Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 25-08-2023 t/m heden

Besluit van 18 november 2005, houdende regels over de vergoedingen die verschuldigd zijn voor door de Nationale ombudsman ontvangen klachten (Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 10 oktober 2005, 2005-0000244367, CZW;

Gelet op artikel 1c, tweede lid, van de Wet Nationale ombudsman;

De Raad van State gehoord (advies van 20 oktober 2005, nr. W04.05.0452/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 november 2005, nr. 2005-0000276117;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 De vergoeding, bedoeld in artikel 1c, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, bedraagt:

    • a. voor provincies: € 0,0061 [Red: per 25 augustus 2023 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023: € 0,0070] per inwoner per jaar;

    • b. voor gemeenten: € 0,2321 [Red: per 25 augustus 2023 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023: € 0,2600] per inwoner per jaar;

    • c. voor waterschappen: € 0,0116 [Red: per 25 augustus 2023 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023: € 0,0134] per ingezetene per jaar;

    • d. voor openbare lichamen: USD 0,1989 [Red: per 25 augustus 2023 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023: USD 0,2283] per inwoner per jaar.

  • 2 Voor de berekening van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a en b, wordt uitgegaan van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarover de vergoeding is verschuldigd.

  • 3 Voor de berekening van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, doen de waterschappen uiterlijk op 1 juli van het jaar waarover de vergoeding is verschuldigd, aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgaaf van de aantallen ingezetenen, bedoeld in artikel 118, derde lid, onder a, van de Waterschapswet.

Artikel 3

  • 1 De vergoeding, bedoeld in artikel 1c, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, bedraagt voor gemeenschappelijke regelingen € 1149 [Red: per 25 augustus 2023 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023: € 1.318] per verzoekschrift dat door de Nationale ombudsman wordt ontvangen over gedragingen van een bestuursorgaan dat tot de gemeenschappelijke regeling behoort.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, bepaalt Onze Minister, de Nationale ombudsman gehoord, in het geval dat twee of meer verzoekschriften dezelfde gedraging betreffen, dat eenmaal de voor een dergelijk verzoekschrift geldende vergoeding is verschuldigd.

Artikel 4

  • 1 De vergoeding, bedoeld in artikel 2, wordt jaarlijks uiterlijk op 30 november van het jaar waarover de vergoeding is verschuldigd, voldaan aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2 Onze Minister stelt jaarlijks voor de provincies, gemeenten, openbare lichamen en waterschappen het bedrag van de vergoeding vast, gerekend over de periode 1 januari tot en met 31 december. Deze vaststelling geschiedt uiterlijk op 1 augustus van het jaar waarover de vergoeding is verschuldigd.

Artikel 5

  • 1 De vergoeding, bedoeld in artikel 3, wordt jaarlijks achteraf en uiterlijk op 1 maart van het jaar volgend op het jaar waarover de vergoeding is verschuldigd, voldaan aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2 Onze Minister stelt jaarlijks voor de gemeenschappelijke regelingen het bedrag van de vergoeding vast, gerekend over de periode 1 januari tot en met 31 december. De vaststelling geschiedt terstond na de laatstgenoemde datum.

Artikel 6

Bij ministeriële regeling worden de bedragen, genoemd in artikel 2, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, ieder jaar aangepast overeenkomstig het door het Centraal Bureau voor de Statistiek in het kader van de Nationale Rekeningen vastgestelde prijsindexcijfer van de netto materiële consumptie van de overheid, volgens de jaar-op-jaarmethode.

Artikel 8

  • 1 Ten aanzien van vergoedingen die verschuldigd zijn geworden voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit blijft het recht zoals het voor die datum gold van toepassing.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op vergoedingen voor verzoekschriften die zijn ontvangen in de periode 1 september 2005 tot en met 31 december 2005.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Vergoedingenbesluit Wet Nationale ombudsman 2006.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 november 2005

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ,

J. W. Remkes

Uitgegeven de zesde december 2005

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Naar boven