U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 17-11-2010.]Geraadpleegd op 05-12-2024. Geldend van 26-03-2006 t/m 18-01-2007
Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 9 maart 2006, nr. DCE/06/9313, houdende subsidieregels in het kader van digitalisering van erfgoedcollecties (Subsidieregeling ‘Digitaliseren met beleid’)
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 2, 5, 5a, 5b, 11, vijfde lid, en 48 van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen;
Besluit:
[Regeling vervallen per 17-11-2010]
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
b. instelling: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel een publiekrechtelijke rechtspersoon die tot taak heeft het beheren en toegankelijk maken van de eigen erfgoedcollectie, zoals musea, (audiovisuele-)archieven of instellingen op het gebied van monumenten en archeologie en universitaire bibliotheken;
c. projecten: het opstellen van een informatieplan of het uitvoeren van een ontwikkelingsproject;
d. informatieplan: een plan dat voldoet aan de criteria in het ICT-register van DEN A.01 Informatieplan en B.01. digitaliseringsplan;
e. ontwikkelingsproject: een samenhangende geheel van activiteiten gericht op de ontwikkeling van een product of dienst voor het duurzaam of veilig beheer, het presenteren of beschikbaar stellen van de gedigitaliseerde objecten via communicatienetwerken die voldoen aan de criteria zoals vermeld in het ICT-register van DEN onder C.02.02, C02.04., C.02.05 en C02.08 gestandaardiseerde toegankelijkheid en duurzaamheid en waarvan basisdigitalisering onderdeel kan uitmaken;
f. basisdigitalisering: alle inspanningen die gericht zijn op de transformatie van analoge naar digitale objecten of tekstbestanden conform de criteria in het ICT-register van DEN C.01 materiaalanalyse en selectie en C.02.01 Digitaliseringsprocessen.
g. het Besluit: Het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen;
h. samenwerkingsverband: een verband van instellingen die voor gemeenschappelijke rekening en risico een informatieplan opstellen, of een ontwikkelingsproject uitvoeren.
i. DEN: Stichting Digitaal Erfgoed Nederland
1 De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan:
a. een instelling die een informatieplan opstelt;
b. een instelling die een ontwikkelingsproject uitvoert;
c. de deelnemers uit een samenwerkingsverband die gezamenlijk een informatieplan opstellen of een ontwikkelingsproject uitvoeren;
2 Indien de aanvragers deelnemers in een samenwerkingsverband zijn, wordt de subsidie verstrekt aan de deelnemers gezamenlijk en betaald aan de deelnemer die als indiener van de aanvraag om subsidie is opgetreden.
1 De subsidie bedraagt 50% van de projectkosten ingeval subsidie wordt aangevraagd voor het maken van een informatieplan, met een maximum van € 25.000.
2 De subsidie bedraagt 65% van de projectkosten ingeval subsidie wordt aangevraagd voor een ontwikkelingsproject, met een maximum van € 150.000.
3 Indien basisdigitalisering onderdeel uitmaakt van het ontwikkelingsproject, bedraagt de subsidie 30% van de projectkosten voor zover betrekking hebbende op basisdigitalisering.
1 Als projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen:
a. de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen, na de indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten:
1°. loonkosten, met dien verstande dat bij personeel van een culturele instelling wordt uitgegaan van een uurloon, berekend op basis van het brutojaarloon bij een volledige dienstbetrekking. Dit brutojaarloon wordt verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een arbeidsovereenkomst verschuldigde opslag voor sociale lasten (werkgeverslasten voor sociale verzekering, VUT en pensioen). Bij de berekening van het uurloon wordt uitgegaan van een norm van 1600 arbeidsuren (zijnde de algemene voltijdsarbeidsduur van een persoon benoemd in een normbetrekking);
2°. kosten van aangeschafte machines en apparatuur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de aan het project toe te rekenen afschrijvingskosten, berekend op basis van de historische aanschafprijzen en de door de belastingdienst geaccepteerde afschrijvingstermijnen, met uitzondering van mogelijkheden tot vervroegde afschrijving, of leasetermijnen, met uitzondering van financieringskosten, en gebaseerd op de bedrijfseconomische levensduur;
3°. kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;
4°. andere aan derden verschuldigde kosten, met uitzondering van binnenlandse reis- en verblijfkosten, voorzover deze niet meer bedragen dan 80% van de subsidiabele projectkosten;
b. een opslag voor algemene kosten, groot 25% van de onder a, onder 1°, bedoelde kosten.
2 Indien geen loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 1°, worden gemaakt, maar niettemin arbeid ten behoeve van het project wordt verricht, wordt voor de berekening van de projectkosten uitgegaan van een uurtarief van € 40.
3 Kosten ten behoeve van opname in het Geheugen van Nederland.
4 De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.
1 Er is een Adviescommissie ‘Digitaliseren met beleid’, die tot taak heeft de minister op zijn verzoek te adviseren omtrent aanvragen om subsidie voor ontwikkelingsprojecten op grond van deze regeling.
2 De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.
3 De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste 3 en ten hoogste 6 andere leden. De leden zijn deskundig op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn geen ambtenaren, werkzaam bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
4 De voorzitter en de leden worden door de minister voor een termijn van ten hoogste 3 jaar benoemd. Zij zijn te allen tijde opnieuw benoembaar.
5 De commissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.
6 De minister kan waarnemers aanwijzen, die het recht hebben de vergaderingen van de commissie bij te wonen.
7 In het secretariaat van de commissie wordt door de minister voorzien.
8 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. De archiefbescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie, of zoveel eerder als naar omstandigheden wenselijk is, overgebracht naar het archief van de Directie cultureel erfgoed van dat ministerie.
9 De commissie verstrekt desgevraagd aan de minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
10 De commissie stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Op verzoek van de minister, maar ten minste elke 5 jaar, stelt de commissie tevens een evaluatieverslag op, waarin zij aandacht besteedt aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar taakvervulling. Het jaarverslag en het evaluatieverslag worden aan de minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.
1 Het subsidieplafond voor het in 2006 verlenen van subsidies voor aanvragen betreffende het opstellen van een informatieplan bedraagt € 318.919.
2 Het subsidieplafond voor het in 2006 verlenen van subsidies voor aanvragen betreffende een ontwikkelingsproject bedraagt € 500.000.
3 Bij ministeriële regeling worden de subsidieplafonds vastgesteld voor de jaren 2007 en 2008 voor het verlenen van subsidies voor aanvragen betreffende het opstellen van een informatieplan.
4 Bij ministeriële regeling worden de subsidieplafonds vastgesteld voor de jaren 2007 en 2008 voor het verlenen van subsidies voor een ontwikkelingsproject. Daarbij kan per tender een thema worden vastgesteld voor de in te dienen ontwikkelingsprojecten.
1 Een aanvraag om subsidie voor het maken van een informatieplan wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.
2 Een aanvraag gaat in afwijking van artikel 11 van het Besluit, uitsluitend vergezeld van de bescheiden overeenkomstig hetgeen in het formulier als bedoeld in het eerste lid is vermeld.
3 Indien de aanvraag het opstellen van een informatieplan betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient een van de deelnemers in het samenwerkingsverband de aanvraag mede namens de andere deelnemers in en gaat de aanvraag vergezeld van de overeenkomst waarin de samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband is geregeld, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.
1 Aanvragen om subsidie met betrekking tot ontwikkelingsprojecten op grond van deze regeling moeten zijn ontvangen in de periode van 1 juni tot en met 1 september 2006.
Bij ministeriële regeling worden de volgende perioden vastgesteld waarin aanvragen om subsidie op grond van deze regeling moeten zijn ontvangen.
2 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.
3 De aanvraag gaat in afwijking van artikel 11 van het Besluit, uitsluitend vergezeld van de bescheiden, overeenkomstig hetgeen in het formulier, als bedoeld in het tweede lid is vermeld.
4 Indien de aanvraag een ontwikkelingsproject betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, dient een van de deelnemers in het samenwerkingsverband de aanvraag mede namens de andere deelnemers in en gaat de aanvraag vergezeld van de overeenkomst waarin de samenwerking tussen de deelnemers in het samenwerkingsverband is geregeld, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld.
1 De minister geeft een beschikking binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag om subsidie betreffende het maken van een informatieplan.
2 Binnen dertien weken na de laatste dag van de bij of krachtens artikel 8, eerste lid, vastgestelde periode, geeft de minister een beschikking omtrent in die periode ontvangen aanvragen om subsidie betreffende een ontwikkelingsproject.
1 De minister beslist, onverminderd artikel 4, derde lid van het Besluit, afwijzend op een aanvraag voor het opstellen van een informatieplan indien:
a. de aanvraag niet voldoet aan de regeling;
b. hij het onaannemelijk acht dat het project binnen een jaar kan worden voltooid;
2 Met betrekking tot aanvragen om subsidie voor een informatieplan, waarop niet afwijzend is beslist, verdeelt Onze Minister het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.
De minister beslist, onverminderd artikel 4, derde lid van het Besluit, in ieder geval afwijzend op een aanvraag om subsidie voor een ontwikkelingsproject indien:
b. hij de projectkosten raamt op minder dan € 25.000;
c. hij het onaannemelijk acht dat het project binnen twee jaar kan worden voltooid.
1 De minister wint omtrent de aanvragen voor ontwikkelingsprojecten waarop niet met toepassing van artikel 11 afwijzend is beslist het advies in van de Adviescommissie Digitalisering.
2 De commissie geeft aan de minister in ieder geval een negatief advies, indien:
a. aannemelijk is, dat het ontwikkelingsproject ook zonder de subsidie zonder belangrijke vertraging zou worden uitgevoerd;
b. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om het ontwikkelingsproject naar behoren uit te voeren;
c. onvoldoende vertrouwen bestaat in de haalbaarheid van het ontwikkelingsproject.
3 De commissie rangschikt, de aanvragen waarover zij positief adviseert zodanig, dat een ontwikkelingsproject hoger gerangschikt wordt naar mate het meer bijdraagt aan:
a. innovativiteit;
b. digitale toegankelijkheid;
c. kennisoverdracht;
4 Voor de rangschikking, wegen de in lid 3 genoemde criteria, even zwaar.
De minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van rangschikking van de aanvragen door de commissie.
1 Indien op de aanvraag niet afwijzend wordt beslist, en deze een ontwikkelingsproject betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, vermeldt de beschikking tot subsidieverlening een raming van de projectkosten per deelnemer in het samenwerkingsverband.
2 Elke deelnemer in het samenwerkingsverband is tot ten hoogste het naar rato van de voor hem geraamde projectkosten berekende bedrag aansprakelijk voor terugbetaling van de subsidie, voor zover de subsidieontvangers daartoe verplicht zijn.
1 Onverminderd artikel 19 sub b en c, 20, 22 en 25 van het Besluit rusten op de subsidieontvanger de in de artikelen 16 tot en met 19 opgenomen verplichtingen.
2 De verplichtingen genoemd in artikel 17 en 19 van de regeling gelden tot 3 jaar na de vaststelling van de subsidie. De overige verplichtingen gelden tot aan de vaststelling.
1 De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de verlening bepaalde tijdstip, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project.
2 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.
1 Ten aanzien van de projectresultaten en de kennis die door het project is verkregen verleent de subsidieontvanger medewerking aan verdere verspreiding door de minister of door een door de minister aangewezen derde.
2 De subsidieontvanger dient bij aanvang van het project het formulier ‘aanmelden project’ in de DEN-projectenbank in te vullen.
3 Bij afronding van het project dient subsidieontvanger het formulier ‘eindevaluatie project’ in de DEN-projectenbank in te vullen.
1 De subsidieontvanger brengt steeds na afloop van een periode van 6 maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het ontwikkelingsproject, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de projectkosten.
2 De subsidieontvanger doet onverwijld nadat een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan of faillietverklaring van hem bij de rechtbank is ingediend daarvan mededeling aan de minister.
De subsidieontvanger stelt de digitale collectie als onderdeel van het ontwikkelingsproject ter beschikking aan het Geheugen van Nederland en verleent medewerking voor opname hiervan in het Geheugen van Nederland.
De subsidieontvanger ontvangt eenmalig een voorschot bij de subsidieverlening. Dit voorschot bedraagt 80% van het bij de subsidieverlening maximale subsidiebedrag.
1 De subsidieontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen dertien weken na het tijdstip waarop het project ingevolge artikel 16, eerste lid, moet zijn voltooid. Artikel 7, derde lid, artikel 8 derde lid en artikel 9, vierde lid is van overeenkomstige toepassing.
2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage.
3 De aanvraag gaat, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, vergezeld van:
a. een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van het ontwikkelingsproject,
b. indien het bedrag waarop de subsidie kan worden vastgesteld € 50 000 of meer bedraagt, een accountantsverklaring die is opgesteld op de in het formulier aangegeven wijze.
Na ontvangst van de gegevens geeft de minister de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ‘Digitaliseren met beleid’.
Deze regeling zal met de toelichting en bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.
Staatssecretaris
M.C. van der Laan
De begroting van uw project dient te worden opgesteld conform bijlage 1.
Als projectkosten worden uitsluitend die kostenposten in aanmerking genomen die in deze modelbegroting zijn opgenomen. Belangrijk is dat de voorziene kosten worden toegerekend aan de uit te voeren werkzaamheden. Geef hierbij aan om welk soort werkzaamheden het gaat.
Voer alleen kosten op die:
– rechtstreeks zijn toe te rekenen aan het project;
– voor eigen rekening komen van de deelnemers in het samenwerkingsverband;
– worden gemaakt en betaald ná indiening van de aanvraag en vóór het einde van het project/programma.
De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien u de omzetbelasting niet in aftrek kunt brengen. Winstopslagen bij een transactie binnen een groep mogen niet worden meegenomen.
Dit zijn de loonkosten inclusief sociale lasten, voor direct bij het project betrokken personeel voor zover deze rechtstreeks voor de uitvoering van het project noodzakelijk zijn. Het uurloon wordt op basis van 1600 productieve uren per jaar berekend.
Voor algemene kosten mag een opslag van 25 procent van de totale loonkosten worden opgevoerd (bij de electronische aanvraag wordt dit automatisch berekend).
Dit betreft de afschrijvingskosten van aangeschafte machines en apparatuur en het gebruik van bestaande machines en apparatuur op basis van de historische aanschafwaarde. Daarbij moet u uitgaan van de door de Belastingdienst geaccepteerde afschrijvingstermijnen, uitgezonderd de mogelijkheid tot vervroegd afschrijven. Als u de machines en apparatuur least, mag u de leasetermijnen (met uitzondering van de financieringskosten) opvoeren.
Dit zijn de kosten van te verbruiken materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen.
Indien u van bestaande machines en apparatuur gebruik maakt, rekent u toe naar evenredigheid van de tijd welke deze worden gebruikt voor het project.
Dit zijn kosten van de activiteiten die u uitbesteedt, zoals kosten voor studie- en ontwikkelingsactiviteiten en de kosten van het gebruik van machines en apparatuur bij niet-deelnemende, publiek-gefinancierde instellingen en ondernemers.
Dit zijn (conversie)kosten die moeten worden gemaakt om de in het verleden uitgevoerde digitalisering te laten aansluiten op de thans vereiste DEN-normen.
Hieronder vallen de kosten die een instelling moet maken voordat de collectie in het Geheugen van Nederland opgenomen kan worden. Bijvoorbeeld de kosten voor het laden van een TIFF-archief.
Als projectkosten worden uitsluitend die kostenposten in aanmerking genomen die in de committering zijn opgenomen. Belangrijk is dat de kosten zijn toegerekend aan de uit te voeren werkzaamheden. Geef hierbij aan om welk soort werkzaamheden het gaat.
– voor eigen rekening zijn van de deelnemers in het samenwerkingsverband;
– zijn gemaakt en betaald ná indiening van de aanvraag en vóór het einde van het project/programma.
Dit zijn de loonkosten inclusief sociale lasten, voor direct bij het project betrokken personeel voor zover deze rechtstreeks voor de uitvoering van het project noodzakelijk zijn. Het uurloon wordt op basis van 1600 productieve uren per jaar berekend. Voor algemene kosten mag een opslag van 25 procent van de totale loonkosten worden opgevoerd.
Indien u van bestaande machines en apparatuur gebruik maakt, rekent u toe naar evenredigheid van de tijd dat deze worden gebruikt voor het onderzoek.
Dit zijn de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen.
Dit zijn kosten van de activiteiten die u heeft uitbesteed, zoals kosten voor ontwikkelingsactiviteiten en de kosten van het gebruik van machines en apparatuur bij niet-deelnemende, publiek-gefinancierde instellingen en ondernemers.
Dit zijn kosten die moeten worden gemaakt voor de transformatie van analoge naar digitale objecten of tekstbestanden conform de vereiste DEN-normen.
Hieronder vallen de kosten die een instelling extra moet maken opdat de collectie in het Geheugen van Nederland opgenomen kan worden. Bijvoorbeeld de kosten voor het laden van een TIFF-archief.
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Subsidieregeling ‘Digitaliseren met beleid’", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.