Verordening huishoudelijke heffingen (PVV) 2006

[Regeling vervallen per 17-10-2019.]
[Regeling materieel uitgewerkt per 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 22-10-2006 t/m 16-10-2019

Verordening van het Productschap Vee en Vlees van 26 oktober 2005, houdende vaststelling van de aan de onder het productschap ressorterende ondernemers op te leggen huishoudelijke heffing voor het jaar 2006 (Verordening huishoudelijke heffingen (PVV) 2006)

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

Deze verordening neemt over de begripsbepalingen van de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005 en verstaat voorts onder:

a.

lidstaat

:

lidstaat van de Europese Gemeenschap, niet zijnde Nederland;

b.

handelsverkeer

:

handelsverkeer tussen lidstaten in de zin van artikel 27, sub a, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

c.

derde land

:

staat, niet zijnde een lidstaat;

d.

omzet

:

omzet behaald met de onderneming over het kalenderjaar dat voorafgaat aan het tijdvak waarover wordt geheven;

e.

onderneming in de vleesindustrie

:

slachterij, uitsnijderij of voorverpakker van vlees, uitgezonderd de onderneming waarvan de totale loonsom van het personeel dat betrokken is bij het slachten, uitsnijden of voorverpakken van vlees minder bedraagt dan € 107.672,- per jaar;

f.

loonsom

:

de som van de brutolonen van de werknemers van een onderneming, als bedoeld in kolom 6 van de model loonstaat 2005 van de Belastingdienst, vermeerderd met het totaal van betaalde vergoedingen voor inleen- en uitzendarbeid volgens factuur, exclusief B.T.W.;

g.

f.t.e.

:

fulltime-equivalent van de werknemer waarbij de fulltime-equivalent gemiddeld 36 uur per week bedraagt.

§ 2. Slacht en export van vee

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

  • 1 De ondernemer die in het jaar 2006 één of meer dieren slacht of doet slachten, dan wel uitvoert, is aan het productschap ter dekking van zijn huishoudelijke uitgaven over die dieren een heffing verschuldigd.

  • 2 Het tarief van de in het eerste lid bedoelde heffing bedraagt:

    • a. € 1,06 per rund, waarvan € 0,09 niet als zodanig in mindering mag worden gebracht op de aan de leverancier uit te betalen prijs;

    • b. € 0,1 5 per jong kalf, waarvan € 0,01 niet als zodanig in mindering mag worden gebracht op de aan de leverancier uit te betalen prijs;

    • c. € 0,42 per kalf, waarvan € 0,04 niet als zodanig in mindering mag worden gebracht op de aan de leverancier uit te betalen prijs;

    • d. € 0,03 per big, waarvan € 0,01 niet als zodanig in mindering mag worden gebracht op de aan de leverancier uit te betalen prijs;

    • e. € 0,11 per varken, waarvan € 0,01 niet als zodanig in mindering mag worden gebracht op de aan de leverancier uit te betalen prijs;

    • f. € 0,11 per zeug, waarvan € 0,01 niet als zodanig in mindering mag worden gebracht op de aan de leverancier uit te betalen prijs;

    • g. € 0,38 per schaap, waarvan € 0,03 niet als zodanig in mindering mag worden gebracht op de aan de leverancier uit te betalen prijs;

    • h. € 0,10 per geit;

    • i. € 0,04 per jonge geit.

  • 3 Als ondernemer die uitvoert als bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt degene die één of meer dieren

    • a. in het handelsverkeer brengt, dan wel

    • b. naar derde landen uitvoert, dan wel

    • c. aflevert aan een (rechts)persoon wiens bedrijf niet in Nederland is gevestigd, ongeacht of de ontvangst van die dieren door deze (rechts-)persoon in Nederland plaatsvindt.

§ 3. Handel in vee

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

  • 1 De ondernemer die een onderneming drijft volgens de indeling als bedoeld in het tweede lid, is aan het productschap ter dekking van zijn huishoudelijke uitgaven een heffing voor het kalenderjaar 2006 verschuldigd op voet van het bepaalde in de leden 4, 5 en 6.

  • 2

    • a. De ondernemingen worden als volgt ingedeeld:

      Groep I

      :

      ondernemingen die de handel in runderen uitoefenen;

      Groep II

      :

      ondernemingen die de handel in varkens uitoefenen;

      Groep III

      :

      ondernemingen die de handel in paardachtigen uitoefenen;

      Groep IV

      :

      ondernemingen die de handel in schapen/geiten uitoefenen.

    • b. Naast de indeling in groepen als vermeld onder a., worden de ondernemingen ingedeeld in groepen naar het aantal personen werkzaam in deze onderneming.

  • 3 De indeling als bedoeld in het tweede lid, geschiedt naar de toestand op 1 maart van het betrokken kalenderjaar met dien verstande, dat ondernemingen die na 1 maart van het betrokken kalenderjaar worden aangevangen, ingedeeld worden naar de toestand op het tijdstip van aanvang van de onderneming.

  • 4 De heffing bedraagt voor ondernemingen, die zijn ingedeeld in:

    Groep I

    :

    € 239,--

    Groep II

    :

    € 239,-

    Groep III

    :

    € 195,-

    Groep IV

    :

    € 239,--

    Groep I en II

    :

    € 245,-

    Groep I en IV

    :

    € 245,--

    Groep II en IV

    :

    € 245,--

    Groep I, II en IV

    :

    € 252,--

    Groep I en III

    :

    € 245,--

    Groep II en III

    :

    € 245,--

    Groep III en IV

    :

    € 245,--

    Groep I, II en III

    :

    € 252,--

    Groep I, III en IV

    :

    € 252,--

    Groep II, III en IV

    :

    € 252,--

    Groep I, II, III en IV

    :

    € 259,--

  • 5

    • a. De ondernemer die een onderneming drijft, als bedoeld in het tweede lid, onder a, is voorts een toeslagheffing verschuldigd naar rato van het aantal in de onderneming werkzame personen.

    • b. Als in de onderneming werkzame personen als bedoeld in het eerste onderdeel worden aangemerkt:

      • de natuurlijke persoon of personen die leiding geven aan de onderneming of die de onderneming drijven;

      • personen, niet begrepen onder 1°, in dienst van de onderneming op grond van een arbeidsovereenkomst met een werkweek van 19 uur en meer;

      • personen, niet begrepen onder 1° en 2°, die werkzaamheden binnen de onderneming verrichten als meewerkend gezins- of familielid met een werkweek van 19 uur en meer.

  • 6 De toeslagheffing bedraagt per onderneming bij:

    2 personen werkzaam in de onderneming

    :

    € 113,--

    3 of 4 personen werkzaam in de onderneming

    :

    € 143,--

    5 t/m 9 personen werkzaam in de onderneming

    :

    € 227,--

    10 t/m 19 personen werkzaam in de onderneming

    :

    € 386,--

    20 of meer personen werkzaam in de onderneming

    :

    € 749,--

Artikel 4

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

De ondernemer die een onderneming drijft waarin de handel in embryo's en sperma van eenhoevige dieren, runderen en varkens wordt uitgeoefend, is voor het jaar 2006 een heffing van € 216,- verschuldigd ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van het productschap.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

  • 1 Aan de ondernemer bedoeld in de artikelen 3 en 4, die contributie heeft betaald als lid of indirect lid van een overeenkomstig het derde lid aangewezen ondernemersorganisatie, wordt op zijn verzoek een aftrek toegestaan op het totaal aan heffing, met uitzondering van de toeslagheffing, verschuldigde bedrag.

  • 2 De aftrek beloopt 50% van het bedrag, dat de ondernemer als contributie aan de betreffende ondernemersorganisatie over het betrokken kalenderjaar heeft betaald tot ten hoogste de helft van hetgeen hij in totaal is verschuldigd aan heffing over datzelfde betrokken kalenderjaar.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde ondernemersorganisatie wordt aangewezen door het bestuur, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit beleidsregels Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad.

  • 4 Van het op grond van de indeling van de heffingsplichtige onderneming in een of meer van de in artikel 3, tweede lid, genoemde groepen, als heffing te betalen bedrag, wordt slechts aftrek als bedoeld in het eerste lid van dit artikel toegestaan ten aanzien van die groep of groepen, waarin de betreffende ondernemersorganisatie waaraan contributie is betaald, werkzaam is.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

  • 1 Indien een onderneming vóór 1 maart van het betrokken kalenderjaar heeft opgehouden te bestaan is de heffing en de toeslagheffing over dat kalenderjaar niet verschuldigd.

  • 2 Indien een onderneming na 30 juni van het betrokken kalenderjaar, doch vóór 1 november van dat jaar is aangevangen, is 50% van het volgens de voorgaande artikelen te berekenen heffingsbedrag verschuldigd.

  • 3 Indien een onderneming na 31 oktober van het betrokken kalenderjaar is aangevangen, is de heffing en de toeslagheffing over dat kalenderjaar niet verschuldigd.

§ 4. Vleeswarenindustrie

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

  • 1 De ondernemer die een onderneming drijft waarin de vleeswaren- en vleesconservenindustrie of de baconindustrie wordt uitgeoefend, is over het kalenderjaar 2006 een heffing op basis van de omzet verschuldigd volgens het navolgende tarief:

    Vanaf € 0,– tot en met € 45.000,– :

    € 467,–

    Vanaf € 45.001 ,– tot en met € 225.000,– :

    € 718,–

    Vanaf € 225.001 ,– tot en met € 450.000,– :

    € 890,–

    Vanaf € 450.001 ,– tot en met € 900.000,– :

    € 1.211,–

    Vanaf € 900.001 ,– tot en met € 2.250.000,– :

    € 2.084,–

    Vanaf € 2.250.001 ,– tot en met € 4.500.000,– :

    € 3.283,–

    Vanaf € 4.500.001 ,– tot en met € 7.000.000,– :

    € 4.331,–

    Vanaf € 7.000.001 ,– tot en met € 9.000.000,– :

    € 5.178,–

    Vanaf € 9.000.001 ,– tot en met € 14.000.000,– :

    € 6.403,–

    Vanaf € 14.000.001 ,– tot en met € 27.000.000,– :

    € 8.819,–

    Vanaf € 27.000.001,– tot en met € 50.000.000,– :

    € 10.379,–

    meer dan € 50.000.000,– :

    € 13.662,–

  • 2 Voor de ondernemer die na 1 januari 2006 heeft aangevangen een onderneming te drijven als bedoeld in het eerste lid, bedraagt de heffing € 467,– .

Artikel 8

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

  • 1 Aan de ondernemer, bedoeld in artikel 7, die contributie heeft betaald als lid of indirect lid van een overeenkomstig het derde lid aangewezen ondernemersorganisatie, wordt op zijn verzoek een aftrek toegestaan op het totaal aan heffing verschuldigde bedrag ingevolge deze verordening en de Verordening bestemmingsheffingen vleeswarenindustrie (PVV) 2006.

  • 2 De aftrek beloopt 50% van het bedrag, dat de ondernemer als contributie aan de betreffende ondernemersorganisatie over het betrokken kalenderjaar heeft betaald tot ten hoogste de helft van hetgeen hij in totaal is verschuldigd aan heffing, op grond van de in het eerste lid genoemde heffingsverordeningen, over datzelfde betrokken kalenderjaar.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde ondernemersorganisatie wordt aangewezen door het bestuur, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit beleidsregels Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad.

§ 5. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

Voor de toepassing van deze verordening geldt het bepaalde bij of krachtens de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005.

§ 6. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 17-10-2019]

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening huishoudelijke heffingen (PVV) 2006.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2006. Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2006, dan treedt zij in werking op de tweede dag na publicatie en werkt zij terug tot en met 1 januari 2006.

Zoetermeer, 26 oktober 2005

J.J. Ramekers

voorzitter

S.B.M. Jongerius

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van l december 2005.

Naar boven