivité (PdC), met ‘Silicon Valley’ reputatie, op het gebied van nano-elektronica en embedded systemen. De Nederlandse PdC, genoemd Point One (Pole of innovative technology on nanoelectronics and embedded systems) heeft de potentie om een belangrijke speler te worden met wereldwijde zichtbaarheid door de unieke combinatie van sterkten in de waardeketen en de bewezen prestaties en successen van zijn industrie. Er zijn veel voordelen voor Nederland om in zo’n initiatief te investeren. Het verschaft de vroegst mogelijke toegang tot essentiële geïntegreerde componenten die een voorsprong geven, ontwerp- en architectuurkwaliteiten om toe te passen in hightech producten en diensten, en versterkt bestaande sterkten in de voornaamste groeisectoren. Point One zal ervoor zorgen dat belangrijk intellectueel eigendom wordt gegenereerd in Nederland, waar Nederland zijn voordeel mee kan doen, dat vorm en richting geeft aan de toekomst, ook door bij te dragen aan een houdbare economie door energiebehoud en milieubeheer. Kritische massa wordt verschaft door grote industriële spelers die in de hele economische waardeketen MKB-bedrijven en starters in opkomende segmenten kweken. Onderzoeksinfrastructuren waarin de industrie innovatiegeoriënteerd wetenschappelijk onderzoek en onderwijs stimuleert, worden mogelijk gemaakt. Succesvolle realisatie van Point One zal leiden tot continue werkgelegenheid voor hoogontwikkelde kenniswerkers en op iedere directe industriële werknemer tot tien indirecte banen creëren.

Onderzoeksprioriteiten

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

De maatschappij van de toekomst verwacht omgevingen die sensitief zijn en reageren op de aanwezigheid en behoeften van mensen, gekenmerkt door vele onzichtbare apparaten die in de omgeving verspreid zijn. Apparaten die kennis hebben van hun situationele staat, die individuele gebruikers kunnen herkennen, zich aanpassen aan de behoeften van elke gebruiker en anticiperen op de wensen van elke gebruiker zonder bewuste tussenkomst. Met andere woorden, omgevingen die gebaseerd zijn op de Ambiënte Intelligentie-gedachte.

In deze wereld van Ambiënte Intelligentie hebben de ETPs ENIAC en ARTEMIS een gelaagde structuur en basisvocabulaire opgericht om maatschappelijke behoeften te vertalen in de context van een applicatie, en van daaruit de stap te maken van de voornaamste systeemontwerpuitdagingen tot aan de onderliggende halfgeleidertechnologiedomeinen. Elk niveau wordt opgebouwd uit items die onderzoeksprioriteiten vormen voor het succes van de ETPs.

Veel Europese onderzoeksprioriteiten zijn van direct belang voor de Point One, maar niet alle. Wat wel of niet relevant is, wordt gedicteerd door de bestaande sterkten van kenniscentra en industriële infrastructuren in Nederland. De planning binnen Point One en het BoegBeeldprogramma ten opzichte van Europese SRAs wordt toegelicht in onderstaande opsomming van de ENIAC- en ARTEMIS-onderzoeksprioriteiten. Een volledige omschrijving van elk item kan worden gevonden in de originele ETP SRA-documenten.

Maatschappelijke Behoeften

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Het spreekt voor zich dat alle opgesomde Maatschappelijke Behoeften evenzeer op Nederland van toepassing zijn als op de rest van de EU:

  • Gezondheid, bijvoorbeeld ‘De dokter in je zak’, real-time diagnostiek, biochips/lichaamssensoren;

  • Mobiliteit en Transport, bijvoorbeeld ‘100% veiligheid op de weg’, geïntegreerde transportsystemen, preventie van vervuiling;

  • Zekerheid en Veiligheid, bijvoorbeeld persoonlijke noodsituatiesystemen, beveiliging tegen criminaliteit en terrorisme, veilige thuisomgeving;

  • Communicatie, bijvoorbeeld naadloze toegang met of zonder draden, mobiele diensten zonder compromis, bescherming van privacy en content;

  • Opleiding en Entertainment, bijvoorbeeld overal en altijd leren, content met de beste kwaliteit (bijvoorbeeld HDTV), bescherming van content.

Applicatie Context

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Op het niveau van de Applicatie Context worden twee segmenten geselecteerd voor Point One, omdat ze aanzienlijk relevanter zijn voor de Nederlandse economie dan de andere twee. De geselecteerde segmenten zijn ‘Industrieel’ en ‘Privéruimten’; in beide is een solide industriële en academische competentie en ambitie aanwezig:

  • Industrieel: grote, complexe en veiligheidskritische systemen die Automotive, Luchtvaart, Productie omvatten, en specifieke groeisectoren zoals biomedisc;

  • Privé-ruimten: systemen en oplossingen bieden voor huizen, auto’s en kantoren, voor verhoogd plezier, comfort, welzijn en veiligheid.

‘Nomadische Omgevingen’ en ‘Publieke Infrastructuur’ zijn niet geselecteerd voor Point One:

  • Nomadische Omgevingen: apparaten zoals PDAs en systemen op het lichaam die het mogelijk maken om te communiceren in veranderende en mobiele omgevingen en gebruikers toegang tot informatie en diensten bieden terwijl ze onderweg zijn;

  • Publieke Infrastructuur: belangrijke infrastructuur, zoals luchthavens, steden en snelwegen, die de grootschalige inzet van systemen en diensten beslaat waar de burger in het algemeen voordeel bij heeft (bijvoorbeeld communicatienetwerken, verbeterde mobiliteit, energiedistributie, intelligente gebouwen).

Systeemontwerp Uitdagingen

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

In Systeemontwerp Uitdagingen wordt in Point One nu en in de toekomst zoals we die nu kennen in de volle breedte bestreken:

  • Referentieontwerpen en -Architecturen: referentieontwerpen die standaardarchitectuuroplossingen bieden voor een gegeven bereik van applicaties om de uitdaging van complexiteit aan te gaan en synergie te creëren tussen marktsectoren;

  • Naadloze Verbindingen en Middleware: middleware die naadloze verbindingen en interoperabiliteit op grote schaal mogelijk maken om nieuwe functionaliteiten en nieuwe diensten te ondersteunen en de ambiënte intelligente omgeving te bouwen;

  • Systeemontwerpmethoden & Tools: systeemontwerpmethodologieën en bijbehorende tools voor snel ontwerp en ontwikkeling, en generieke technologieën afkomstig uit basiswetenschap.

Technologiedomeinen

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Op het niveau van de technologiedomeinen heeft de Nederlandse industrie en wetenschap specifieke innovatieve sterkten die verband houden met opkomende grote groeimarkten die een sterke nadruk rechtvaardigen. Overeenkomstig deze sterkten zal Point One zich richten op ‘Meer dan Moore’ samen met ‘Heterogene Integratie’, ‘Benodigdheden en Materialen’ en ‘Ontwerpautomatisering’. Deze laatste houdt nauw verband met de bovenliggende Systeemontwerp Uitdagingen:

  • Meer dan Moore: niet-digitale functies en menselijke interface;

  • Heterogene Integratie: totale systeemintegratie (‘Systeem in Pakket’);

  • Benodigdheden en Materialen: technologie in productieproces mogelijk maken;

  • Ontwerpautomatisering: effectief platformgebaseerd systeemontwerp mogelijk maken.

‘Meer Moore’ en ‘Voorbij CMOS’ zijn niet geselecteerd voor Point One:

  • Meer Moore: complexe digitale circuits (geavanceerde CMOS en geheugens);

  • Voorbij CMOS: de fysieke grenzen van verhoudingen oprekken.

Bovenstaande beperkingen bepalen een focus voor Point One die ongeveer 50 procent van het totale bereik van ENIAC en ARTEMIS beslaat. Zo positioneert de PdC zich als een sterke en goed uitgebalanceerde entiteit die complementair is aan de grote industriële R&D-conglomeraten in Crolles (op het gebied van CMOS), Dresden (op het gebied van geheugens) en vergelijkbare kennisclusters rondom in embedded systemen, zoals het System@tic-conglomeraat in Parijs.

Roadmap

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

De implementatie van de geselecteerde Point One onderzoeksprioriteiten en in het bijzonder van de economische ambitie van de industrie zal de mobilisatie van een kritische massa middelen vereisen, en ook effectieve coördinatie tussen de verschillende programma’s op EG-, intergouvernementeel en nationaal niveau. Dit kan alleen worden bereikt door middel van duurzame, door de industrie geleide, publiek-private samenwerking waarin private, nationale en Europese publieke middelen worden gecombineerd. Point One heeft gekozen voor een integrale aanpak om de langetermijndoelen van de SRA te realiseren volgens vier gerichte en actiegeoriënteerde routes.

Actielijn 1: Strategische onderzoeksinitiatieven

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Strategische gezamenlijke onderzoeksprojecten op het gebied van nano-elektronica en embedded systemen, als Nederlandse bijdrage aan de Europese roadmaps, met als doel om Nederlandse en Europese concurrentiekracht te ontwikkelen. Onderzoeksprojecten uitvoeren die strategische sociale en economische doelen dienen. Onderzoeksresultaten die relevant zijn voor productontwikkeling door de industrie. Deze actielijn is relevant voor de tender 2006.

Actielijn 2: Open Innovatie instituten

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Open interface tussen industrie en wetenschappers. Industriële behoeften laten aansluiten bij academische technologische input. Instroom van academische kennis in industriële vaardigheden ontwikkelen. Onderzoeksagenda van het Instituut moet strategische, sociale en economische doelen dienen overeenkomstig internationale initiatieven en programma’s. Technologische input van wetenschap richting industrie. Overzichtsprogramma van kennisvalorisatie.

Actielijn 3: Kennisuitwisseling tussen wetenschap en industrie

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Wetenschappelijke en hbo-technische onderwijsprogramma’s laten aansluiten bij industrie. Tegemoetkomen aan industriële behoeften in termen van vakbekwame mensen en het niveau van de opleidingen. Onderwijsprogramma wordt aangepast op de laatste technologische behoeften. Personeel met relevante kennis en ervaring (bijvoorbeeld getraind in relevante toegepaste technologieën).

Actielijn 4: Ontwikkeling van het MKB

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

Steun bestaande MKB-bedrijven en starters. Verbeter de wereldwijde concurrentiepositie van het MKB in relevante technologieën. Het programma omvat een brede reeks voorwaarden voor verbeterde concurrentiekracht (training, kennisoverdracht, faciliteren van starters, acquisitie van nieuwe spelers, business development, venture capital fondsen).

In dit plan geeft actielijn 1 richting aan het portfolio van meewerkende R&D-projecten noodzakelijk voor het behalen van de door Point One geselecteerde onderzoeksprioriteiten. De combinatie van routes 2, 3 en 4 zullen het Point One ecosystem mogelijk maken en ontwikkelen. Deze drie actielijnen zijn niet relevant voor de tender, maar hebben een eigen traject. Binnen elke route zullen specifieke programma’s worden gestart. Projectvoorstellen zullen worden beoordeeld met de in deze SRA uiteengezette doelen, waarbij voorrang gegeven wordt aan die activiteiten die meerdere onderzoeksprioriteiten beslaan en een significante impact hebben op de eerder beschreven economische ambities van de Point One.

Point One zal voortbouwen op bestaande best practices van MEDEA+-, ITEA en het IS-Internationaal programma, creëert effectieve interactie met de EG Joint Technology Initiatives in Nano-elektronica en Embedded Systemen, en volgt nauwlettend de ontwikkelingen van deze initiatieven als zij worden uitgerold. Voor wereldwijde marktkansen op de lange termijn zal effectief gebruik worden gemaakt van de technische roadmaps die door MEDEA+, ITEA2, ENIAC en ARTEMIS zijn ontwikkeld en onderhouden, en ook door de ITRS.

Bijlage 2

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 3

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Bijlage 4

[Regeling vervallen per 11-03-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2009]

[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]

Naar boven