Wet verplichte beroepspensioenregeling

Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2026.
Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2024.
Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 07-12-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Wet van 6 oktober 2005, houdende nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling (Wet verplichte beroepspensioenregeling)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met modernisering van de pensioenwetgeving, de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling in te trekken en te vervangen door een nieuwe wet ter zake;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Definities en toepassingsgebied

Artikel 1. Definities

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;

    • accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • afkoop: iedere handeling waardoor pensioenaanspraken en pensioenrechten hun pensioenbestemming verliezen, behoudens in geval van toepassing van de artikelen 66, vijfde lid, 129 of 214a, tweede lid, of van artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht;

    • arbeidsongeschiktheidspensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, wegens arbeidsongeschiktheid van de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot, waarop recht bestaat nadat de arbeidsongeschiktheid 104 weken heeft geduurd of, indien er sprake is van een beroepsgenoot in loondienst, waarop recht bestaat na afloop van de periode bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Ziektewet of, indien de beroepsgenoot Ziektewetuitkering ontvangt, na afloop van de periode bedoeld in artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet;

    • basispensioenregeling: de collectieve beroepspensioenregeling of het deel van de beroepspensioenregeling waaraan de beroepsgenoot op basis van de beroepspensioenregeling gehouden is om deel te nemen;

    • beëindiging van de deelneming: het beëindigen van de pensioenverwerving op basis van de beroepspensioenregeling anders dan door:

      • 1°. het overlijden van de beroepsgenoot; of

      • 2°. het ingaan van het ouderdomspensioen;

    • beroepsgenoot: een natuurlijk persoon die deel uitmaakt van een bepaalde beroepsgroep;

    • beroepspensioenfonds: een voor een bepaalde beroepsgroep werkend pensioenfonds, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, dat is opgericht ter uitvoering van een beroepspensioenregeling;

    • beroepspensioenregeling:

      • 1°. door beroepsgenoten overeengekomen rechten en plichten ten aanzien van pensioen ten behoeve van beroepsgenoten en gewezen beroepsgenoten, dan wel

      • 2°. indien de aan een beroepspensioenregeling deelnemende zelfstandige of beroepsgenoot in een andere lidstaat dan Nederland is gevestigd, een overeenkomst, een trustakte of voorschriften waarin is bepaald welke pensioenuitkeringen worden toegezegd en onder welke voorwaarden;

    • beroepspensioenvereniging: een vereniging waarvan beroepsgenoten lid zijn en die volledige rechtsbevoegdheid bezit, waarvan het statutaire doel uitsluitend omvat het verzorgen van een beroepspensioenregeling en waarbij het lidmaatschap niet automatisch voortvloeit uit het lidmaatschap van enig andere organisatie of uit het deelnemen in een beroepspensioenregeling;

    • beschermingsrendement: de vermogensbijschrijving die ervoor zorgt dat de, uit het opgebouwde pensioenvermogen te financieren, toekomstige pensioenuitkeringen en lopende pensioenuitkeringen nominaal stabiel blijven, dat wordt gefinancierd vanuit het totaal behaalde rendement en looptijdafhankelijk wordt toebedeeld aan de vermogens op basis van marktwaardering, waarbij toedelingsregels worden gehanteerd;

    • bevoegde autoriteiten: nationale autoriteiten van andere lidstaten dan Nederland als bedoeld in artikel 6, onderdeel 8, van richtlijn 2016/2341/EU;

    • bijdrage: iedere geldsom die wordt voldaan aan een pensioenuitvoerder in het kader van de uitvoering van beroepspensioenregelingen en uitvoeringsovereenkomsten;

    • bijzonder partnerpensioen: de aanspraak op partnerpensioen die op grond van artikel 68, eerste, tweede of derde lid, verkregen wordt door de gewezen partner;

    • buitenlandse instelling: een instelling met zetel buiten Nederland, niet zijnde een pensioeninstelling of verzekeraar in een andere lidstaat, een lidstaat van de Europese Unie of een instelling als bedoeld in artikel 81, tweede lid;

    • collectief toedelingsmechanisme: wijze waarop financiële mee- en tegenvallers collectief worden verwerkt in variabele uitkeringen van flexibele premieregelingen;

    • deelnemer: de beroepsgenoot die op grond van een beroepspensioenregeling pensioenaanspraken verwerft jegens de pensioenuitvoerder;

    • dekkingsgraad: de verhouding tussen het vermogen inzake de bij een beroepspensioenfonds ondergebrachte beroepspensioenregeling of beroepspensioenregelingen en de technische voorzieningen van een beroepspensioenfonds;

    • elektronisch: door middel van een elektronische informatiedrager die de ontvanger in staat stelt de verstrekte informatie duurzaam te bewaren;

    • flexibele premieregeling: premieregeling waarbij de premie individueel wordt belegd en waarbij het kapitaal voortvloeiend uit de premie vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering;

    • gedetacheerd beroepsgenoot: een beroepsgenoot die in een andere lidstaat wordt gedetacheerd om daar te werken en die krachtens titel II van verordening (EEG) nr.1408/71 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de gemeenschap verplaatsten (Pb EG L 149), onderworpen blijft aan de wetgeving van de lidstaat van oorsprong;

    • gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;

    • gewezen deelnemer: de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot die geen pensioenaanspraken op grond van de beroepspensioenregeling meer verwerft jegens de pensioenuitvoerder en die bij beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken heeft behouden jegens de pensioenuitvoerder;

    • lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

    • nabestaandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen;

    • nettopensioen: ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen in de vorm van een nettopensioen als bedoeld in afdeling 5.3B van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    • ontvangende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder aan wie in het kader van waardeoverdracht waarde wordt overgedragen;

    • Onze Minister: Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen;

    • ouderdomspensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de beroepsgenoot of de gewezen beroepsgenoot bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom;

    • overdrachtswaarde: de ten behoeve van de waardeoverdracht vastgestelde waarde van de over te dragen pensioenaanspraken of pensioenrechten;

    • overdragende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder die in het kader van waardeoverdracht waarde overdraagt aan een andere pensioenuitvoerder;

    • overrendement: het saldo van het totaal behaalde rendement op de beleggingen, de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat en het toebedeelde beschermingsrendement op basis van de toedelingsregels;

    • partner:

      • a. echtgenoot;

      • b. geregistreerd partner; of

      • c. partner in de zin van de beroepspensioenregeling zijnde de meerderjarige persoon die met de beroepsgenoot of de gewezen beroepsgenoot een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad, een bloedverwant in de tweede graad in de rechte lijn, een meerderjarig stiefkind of meerderjarig voormalig pleegkind;

    • partnerpensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de partner of gewezen partner wegens het overlijden van de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot;

    • partnerrelatie: huwelijk, geregistreerd partnerschap of partnerrelatie in de zin van de beroepspensioenregeling;

    • pensioen: ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpensioen;

    • pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;

    • pensioenbewaarder: de pensioenbewaarder, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

    • pensioeneenheid: eenheid van deelname in een beleggingsportefeuille, waarbij de waarde fluctueert met de koersontwikkeling van deze portefeuille en eventueel met de ontwikkeling van de levensverwachting;

    • pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van de beroepspensioenregeling het pensioen is ingegaan;

    • pensioeninstelling uit een andere lidstaat: een op basis van kapitaaldekking gefinancierde instelling, ongeacht de rechtsvorm, die zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland en die onafhankelijk van enige bijdragende onderneming of bedrijfstak is opgericht met als doel het verstrekken van arbeidsgerelateerde pensioenuitkeringen op basis van een als volgt gesloten overeenkomst:

      • 1°. individueel of collectief tussen een of meerdere werkgevers en een of meerdere werknemers of hun respectievelijke vertegenwoordigers, of

      • 2°. individueel of collectief met zelfstandigen,

      en die hiermee rechtstreeks verband houdende werkzaamheden verricht;

    • pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;

    • pensioenreglement: de door de pensioenuitvoerder opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen pensioenuitvoerder en deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde;

    • pensioenuitvoerder: een beroepspensioenfonds, of een premiepensioeninstelling of verzekeraar die zetel heeft in Nederland;

    • pensioenverplichtingen: verplichtingen van de pensioenuitvoerder uit hoofde van pensioenaanspraken en pensioenrechten;

    • premie: de in geld uitgedrukte periodiek vastgestelde structurele prestatie die verschuldigd is aan de pensioenuitvoerder en die bestemd is voor pensioen en de daaraan verbonden kosten;

    • premie-uitkeringsregeling: premieregeling uitgevoerd door een verzekeraar of door een premiepensioeninstelling waarbij de premie individueel wordt belegd, waarbij de premie of het kapitaal voortvloeiend uit de premie in de laatste 15 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, kan worden aangewend voor aankoop van een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum en waarbij het resterend kapitaal vanaf de pensioendatum wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering of voor de aankoop van een vastgestelde uitkering;

    • premiepensioeninstelling: een premiepensioeninstelling die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van premiepensioeninstelling mag uitoefenen;

    • premieregeling: een beroepspensioenregeling inzake een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een vastgestelde of variabele pensioenuitkering;

    • projectierendement: het ingerekende toekomstig rendement voor de vaststelling van variabele uitkeringen;

    • richtlijn 2016/2341/EU: richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU L 2016, 354);

    • risicodelingsreserve: een collectieve vermogensreserve waarmee in een flexibele premieregeling financiële mee- of tegenvallers kunnen worden gedeeld;

    • risicohouding: de vastgestelde mate waarin een groep deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden bereid is beleggingsrisico’s te lopen met oog op hun doelstellingen en de mate waarin deze groep beleggingsrisico’s kan dragen gegeven de kenmerken van deze groep;

    • risicovrije rente: de door De Nederlandsche Bank N.V. gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur;

    • scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of beëindiging van een partnerrelatie in de zin van de beroepspensioenregeling;

    • schriftelijk: in schrifttekens op papier;

    • solidaire premieregeling: premieregeling waarbij de premie collectief wordt belegd, de resultaten in ieder geval naar leeftijdscohorten worden toebedeeld en waarbij het voor pensioenuitkering bestemd vermogen gedurende de uitkeringsfase wordt aangewend voor financiering van een variabele uitkering;

    • solidariteitsreserve: een collectieve vermogensreserve waarmee in een solidaire premieregeling financiële mee- of tegenvallers kunnen worden gedeeld;

    • toedelingskring: groep personen waarop een collectief toedelingsmechanisme wordt toegepast;

    • toedelingsregels: de wijze waarop bij de solidaire premieregeling financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het collectief gevoerde beleggingsbeleid, de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat via beschermingsrendementen en overrendementen in de voor pensioenuitkering bestemde vermogens of in de solidariteitsreserve worden verwerkt;

    • toeslag: een verhoging van:

      • a. een pensioenrecht in de vorm van een vastgestelde uitkering; of

      • b. een pensioenaanspraak in de vorm van een aanspraak op een vastgestelde uitkering, mits die verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de beroepspensioenregeling;

    • toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 146;

    • uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen de beroepspensioenvereniging en de pensioenuitvoerder over de uitvoering van de beroepspensioenregeling;

    • verplichtstelling: de verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling op grond van artikel 5, eerste lid;

    • verzekeraar: een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;

    • voorwaarden in verband met de partnerrelatie: huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of voorwaarden in verband met een partnerrelatie in de zin van de beroepspensioenregeling;

    • vrijwillige pensioenregeling: het deel van de beroepspensioenregeling waaraan de beroepsgenoot op basis van de beroepspensioenregeling de mogelijkheid heeft om deel te nemen;

    • waardeoverdracht: iedere handeling waarbij de waarde van opgebouwde pensioenaanspraken of pensioenrechten wordt aangewend ten behoeve van:

      • 1°. andere pensioenaanspraken of pensioenrechten bij dezelfde of een andere pensioenuitvoerder; of

      • 2°. dezelfde pensioenaanspraken of pensioenrechten bij een andere pensioenuitvoerder;

    • wezenpensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor een kind tot wie de overleden beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot als ouder in familierechtelijke betrekking stond of voor diens stief- of pleegkind, wegens het overlijden van de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot;

    • zetel: de plaats waar een rechtspersoon volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd of, indien het een pensioenfonds, beroepspensioenfonds of pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft, de plaats waar deze volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd en zijn hoofdbestuur heeft of, indien het een pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft die geen rechtspersoon is of een natuurlijke persoon betreft, de plaats waar die pensioeninstelling of persoon zijn hoofdbestuur heeft.

  • 2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder beroepspensioenvereniging: een daarmee door Onze Minister gelijkgestelde instelling.

Artikel 2. Nadere bepaling definities

  • 3 De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 2a. Nadere bepalingen gezamenlijke huishouding

  • 1 Er is sprake van een gezamenlijke huishouding indien de betrokkenen een notarieel verleden samenlevingscontract hebben gesloten of sprake is van een samenlevingsverklaring en wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede of derde lid.

  • 2 Bij een bepaald partnerpensioen is sprake van een gezamenlijke huishouding indien en zolang er een notarieel verleden samenlevingscontract is en dit samenlevingscontract gemeld is aan de pensioenuitvoerder of er een door beide betrokkenen ondertekende samenlevingsverklaring is, waarin zij verklaren woonachtig te zijn op hetzelfde adres en voor elkaar te zorgen en deze samenlevingsverklaring is gestuurd naar de pensioenuitvoerder.

  • 3 Bij een onbepaald partnerpensioen is sprake van een gezamenlijke huishouding indien:

    • a. er een notarieel verleden samenlevingscontract is;

    • b. voor het overlijden van de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot er een door beide betrokkenen ondertekende samenlevingsverklaring is waarin zij verklaren woonachtig te zijn op hetzelfde adres en voor elkaar te zorgen; of

    • c. na het overlijden van de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot er een door een betrokkene ondertekende samenlevingsverklaring is waarin hij verklaart partner van de overledene te zijn geweest en hij aannemelijk maakt ten tijde van het overlijden of, indien relevant, op enig moment voor het overlijden een gezamenlijke huishouding met de overledene te hebben gevoerd.

  • 4 De betrokkene, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, maakt in ieder geval aannemelijk met de overleden beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot een gezamenlijke huishouding te hebben gevoerd indien sprake is geweest van inschrijving op hetzelfde adres gedurende zes maanden en een van de volgende omstandigheden:

    • a. uit hun relatie is een kind geboren of heeft erkenning plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;

    • b. het gezamenlijk eigendom van een huis; of

    • c. een huurcontract op beider naam; of

    • d. in de pensioenregeling van de betrokkene is de overleden beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot aangemerkt als partner van de betrokkene.

  • 5 Indien van toepassing wordt de duur van de gezamenlijke huishouding bij een onbepaald partnerpensioen beoordeeld op grond van de omstandigheden, bedoeld in het derde en vierde lid.

  • 6 Personen die partners waren omdat zij een gezamenlijke huishouding voerden blijven als partner aangemerkt wanneer zij niet langer ingeschreven zijn op hetzelfde adres als gevolg van opname in een zorginstelling, zolang geen van beiden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de pensioenuitvoerder heeft laten weten niet langer als partners te willen worden aangemerkt.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 3. Relatie met verzekeringsovereenkomsten

  • 2 Het verminderen of vervallen van een uitkering op grond van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid op basis van artikel 930, derde tot en met vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is niet mogelijk, tenzij door een deelnemer niet is voldaan aan de in artikel 928 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek omschreven mededelingsplicht betreffende zijn risico. In dat geval beperkt de vermindering of het verval van de uitkering zich tot het risico met betrekking tot de in de eerste zin bedoelde persoon. Voorzover de eerste zin in de weg staat aan vermindering dan wel verval van een uitkering, heeft het beroepspensioenfonds of de verzekeraar een recht van verhaal op de beroepspensioenvereniging.

Artikel 4. Relatie met Wet op het financieel toezicht

De Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op de verhouding tussen een verzekeraar of een premiepensioeninstelling en een aanspraak- of pensioengerechtigde, tenzij in deze wet anders is bepaald.

Artikel 4a. Regeling voor uitvoering door algemeen pensioenfonds

  • 2 Artikel 35 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in de uitvoeringsovereenkomst met een algemeen pensioenfonds ook een regeling wordt opgenomen met betrekking tot:

    • a. de voorwaarden die gelden bij beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h;

    • b. de kosten die verband houden met de uitvoering van de beroepspensioenregeling en die in mindering kunnen worden gebracht op een afgescheiden vermogen dat wordt aangehouden door een algemeen pensioenfonds;

    • c. de kosten die ten laste kunnen worden gebracht van de premie voor een afgescheiden vermogen dat wordt aangehouden door een algemeen pensioenfonds; en

    • d. de afspraken die met een algemeen pensioenfonds worden gemaakt over de kwaliteit van de dienstverlening.

  • 3 Indien een algemeen pensioenfonds een beroepspensioenregeling die is beëindigd uitvoert waarbij geen beroepspensioenvereniging meer betrokken is, stelt het algemeen pensioenfonds een uitvoeringsreglement op dat, voor zover van toepassing, voldoet aan de eisen die in artikel 35 en het tweede lid ten aanzien van de uitvoeringsovereenkomst zijn gesteld.

  • 4 Artikel 91 is van overeenkomstige toepassing bij een verzoek van de beroepspensioenvereniging tot collectieve waardeoverdracht die ertoe strekt de waarde onder te brengen in een andere collectiviteitkring bij hetzelfde algemeen pensioenfonds. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over collectieve waardeoverdracht als bedoeld in artikel 91 in de situatie van een beroepspensioenregeling die is beëindigd waarbij geen beroepspensioenvereniging meer betrokken is.

  • 5 Artikel 92 is van overeenkomstige toepassing bij een collectieve waardeoverdracht door een algemeen pensioenfonds aan een andere pensioenuitvoerder of een andere collectiviteitkring bij hetzelfde algemeen pensioenfonds bij beëindiging van een collectiviteitkring.

  • 6 Indien een beroepspensioenfonds een algemeen pensioenfonds wordt is artikel 92 van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Artikel 110f is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor verantwoordingsorgaan wordt gelezen: verantwoordingsorgaan of belanghebbendenorgaan.

  • 8 De beroepspensioenregelingen die onder dezelfde verplichtstelling vallen vormen financieel een geheel en zijn, voor de toepassing van artikel 123 van de Pensioenwet, een collectiviteitkring waarvoor een algemeen pensioenfonds een afgescheiden vermogen aanhoudt. De vrijwillige pensioenregeling maakt deel uit van het zelfde afgescheiden vermogen als de basispensioenregeling.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de kosten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b en c en de afspraken, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d.

Hoofdstuk 2. De verplichtstelling

Artikel 5. Het opleggen van een verplichtstelling

  • 1 Onze Minister kan het deelnemen in een beroepspensioenregeling voor een of meer bepaalde groepen van beroepsgenoten verplicht stellen indien:

    • a. daartoe een aanvraag wordt gedaan door een beroepspensioenvereniging, en

    • b. die beroepspensioenvereniging een naar het oordeel van de minister belangrijke meerderheid van de beroepsgenoten die tot de beroepsgroep behoren, vertegenwoordigt.

  • 3 Indien zowel zelfstandig werkzame beroepsgenoten als beroepsgenoten die in loondienst werkzaam zijn deelnemen aan de beroepspensioenregeling wordt pas voldaan aan het eerste lid, onderdeel b, wanneer voor beide groepen afzonderlijk is aangetoond dat de beroepspensioenvereniging een belangrijke meerderheid van die beroepsgenoten vertegenwoordigt.

Artikel 6. Aanvraag van een verplichtstelling

  • 1 De aanvraag, bedoeld in artikel 5, gaat vergezeld van:

    • a. een verklaring waaruit blijkt dat aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b, wordt voldaan;

    • b. een gewaarmerkt exemplaar van de op het moment van de aanvraag geldende statuten en reglementen van de beroepspensioenvereniging.

  • 2 Indien de beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door een beroepspensioenfonds gaat de aanvraag tevens vergezeld van:

    • a. een authentiek afschrift van de akte van oprichting van het beroepspensioenfonds;

    • b. een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van het reglement of de reglementen van het beroepspensioenfonds;

    • c. een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de uitvoeringsovereenkomst;

    • d. een actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 140;

    • e. een eventuele overeenkomst tot overdracht of verzekering.

  • 3 Indien de beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door een verzekeraar of een premiepensioeninstelling gaat de aanvraag tevens vergezeld van:

    • a. een door het bestuur van de beroepspensioenvereniging gewaarmerkt afschrift van de getekende overeenkomst tussen de verzekeraar of de premiepensioeninstelling en de beroepspensioenvereniging;

    • b. een door de beroepspensioenvereniging gewaarmerkt afschrift van de getekende wijzigingsovereenkomst indien er een wijziging van de overeenkomst heeft plaatsgevonden.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot de aanvraag alsmede met betrekking tot de bij te voegen stukken nadere regels worden gesteld, waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

Artikel 7. Gevolgen van een verplichtstelling

  • 3 De deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden leven de beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde besluiten na.

  • 4 Indien de beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door een beroepspensioenfonds leven de deelnemers de statuten van dat beroepspensioenfonds en de daarop gebaseerde besluiten na.

Artikel 8. Uitvoering van de beroepspensioenregeling

Een beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door:

  • a. een pensioenuitvoerder;

  • b. een pensioeninstelling uit een andere lidstaat die beschikt over een daartoe verleende vergunning als bedoeld in artikel 193 en de bevoegde autoriteiten in kennis heeft gesteld als bedoeld in artikel 193; of

  • c. een verzekeraar met een zetel buiten Nederland, mits die verzekeraar op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.

Uitvoering door een premiepensioeninstelling kan uitsluitend bij premieregelingen waarbij de premiepensioeninstelling geen risico draagt.

Artikel 9. Wijziging van de verplichtstelling

  • 1 Onze Minister kan de verplichtstelling wijzigen indien daartoe een aanvraag wordt gedaan door een beroepspensioenvereniging die voldoet aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b.

  • 3 Indien de beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door een beroepspensioenfonds gaat de aanvraag tevens vergezeld van:

    • a. een authentiek afschrift van de akte houdende wijziging van de statuten indien er een wijziging van de statuten heeft plaatsgevonden;

    • b. een door het beroepspensioenfonds gewaarmerkt exemplaar van de wijzigingen van de reglementen indien er een wijziging van de reglementen heeft plaatsgevonden.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het eerste en tweede lid nadere regels worden gesteld, waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

Artikel 10. Wijziging van de beroepspensioenregeling

  • 1 Indien een wijziging van de beroepspensioenregeling heeft plaatsgevonden zendt de beroepspensioenvereniging een door haar gewaarmerkt afschrift van wijziging van de beroepspensioenregeling, binnen twee weken nadat de wijziging tot stand is gekomen aan Onze Minister en aan de toezichthouder.

  • 2 Onze Minister doet mededeling in de Staatscourant van de wijziging van de beroepspensioenregeling.

Artikel 11. Periodieke representativiteitstoets

  • 1 Op verzoek van Onze Minister toont de beroepspensioenvereniging die voortzetting van de verplichtstelling wenst binnen acht weken na dat verzoek aan dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b.

  • 2 Onze Minister doet het verzoek, bedoeld in het eerste lid, ten minste acht weken voordat er vijf jaren zijn verstreken sinds de datum waarop voor het laatst is gebleken dat wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b.

  • 3 Als de datum waarop voor het laatst is gebleken dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b wordt aangemerkt:

    • a. de datum waarop de verplichtstelling is opgelegd;

    • b. de datum waarop de verplichtstelling is gewijzigd, of

    • c. de datum waarop na het verzoek van Onze Minister, bedoeld in het eerste lid of artikel 12 is aangetoond dat aan de daar gestelde eisen wordt voldaan.

  • 4 Indien de beroepspensioenvereniging niet binnen acht weken na het verzoek, bedoeld in het eerste lid, heeft aangetoond dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b, doet Onze Minister daarvan mededeling in de Staatscourant.

Artikel 12. Intrekking naar aanleiding van de periodieke representativiteitstoets

  • 1 Acht weken voordat er twee jaren zijn verstreken sinds de mededeling, bedoeld in artikel 11, vierde lid, doet Onze Minister opnieuw een verzoek als bedoeld in artikel 11, eerste lid. Indien de beroepspensioenvereniging, binnen acht weken na dat verzoek niet aantoont dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b, trekt Onze Minister met betrekking tot de betrokken beroepsgroep de verplichtstelling in.

  • 2 Indien uitsluitend met betrekking tot de beroepsgenoten die in loondienst werkzaam zijn door de beroepspensioenvereniging niet is aangetoond dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b, trekt Onze Minister de verplichtstelling in afwijking van het eerste lid, slechts in met betrekking tot die groep.

Artikel 13. Intrekking op aanvraag

  • 2 Onverminderd artikel 14 kan Onze Minister de verplichtstelling intrekken voor een of meer bepaalde groepen van beroepsgenoten indien:

    • a. daartoe een aanvraag wordt gedaan door een beroepspensioenvereniging,

    • b. die beroepspensioenvereniging een naar het oordeel van de minister belangrijke meerderheid van die groep of groepen beroepsgenoten vertegenwoordigt, en

    • c. deze intrekking niet tot gevolg heeft dat de verplichtstelling slechts resteert voor beroepsgenoten die in loondienst werkzaam zijn.

  • 3 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het eerste lid.

  • 4 De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, gaat vergezeld van een verklaring waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het tweede lid, onderdeel b.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot de aanvragen, bedoeld in het eerste lid en tweede lid, alsmede met betrekking tot de bij te voegen stukken nadere regels worden gesteld, waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvragen uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

Artikel 14. Ambtshalve intrekking van de verplichtstelling

  • 1 In uitzonderlijke gevallen kan Onze Minister de verplichtstelling ambtshalve voor alle of voor één of meer bepaalde groepen van deelnemers intrekken.

  • 2 Van een uitzonderlijk geval is in ieder geval sprake indien er geen bijdragen meer aan de pensioenuitvoerder worden gedaan dan wel indien het een beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, betreft.

Artikel 15. Waarborgen bij intrekking van de verplichtstelling

  • 1 Bij een besluit tot intrekking van de verplichtstelling geeft Onze Minister aan per welke datum de verplichtstelling wordt ingetrokken.

  • 2 In afwijking van artikel 12 en 13 trekt Onze Minister de verplichtstelling niet in zolang tegen die intrekking overwegende bezwaren bestaan in verband met de bescherming van de rechten van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.

  • 3 Bij de intrekking kunnen door Onze Minister ter bescherming van de rechten van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden voorschriften worden gegeven met betrekking tot hun rechten en verplichtingen.

  • 4 Bij het besluit van intrekking kan Onze Minister voorschrijven dat de beroepspensioenvereniging binnen zes maanden na dat besluit bij de toezichthouder een plan voor afbouw indient.

  • 5 Vanaf de dag van publicatie in de Staatscourant van het besluit tot intrekking van de verplichtstelling worden geen nieuwe deelnemers tot de beroepspensioenregeling toegelaten.

Artikel 16. Publicatie in de Staatscourant

  • 1 Onze Minister doet mededeling in de Staatscourant van:

    • a. een aanvraag tot verplichtstelling;

    • b. een verplichtstelling;

    • c. een aanvraag betreffende wijziging van de verplichtstelling;

    • d. een wijziging van de verplichtstelling;

    • e. een aanvraag tot intrekking van een verplichtstelling;

    • f. een voornemen tot ambtshalve intrekking van een verplichtstelling;

    • g. een intrekking van een verplichtstelling;

    • h. het niet verder in behandeling nemen van een aanvraag.

  • 2 Bij de mededelingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, c, e en f, vermeldt Onze Minister de termijn waarbinnen zienswijzen tegen de inhoud van hetgeen is meegedeeld schriftelijk bij hem naar voren kunnen worden gebracht. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de indiening van de zienswijze uitsluitend langs elektronische weg kan plaatsvinden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

Artikel 17. Detachering

  • 1 Indien tijdens detachering in Nederland de betaling van premies in een andere lidstaat wordt voortgezet, is de in Nederland gedetacheerde beroepsgenoot vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van premies in Nederland.

  • 2 Een gedetacheerd beroepsgenoot kan tijdens de detachering blijven deelnemen aan de beroepspensioenregeling.

Artikel 18. Ontheffing

[Toekomstige wijziging(en) op 01-01-2026. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Onverminderd artikel 17 kan onze Minister een persoon die slechts tijdelijk in Nederland werkzaam is, op aanvraag in een bijzonder, individueel geval voorwaardelijk of onvoorwaardelijk voor de periode dat die persoon in Nederland werkzaam is ontheffing verlenen van de verplichtstelling.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels met betrekking tot de aanvraag worden gesteld, waarbij voor de indiening van de aanvraag kan worden bepaald dat deze uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

Artikel 19. Gemoedsbezwaren

  • 1 Van de verplichtstelling, wordt op zijn aanvraag, door de pensioenuitvoerder ontheffing verleend aan de persoon die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden met betrekking tot het eerste lid nadere regels gesteld. Bij ministeriële regeling worden tevens regels gesteld betreffende de gevolgen van de ontheffing, alsmede betreffende de intrekking van de ontheffing.

Hoofdstuk 3. Eisen met betrekking tot de inhoud en uitvoering van de beroepspensioenregeling

§ 1. Algemene eisen aan de beroepspensioenregeling

Artikel 20. Reikwijdte van een beroepspensioenregeling

  • 1 Een beroepspensioenregeling is in overwegende mate bestemd voor zelfstandig werkende beroepsgenoten.

  • 2 Een beroepspensioenregeling bevat in ieder geval een basispensioenregeling.

  • 3 Een beroepspensioenregeling kan meer dan één beroepsgroep omvatten of zijn beperkt tot een deel van een beroepsgroep.

Artikel 21. Opstellen en inhoud pensioenreglement

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 De pensioenuitvoerder stelt een pensioenreglement vast in overeenstemming met de beroepspensioenregeling en de uitvoeringsovereenkomst.

  • 2 In het pensioenreglement worden in ieder geval bepalingen opgenomen betreffende:

    • a. de beroepsgroep of het deel van de beroepsgroep waarvoor de beroepspensioenregeling geldt;

    • b. de wijze waarop de pensioenuitvoerder omgaat met inkomende waarden in het kader van waardeoverdracht;

    • c. de hoogte van de ruilvoet en de opbouwkeuzevoet, bedoeld in artikel 72 en 73, en de afkoopvoet, bedoeld in artikel 78;

    • d. de kortingsregel, bedoeld in artikel 129;

    • e. de regels en procedures die gelden ten aanzien van de solidariteitsreserve of de risicodelingsreserve;

    • f. de risicohouding;

    • g. de toedelingsregels; en

    • h. het projectierendement.

Artikel 22. Gelijke behandeling deeltijder en jonge beroepsgenoot

  • 1 Uitsluiting van deelneming aan een beroepspensioenregeling op grond van het aantal uren dat het beroep wordt uitgeoefend, het gerealiseerde inkomen, het overeengekomen loon of de gerealiseerde omzet, is niet toegestaan.

  • 2 Uitsluiting van deelneming aan een beroepspensioenregeling op grond van de leeftijd van een beroepsgenoot is niet toegestaan indien de beroepsgenoot achttien jaar of ouder is.

  • 3 Het verwerven van pensioenaanspraken op grond van een beroepspensioenregeling kan, indien in de beroepspensioenregeling is voorzien in een drempelperiode, met betrekking tot ouderdomspensioen worden uitgesteld met ten hoogste twee maanden. Wachttijden zijn niet toegestaan voor het ouderdomspensioen en wachttijden of drempelperioden zijn niet toegestaan voor het nabestaandenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen. Indien een gewezen beroepsgenoot nog niet in de beroepspensioenregeling is opgenomen, maar er door of namens hem een bijdrage is betaald, dan wordt de som van de bijdragen aan hem terugbetaald of wordt, in geval de gewezen beroepsgenoot het beleggingsrisico draagt, de som van de gestorte bijdragen of de met deze bijdragen gerealiseerde beleggingswaarde aan hem terugbetaald.

  • 4 Elk beding in strijd met het eerste, tweede en derde lid is nietig.

Artikel 23. Gelijke premie

  • 1 De door of voor een deelnemer verschuldigde premie bedraagt voor alle deelnemers een gelijk percentage van de gerealiseerde omzet, het gerealiseerde inkomen of het gerealiseerde loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen.

  • 2 Voor verschillende vormen van pensioen en voor verschillende pensioenregelingen kunnen verschillende premies worden vastgesteld.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op de premie voor vrijwillige pensioenregelingen.

Artikel 24. Voeren van boekhouding

  • 1 De beroepspensioenregeling kan een verplichting voor iedere deelnemer inhouden tot het bijhouden van een zodanige boekhouding, dat daaruit de gegevens blijken welke de pensioenuitvoerder nodig heeft voor de vaststelling van het deelnemerschap en de pensioenaanspraken, pensioenrechten en verplichtingen van de deelnemer.

  • 2 Iedere deelnemer verleent de pensioenuitvoerder desgevraagd inzage in de in het eerste lid bedoelde boekhouding en in de bescheiden die daaraan ten grondslag liggen, voor zover daaruit de in dat lid bedoelde gegevens zijn af te leiden.

  • 3 Iedere deelnemer verstrekt desgevraagd de inlichtingen welke de pensioenuitvoerder nodig heeft voor de vaststelling van het deelnemerschap en de pensioenaanspraken, pensioenrechten en verplichtingen van die deelnemer.

  • 4 De persoon, die de inzage van de boekhouding en bescheiden en de verstrekking van de gegevens weigert, kan zich niet met vrucht beroepen op enige geheimhoudingsplicht, ook al mocht deze hem bij wet zijn opgelegd.

Artikel 25. Vergunning en kennisgeving grensoverschrijdende activiteiten

  • 1 Het is een beroepspensioenfonds verboden bijdragen te ontvangen van een zelfstandige of beroepsgenoot die is gevestigd in een andere lidstaat dan Nederland:

    • a. zonder een daartoe door de toezichthouder verleende vergunning; en

    • b. zonder de toezichthouder van het voornemen daartoe in kennis te hebben gesteld, op de wijze, bedoeld in artikel 26, en met inachtneming van artikel 190.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, artikel 133, vierde lid, artikel 135, tweede lid, en de paragrafen 4.2 en 4.3 wordt onder het ontvangen van bijdragen verstaan het ontvangen van bijdragen voor de uitvoering van een pensioenregeling die afkomstig is uit een andere lidstaat dan de lidstaat waar het beroepspensioenfonds gevestigd is.

Artikel 26. Vereisten kennisgeving

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2005. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 1 Een beroepspensioenfonds stelt de toezichthouder in kennis van een voornemen bijdragen te gaan ontvangen van een in een andere lidstaat gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot.

  • 2 De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een opgave van:

    • a. de lidstaat waar de zelfstandige of beroepsgenoot is gevestigd, die in voorkomend geval wordt opgegeven door de zelfstandige of beroepsgenoot;

    • b. de naam van de in de andere lidstaat gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot; en

    • c. de voornaamste kenmerken van de beroepspensioenregeling die voor die zelfstandige of beroepsgenoot zal worden uitgevoerd.

Artikel 27. Naleving toepasselijke sociale en arbeidswetgeving andere lidstaat

Het beroepspensioenfonds neemt bij de uitvoering van een beroepspensioenregeling voor een in een andere lidstaat dan Nederland gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot de op bedrijfspensioenvoorziening toepasselijke bepalingen van de sociale en arbeidswetgeving en de voorschriften die krachtens titel IV van richtlijn 2016/2341/EU moeten worden nageleefd, in acht. De Nederlandse sociale en arbeidswetgeving is niet van toepassing op de uitvoering van de beroepspensioenregeling.

§ 1.2. De beroepspensioenregeling

Artikel 28. Karakter beroepspensioenregeling

  • 1 De beroepspensioenregeling houdt een premieregeling in.

  • 2 Een premieregeling voor pensioen op opbouwbasis houdt in:

    • a. een solidaire premieregeling;

    • b. een flexibele premieregeling; of

    • c. een premie-uitkeringsregeling.

  • 3 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in een nabestaandenpensioen op risicobasis of een arbeidsongeschiktheidspensioen op risicobasis, wordt in de beroepspensioenregeling opgenomen of aan de nabestaanden of de arbeidsongeschikte een vastgestelde of een variabele uitkering wordt verstrekt. Indien een variabele uitkering wordt verstrekt wordt in de beroepspensioenregeling opgenomen bij welk karakter als bedoeld in het tweede lid voor het nabestaandenpensioen of het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt aangesloten. De regels die bij of krachtens deze wet gelden voor een variabele pensioenuitkering bij een beroepspensioenregeling met dat karakter zijn van overeenkomstige toepassing bij de uitvoering van het nabestaandenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen.

Artikel 28a. Solidaire premieregeling

  • 1 Bij een solidaire premieregeling berekent de pensioenuitvoerder de kans dat met de premie de beoogde pensioendoelstelling wordt behaald. Deze berekening wordt door beroepspensioenfondsen bij de opdrachtaanvaarding, door verzekeraars en premiepensioeninstellingen bij het sluiten van de uitvoeringsovereenkomst en door alle pensioenuitvoerders periodiek, uiterlijk iedere vijf jaar, gedaan aan de hand van een uniforme scenario-analyse. De pensioenuitvoerder informeert de beroepspensioenvereniging hierover.

  • 2 Het voor de pensioenuitkering bestemd vermogen wordt gedurende de uitkeringsfase gebruikt voor financiering van een variabele uitkering.

  • 3 De solidariteitsreserve is onderdeel van de solidaire premieregeling.

  • 4 De financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het collectieve beleggingsbeleid worden in de voor pensioenuitkering bestemde vermogens en de solidariteitsreserve verwerkt door middel van vastgelegde toedelingsregels die in ieder geval aansluiten bij de risicohouding per leeftijdscohort, waarbij in de toedelingsregels bepaald kan worden dat het beschermingsrendement voor het renterisico wordt toebedeeld ofwel op basis van wijziging van de rentetermijnstructuur die de toezichthouder beschikbaar stelt ofwel rechtstreeks uit het rendement van de daarvoor bestemde beleggingen. De financiële mee- of tegenvallers als gevolg van de ontwikkeling van de levensverwachting en het sterfteresultaat worden verwerkt door middel van aparte toedelingsregels of de solidariteitsreserve.

  • 5 De toedelingsregels voor de beschermingsrendementen en overrendementen voor het beleggingsrisico zijn zodanig dat er op voorhand geen herverdelingseffecten plaatsvinden. Van de eerste zin kan afgeweken worden voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen van de ingegane pensioenuitkeringen en van de opgebouwde aanspraak op nabestaandenpensioen van pensioengerechtigden te realiseren en alleen herverdelingseffecten optreden tussen de pensioengerechtigden onderling.

  • 6 Het voor de pensioenuitkering bestemd vermogen is niet negatief.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de scenario-analyse en de toedelingsregels.

Artikel 28b. Flexibele premieregeling

  • 1 Bij een flexibele premieregeling wordt de premie belegd tot de pensioendatum. Het kapitaal voortvloeiend uit de premies wordt vanaf de pensioendatum gebruikt voor financiering van een vastgestelde of variabele uitkering.

  • 2 Bij een basispensioenregeling is een risicodelingsreserve onderdeel van een flexibele premieregeling.

  • 3 Bij de variabele uitkering worden financiële mee – of tegenvallers die het gevolg zijn van het beleggingsrisico verwerkt door middel van individuele toedeling of een collectief toedelingsmechanisme. De verwerking van financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van de ontwikkeling van de levensverwachting gebeurt door middel van individuele toedeling, een collectief toedelingsmechanisme of een risicodelingsreserve. De verwerking van financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het sterfteresultaat gebeurt door middel van een collectief toedelingsmechanisme of een risicodelingsreserve.

  • 4 De vormgeving van het collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico is zodanig dat er op voorhand geen herverdelingseffecten plaatsvinden. Van de eerste zin kan afgeweken worden voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen van de ingegane pensioenuitkeringen en van de opgebouwde aanspraak op nabestaandenpensioen van pensioengerechtigden te realiseren en alleen herverdelingseffecten optreden tussen de pensioengerechtigden onderling.

  • 5 Het kapitaal is niet negatief.

  • 6 De pensioenuitvoerder past een collectief toedelingsmechanisme toe op een toedelingskring die bestaat uit pensioengerechtigden.

  • 7 In afwijking van het zesde lid kunnen:

    • a. deelnemers of gewezen deelnemers deel uitmaken van de toedelingskring in de laatste tien jaar voorafgaand aan de reglementaire pensioenleeftijd, waarbij de deelname van deelnemers of gewezen deelnemers aan de toedelingskring plaatsvindt door tijdsevenredige toetreding tot het collectief toedelingsmechanisme in deze periode; en

    • b. alle deelnemers, gewezen deelnemers of andere aanspraakgerechtigden deel uitmaken van de toedelingskring voor het collectief toedelingsmechanisme voor verwerking van het sterfteresultaat.

  • 8 Bij een basispensioenregeling vindt de verwerking van het sterfteresultaat plaats over alle deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de tarieven voor een vastgestelde uitkering.

Artikel 28c. Premie-uitkeringsregeling

  • 1 Bij een premie-uitkeringsregeling wordt de premie belegd tot de pensioendatum. Het kapitaal voortvloeiend uit de premies wordt vanaf de pensioendatum gebruikt voor financiering van een vastgestelde of variabele uitkering.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de verzekeraar verplicht om op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer in de laatste 15 jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, het tot op dat moment opgebouwde kapitaal of de vanaf dat moment beschikbaar gestelde premie geheel of gedeeltelijk aan te wenden voor een aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum.

  • 3 In afwijking van het eerste lid is de premiepensioeninstelling verplicht om op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer in de laatste vijftien jaar voor de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, het tot op dat moment opgebouwde kapitaal geheel of gedeeltelijk over te dragen aan een door de deelnemer of gewezen deelnemer aangewezen verzekeraar voor een aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum.

  • 4 De verzekeraar of de premiepensioeninstelling informeert degene die het kapitaal of de premie wenst aan te wenden als bedoeld in het tweede lid of over te laten dragen als bedoeld in het derde lid over de voor hem relevante gevolgen en risico’s hierbij, waaronder een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen indien het kapitaal of de premie daarvoor zou worden aangewend of overgedragen en de hoogte van de variabele uitkeringen als wordt belegd tot de pensioendatum. Deze opgaven worden tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

  • 5 Bij de variabele uitkering worden financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het beleggingsrisico of van de ontwikkeling van de levensverwachting verwerkt door middel van individuele toedeling.

  • 6 Het kapitaal is niet negatief.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 28d. Solidariteitsreserve

  • 1 Een solidariteitsreserve heeft een maximale omvang van 15% van het geheel voor pensioen gereserveerde vermogen inclusief de solidariteitsreserve. De solidariteitsreserve is niet negatief.

  • 2 Indien een solidariteitsreserve wordt gevuld uit premies of overrendement bedraagt de inleg uit premie niet meer dan 10% van de premiesom per deelnemer per jaar en bedraagt de inleg uit overrendement niet meer dan 10% van het positieve collectieve overrendement per jaar.

  • 3 Door middel van de solidariteitsreserve worden financiële mee- of tegenvallers collectief gedeeld op een wijze die op voorhand leidt tot gemiddeld stabielere of hogere toekomstige en al ingegane pensioenuitkeringen voor alle generaties, ten opzichte van de aanname dat de solidariteitsreserve geen onderdeel van de beroepspensioenregeling zou zijn. De solidariteitsreserve wordt niet gebruikt voor deling van operationele kosten.

  • 4 De pensioenuitvoerder stelt regels vast voor de doelstellingen van de solidariteitsreserve en het vullen en uitdelen uit de solidariteitsreserve. Deze regels zijn evenwichtig, transparant, onderling consistent en worden voor langere tijd vastgesteld.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 28e. Risicodelingsreserve

  • 1 Een risicodelingsreserve heeft een maximale omvang van 15% van het geheel voor pensioen gereserveerde kapitaal inclusief de risicodelingsreserve. De risicodelingsreserve is niet negatief.

  • 2 Indien een risicodelingsreserve wordt gevuld uit premies of uit kapitaal bij toetreding tot het collectief toedelingsmechanisme voor de collectieve uitkeringsfase, bedraagt de inleg uit premie en de inleg uit kapitaal in totaal niet meer dan 10%.

  • 3 Door middel van de risicodelingsreserve worden financiële mee- of tegenvallers collectief gedeeld op een wijze die op voorhand leidt tot gemiddeld stabielere of hogere toekomstige en al ingegane pensioenuitkeringen voor alle generaties, ten opzichte van de situatie dat de risicodelingsreserve geen onderdeel van de beroepspensioenregeling is. De risicodelingsreserve wordt niet gebruikt voor deling van operationele kosten.

  • 4 Bij een flexibele premieregeling met beleggingsvrijheid worden financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het beleggingsrisico niet gecompenseerd door de risicodelingsreserve.

  • 5 De pensioenuitvoerder stelt regels vast voor de doelstellingen van de risicodelingsreserve en het vullen en uitdelen uit de risicodelingsreserve. Deze regels zijn evenwichtig, transparant, onderling consistent en worden voor langere tijd vastgesteld.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 29. Uitkering, kapitaal, voor pensioenuitkering bestemd vermogen of premie

De uitkering, het kapitaal, voor pensioenuitkering bestemd vermogen en de premie in het kader van een beroepspensioenregeling luiden in een Nederlands wettig betaalmiddel.

Artikel 31. Nadere eisen ouderdomspensioen

  • 1 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in een ouderdomspensioen, wordt in de regeling bepaald dat dat pensioen levenslang wordt uitgekeerd aan de gepensioneerde, tenzij het ouderdomspensioen uitsluitend voorziet in een uitkering tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, of tot het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen.

  • 2 Elk beding in strijd met het eerste lid is nietig.

Artikel 32. Nadere eisen nabestaandenpensioen

  • 1 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in een nabestaandenpensioen wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. een nabestaandenpensioen bij overlijden voor pensioendatum betreft een nabestaandenpensioen op risicobasis en de hoogte is diensttijdonafhankelijk;

    • b. een partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum betreft een partnerpensioen op opbouwbasis;

    • c. indien sprake is van een partnerpensioen, voorziet de beroepspensioenregeling voor alle partnerrelaties in partnerpensioen en wordt geen onderscheid gemaakt al naar gelang het type partnerrelatie; en

    • d. indien sprake is van een wezenpensioen wordt in de beroepspensioenregeling bepaald dat het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het kind 25 jaar wordt.

  • 2 Voor de toepassing van deze wet kan een beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot op enig moment slechts één partner hebben. Indien de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot op dat moment meer dan één partner zou hebben, wordt alleen de partner uit de oudste relatie als partner in de zin van deze wet aangemerkt.

  • 3 Elk beding in strijd met dit artikel is nietig.

Artikel 33a. Evenredig doorberekenen van kosten

Het doorberekenen van kosten in het kader van een premieregeling vindt evenredig in de tijd plaats.

Artikel 34. Behoud aanspraken bij verlaging pensioengevend inkomen

  • 1 In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een beroepsgenoot worden de op grond van de beroepspensioenregeling tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd.

  • 2 In geval van verlaging van de pensioengrondslag blijven de opgebouwde pensioenaanspraken behouden en worden de pensioenaanspraken vastgesteld overeenkomstig artikel 66.

  • 3 Elk beding in strijd met het eerste of tweede lid is nietig.

§ 1.3. De uitvoeringsovereenkomst

Artikel 35. Eisen inzake inhoud uitvoeringsovereenkomst

  • 1 In de uitvoeringsovereenkomst wordt in ieder geval een regeling opgenomen met betrekking tot de volgende onderwerpen:

    • a. de wijze waarop de verschuldigde premie wordt vastgesteld;

    • b. de wijze waarop en termijnen waarin de verschuldigde premie moet worden voldaan met inachtneming van artikel 36;

    • c. de informatie welke door de beroepsgenoot aan de pensioenuitvoerder wordt verstrekt;

    • d. de procedures welke gelden bij het niet nakomen van premiebetalingsverplichtingen;

    • e. de procedures welke gelden bij het opstellen en wijzigen van het pensioenreglement in verband met het sluiten en wijzigen van een beroepspensioenregeling;

    • f. indien van toepassing de uitgangspunten, regels en procedures welke gelden ten aanzien van een solidariteitsreserve of een risicodelingsreserve waaronder:

      • 1°. de wijze waarop de reserve wordt gevuld;

      • 2°. de regels voor het uitdelen uit de reserve;

      • 3°. de wijze waarop de reserve meedeelt bij de verwerking van financiële mee- en tegenvallers;

      • 4°. de gewenste en maximale omvang van de reserve;

      • 5°. het beleid ten aanzien van een lege of volle reserve;

      • 6°. de wijze waarop de reserve bijdraagt aan de intergenerationele risicodeling en stabiliteit; en

      • 7°. de samenhang en onderlinge consistentie van deze uitgangspunten, regels en procedures.

    • g. de uitgangspunten en procedures welke gelden ten aanzien van de besluitvorming over vermogenstekorten en vermogensoverschotten dan wel winstdeling;

    • h. de voorwaarden die gelden bij beëindiging van een met een verzekeraar of premiepensioeninstelling gesloten uitvoeringsovereenkomst. In deze regeling worden de belangen van zowel de verzekeraar of de premiepensioeninstelling als de beroepspensioenvereniging vanuit actuarieel en bedrijfseconomisch oogpunt op evenwichtige wijze gewaarborgd door rekening te houden met:

      • 1°. de overige voorwaarden in de uitvoeringsovereenkomst;

      • 2°. de gehanteerde tarieven; en

      • 3°. de winstdelingsvorm.

      De regeling kan geen uitsluiting van collectieve waardeoverdracht inhouden;

    • i. de criteria die de premiepensioeninstelling hanteert bij de keuze voor een verzekeraar voor de inkoop van een pensioenuitkering; en

    • j. ingeval een premie-uitkeringsregeling wordt uitgevoerd door een premiepensioeninstelling: de afspraken die worden gemaakt met een verzekeraar over de toepassing van artikel 28c, derde lid, en over de wijze waarop na de waardeoverdracht wordt voldaan aan de bepalingen in deze wet.

  • 2 In de uitvoeringsovereenkomst wordt, voor zover overeengekomen, een regeling opgenomen met betrekking tot de volgende onderwerpen:

    • a. in geval van terugstorting: de voorwaarden waaronder sprake is van terugstorting, de wijze van vaststelling van de hoogte van de terugstorting en de bestemming ervan;

    • b. de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van de beroepspensioenregeling na beëindiging van het beroep;

    • c. de rechten en verplichtingen met betrekking tot vrijwillige pensioenregelingen; of

    • d. de maatstaven voor en voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt.

Artikel 36. Eisen inzake premiebetaling

In de uitvoeringsovereenkomst wordt vastgelegd hoe de betaling van de premies door de beroepsgenoot aan de pensioenuitvoerder geschiedt, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een beroepsgenoot voldoet de premie aan de pensioenuitvoerder uiterlijk binnen:

    • 1°. twee maanden na afloop van elke maand waarover de premie verschuldigd is indien de pensioenuitvoerder op basis van actuele loonsomgegevens zijn administratie voert; of

    • 2°. een maand na afloop van elk kwartaal waarover de premie verschuldigd is;

  • b. wanneer de premie op basis van een langere termijn dan een kwartaal wordt vastgesteld en in rekening gebracht, is deze termijn ten hoogste gelijk aan een jaar en voldoet de beroepsgenoot uiterlijk binnen een maand na afloop van elk kwartaal een vierde gedeelte van de verschuldigde jaarpremie op basis van een schatting van de pensioenuitvoerder, aan de pensioenuitvoerder; en

  • c. de totale jaarpremie wordt uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar voldaan aan de pensioenuitvoerder.

Artikel 37. Premiebetaling bij beëindiging deelneming

De in artikel 36 genoemde termijnen gelden niet indien sprake is van een beëindiging van de deelneming. In dat geval wordt de ten tijde van de beëindiging nog verschuldigde premie binnen dertien weken voldaan.

Artikel 38. Melding door beroepspensioenfonds inzake premieachterstand

Een beroepspensioenfonds informeert elk kwartaal schriftelijk de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het beroepspensioenfonds te ontvangen jaarpremie.

Artikel 39. Melding door verzekeraar bij premieachterstand en gevolgen van premieachterstand

  • 1 Een verzekeraar informeert de deelnemers wanneer de premieachterstand het noodzakelijk maakt de opbouw van pensioenaanspraken te beëindigen door premievrijmaking of pensioenaanspraken zonder premievrije waarde te laten vervallen.

  • 2 Een verzekeraar kan de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de deelnemers pas doen indien hij zich aantoonbaar heeft ingespannen om de achterstallige premie te innen.

  • 3 De verzekeraar kan op zijn vroegst drie maanden na de in het eerste lid bedoelde mededeling de opbouw van pensioenaanspraken beëindigen door premievrijmaking of pensioenaanspraken zonder premievrije waarde laten vervallen.

  • 4 De premievrijmaking, bedoeld in het derde lid, vindt op zijn vroegst plaats per de datum die vijf maanden voor het tijdstip van informeren van de deelnemers is gelegen.

  • 5 De dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico of het overlijdensrisico blijft volledig in stand tot drie maanden na de in het eerste lid bedoelde mededeling.

  • 6 Bij de premievrijmaking wordt de verzekering premievrij voortgezet zonder verrekening van premie en rente met de pensioenaanspraken. Kosten, voor zover voortvloeiend uit het premievrij maken, worden evenmin verrekend met de pensioenaanspraken.

  • 7 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een premiepensioeninstelling.

Artikel 40. Toepasselijk recht

In een uitvoeringsovereenkomst met een verzekeraar met zetel buiten Nederland waarin bij de totstandkoming of op een later tijdstip wordt gekozen voor ander dan Nederlands recht, wordt de volgende clausule opgenomen:

Ongeacht het gekozen rechtsstelsel is ten aanzien van deze uitvoeringsovereenkomst in ieder geval de Wet verplichte beroepspensioenregeling van toepassing.

§ 2.1. Taken pensioenuitvoerder

Artikel 41. Algemene taak

Een pensioenuitvoerder heeft tot taak een beroepspensioenregeling uit te voeren op basis van een uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 42. Waarborging goed bestuur

  • 1 Een pensioenuitvoerder richt zijn organisatie zodanig in dat een goed bestuur is gewaarborgd waardoor er in ieder geval:

    • a. verantwoording wordt afgelegd aan de aanspraak- en pensioengerechtigden; en

    • b. intern toezicht is.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste lid regels worden gesteld. Die regels kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de naleving van in die algemene maatregel van bestuur aan te wijzen principes voor goed pensioenfondsbestuur.

Artikel 43. Uitbesteding

  • 1 Indien een pensioenuitvoerder werkzaamheden uitbesteedt aan een derde draagt hij er zorg voor dat deze derde de bij of krachtens deze wet gestelde regels, die van toepassing zijn op de uitbestedende pensioenuitvoerder, naleeft.

  • 2 Door de pensioenuitvoerder mogen de volgende werkzaamheden niet worden uitbesteed:

    • a. taken en werkzaamheden van personen die het dagelijks beleid bepalen, daaronder mede verstaan het vaststellen van beleid en het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid;

    • b. het opstellen van en toezien op het strategisch beleid ten aanzien van vermogensbeheer;

    • c. werkzaamheden waarvan uitbesteding de verantwoordelijkheid van de uitvoerder voor de organisatie en beheersing van bedrijfsprocessen en het toezicht daarop kan ondermijnen;

    • d. indien de uitbesteding een belemmering kan vormen voor een adequaat toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Wet verplichte beroepspensioenregeling bepaalde.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen:

    • a. werkzaamheden worden aangewezen die niet mogen worden uitbesteed;

    • b. regels worden gesteld met betrekking tot de uitbesteding in verband met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde; en

    • c. regels worden gesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die verband houden met de uitbesteding.

Artikel 44. Registreren deelnemingsjaren

  • 1 De pensioenuitvoerder registreert de deelnemingsjaren van de deelnemers en verstrekt hierover informatie aan de deelnemers en gewezen deelnemers.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid waaronder de perioden die in aanmerking komen als deelnemingsjaren.

Artikel 45. Melding arbeidsongeschiktheid

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen meldt de arbeidsongeschiktheid van een deelnemer aan de pensioenuitvoerder.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld ten aanzien van het eerste lid.

§ 2.2. Informatie en gegevensverstrekking

Artikel 46. Beperking van gegevensverstrekking

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt gegevens betreffende een deelnemer, een gewezen deelnemer, een andere aanspraakgerechtigde of een pensioengerechtigde slechts aan de desbetreffende persoon.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. er sprake is van een wettelijke verplichting tot gegevensverstrekking;

    • b. gegevensverstrekking noodzakelijk is voor de uitvoering van de beroepspensioenregeling;

    • c. gegevensverstrekking noodzakelijk is in verband met waardeoverdracht;

    • d. het gegevensverstrekking betreft aan de toezichthouder voorzover deze gegevensverstrekking nodig is voor de vervulling van zijn bij of krachtens deze wet opgelegde taken, of

    • e. er sprake is van het verstrekken van naam-, adres- en woonplaatsgegevens aan verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid die als statutair doel of mede als statutair doel hebben het behartigen van de belangen van haar leden als belanghebbenden bij een beroepspensioenregeling, dan wel aan de beroepspensioenvereniging die als uitsluitend statutair doel heeft het verzorgen van de beroepspensioenregeling van de pensioenuitvoerder.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan een deelnemer, gewezen deelnemer, een andere aanspraakgerechtigde of een pensioengerechtigde, de pensioenuitvoerder machtigen zijn gegevens te verstrekken aan een door hem aan te wijzen derde. De pensioenuitvoerder onthoudt zich daarbij van suggesties met betrekking tot de aan te wijzen derde.

  • 4 Indien er gegevensverstrekking als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b of onderdeel e heeft plaatsgevonden, zijn het eerste, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing op de natuurlijke- of rechtspersoon aan wie de gegevens zijn verstrekt. Indien de rechtspersoon naast de werkzaamheden uit hoofde waarvan de gegevens zijn verstrekt ook andere werkzaamheden verricht, wordt bij de toepassing van het derde lid, de rechtspersoon als derde aangemerkt voor zover het de andere werkzaamheden betreft.

Artikel 47. Beperking van informatie aan deelnemers

  • 1 Behoudens het geven van algemene informatie, geeft de pensioenuitvoerder deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden slechts informatie over de beroepspensioenregeling die door de pensioenuitvoerder zelf wordt uitgevoerd.

  • 2 De pensioenuitvoerder die een beroepspensioenregeling uitvoert hanteert gelijke voorwaarden voor alle aanbieders van reclame-uitingen in informatiedragers van de pensioenuitvoerder. Deze voorwaarden worden op een voor een ieder toegankelijke wijze gepubliceerd.

  • 3 Indien er in verband met de uitvoering van een beroepspensioenregeling gegevensverstrekking, als bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel b, heeft plaatsgevonden, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de natuurlijke- of rechtspersoon aan wie de gegevens zijn verstrekt.

Artikel 48. Informatie over de beroepspensioenregeling

  • 1 De pensioenuitvoerder informeert de deelnemer bij toetreding tot de beroepspensioenregeling binnen drie maanden over de kenmerken van de beroepspensioenregeling, de uitvoering van de beroepspensioenregeling en over persoonlijke omstandigheden die een actie van de deelnemer kunnen vergen. De deelnemer wordt daarbij tevens gewezen op de website van de pensioenuitvoerder en op de mogelijkheid het pensioenregister te raadplegen.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in de beroepspensioenregeling over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te verstrekken informatie.

Artikel 49. Verstrekken informatie aan deelnemers jaarlijks

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer jaarlijks:

    • a. een opgave van de verworven pensioenaanspraken;

    • b. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen;

    • c. voor zover van toepassing, informatie over toeslagverlening;

    • d. voor zover van toepassing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129;

    • e. voor zover van toepassing, informatie over de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve;

    • f. informatie over de reglementaire pensioenleeftijd;

    • g. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario, met de waarschuwing dat de projecties kunnen verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen;

    • h. informatie over de premie betaald door de beroepsgenoot;

    • i. informatie over garanties;

    • j. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt;

    • k. voor zover van toepassing, informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf;

    • l. informatie over de ingehouden kosten;

    • m. de totaal ingelegde pensioenpremies die zijn ingelegd op grond van een solidaire premieregeling, flexibele premieregeling of premie-uitkeringsregeling;

    • n. de totaal behaalde beleggingsrendementen per deelnemer die op grond van een solidaire premie-regeling, flexibele premieregeling of premie-uitkeringsregeling zijn behaald; en

    • o. andere per algemene maatregel van bestuur bepaalde vereiste informatie.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgaven en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 50. Verstrekken informatie aan deelnemers bij beëindiging deelneming

  • 1 Voor zover van toepassing verstrekt de pensioenuitvoerder de deelnemer bij beëindiging van de deelneming:

    • a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken op grond van artikel 66;

    • b. informatie over toeslagverlening;

    • c. informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is;

    • d. informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder; en

    • e. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 51. Verstrekken informatie aan gewezen deelnemers jaarlijks

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer jaarlijks:

    • a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario, met de waarschuwing dat de projecties kunnen verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen;

    • b. voor zover van toepassing, informatie over toeslagverlening;

    • c. voor zover van toepassing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129;

    • d. voor zover van toepassing, informatie over de solidariteitsreserve of risicodelingsreserve;

    • e. informatie over de reglementaire pensioenleeftijd;

    • f. informatie over garanties;

    • g. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt;

    • h. voor zover van toepassing, informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf; en

    • i. informatie over de ingehouden kosten.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een voor hem relevante wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde informatie kan in afwijking van dat lid door de pensioenuitvoerder op zijn website ter beschikking worden gesteld, mits de informatie ten minste een keer in de vijf jaar met inachtneming van artikel 60 wordt verstrekt. Artikel 57a, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing bij het op de website ter beschikking stellen van de informatie.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 52. Verstrekken informatie aan gewezen partner bij scheiding

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen:

    • a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen;

    • b. voor zover van toepassing, informatie over toeslagverlening;

    • c. informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is; en

    • d. voor zover van toepassing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 53. Verstrekken informatie aan gewezen partner periodiek

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen partner met aanspraak op bijzonder partnerpensioen ten minste een keer in vijf jaar:

    • a. een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen;

    • b. voor zover van toepassing, informatie over toeslagverlening; en

    • c. voor zover van toepassing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 54. Verstrekken informatie voorafgaand aan of bij de pensioeningang

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt:

    • a. een opgave van zijn pensioenrecht;

    • b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de beroepspensioenregeling daarin voorziet;

    • c. voor zover van toepassing, informatie over toeslagverlening;

    • d. voor zover van toepassing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129; en

    • e. informatie die voor degene die pensioengerechtigde wordt specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgaven en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 55. Verstrekken informatie aan pensioengerechtigden jaarlijks

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks:

    • a. een opgave van zijn pensioenrecht;

    • b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de beroepspensioenregeling daarin voorziet;

    • c. voor zover van toepassing, informatie over toeslagverlening;

    • d. voor zover van toepassing, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129;

    • e. informatie over garanties; en

    • f. informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een voor hem relevante wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgaven en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 55a. Verstrekken informatie over variabele uitkering

  • 1 De pensioenuitvoerder die bereid is op te treden als ontvangende pensioenuitvoerder informeert degene die het uit een flexibele premieregeling of premie-uitkeringsregeling voortvloeiende kapitaal op de pensioendatum wenst aan te wenden voor een variabele uitkering over de voor hem relevante gevolgen en risico’s bij een variabele uitkering waaronder een opgave van de hoogte van de variabele uitkeringen en een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen indien het kapitaal daarvoor zou worden aangewend. Deze opgaven worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario. De pensioenuitvoerder die een spreidingsperiode van langer dan vijf jaar aanbiedt, informeert de deelnemer expliciet over de voor hem relevante gevolgen en risico’s daarvan.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te verstrekken informatie, de rekenregels en de wijze waarop de informatie wordt verstrekt.

Artikel 56. Verstrekken informatie aan deelnemers inzake vrijwillige pensioenregeling

  • 1 De pensioenuitvoerder informeert een deelnemer voorafgaand aan de deelneming in de vrijwillige pensioenregeling over:

    • a. de inhoud van de vrijwillige pensioenregeling;

    • b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken uit hoofde van de vrijwillige pensioenregeling;

    • c. voor zover van toepassing, de toeslagverlening;

    • d. voor zover van toepassing, vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129;

    • e. voor zover van toepassing, informatie over beleggingsresultaten; en

    • f. voor zover van toepassing, informatie over de structuur van de kosten die door deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden gedragen.

  • 2 De opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken wordt, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te hanteren rekenregels.

Artikel 56a. Informatie over uitvoeringskosten

  • 1 Een beroepspensioenfonds neemt in zijn bestuursverslag informatie op over de uitvoeringskosten over het verslagjaar, waarbij worden onderscheiden: administratieve uitvoeringskosten, de kosten van vermogensbeheer en transactiekosten.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 57. Informatie op verzoek

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner of de pensioengerechtigde op verzoek:

    • a. informatie over de gehanteerde aannamen bij de weergave van ouderdomspensioen op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;

    • b. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en

    • c. informatie over andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen.

  • 2 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is waaronder een indicatie van het mogelijk te bereiken kapitaal op de pensioendatum bij flexibele premieregelingen of premie-uitkeringsregelingen en een indicatie van de hoogte van de in te kopen periodieke uitkeringen bij aanwending van het mogelijk te bereiken kapitaal bij flexibele premieregelingen en bij premie-uitkeringsregelingen.

  • 3 De indicaties, bedoeld in het tweede lid, worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

  • 5 De pensioenuitvoerder verstrekt de pensioengerechtigde op verzoek een opgave van zijn pensioenrecht, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te hanteren rekenregels.

Artikel 57a. Beschikbare informatie

  • 1 De pensioenuitvoerder stelt op zijn website voor in ieder geval de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde beschikbaar:

    • a. informatie over de beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 48;

    • b. verdere informatie over de beroepspensioenregeling;

    • c. informatie over uitvoeringskosten; en

    • d. het bestuursverslag en de jaarrekening.

  • 2 Voor zover van toepassing stelt de pensioenuitvoerder op zijn website voor de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde beschikbaar:

    • a. informatie over de gevolgen van significante wijzigingen in de technische voorzieningen;

    • b. informatie over het financieel crisisplan;

    • c. informatie over het herstelplan of geactualiseerd herstelplan;

    • d. informatie over de beleggingen en het beleggingsbeleid;

    • e. het pensioenreglement; en

    • f. de uitvoeringsovereenkomst.

  • 3 Voor zover van toepassing stelt de pensioenuitvoerder op zijn website voor een ieder de verklaring inzake beleggingsbeginselen beschikbaar.

  • 4 In het bestuursverslag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, neemt een beroepspensioenfonds informatie op over de haalbaarheidstoets en de reële dekkingsgraad. Een pensioenuitvoerder neemt in het bestuursverslag informatie op over de totale waarde en de bestemming van de pensioenaanspraken die vervallen, bedoeld in artikel 66, zesde lid.

  • 5 Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde hierom verzoekt verstrekt de pensioenuitvoerder de in het eerste tot en met derde lid bedoelde informatie en stukken elektronisch of schriftelijk.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer het opnemen van gegevens over de vergelijkbaarheid van onderdelen van de beroepspensioenregeling.

Artikel 58. Verstrekken informatie bij vertrek naar een andere lidstaat

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden.

  • 2 De informatie die op grond van het eerste lid wordt verstrekt is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die in Nederland blijven.

Artikel 58a. Zorgplicht voorafgaand aan waardeoverdracht pensioendatum

  • 1 Voorafgaand aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een pensioenuitkering stelt een verzekeraar die bereid is op te treden als ontvangende pensioenuitvoerder, op basis van informatie die verstrekt is door de betrokkene die het uit een flexibele premieregeling en premie-uitkeringsregeling voortvloeiende kapitaal op de pensioendatum wenst aan te wenden voor een pensioenuitkering, de wensen en behoeften van de betrokkene vast en verstrekt hij de betrokkene informatie over overeenkomsten inzake een pensioenuitkering om hem in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen.

  • 2 Een door de verzekeraar voorgestelde pensioenuitkering is in overeenstemming met de wensen en behoeften van de betrokkene.

  • 3 De verzekeraar neemt op zorgvuldige wijze de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene in acht.

  • 4 De Autoriteit Financiële Markten geeft met betrekking tot het derde lid slechts toepassing aan artikel 166 bij evidente misstanden die het vertrouwen in de verzekeraar of in de financiële markten kunnen schaden.

Artikel 58b. Informatieverstrekking voorafgaand aan waardeoverdracht pensioendatum

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de informatieverstrekking door een verzekeraar over een overeenkomst inzake een pensioenuitkering en de dienstverlening.

Artikel 58c. Advies voorafgaand aan waardeoverdracht pensioendatum

Indien een verzekeraar de betrokkene adviseert over een overeenkomst inzake een pensioenuitkering, licht de verzekeraar de overwegingen toe die ten grondslag liggen aan zijn advies voor zover dit nodig is voor een goed begrip van zijn advies.

Artikel 59. Eisen aan informatieverstrekking

  • 1 De informatie die de pensioenuitvoerder verstrekt of beschikbaar stelt is correct, duidelijk en evenwichtig. De informatie wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld.

  • 2 De pensioenuitvoerder bevordert dat persoonlijke informatie aansluit bij de informatiebehoefte en kenmerken van de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde.

  • 3 De pensioenuitvoerder bevordert dat de informatie de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde inzicht geeft in de keuzemogelijkheden die er zijn in de beroepspensioenregeling, de gevolgen van belangrijke gebeurtenissen voor het pensioen en de gevolgen van een keuze of combinatie van keuzes voor het pensioen.

  • 4 De pensioenuitvoerder bevordert dat de informatie de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde aanzet tot relevante actie.

  • 5 De informatie, bedoeld in de artikelen 49, eerste lid, 51, eerste lid, 53, eerste lid, en 55, eerste lid, wordt verstrekt door middel van een uniform pensioenoverzicht. In het uniform pensioenoverzicht wordt een verwijzing opgenomen naar de website van de pensioenuitvoerder, de website waarop het pensioenregister te raadplegen is en wordt gewezen op de mogelijkheden die artikel 57 biedt.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 59a. Keuzebegeleiding

De pensioenuitvoerder begeleidt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde op een adequate wijze bij het maken van een keuze binnen de beroepspensioenregeling, zorgt voor de inrichting van de keuzeomgeving en stelt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde daarmee in staat om een passende keuze te maken.

Artikel 59b. Klachten- en geschillenprocedure

  • 1 Een pensioenuitvoerder draagt zorg voor een adequate behandeling van klachten van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden. Hiertoe beschikt de pensioenuitvoerder over een interne klachten- en geschillenprocedure.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 59c. Geschilleninstantie

  • 1 Een pensioenuitvoerder is aangesloten bij een door Onze Minister aangewezen instantie tot beslechting van geschillen tussen deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden enerzijds en pensioenuitvoerders anderzijds, tenzij een dergelijke instantie er niet is. Van een besluit tot aanwijzing of intrekking van een aangewezen instantie wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. De Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19 en 20, met dien verstande dat voor «consument» telkens wordt gelezen: deelnemer, gewezen deelnemer, andere aanspraakgerechtigde of pensioengerechtigde en dat voor «ondernemer» telkens wordt gelezen: pensioenuitvoerder.

  • 2 In aanvulling op de bij de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten gestelde regels, worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld met betrekking tot de aan de geschilleninstantie te stellen eisen en de geschillenprocedure, alsmede regels met betrekking tot de door de geschilleninstantie aan Onze Minister te verstrekken informatie.

Artikel 60. Wijze van informatieverstrekking

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de informatie elektronisch, schriftelijk of via een website, waarbij informatieverstrekking via een website wordt gecombineerd met persoonlijk attenderen als er nieuwe of gewijzigde informatie op de website staat.

  • 2 Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde niet heeft bepaald op welke wijze hij informatie wil ontvangen, verstrekt de pensioenuitvoerder de informatie schriftelijk, elektronisch of via een website. Bij verstrekking via een website wordt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde persoonlijk geattendeerd op deze website en op de mogelijkheid te kiezen voor een andere wijze van informatieverstrekking. De pensioenuitvoerder meldt op de website dat informatie ook elektronisch of schriftelijk kan worden verstrekt en biedt op de website de mogelijkheid om de wijze van informatieverstrekking te regelen. Het persoonlijk attenderen gebeurt elektronisch, indien het email adres bij de pensioenuitvoerder bekend is, of schriftelijk.

  • 3 Er wordt ten hoogste een maal per jaar gewisseld in de wijze waarop informatie wordt verstrekt.

  • 4 Indien de pensioenuitvoerder de deelnemer of de gewezen deelnemer elektronisch of via een website informatie verstrekt, is hij verplicht de elektronisch of via een website verstrekte informatie te bewaren tot één jaar na het overlijden van de pensioengerechtigde dan wel tot één jaar na het aflopen van de uitkering aan de nabestaanden. De deelnemer of de gewezen deelnemer kan ten hoogste eenmaal per jaar de elektronisch of via een website verstrekte informatie opvragen.

  • 5 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde aan wie de informatie elektronisch of via een website wordt verstrekt, op verzoek een papieren afschrift van de informatie.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 61. Verstrekken informatie door pensioenuitvoerder

  • 1 De pensioenuitvoerder kan zich voor het schriftelijk verstrekken van de informatie, bedoeld in de artikelen 49 tot en met 55, houden aan het laatst hem bekende adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

  • 2 Indien dit adres onjuist blijkt te zijn, raadpleegt de pensioenuitvoerder de basisregistratie personen over het adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

  • 3 Indien de pensioenuitvoerder kosten maakt in verband met werkzaamheden die voortvloeien uit het feit dat de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner verzuimd heeft de pensioenuitvoerder omtrent een wijziging van adres te informeren, kan de pensioenuitvoerder deze kosten bij deze in rekening brengen, maar kunnen deze kosten niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering.

  • 4 Indien het bij de pensioenuitvoerder bekende adres voor de elektronische verstrekking van informatie onjuist blijkt, biedt de pensioenuitvoerder de mogelijkheid het juiste adres voor elektronische verstrekking van informatie op te geven.

Artikel 62. Pensioenregister

  • 1 Er is een pensioenregister, ingericht en in stand gehouden door de pensioenuitvoerders. Dit pensioenregister heeft de volgende doelen:

    • a. op duidelijke wijze de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde in de gelegenheid stellen gegevens over zijn pensioenaanspraken en pensioenrechten te raadplegen, waarbij deze gegevens, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario, en waarbij onder pensioenaanspraken en pensioenrechten in de zin van dit artikel mede worden verstaan aanspraken op ouderdomspensioen en recht op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet;

    • b. inzicht geven in de hoogte van het te bereiken pensioen, de keuzes ten aanzien van het pensioen, en de gevolgen van deze keuzes en van belangrijke gebeurtenissen op het pensioen van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde; en

    • c. een melding te geven indien er geen ouderdomspensioen wordt opgebouwd.

  • 2 Het pensioenregister heeft mede tot doel op verzoek:

    • a. de pensioenuitvoerder te informeren bij welke andere pensioenuitvoerder een gewezen deelnemer pensioenaanspraken opbouwt ten behoeve van de toepassing van artikel 81a; en

    • b. van de deelnemer, de gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde de gegevens aan een door de deelnemer, de gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde aan te wijzen pensioenuitvoerder te verstrekken ten behoeve van de toepassing van artikel 59a, voor zover deze aangewezen uitvoerder daarmee heeft ingestemd.

  • 3 De pensioenuitvoerder verstrekt op verzoek van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde tijdig zijn gegevens met betrekking tot pensioenaanspraken en pensioenrechten door middel van het pensioenregister.

  • 5 De gegevens die op grond van het derde en vierde lid worden verstrekt door middel van het pensioenregister worden in dat kader uitsluitend gebruikt voor het in het eerste en tweede lid omschreven doel.

  • 6 Een door Onze Minister aan te wijzen instelling ontwikkelt en beheert het pensioenregister en draagt zorg voor de tijdige verwerking van de gegevens, bedoeld in het derde en vierde lid, en het goed functioneren van het pensioenregister.

  • 8 De instelling, bedoeld in het zesde lid, stelt in verband met haar rol als verwerker als bedoeld in het zevende lid een reglement vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot het ontwikkelen en beheren van het pensioenregister. Dit reglement bevat in ieder geval regels over de gegevens die verstrekt worden, de wijze waarop deze gegevens verstrekt worden en de bekostiging en beveiliging van het pensioenregister.

  • 9 Het reglement alsmede elke wijziging daarvan behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 10 Hetgeen bij of krachtens hoofdstuk 6 van toepassing is bij het toezicht op de uitvoering van dit artikel door pensioenuitvoerders is van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van dit artikel door de instelling, bedoeld in het zesde lid.

  • 11 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de gegevensverstrekking aan de aangewezen pensioenuitvoerder, de scenario’s, de actualisatie van de te verstrekken gegevens, het opnemen van gegevens met betrekking tot de keuzes ten aanzien van het pensioen en de gevolgen van deze keuzes en van belangrijke gebeurtenissen op het pensioen en de fasering van het opnemen van deze gegevens.

Artikel 62a. Gebruikersorgaan pensioenregister

  • 1 De instelling, bedoeld in artikel 62, zesde lid, stelt een gebruikersorgaan in samengesteld uit gebruikers van het pensioenregister. Het gebruikersorgaan overlegt met en adviseert het bestuur van de instelling over voorgenomen besluitvorming over opzet, bestaan en werking van het pensioenregister, waaronder in ieder geval wordt verstaan de functionaliteiten en ontwikkeling van het pensioenregister alsmede de wijze waarop het pensioenregister invulling geeft aan haar wettelijke taak.

  • 2 De instelling stelt een regeling vast voor samenstelling, werkwijze, taken en bevoegdheden van het gebruikersorgaan.

  • 3 Het bestuur van de instelling en het gebruikersorgaan komen ten minste twee maal per kalenderjaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het gebruikersorgaan overleg wenselijk acht.

  • 4 De instelling verstrekt desgevraagd aan het gebruikersorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens die deze redelijkerwijs nodig heeft voor de vervulling van de taak.

  • 5 De instelling deelt het gebruikersorgaan onderbouwd mee waarom het een advies niet of niet geheel volgt.

§ 3. Opbouw, financiering en aanspraken

Artikel 63. Zorgplicht bij flexibele premieregelingen en premie-uitkeringsregelingen met beleggingsvrijheid

  • 1 Bij de uitvoering van een flexibele premieregeling met beleggingsvrijheid in de opbouwfase en een premie-uitkeringsregeling voor zover de premie wordt belegd met beleggingsvrijheid in de opbouwfase is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en handelt daarbij overeenkomstig artikel 130.

  • 2 De pensioenuitvoerder biedt de deelnemer of gewezen deelnemer in een flexibele premieregeling of in een premie-uitkeringsregeling tot het moment dat het opgebouwde kapitaal of de beschikbaar gestelde premie geheel of gedeeltelijk wordt aangewend voor een aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum, de mogelijkheid om de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen.

  • 3 Indien de deelnemer of de gewezen deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen, adviseert de pensioenuitvoerder de deelnemer of de gewezen deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert.

  • 4 De pensioenuitvoerder onderzoekt ten minste een keer per jaar of de

    beleggingen van de deelnemer of gewezen deelnemer zich binnen de op basis van het derde lid gestelde grenzen bevinden en informeert de deelnemer en de gewezen deelnemer hierover.

  • 5 Bij de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, handelt de pensioenuitvoerder in het belang van de deelnemer of gewezen deelnemer.

  • 6 Ten behoeve van het advies, bedoeld in het derde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in over de financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de deelnemer of gewezen deelnemer, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het advies. Het advies wordt, voor zover redelijkerwijs mogelijk, mede op deze informatie gebaseerd.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden met betrekking tot dit artikel.

Artikel 63a. Zorgplicht bij premieregelingen zonder beleggingsvrijheid en variabele uitkeringen

  • 1 Bij de uitvoering van een premieregeling in de opbouwfase, een premie-uitkeringsregeling voor zover de premie wordt belegd of een variabele uitkering is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en voert een beleggingsbeleid overeenkomstig artikel 130. Bij de uitvoering van dit beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met de risicohouding van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden.

  • 2 Bij de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, handelt de pensioenuitvoerder in het belang van de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde.

  • 3 Indien de pensioenuitvoerder bij uitvoering van een variabele uitkering verschillende beleggingsprofielen hanteert, wordt voor de pensioengerechtigde een beleggingsprofiel toegepast dat passend is gezien zijn risicoprofiel. De pensioenuitvoerder informeert de pensioengerechtigde over het vastgestelde risicoprofiel en het beleggingsprofiel.

  • 4 De pensioenuitvoerder toetst periodiek het risicoprofiel van de pensioengerechtigde. Indien een wijziging in het risicoprofiel daartoe aanleiding geeft past de pensioenuitvoerder een ander, passend, beleggingsprofiel toe en informeert de pensioengerechtigde hierover.

  • 5 Ten behoeve van het risicoprofiel, bedoeld in het derde en vierde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in over de financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de pensioengerechtigde, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het beleggingsprofiel.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de uitvoering van het beleggingsbeleid.

Artikel 63b. Risicohouding

  • 1 De pensioenuitvoerder, bedoeld in

    artikel 63a, baseert zijn beleggingsbeleid en de toedelingsregels voor het beleggingsrisico op de risicohouding van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden. Bij het vaststellen van de risicohouding wordt in ieder geval onderscheid gemaakt naar leeftijdscohorten en wordt per leeftijdscohort een risicohouding vastgesteld.

  • 2 De risicohouding wordt door de pensioenuitvoerder vastgesteld en periodiek getoetst, waarbij gebruik wordt gemaakt van onderzoek naar de risicopreferentie van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden, wetenschappelijke inzichten en deelnemerskenmerken. De resultaten hiervan worden door een beroepspensioenfonds beoordeeld na overleg met de andere organen van het beroepspensioenfonds. De toetsing van de risicohouding vindt plaats ten minste eenmaal in vijf jaar en bij een ingrijpende wijziging.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel.

Artikel 64. Verstrekken uitkeringen (in andere lidstaten)

De pensioenuitvoerder betaalt de uitkering uit hoofde van een pensioenrecht op verzoek van de pensioengerechtigde in een andere lidstaat van de Europese Unie dan de lidstaat waar die pensioenuitvoerder is gevestigd, waarbij transactiekosten op de uitkering uit hoofde van het pensioenrecht in mindering kunnen worden gebracht.

Artikel 65. Uitvoeren vrijwillige voortzetting

  • 1 Een pensioenuitvoerder kan voor de deelnemer die gewezen beroepsgenoot wordt een vrijwillige voortzetting van de beroepspensioenregeling uitvoeren indien de vrijwillige voortzetting gedurende ten hoogste drie jaar vanaf de beëindiging van het beroep voortduurt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt een termijn van tien jaar voor zover de genoemde gewezen beroepsgenoot, aansluitend aan de beëindiging van het beroep, gedurende die periode winst uit onderneming geniet als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3 Van de in het eerste lid genoemde termijn kan worden afgeweken indien het beëindigen van het beroep van die deelnemer wordt veroorzaakt door arbeidsongeschiktheid. De periode waarin sprake kan zijn van vrijwillige voortzetting is dan ten hoogste drie jaar of de duur van de arbeidsongeschiktheid indien deze langer is.

  • 4 De deelnemer die vrijwillig wil voortzetten doet binnen negen maanden vanaf de beëindiging van het beroep een verzoek daartoe bij de pensioenuitvoerder. De vrijwillige voortzetting begint uiterlijk vijftien maanden na beëindiging van de beroep. Artikel 22, derde lid, is niet van toepassing op de periode vanaf de beëindiging van het beroep tot het begin van de vrijwillige voortzetting.

  • 5 Voor zover de beroepspensioenregeling daar in voorziet kan, in afwijking van het vierde lid, de gewezen beroepsgenoot, bedoeld in het tweede lid, die vrijwillig wil voortzetten een verzoek daartoe doen bij de pensioenuitvoerder uiterlijk binnen drie jaar vanaf de beëindiging van het beroep. De vrijwillige voortzetting begint uiterlijk zes maanden na het verzoek daartoe. Artikel 22, derde lid, is niet van toepassing op de periode vanaf de beëindiging van het beroep tot het begin van de vrijwillige voortzetting.

Artikel 66. Behoud aanspraak op pensioen bij beëindiging deelneming

  • 1 Bij een solidaire premieregeling of een flexibele premieregeling wordt bij beëindiging van de deelneming het tot op dat moment ontstane voor pensioenuitkering bestemd vermogen of kapitaal voortvloeiend uit de tot de beëindiging beschikbaar gestelde premies belegd in overeenstemming met de afspraken hierover in de beroepspensioenregeling.

  • 2 Bij een premie-uitkeringsregeling wordt bij beëindiging van de deelneming het tot op dat moment ontstane kapitaal voortvloeiend uit de tot de beëindiging beschikbaar gestelde premies belegd in overeenstemming met de afspraken hierover in de beroepspensioenregeling. Indien de gewezen deelnemer voor beëindiging van de deelneming de premie of het uit de premie voortvloeiende kapitaal heeft aangewend voor aanspraak op een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum behoudt de gewezen deelnemer deze pensioenaanspraak. Deze pensioenaanspraak dient volledig gefinancierd te zijn op het moment van beëindiging. In geval van premievrijmaking op grond van artikel 39, vierde lid, wordt daarmee bij de vaststelling van de opgebouwde aanspraken rekening gehouden.

  • 3 Deelnemers en andere aanspraakgerechtigden die na beëindiging van de deelneming aan een beroepspensioenregeling naar een andere lidstaat van de Europese Unie verhuizen behouden hun pensioenaanspraak in dezelfde mate als deelnemers en andere aanspraakgerechtigden die na beëindiging van de deelneming in Nederland blijven.

  • 4 Indien de beroepspensioenregeling voorziet in een nabestaandenpensioen op risicobasis wordt de dekking uit hoofde van het nabestaandenpensioen voortgezet, waarbij voor de hoogte van de dekking wordt uitgegaan van de situatie op de dag voor beëindiging van de deelneming:

    • a. gedurende de periode dat de gewezen deelnemer direct na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet of een werkloosheidsuitkering van zijn woonland en de uitkering ontvangt, waarbij voor de hoogte van de dekking rekening wordt gehouden met de omvang van de werkloosheid;

    • b. gedurende de periode dat de gewezen deelnemer direct aansluitend op de voortzetting van het nabestaandenpensioen op grond van onderdeel a recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet en deze uitkering ontvangt;

    • c. gedurende de periode dat de gewezen deelnemer direct aansluitend op de voortzetting van het nabestaandenpensioen op grond van onderdeel b recht heeft op een uitkering als bedoeld in onderdeel a en de uitkering ontvangt, waarbij voor de hoogte van de dekking rekening wordt gehouden met de omvang van de werkloosheid;

    • d. gedurende de periode dat de gewezen deelnemer direct na de beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet en de uitkering ontvangt; of

    • e. gedurende de periode dat de gewezen deelnemer direct aansluitend op de voortzetting van het nabestaandenpensioen op grond van onderdeel d recht heeft op een uitkering als bedoeld in onderdeel a en deze uitkering ontvangt, waarbij voor de hoogte van de dekking rekening wordt gehouden met de omvang van de werkloosheid; dan wel

    • f. gedurende een periode van drie maanden, tenzij in de beroepspensioenregeling een periode van zes maanden is opgenomen, rechtstreeks na beëindiging van de deelneming indien er geen sprake is van een aansluitend dienstverband of een uitkering als bedoeld in onderdeel a, b, c, d of e doch uiterlijk tot het moment dat sprake is van een nieuw dienstverband dan wel de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.

  • 5 In afwijking van het eerste en tweede lid en artikel 129 vervallen de pensioenaanspraken van een deelnemer bij beëindiging van de deelneming, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum niet meer zal bedragen dan € 2,– per jaar. De eerste zin is niet van toepassing indien de deelnemer verhuist naar een andere lidstaat en hij de pensioenuitvoerder daarover bij beëindiging van de deelneming heeft geïnformeerd.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 67. Behoud aanspraak op partnerpensioen bij verlof

Indien de pensioenregeling voorziet in een partnerpensioen is het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer tijdens de deelneming niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.

Artikel 68. Behoud aanspraak in geval van scheiding

  • 1 Indien de partnerrelatie van een deelnemer eindigt door scheiding verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer een zodanige aanspraak op partnerpensioen als de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben behouden indien op het tijdstip van scheiding zijn deelneming zou zijn geëindigd.

  • 2 Indien de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt door scheiding, en de gewezen deelnemer ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij beëindigen van de deelneming, gaat de aanspraak over op de gewezen partner van de gewezen deelnemer.

  • 3 Indien de partnerrelatie van een gepensioneerde eindigt door scheiding, en de gepensioneerde ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen, gaat die aanspraak over op de gewezen partner van de gepensioneerde.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid, vindt geen toepassing indien de partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig indien de pensioenuitvoerder zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.

  • 5 Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:

    • a. de pensioenuitvoerder bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;

    • b. de vervreemding onherroepelijk is; en

    • c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.

  • 6 Indien na toepassing van het eerste of tweede lid de gewezen partner overlijdt voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt, maakt de aanspraak op het partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer of gewezen deelnemer, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor zover dit in de betrokken beroepspensioenregeling is bepaald.

Artikel 69. Gelijke behandeling bij toeslagen

  • 1 Indien een ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt het ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest in dezelfde mate verhoogd indien zij in dezelfde beroepspensioenregeling hebben deelgenomen.

  • 2 Indien een recht op partnerpensioen van de partner van een overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenrechten:

    • a. ten behoeve van de partners van overleden gepensioneerden die gewezen deelnemer zijn geweest;

    • b. ten behoeve van de partners van overleden gewezen deelnemers;

    • c. ten behoeve van de partners van overleden deelnemers; en

    • d. van de gewezen partners met een bijzonder partnerpensioen;

    in dezelfde mate verhoogd, mits deze rechten voortvloeien uit dezelfde beroepspensioenregeling als die van de overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest.

  • 3 Indien een ouderdomspensioenrecht wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt de aanspraak op ouderdomspensioen van een gewezen deelnemer die in dezelfde beroepspensioenregeling heeft deelgenomen in dezelfde mate verhoogd.

  • 4 Indien een aanspraak op partnerpensioen van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenaanspraken:

    • a. ten behoeve van de partner van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest;

    • b. ten behoeve van de partner van een gewezen deelnemer; en

    • c. van de gewezen partner van de gewezen deelnemer met een bijzonder partnerpensioen;

    in dezelfde mate verhoogd, mits deze aanspraken voortvloeien uit dezelfde beroepspensioenregeling als die van de gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest.

  • 5 Bij de verlening van toeslagen op partnerpensioen wordt geen onderscheid gemaakt tussen partners.

Artikel 70. Geen verjaring ten gunste van pensioenuitvoerder

Een rechtsvordering tegen een pensioenuitvoerder tot het doen van een uitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde.

Artikel 71. Gedeeltelijke toepasselijkheid bij pensioenverevening

Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verevening gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner op grond van artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding verwerft, zijn de artikelen 69 en 73 niet van overeenkomstige toepassing en zijn de artikelen 82 tot en met 85, 87, 88 en 93 tot en met 97 van overeenkomstige toepassing indien de beroepspensioenregeling daarin voorziet.

§ 4. Uitruil, afkoop, waardeoverdracht

Artikel 72. Keuzerecht hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen

  • 1 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in de opbouw van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen, biedt de beroepspensioenregeling aan de deelnemer of gewezen deelnemer met betrekking tot perioden van opbouw vanaf 1 januari 2006, ongeacht zijn burgerlijke staat, het recht in elk geval met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, in plaats van partnerpensioen te kiezen voor één van de volgende wijzigingen van het ouderdomspensioen:

    • a. een hoger ouderdomspensioen;

    • b. een eerder ingaand ouderdomspensioen; of

    • c. een hoger en een eerder ingaand ouderdomspensioen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner.

  • 3 Indien er in de beroepspensioenregeling geen recht op de keuzemogelijkheid als bedoeld in het eerste lid is opgenomen heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht om te kiezen voor één van deze mogelijkheden.

  • 4 De pensioenuitvoerder waarborgt dat bij gebruikmaking van het keuzerecht geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet.

  • 5 De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet dat voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid hetgeen inhoudt dat de collectieve actuariële waarde van het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gekozen in plaats van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht de datum waarop de keuze wordt gemaakt, ten minste gelijkwaardig is aan de op dezelfde grondslagen berekende collectieve actuariële waarde van dat partnerpensioen.

  • 6 Bij de keuze, bedoeld in het eerste of derde lid, is de toestemming vereist van de partner die begunstigde is voor het in het eerste lid bedoelde partnerpensioen.

  • 7 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die pensioenaanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2006.

  • 8 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste tot en met het vijfde lid.

Artikel 73. Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen op opbouwbasis

  • 1 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in een ouderdomspensioen heeft de deelnemer of gewezen deelnemer met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan het recht om in plaats van een deel van het ouderdomspensioen te kiezen voor partnerpensioen op opbouwbasis, onder de voorwaarde dat de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert.

  • 2 De pensioenuitvoerder biedt de deelnemer of gewezen deelnemer in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aan.

  • 3 De pensioenuitvoerder waarborgt dat bij gebruikmaking van het keuzerecht geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet.

  • 4 De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet dat voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid hetgeen inhoudt dat de collectieve actuariële waarde van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gekozen in plaats van het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht de datum waarop de keuze wordt gemaakt, ten minste gelijkwaardig is aan de op dezelfde grondslagen berekende collectieve actuariële waarde van dat ouderdomspensioen.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de keuzemogelijkheid, de wijze waarop de keuzemogelijkheid wordt geboden en de collectieve actuariële gelijkwaardigheid, bedoeld in het vierde lid.

  • 7 Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het tweede lid in het laatste jaar voor de ingang van het ouderdomspensioen is aangeboden, gaat de pensioenuitvoerder over tot het uitruilen van het ouderdomspensioen in partnerpensioen indien:

    • a. de beroepspensioenregeling niet voorziet in een aanspraak op partnerpensioen vanaf de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat; en

    • b. de deelnemer of gewezen deelnemer gehuwd is of een geregistreerde partnerrelatie heeft.

  • 8 In de beroepspensioenregeling wordt bepaald wat de verhouding is tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen na uitruil als bedoeld in het zevende lid.

  • 9 Indien de uitruil, bedoeld in het zevende lid, ertoe zou leiden dat het ouderdomspensioen op jaarbasis lager wordt dan het op grond van artikel 78 bepaalde bedrag wordt de in het achtste lid bedoelde verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan het op grond van artikel 78 bepaalde bedrag.

Artikel 73a. Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen op risicobasis

  • 1 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in een ouderdomspensioen en een partnerpensioen op risicobasis heeft de gewezen deelnemer na afloop van de periode waarin het nabestaandenpensioen op risicobasis op grond van artikel 66, vierde lid, wordt voortgezet recht om in plaats van ouderdomspensioen of een deel van het ouderdomspensioen te kiezen voor het voortzetten van het partnerpensioen op risicobasis.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is er geen recht op uitruil:

    • a. indien de uitruil ertoe zou leiden dat op basis van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zou bedragen dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag;

    • b. indien de pensioenregeling voorziet in een maximale duur voor de vrijwillige voortzetting die langer of gelijk is aan vijftien jaar, bij het bereiken van de maximale duur; of

    • c. voor zover de pensioenregeling voorziet in een maximum voor de omvang van de uitruil bij het bereiken van dat maximum.

  • 3 Indien de gewezen deelnemer gebruik maakt van de keuzemogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, informeert de pensioenuitvoerder de gewezen deelnemer jaarlijks over de gevolgen van voortzetting van de uitruil. De uitruil wordt stopgezet indien er niet langer recht op uitruil op grond van het tweede lid is, dan wel indien de gewezen deelnemer aangeeft de uitruil niet te willen voortzetten.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 74. Keuzemogelijkheden andere vormen van uitruil

  • 1 Indien de beroepspensioenregeling de deelnemer of gewezen deelnemer de mogelijkheid biedt:

    • a. in plaats van een bepaald soort pensioen geheel of gedeeltelijk te kiezen voor een ander soort pensioen, dan het pensioen, bedoeld in de artikelen 72, 73 en 73a;

    • b. de ingangsdatum van het ouderdomspensioen te vervroegen of uit te stellen;

    • c. de hoogte van het ouderdomspensioen te laten variëren als bedoeld in artikel 75; of

    • d. tot een keuze anders dan bedoeld in de voorgaande onderdelen,

    waarborgt de pensioenuitvoerder dat bij gebruikmaking van de keuzemogelijkheid geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet per keuzerecht die voldoet aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

  • 2 Bij gebruikmaking van een in het eerste lid bedoelde keuzemogelijkheid is de toestemming vereist van de partner die begunstigde is voor partnerpensioen indien de hoogte daarvan door gebruikmaking van de keuzemogelijkheid wordt verlaagd.

  • 3 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die aanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2006.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid.

Artikel 75. Variatie hoogte pensioenuitkering

  • 1 De hoogte van een pensioen kan na ingang variëren mits:

    • a. de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering; en

    • b. de mate van variatie uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid blijft in de periode tussen de ingangsdatum van het pensioen en het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, van de uitkering buiten aanmerking het gedeelte dat overeenkomt met het bedrag bedoeld in artikel 18d, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Ingeval de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, na de ingangsdatum van het pensioen wordt verlaagd, wordt voor de toepassing van de eerste zin uitgegaan van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, die van toepassing was voor deze verlaging.

  • 3 In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, wordt bij een aanpassing van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, na de ingang van het pensioen, de mate van variatie uiterlijk vastgesteld bij het bereiken van de hoogste pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, die op enig moment na de ingangsdatum van het pensioen geldt of heeft gegolden voor de pensioengerechtigde.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij variabele uitkeringen de mate van variatie vastgesteld uitgaande van de rendementsverwachtingen op de ingangsdatum van het pensioen. Bij variabele uitkeringen blijven aanpassingen buiten aanmerking voor zover deze het gevolg zijn van de omstandigheid dat de opgetreden ontwikkeling van de levensverwachting, de behaalde sterfteresultaten of de behaalde beleggingsresultaten tot hogere of lagere uitkeringen leiden dan op de ingangsdatum van het pensioen het uitgangspunt was of sprake is van een periodieke vaste daling of vaste stijging van de uitkering of toepassing van een projectierendement hoger of lager dan de risicovrije rente als bedoeld in artikel 75a, derde lid.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 75a. Variabele uitkering

  • 1 Onverminderd artikel 75 kan de hoogte van een variabele uitkering na de ingangsdatum van het pensioen variëren door de verwerking van financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het beleggingsrisico, de ontwikkeling van het sterfteresultaat of de ontwikkeling van de levensverwachting.

  • 2 De hoogte van een variabele uitkering in een flexibele premieregeling of een premie-uitkeringsregeling kan ook variëren door een, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen vastgestelde, periodieke vaste daling of vaste stijging van de uitkering. De periodieke vaste daling bedraagt ten hoogste 35% van het verschil tussen de parameter voor aandelenrendement en de risicovrije rente op de ingangsdatum van het pensioen en is niet hoger dan consistent met het beleggingsbeleid.

  • 3 De hoogte van een variabele uitkering in een solidaire premieregeling kan ook variëren door inrekenen van een projectierendement op het voor pensioen bestemde vermogen dat hoger of lager is dan de risicovrije rente. Het toepassen van het projectierendement wordt per regeling, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen, vastgesteld en is van toepassing op alle pensioengerechtigden. Voor het projectierendement mag ten hoogste worden uitgegaan van een risicopremie die 35% bedraagt van het verschil tussen de parameter voor aandelenrendement en de risicovrije rente op de ingangsdatum van het pensioen. Het projectierendement is daarbij niet hoger dan consistent met het beleggingsbeleid en de toedelingsregels voor pensioengerechtigden.

  • 4 De periodieke vaste daling of het projectierendement is zodanig vormgegeven dat er op voorhand geen herverdelingseffecten plaatsvinden.

  • 5 Bij toepassing van een collectief toedelingsmechanisme wordt ten minste een maal per jaar op het niveau van de toedelingskring het financiële resultaat vastgesteld en verwerkt. Bij een collectief toedelingsmechanisme kan een spreidingsperiode worden gehanteerd van maximaal tien jaar. Gedurende de spreidingsperiode worden uitsluitend de uitkeringen en aanspraken van de bij aanvang van de spreidingsperiode tot de toedelingskring behorende personen in gelijke stappen aangepast. Bij de vaststelling van de hoogte van de jaarlijkse aanpassing wordt rekening gehouden met de verwachte resterende levensverwachting van de toedelingskring.

  • 6 Bij toepassing van een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt de projectierente gebaseerd op de risicovrije rente.

  • 7 Bij verwerking van financiële mee- of tegenvallers door middel van individuele toedeling in de flexibele premieregeling of de premie-uitkeringsregeling wordt de projectierente gebaseerd op de risicovrije rente. Bij individuele toedeling wordt ten minste een maal per jaar het financiële resultaat vastgesteld en verwerkt, waarbij een spreidingsperiode van maximaal tien jaar kan worden gehanteerd. Bij de vaststelling van de omvang van de periodieke aanpassing van de uitkeringshoogte gedurende de spreidingsperiode wordt rekening gehouden met de verwachte resterende levensverwachting van de pensioengerechtigde.

  • 8 Bij toepassing van toedelingsregels in de solidaire premieregeling wordt het financiële resultaat ten minste een maal per jaar vastgesteld en verwerkt, waarbij een spreidingsperiode kan worden gehanteerd van maximaal tien jaar in het voor de pensioenuitkering bestemd vermogen. Bij de verwerking van het financiële resultaat kunnen het projectierendement of de toedeling van rendementen worden aangepast voor zover dat nodig is om gelijke aanpassingen van de pensioenuitkeringen te realiseren.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel over onder meer de vaste daling en het projectierendement.

Artikel 75b. Keuzerecht variabele of vaste uitkering

  • 1 Bij een flexibele premieregeling of een premie-uitkeringsregeling die voorziet in uitkering van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum, legt de pensioenuitvoerder de deelnemer of gewezen deelnemer in elk geval voorafgaand aan de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan de keuze voor tussen een vastgestelde uitkering of een variabele uitkering.

  • 2 Bij het bieden van de keuze verstrekt de pensioenuitvoerder de deelnemer of gewezen deelnemer de voor hem relevante informatie over de gevolgen en risico’s bij deze keuze waaronder een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen en een opgave van de hoogte van de variabele uitkeringen. Deze opgaven worden tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

  • 3 Een pensioenuitvoerder die niet zowel vastgestelde als variabele uitkeringen uitvoert meldt dit aan de deelnemer of gewezen deelnemer. De pensioenuitvoerder verstrekt de in het tweede lid bedoelde informatie voor de uitkering die hij uitvoert en wijst de deelnemer of gewezen deelnemer op de mogelijkheden tot waardeoverdracht, bedoeld in de artikelen 88, 89, en 89a, tweede lid.

  • 4 Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het eerste lid is geboden, gaat de pensioenuitvoerder die vastgestelde uitkeringen uitvoert op de ingangsdatum van het pensioen over tot verstrekking van een vastgestelde uitkering. In afwijking van de eerste zin kunnen de partijen die betrokken zijn bij de vaststelling, wijziging of intrekking van de beroepspensioenregeling overeenkomen dat de pensioenuitvoerder op de ingangsdatum van het pensioen overgaat tot verstrekking van een variabele uitkering aan een deelnemer of gewezen deelnemer die niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het eerste lid is geboden.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te verstrekken informatie, de rekenregels en de wijze waarop de informatie wordt verstrekt.

Artikel 75c. Uitvoering variabele uitkering

De toezichthouder kan een pensioenuitvoerder die een variabele uitkering uitvoert de verplichting opleggen om binnen een door de toezichthouder te stellen termijn over te gaan tot verzekering bij een verzekeraar, overdracht aan een verzekeraar of onderbrenging bij een beroepspensioenfonds indien dit naar het oordeel van de toezichthouder noodzakelijk is in verband met de actuariële en bedrijfstechnische risico’s met betrekking tot deze variabele uitkering.

Artikel 76. Verbod van vervreemding en mogelijkheid van volmacht

  • 1 Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:

    • a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990;

    • b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 68, vijfde lid;

    • c. verevening plaatsvindt op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;

    • d. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding in plaats van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde diens gewezen partner respectievelijk diens partner wordt aangewezen als begunstigde voor het geheel of een deel van het ouderdomspensioen, mits de pensioenuitvoerder hiermee instemt; of

    • e. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens gewezen partner respectievelijk diens partner, mits de pensioenuitvoerder hiermee instemt.

  • 2 Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.

Artikel 77. Afkoop

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

Artikel 78. Afkoop klein ouderdomspensioen

  • 1 De pensioenuitvoerder heeft het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden af te kopen, indien:

    • a. de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 592,51 per jaar; en

    • b. de gepensioneerde geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2007 of de gepensioneerde instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2007.

  • 2 De pensioenuitvoerder heeft het recht om pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien:

    • a. op basis van de tot het tijdstip van beëindiging van de deelneming opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum, getoetst per 1 januari van dat jaar, minder zal bedragen dan het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag;

    • b. de gewezen deelnemer geen bezwaar maakt tegen de afkoop indien de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2007 of de gewezen deelnemer instemt met de afkoop indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2007; en

    • c. in geval de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018, de pensioenuitvoerder na beëindiging van de deelneming ten minste vijf maal tevergeefs heeft gepoogd de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen als bedoeld in artikel 81a en na de beëindiging van de deelneming of, indien de deelneming is geëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019, na 1 januari 2019, ten minste vijf jaar is verstreken.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid, heeft de pensioenuitvoerder het recht tot afkoop indien:

    • a. er sprake is van beëindiging van de verwerving van pensioenaanspraken bij de pensioenuitvoerder;

    • b. wordt voldaan aan het eerste of tweede lid, met dien verstande dat in plaats van beëindiging van de deelneming wordt gelezen beëindiging van de verwerving; en

    • c. geen sprake is van een pensioenaanspraak bij een verzekeraar in de vorm van een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum.

  • 4 De pensioenuitvoerder die gebruik wil maken van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de gepensioneerde over zijn besluit hierover voor de ingang van het pensioen en gaat over tot uitbetaling van de afkoopwaarde binnen zes maanden na de ingang van het pensioen. Dit lid is van overeenkomstige toepassing bij afkoop bij ingang van het ouderdomspensioen op grond van het derde lid.

  • 5 De pensioenuitvoerder stelt de afkoopwaarde ter beschikking aan de gepensioneerde dan wel de gewezen deelnemer, met uitzondering van de afkoopwaarde van een bijzonder partnerpensioen, die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.

  • 6 De pensioenuitvoerder betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken of rechten vervallen in verband met de afkoop.

  • 7 Het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bedrag wordt telkens gewijzigd met ingang van 1 januari op basis van de consumentenprijsindex Alle Huishoudens, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De wijziging wordt bepaald door de procentuele wijziging die dat indexcijfer over de maand oktober, voorafgaand aan de aanpassing, heeft ondergaan ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister meegedeeld in de Staatscourant.

  • 8 De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

  • 9 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 10 Indien de pensioenuitvoerder wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen ligt voor of op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de betrokkene het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 74, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 11 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het vaststellen van de afkoopwaarde.

Artikel 79. Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang

  • 1 De pensioenuitvoerder heeft jegens de nabestaanden het recht om een recht op partnerpensioen of wezenpensioen ten behoeve van de nabestaanden van dezelfde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde af te kopen, indien de uitkering van het partnerpensioen of wezenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag, tenzij dit recht op afkoop in de beroepspensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten.

  • 2 De pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de nabestaande hierover binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de nabestaande.

  • 3 De pensioenuitvoerder kan na de in het tweede lid bedoelde termijn het partnerpensioen of wezenpensioen afkopen indien:

    • a. de nabestaande daarmee instemt; en

    • b. indien de hoogte van het partnerpensioen of wezenpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag.

Artikel 80. Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding

  • 1 De pensioenuitvoerder heeft jegens de gewezen partner het recht om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag, tenzij dit recht op afkoop in de beroepspensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten.

  • 2 De pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de gewezen partner hierover binnen zes maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de gewezen partner.

  • 3 De pensioenuitvoerder kan na de in het tweede lid bedoelde termijn afkopen indien:

    • a. de gewezen partner daarmee instemt; en

    • b. indien de hoogte van het partnerpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag.

Artikel 80a. Afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen

  • 2 Een pensioenuitvoerder heeft jegens de gerechtigde tot een nettopensioen het recht om een aanspraak op nettopensioen af te kopen indien:

    • a. de gerechtigde tot het nettopensioen een gewezen deelnemer is of de opbouw van nettopensioen anderszins beëindigd is;

    • b. op basis van de opgebouwde aanspraak op nettopensioen de uitkering van het nettopensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag; en

    • c. de gerechtigde tot het nettopensioen instemt met de afkoop.

  • 4 De afkoopwaarde wordt door de pensioenuitvoerder aan de deelnemer of gewezen deelnemer ter beschikking gesteld, met uitzondering van de afkoopwaarde voor een bijzonder partnerpensioen die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.

  • 5 De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

  • 6 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen er regels worden gesteld aan het vaststellen van de afkoopwaarde.

Artikel 81. Begrip en reikwijdte waardeoverdracht

  • 2 Bij regeling van Onze Minister kunnen instellingen worden aangewezen jegens wie een pensioenuitvoerder een verplichting tot waardeoverdracht heeft.

Artikel 81a. Recht op waardeoverdracht klein ouderdomspensioen

  • 1 De pensioenuitvoerder heeft het recht om na beëindiging van de deelneming de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer over te dragen indien:

    • a. op basis van de opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag;

    • b. de pensioenuitvoerder bij de toepassing van dit lid niet een lager maximum hanteert dan het in onderdeel a bedoelde bedrag;

    • c. de opgebouwde aanspraak geen nettopensioen betreft; en

    • d. de waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe beroepspensioenregeling of de werkgever.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, heeft de pensioenuitvoerder het recht de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van de aanspraakgerechtigde over te dragen indien:

    • a. er geen sprake meer is van verwerving van pensioenaanspraken bij de pensioenuitvoerder;

    • b. wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c;

    • c. de waardeoverdracht ertoe strekt pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder waarbij de aanspraakgerechtigde als deelnemer pensioen verwerft; en

    • d. er geen sprake is van een pensioenaanspraak bij een verzekeraar in de vorm van een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum.

  • 3 De ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor de deelnemer.

  • 4 De ontvangende pensioenuitvoerder waarborgt dat de actuariële waarde van de door de deelnemer te verwerven pensioenaanspraken ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende waarde van de over te dragen pensioenaanspraken.

  • 5 De overdragende en ontvangende pensioenuitvoerder brengen in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

  • 6 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over dit artikel onder meer over de berekening van de overdrachtswaarde.

Artikel 82. Plicht tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling van beroepspensioenregeling of indiensttreding bij een werkgever

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van diens pensioenaanspraken over te dragen indien:

    • a. er sprake is van een individuele beëindiging van de deelneming; en

    • b. die waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe beroepspensioenregeling of de werkgever;

    tenzij sprake is van een van de in de artikelen 83, 83a en 84 omschreven situaties of het pensioenaanspraken betreft waarvoor de pensioenuitvoerder artikel 81a toepast.

    Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt. Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht nettopensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit nettopensioen tevens vereist dat de ontvangende pensioenuitvoerder een regeling voor nettopensioen uitvoert.

  • 2 De ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek tot waardeoverdracht van een deelnemer de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer.

  • 3 De plicht van de overdragende pensioenuitvoerder om de waarde rechtstreeks over te dragen en de plicht van de ontvangende pensioenuitvoerder om de waarde aan te wenden ontstaat indien de deelnemer na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder en daarna het verzoek tot waardeoverdracht doet aan de ontvangende pensioenuitvoerder.

  • 4 De ontvangende pensioenuitvoerder waarborgt dat de actuariële waarde van de door de deelnemer te verwerven pensioenaanspraken ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende waarde van de over te dragen pensioenaanspraken.

  • 5 De overdragende en de ontvangende pensioenuitvoerder brengen in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

  • 6 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van nadere aan de waardeoverdracht te stellen voorwaarden en eisen, de berekening van de overdrachtswaarde, de waarde van met de overdrachtswaarde te verwerven pensioenaanspraken alsmede de in acht te nemen procedures.

Artikel 82a. Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met afkoop

De in artikel 82 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet indien na de waardeoverdracht de voor de bedrijfspensioenvoorziening geldende wetgeving van een andere staat dan Nederland op de overgedragen pensioenaanspraken van toepassing is en de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht ruimer zijn dan op basis van deze wet.

Artikel 83. Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met financiële positie pensioenuitvoerder

De in artikel 82 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet zolang:

  • a. de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een beroepspensioenfonds is waarbij gezien de beleidsdekkingsgraad de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden worden gedekt; of

  • b. de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar is:

    • 1°. ten aanzien waarvan een besluit als bedoeld in artikel 3A:85 van de Wet op het financieel toezicht is genomen; of

    • 2°. die failliet is.

Artikel 83a. Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met bijbetaling

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de tijdelijke inperking van de in artikel 82 genoemde plicht tot waardeoverdracht in verband met aanvullende bijdragen van de werkgever.

  • 2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 84. Uitzondering op plicht tot waardeoverdracht in verband met datum

De in artikel 82 en 99 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet met betrekking tot pensioenaanspraken indien de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2006.

Artikel 85. Herleving van de plicht tot waardeoverdracht bij wisseling van beroepspensioenregeling of indiensttreding bij een werkgever

  • 1 Indien de in artikel 83 genoemde omstandigheden niet meer van toepassing zijn, herleven de in artikel 82 bedoelde plichten van de overdragende pensioenuitvoerder en de ontvangende pensioenuitvoerder.

  • 2 Een overdragende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in artikel 83 bedoelde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken tot waardeoverdracht heeft gekregen, informeert, wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die in die periode gewezen deelnemer zijn geworden en de betrokken ontvangende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.

  • 3 Een ontvangende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in artikel 83 genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken tot waardeoverdracht heeft gekregen, informeert wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die in die periode een verzoek tot waardeoverdracht hebben gedaan en de betrokken overdragende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.

Artikel 86. Bevoegdheid tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling beroepspensioenregeling of indiensttreding bij een werkgever

  • 1 Indien in de in artikel 82 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat:

    • a. de deelnemer niet voldaan heeft aan een in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 82, zevende lid, opgenomen voorwaarde om binnen een termijn een opgave te vragen; of

    • b. sprake is van de in artikel 84 bedoelde situatie,

    is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien voldaan wordt aan de in artikel 82, eerste lid en vierde lid genoemde voorwaarden.

  • 2 Indien in de in artikel 82 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat, omdat er geen sprake is van een individuele beëindiging, is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien:

    • a. wordt voldaan aan de in artikel 82, eerste lid, onderdeel b, tweede en derde zin en vierde lid, genoemde voorwaarden;

    • b. de overdragende en de ontvangende pensioenuitvoerders aan wie door een groep gewezen deelnemers verzoeken tot waardeoverdracht worden gedaan, dit schriftelijk hebben gemeld aan de toezichthouder; en

    • c. de toezichthouder binnen drie maanden na de melding geen verbod tot waardeoverdracht heeft opgelegd aan een van beide pensioenuitvoerders.

  • 3 Indien de financiering van de aanspraken van de gewezen deelnemer bij de overdragende pensioenuitvoerder nog niet is voltooid overeenkomstig artikel 66 kan de pensioenuitvoerder ondanks de lagere waarde en de daaruit bij de ontvangende pensioenuitvoerder resulterende lagere pensioenaanspraken de waarde overdragen indien de gewezen deelnemer en zijn partner schriftelijk hiermee instemmen en mits sprake is van de in artikel 84 bedoelde situatie.

  • 4 Indien in de in artikel 82 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat sprake is van de in artikel 83a bedoelde situatie is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien:

Artikel 87. Plicht tot waardeaanwending bij keuzerecht of keuzemogelijkheid

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht om op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer de waarde van diens pensioenaanspraken aan te wenden in het kader van het keuzerecht overeenkomstig de artikelen 28c, 72, 73 en 73a of de keuzemogelijkheden overeenkomstig artikel 74 of 75b.

  • 2 De pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de deelnemer of gewezen deelnemer.

Artikel 88. Waardeoverdracht door beroepspensioenfondsen bij bereiken pensioendatum op grond van de beroepspensioenregeling

  • 1 Een beroepspensioenfonds is bevoegd om op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken welke voortvloeien uit een flexibele premieregeling per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder indien:

    • a. de beroepspensioenregeling hierin voorziet;

    • b. de overdrachtswaarde zodanig door het overdragende beroepspensioenfonds wordt vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en

    • c. indien de ontvangende pensioenuitvoerder een beroepspensioenfonds is, de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde reeds pensioenaanspraken heeft jegens dat beroepspensioenfonds.

    Indien het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is een beroepspensioenfonds verplicht op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken als bedoeld in het eerste lid, per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder indien voldaan wordt aan de in het eerste lid, onderdelen b en c en tweede zin, genoemde voorwaarden en:

    • a. het beroepspensioenfonds uitsluitend variabele uitkeringen uitvoert en het pensioenkapitaal na de overdracht wordt aangewend voor een vastgestelde uitkering; of

    • b. het beroepspensioenfonds uitsluitend vastgestelde uitkeringen uitvoert en het pensioenkapitaal na de overdracht wordt aangewend voor een variabele uitkering.

  • 3 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 89. Verplichting tot waardeoverdracht voor verzekeraars bij bereiken pensioendatum

  • 1 De verzekeraar is verplicht om op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken welke voortvloeien uit een flexibele premieregeling of een premie-uitkeringsregeling die voorziet in de uitkering van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum, per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder indien:

    • a. de overdrachtswaarde zodanig door de overdragende verzekeraar wordt vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en

    • b. indien de ontvangende pensioenuitvoerder een beroepspensioenfonds is, de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde reeds pensioenaanspraken heeft jegens dat beroepspensioenfonds.

    Indien het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 89a. Verplichting tot waardeoverdracht voor premiepensioeninstellingen op datum van omzetting in pensioenuitkering dan wel bereiken pensioendatum