Wet verplichte beroepspensioenregeling

Geraadpleegd op 10-10-2024.
Geldend van 11-04-2018 t/m 20-05-2018

Wet van 6 oktober 2005, houdende nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling (Wet verplichte beroepspensioenregeling)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met modernisering van de pensioenwetgeving, de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling in te trekken en te vervangen door een nieuwe wet ter zake;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Definities en toepassingsgebied

Artikel 1. Definities

  • 1 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • aanspraakgerechtigde: persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen;

    • accountant: een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • afkoop: iedere handeling waardoor pensioenaanspraken en pensioenrechten hun pensioenbestemming verliezen, behoudens in geval van toepassing van artikel 129 of artikel 3:160 van de Wet op het financieel toezicht;

    • arbeidsongeschiktheidspensioen: een geldelijke, vastgestelde uitkering wegens arbeidsongeschiktheid van de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot, waarop recht bestaat nadat de arbeidsongeschiktheid 104 weken heeft geduurd of, indien er sprake is van een beroepsgenoot in loondienst, waarop recht bestaat na afloop van de periode bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Ziektewet of, indien de beroepsgenoot Ziektewetuitkering ontvangt, na afloop van de periode bedoeld in artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet;

    • basispensioenregeling: de collectieve beroepspensioenregeling of het deel van de beroepspensioenregeling waaraan de beroepsgenoot op basis van de beroepspensioenregeling gehouden is om deel te nemen;

    • beëindiging van de deelneming: het beëindigen van de pensioenverwerving op basis van de beroepspensioenregeling anders dan door:

      • 1°. het overlijden van de beroepsgenoot; of

      • 2°. het ingaan van het ouderdomspensioen;

    • beroepsgenoot: een natuurlijk persoon die deel uitmaakt van een bepaalde beroepsgroep;

    • beroepspensioenfonds: een voor een bepaalde beroepsgroep werkend pensioenfonds, als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, dat is opgericht ter uitvoering van een beroepspensioenregeling;

    • beroepspensioenregeling:

      • 1°. door beroepsgenoten overeengekomen rechten en plichten ten aanzien van pensioen ten behoeve van beroepsgenoten en gewezen beroepsgenoten, dan wel

      • 2°. indien de aan een beroepspensioenregeling deelnemende zelfstandige of beroepsgenoot in een andere lidstaat dan Nederland is gevestigd, een overeenkomst, een trustakte of voorschriften waarin is bepaald welke pensioenuitkeringen worden toegezegd en onder welke voorwaarden;

    • beroepspensioenvereniging: een vereniging waarvan beroepsgenoten lid zijn en die volledige rechtsbevoegdheid bezit, waarvan het statutaire doel uitsluitend omvat het verzorgen van een beroepspensioenregeling en waarbij het lidmaatschap niet automatisch voortvloeit uit het lidmaatschap van enig andere organisatie of uit het deelnemen in een beroepspensioenregeling;

    • bevoegde autoriteiten: de nationale autoriteiten van andere lidstaten dan Nederland die op grond van artikel 6, onderdeel g, van richtlijn 2003/41/EG zijn aangewezen om de in die richtlijn vastgelegde taken te verrichten;

    • bijdrage: iedere geldsom die wordt voldaan aan een pensioenuitvoerder in het kader van de uitvoering van beroepspensioenregelingen en uitvoeringsovereenkomsten;

    • bijzonder partnerpensioen: de aanspraak op partnerpensioen die op grond van artikel 68, eerste, tweede of derde lid, verkregen wordt door de gewezen partner;

    • buitenlandse instelling: een instelling met zetel buiten Nederland, niet zijnde een pensioeninstelling of verzekeraar in een andere lidstaat, een van de Europese Gemeenschappen of een instelling als bedoeld in artikel 81, tweede lid;

    • collectief toedelingsmechanisme: wijze waarop financiële mee- en tegenvallers collectief worden verwerkt in variabele uitkeringen;

    • deelnemer: de beroepsgenoot die op grond van een beroepspensioenregeling pensioenaanspraken verwerft jegens de pensioenuitvoerder;

    • dekkingsgraad: de verhouding tussen het vermogen inzake de bij een beroepspensioenfonds ondergebrachte beroepspensioenregeling of beroepspensioenregelingen en de technische voorzieningen van een beroepspensioenfonds;

    • elektronisch: door middel van een elektronische informatiedrager die de ontvanger in staat stelt de verstrekte informatie duurzaam te bewaren;

    • gedetacheerd beroepsgenoot: een beroepsgenoot die in een andere lidstaat wordt gedetacheerd om daar te werken en die krachtens titel II van verordening (EEG) nr.1408/71 van de Raad van de Europese gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de gemeenschap verplaatsten (Pb EG L 149), onderworpen blijft aan de wetgeving van de lidstaat van oorsprong;

    • gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan;

    • gewezen deelnemer: de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot die geen pensioenaanspraken op grond van de beroepspensioenregeling meer verwerft jegens de pensioenuitvoerder en die bij beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken heeft behouden jegens de pensioenuitvoerder;

    • kapitaalregeling: een beroepspensioenregeling inzake een vastgesteld kapitaal dat uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een vastgestelde of variabele pensioenuitkering;

    • lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

    • nabestaandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen;

    • nettopensioen: ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen in de vorm van een nettopensioen als bedoeld in afdeling 5.3B van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    • ontvangende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder aan wie in het kader van waardeoverdracht waarde wordt overgedragen;

    • Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    • ouderdomspensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de beroepsgenoot of de gewezen beroepsgenoot bij wijze van inkomensvoorziening bij ouderdom;

    • overdrachtswaarde: de ten behoeve van de waardeoverdracht vastgestelde waarde van de over te dragen pensioenaanspraken of pensioenrechten;

    • overdragende pensioenuitvoerder: de pensioenuitvoerder die in het kader van waardeoverdracht waarde overdraagt aan een andere pensioenuitvoerder;

    • partner: echtgenoot, geregistreerde partner of partner in de zin van de beroepspensioenregeling;

    • partnerpensioen: een geldelijke uitkering, die vastgesteld of variabel is, voor de echtgenoot, de geregistreerde partner of de partner, de gewezen echtgenoot, de gewezen geregistreerde partner of gewezen partner wegens het overlijden van de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot;

    • partnerrelatie: huwelijk, geregistreerd partnerschap of partnerrelatie in de zin van de beroepspensioenregeling;

    • pensioen: ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpensioen;

    • pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;

    • pensioeneenheid: eenheid van deelname in een beleggingsportefeuille, waarbij de waarde fluctueert met de koersontwikkeling van deze portefeuille en eventueel met de ontwikkeling van de levensverwachting;

    • pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van de beroepspensioenregeling het pensioen is ingegaan;

    • pensioeninstelling uit een andere lidstaat: een op basis van kapitaaldekking gefinancierde instelling, ongeacht de rechtsvorm, die zetel heeft in een andere lidstaat dan Nederland en die onafhankelijk van enige bijdragende onderneming of bedrijfstak is opgericht met als doel het verstrekken van arbeidsgerelateerde pensioenuitkeringen op basis van een als volgt gesloten overeenkomst:

      • 1°. individueel of collectief tussen een of meerdere werkgevers en een of meerdere werknemers of hun respectievelijke vertegenwoordigers, of

      • 2°. met zelfstandigen,

      en die hiermee rechtstreeks verband houdende werkzaamheden verricht;

    • pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;

    • pensioenreglement: de door de pensioenuitvoerder opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen pensioenuitvoerder en deelnemer;

    • pensioenuitvoerder: een beroepspensioenfonds, of een premiepensioeninstelling of verzekeraar die zetel heeft in Nederland;

    • pensioenverplichtingen: verplichtingen van de pensioenuitvoerder uit hoofde van pensioenaanspraken en pensioenrechten;

    • premie: de in geld uitgedrukte periodiek vastgestelde structurele prestatie die verschuldigd is aan de pensioenuitvoerder en die bestemd is voor de verzekering van pensioen en de daaraan verbonden kosten;

    • premiepensioeninstelling: een premiepensioeninstelling die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van premiepensioeninstelling mag uitoefenen;

    • premieregeling: een beroepspensioenregeling inzake een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een vastgestelde of variabele pensioenuitkering;

    • richtlijn 2003/41/EG: richtlijn nr. 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PbEG L 235/10);

    • risicovrije rente: de door De Nederlandsche Bank N.V. gepubliceerde actuele rentetermijnstructuur;

    • scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of beëindiging van een partnerrelatie in de zin van de pensioenovereenkomst;

    • schriftelijk: in schrifttekens op papier;

    • toedelingskring: groep personen waarop een collectief toedelingsmechanisme wordt toegepast;

    • toeslag: een verhoging van:

      • 1°. een pensioenrecht;

      • 2°. een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer, mits die verhoging bij een kapitaalregeling niet voortvloeit uit rente- of winstdeling of bij een premieregeling niet voorvloeit uit behaald beleggingsrendement;

      • 3°. een pensioenaanspraak van een deelnemer op grond van een uitkeringsregeling gebaseerd op het middelloonstelsel of gebaseerd op een vastebedragenregeling, mits de verhoging geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van de beroepspensioenregeling; of

      • 4°. een pensioenaanspraak van een gepensioneerde ten behoeve van zijn partner;

    • toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 146;

    • uitkeringsregeling: een beroepspensioenregeling inzake een vastgestelde pensioenuitkering;

    • uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen de beroepspensioenvereniging en de pensioenuitvoerder over de uitvoering van de beroepspensioenregeling;

    • verplichtstelling: de verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling op grond van artikel 5, eerste lid;

    • verzekeraar: een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen;

    • voorwaarden in verband met de partnerrelatie: huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap of voorwaarden in verband met een partnerrelatie in de zin van de beroepspensioenregeling;

    • vrijwillige pensioenregeling: het deel van de beroepspensioenregeling waaraan de beroepsgenoot op basis van de beroepspensioenregeling de mogelijkheid heeft om deel te nemen;

    • waardeoverdracht: iedere handeling waarbij de waarde van opgebouwde pensioenaanspraken of pensioenrechten wordt aangewend ten behoeve van:

      • 1°. andere pensioenaanspraken of pensioenrechten bij dezelfde of een andere pensioenuitvoerder; of

      • 2°. dezelfde pensioenaanspraken of pensioenrechten bij een andere pensioenuitvoerder;

    • wezenpensioen: een geldelijke, vastgestelde uitkering voor een kind tot wie de overleden beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot als ouder in familierechtelijke betrekking stond of voor diens stief- of pleegkind, wegens het overlijden van de beroepsgenoot of gewezen beroepsgenoot;

    • zetel: de plaats waar een rechtspersoon volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd of, indien het een pensioenfonds, beroepspensioenfonds of pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft, de plaats waar deze volgens zijn statuten of reglementen is gevestigd en zijn hoofdbestuur heeft of, indien het een pensioeninstelling uit een andere lidstaat betreft die geen rechtspersoon is of een natuurlijke persoon betreft, de plaats waar die pensioeninstelling of persoon zijn hoofdbestuur heeft.

  • 2 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt mede verstaan onder beroepspensioenvereniging: een daarmee door Onze Minister gelijkgestelde instelling.

Artikel 2. Nadere bepaling definities

  • 3 De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot kapitaalregelingen of premieregelingen waarbij het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal wordt gesplitst in een deel dat wordt aangewend voor aankoop van een direct ingaande tijdelijke uitkering en een deel dat later wordt aangewend voor de aankoop van een, op de tijdelijke uitkering aansluitende, levenslange uitkering. In deze regeling:

    • a. kunnen dergelijke uitkeringen, en daarbij horende uitkeringen voor nabestaanden, worden gelijkgesteld met een pensioen als bedoeld in artikel 1;

    • b. kan worden bepaald dat dit pensioen voldoet aan de artikelen 31 en 75;

    • c. kan worden bepaald dat pensioenuitvoerders verplicht zijn mee te werken aan splitsing zoals beschreven in de aanhef; en

    • d. kunnen regels worden gesteld betreffende een goede uitvoering.

  • 5 De regeling, bedoeld in het vierde lid, is uitsluitend van toepassing indien de pensioendatum is gelegen na 31 december 2008 en het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal nog niet is aangewend voor aankoop van een levenslange uitkering.

Artikel 3. Relatie met verzekeringsovereenkomsten

  • 2 Het verminderen of vervallen van een uitkering op grond van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in het eerste lid op basis van artikel 930, derde tot en met vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is niet mogelijk, tenzij door een deelnemer niet is voldaan aan de in artikel 928 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek omschreven mededelingsplicht betreffende zijn risico. In dat geval beperkt de vermindering of het verval van de uitkering zich tot het risico met betrekking tot de in de eerste zin bedoelde persoon. Voorzover de eerste zin in de weg staat aan vermindering dan wel verval van een uitkering, heeft het beroepspensioenfonds of de verzekeraar een recht van verhaal op de beroepspensioenvereniging.

Artikel 4. Relatie met Wet op het financieel toezicht

De Wet op het financieel toezicht is niet van toepassing op de verhouding tussen een verzekeraar of een premiepensioeninstelling en een aanspraak- of pensioengerechtigde, tenzij in deze wet anders is bepaald.

Artikel 4a. Regeling voor uitvoering door algemeen pensioenfonds

  • 2 Artikel 35 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in de uitvoeringsovereenkomst met een algemeen pensioenfonds ook een regeling wordt opgenomen met betrekking tot:

    • a. de voorwaarden die gelden bij beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel h;

    • b. de kosten die verband houden met de uitvoering van de beroepspensioenregeling en die in mindering kunnen worden gebracht op een afgescheiden vermogen dat wordt aangehouden door een algemeen pensioenfonds;

    • c. de kosten die ten laste kunnen worden gebracht van de premie voor een afgescheiden vermogen dat wordt aangehouden door een algemeen pensioenfonds; en

    • d. de afspraken die met een algemeen pensioenfonds worden gemaakt over de kwaliteit van de dienstverlening.

  • 3 Indien een algemeen pensioenfonds een beroepspensioenregeling die is beëindigd uitvoert waarbij geen beroepspensioenvereniging meer betrokken is, stelt het algemeen pensioenfonds een uitvoeringsreglement op dat, voor zover van toepassing, voldoet aan de eisen die in artikel 35 en het tweede lid ten aanzien van de uitvoeringsovereenkomst zijn gesteld.

  • 4 Artikel 91 is van overeenkomstige toepassing bij een verzoek van de beroepspensioenvereniging tot collectieve waardeoverdracht die ertoe strekt de waarde onder te brengen in een andere collectiviteitkring bij hetzelfde algemeen pensioenfonds. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over collectieve waardeoverdracht als bedoeld in artikel 91 in de situatie van een beroepspensioenregeling die is beëindigd waarbij geen beroepspensioenvereniging meer betrokken is.

  • 5 Artikel 92 is van overeenkomstige toepassing bij een collectieve waardeoverdracht door een algemeen pensioenfonds aan een andere pensioenuitvoerder of een andere collectiviteitkring bij hetzelfde algemeen pensioenfonds bij beëindiging van een collectiviteitkring.

  • 6 Indien een beroepspensioenfonds een algemeen pensioenfonds wordt is artikel 92 van overeenkomstige toepassing.

  • 7 Artikel 110f is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor verantwoordingsorgaan wordt gelezen: verantwoordingsorgaan of belanghebbendenorgaan.

  • 8 De beroepspensioenregelingen die onder dezelfde verplichtstelling vallen vormen financieel een geheel en zijn, voor de toepassing van artikel 123 van de Pensioenwet, een collectiviteitkring waarvoor een algemeen pensioenfonds een afgescheiden vermogen aanhoudt. De vrijwillige pensioenregeling maakt deel uit van het zelfde afgescheiden vermogen als de basispensioenregeling.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de kosten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b en c en de afspraken, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d.

Hoofdstuk 2. De verplichtstelling

Artikel 5. Het opleggen van een verplichtstelling

  • 1 Onze Minister kan het deelnemen in een beroepspensioenregeling voor een of meer bepaalde groepen van beroepsgenoten verplicht stellen indien:

    • a. daartoe een aanvraag wordt gedaan door een beroepspensioenvereniging, en

    • b. die beroepspensioenvereniging een naar het oordeel van de minister belangrijke meerderheid van de beroepsgenoten die tot de beroepsgroep behoren, vertegenwoordigt.

  • 3 Indien zowel zelfstandig werkzame beroepsgenoten als beroepsgenoten die in loondienst werkzaam zijn deelnemen aan de beroepspensioenregeling wordt pas voldaan aan het eerste lid, onderdeel b, wanneer voor beide groepen afzonderlijk is aangetoond dat de beroepspensioenvereniging een belangrijke meerderheid van die beroepsgenoten vertegenwoordigt.

Artikel 6. Aanvraag van een verplichtstelling

  • 1 De aanvraag, bedoeld in artikel 5, gaat vergezeld van:

    • a. een verklaring waaruit blijkt dat aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b, wordt voldaan;

    • b. een gewaarmerkt exemplaar van de op het moment van de aanvraag geldende statuten en reglementen van de beroepspensioenvereniging.

  • 2 Indien de beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door een beroepspensioenfonds gaat de aanvraag tevens vergezeld van:

    • a. een authentiek afschrift van de akte van oprichting van het beroepspensioenfonds;

    • b. een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van het reglement of de reglementen van het beroepspensioenfonds;

    • c. een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de uitvoeringsovereenkomst;

    • d. een actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 140;

    • e. een eventuele overeenkomst tot overdracht of verzekering.

  • 3 Indien de beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door een verzekeraar of een premiepensioeninstelling gaat de aanvraag tevens vergezeld van:

    • a. een door het bestuur van de beroepspensioenvereniging gewaarmerkt afschrift van de getekende overeenkomst tussen de verzekeraar of de premiepensioeninstelling en de beroepspensioenvereniging;

    • b. een door de beroepspensioenvereniging gewaarmerkt afschrift van de getekende wijzigingsovereenkomst indien er een wijziging van de overeenkomst heeft plaatsgevonden.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot de aanvraag alsmede met betrekking tot de bij te voegen stukken nadere regels worden gesteld, waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

Artikel 7. Gevolgen van een verplichtstelling

  • 3 De deelnemers leven de beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde besluiten na.

  • 4 Indien de beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door een beroepspensioenfonds leven de deelnemers de statuten van dat beroepspensioenfonds en de daarop gebaseerde besluiten na.

Artikel 8. Uitvoering van de beroepspensioenregeling

Een beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door:

  • a. een pensioenuitvoerder;

  • b. een pensioeninstelling uit een andere lidstaat die beschikt over een daartoe verleende vergunning als bedoeld in artikel 193 en de bevoegde autoriteiten in kennis heeft gesteld als bedoeld in artikel 193; of

  • c. een verzekeraar met een zetel buiten Nederland, mits die verzekeraar op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.

Uitvoering door een premiepensioeninstelling kan uitsluitend bij premieregelingen waarbij de premiepensioeninstelling geen risico draagt.

Artikel 9. Wijziging van de verplichtstelling

  • 1 Onze Minister kan de verplichtstelling wijzigen indien daartoe een aanvraag wordt gedaan door een beroepspensioenvereniging die voldoet aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b.

  • 3 Indien de beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door een beroepspensioenfonds gaat de aanvraag tevens vergezeld van:

    • a. een authentiek afschrift van de akte houdende wijziging van de statuten indien er een wijziging van de statuten heeft plaatsgevonden;

    • b. een door het beroepspensioenfonds gewaarmerkt exemplaar van de wijzigingen van de reglementen indien er een wijziging van de reglementen heeft plaatsgevonden.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het eerste en tweede lid nadere regels worden gesteld, waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvraag uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

Artikel 10. Wijziging van de beroepspensioenregeling

  • 1 Indien een wijziging van de beroepspensioenregeling heeft plaatsgevonden zendt de beroepspensioenvereniging een door haar gewaarmerkt afschrift van wijziging van de beroepspensioenregeling, binnen twee weken nadat de wijziging tot stand is gekomen aan Onze Minister en aan de toezichthouder.

  • 2 Onze Minister doet mededeling in de Staatscourant van de wijziging van de beroepspensioenregeling.

Artikel 11. Periodieke representativiteitstoets

  • 1 Op verzoek van Onze Minister toont de beroepspensioenvereniging die voortzetting van de verplichtstelling wenst binnen acht weken na dat verzoek aan dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b.

  • 2 Onze Minister doet het verzoek, bedoeld in het eerste lid, ten minste acht weken voordat er vijf jaren zijn verstreken sinds de datum waarop voor het laatst is gebleken dat wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b.

  • 3 Als de datum waarop voor het laatst is gebleken dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b wordt aangemerkt:

    • a. de datum waarop de verplichtstelling is opgelegd;

    • b. de datum waarop de verplichtstelling is gewijzigd, of

    • c. de datum waarop na het verzoek van Onze Minister, bedoeld in het eerste lid of artikel 12 is aangetoond dat aan de daar gestelde eisen wordt voldaan.

  • 4 Indien de beroepspensioenvereniging niet binnen acht weken na het verzoek, bedoeld in het eerste lid, heeft aangetoond dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b, doet Onze Minister daarvan mededeling in de Staatscourant.

Artikel 12. Intrekking naar aanleiding van de periodieke representativiteitstoets

  • 1 Acht weken voordat er twee jaren zijn verstreken sinds de mededeling, bedoeld in artikel 11, vierde lid, doet Onze Minister opnieuw een verzoek als bedoeld in artikel 11, eerste lid. Indien de beroepspensioenvereniging, binnen acht weken na dat verzoek niet aantoont dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b, trekt Onze Minister met betrekking tot de betrokken beroepsgroep de verplichtstelling in.

  • 2 Indien uitsluitend met betrekking tot de beroepsgenoten die in loondienst werkzaam zijn door de beroepspensioenvereniging niet is aangetoond dat nog wordt voldaan aan artikel 5, eerste lid, onderdeel b, trekt Onze Minister de verplichtstelling in afwijking van het eerste lid, slechts in met betrekking tot die groep.

Artikel 13. Intrekking op aanvraag

  • 2 Onverminderd artikel 14 kan Onze Minister de verplichtstelling intrekken voor een of meer bepaalde groepen van beroepsgenoten indien:

    • a. daartoe een aanvraag wordt gedaan door een beroepspensioenvereniging,

    • b. die beroepspensioenvereniging een naar het oordeel van de minister belangrijke meerderheid van die groep of groepen beroepsgenoten vertegenwoordigt, en

    • c. deze intrekking niet tot gevolg heeft dat de verplichtstelling slechts resteert voor beroepsgenoten die in loondienst werkzaam zijn.

  • 3 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het eerste lid.

  • 4 De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, gaat vergezeld van een verklaring waaruit blijkt dat wordt voldaan aan het tweede lid, onderdeel b.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot de aanvragen, bedoeld in het eerste lid en tweede lid, alsmede met betrekking tot de bij te voegen stukken nadere regels worden gesteld, waarbij kan worden bepaald dat de indiening van de aanvragen uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

Artikel 14. Ambtshalve intrekking van de verplichtstelling

  • 1 In uitzonderlijke gevallen kan Onze Minister de verplichtstelling ambtshalve voor alle of voor één of meer bepaalde groepen van deelnemers intrekken.

  • 2 Van een uitzonderlijk geval is in ieder geval sprake indien er geen bijdragen meer aan de pensioenuitvoerder worden gedaan dan wel indien het een beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, betreft.

Artikel 15. Waarborgen bij intrekking van de verplichtstelling

  • 1 Bij een besluit tot intrekking van de verplichtstelling geeft Onze Minister aan per welke datum de verplichtstelling wordt ingetrokken.

  • 2 In afwijking van artikel 12 en 13 trekt Onze Minister de verplichtstelling niet in zolang tegen die intrekking overwegende bezwaren bestaan in verband met de bescherming van de rechten van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden.

  • 3 Bij de intrekking kunnen door Onze Minister ter bescherming van de rechten van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden voorschriften worden gegeven met betrekking tot hun rechten en verplichtingen.

  • 4 Bij het besluit van intrekking kan Onze Minister voorschrijven dat de beroepspensioenvereniging binnen zes maanden na dat besluit bij de toezichthouder een plan voor afbouw indient.

  • 5 Vanaf de dag van publicatie in de Staatscourant van het besluit tot intrekking van de verplichtstelling worden geen nieuwe deelnemers tot de beroepspensioenregeling toegelaten.

Artikel 16. Publicatie in de Staatscourant

  • 1 Onze Minister doet mededeling in de Staatscourant van:

    • a. een aanvraag tot verplichtstelling;

    • b. een verplichtstelling;

    • c. een aanvraag betreffende wijziging van de verplichtstelling;

    • d. een wijziging van de verplichtstelling;

    • e. een aanvraag tot intrekking van een verplichtstelling;

    • f. een voornemen tot ambtshalve intrekking van een verplichtstelling;

    • g. een intrekking van een verplichtstelling;

    • h. het niet verder in behandeling nemen van een aanvraag.

  • 2 Bij de mededelingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, c, e en f, vermeldt Onze Minister de termijn waarbinnen zienswijzen tegen de inhoud van hetgeen is meegedeeld schriftelijk bij hem naar voren kunnen worden gebracht. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat de indiening van de zienswijze uitsluitend langs elektronische weg kan plaatsvinden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

Artikel 17. Detachering

  • 1 Indien tijdens detachering in Nederland de betaling van premies in een andere lidstaat wordt voortgezet, is de in Nederland gedetacheerde beroepsgenoot vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van premies in Nederland.

  • 2 Een gedetacheerd beroepsgenoot kan tijdens de detachering blijven deelnemen aan de beroepspensioenregeling.

Artikel 18. Ontheffing

  • 1 Onverminderd artikel 17 kan onze Minister een persoon die slechts tijdelijk in Nederland werkzaam is, op aanvraag in een bijzonder, individueel geval voorwaardelijk of onvoorwaardelijk voor de periode dat die persoon in Nederland werkzaam is ontheffing verlenen van de verplichtstelling.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels met betrekking tot de aanvraag worden gesteld, waarbij voor de indiening van de aanvraag kan worden bepaald dat deze uitsluitend langs elektronische weg kan geschieden, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister sprake is van omstandigheden die zich daartegen verzetten.

Artikel 19. Gemoedsbezwaren

  • 1 Van de verplichtstelling, wordt op zijn aanvraag, door de pensioenuitvoerder ontheffing verleend aan de persoon die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden met betrekking tot het eerste lid nadere regels gesteld. Bij ministeriële regeling worden tevens regels gesteld betreffende de gevolgen van de ontheffing, alsmede betreffende de intrekking van de ontheffing.

Hoofdstuk 3. Eisen met betrekking tot de inhoud en uitvoering van de beroepspensioenregeling

§ 1. Algemene eisen aan de beroepspensioenregeling

Artikel 20. Reikwijdte van een beroepspensioenregeling

  • 1 Een beroepspensioenregeling is in overwegende mate bestemd voor zelfstandig werkende beroepsgenoten.

  • 2 Een beroepspensioenregeling bevat in ieder geval een basispensioenregeling.

  • 3 Een beroepspensioenregeling kan meer dan één beroepsgroep omvatten of zijn beperkt tot een deel van een beroepsgroep.

Artikel 21. Opstellen en inhoud pensioenreglement

  • 1 De pensioenuitvoerder stelt een pensioenreglement vast in overeenstemming met de beroepspensioenregeling en de uitvoeringsovereenkomst.

  • 2 In het pensioenreglement worden in ieder geval bepalingen opgenomen betreffende:

    • a. de beroepsgroep of het deel van de beroepsgroep waarvoor de beroepspensioenregeling geldt;

    • b. de wijze waarop de pensioenuitvoerder omgaat met inkomende waarden in het kader van waardeoverdracht;

    • c. de hoogte van de ruilvoet en de opbouwkeuzevoet, bedoeld in artikel 72 en 73, en de afkoopvoet, bedoeld in artikel 78; en

    • d. de kortingsregel, bedoeld in artikel 129.

Artikel 22. Gelijke behandeling deeltijder en jonge beroepsgenoot

  • 1 Uitsluiting van deelneming aan een beroepspensioenregeling op grond van het aantal uren dat het beroep wordt uitgeoefend, het gerealiseerde inkomen, het overeengekomen loon of de gerealiseerde omzet, is niet toegestaan.

  • 2 Uitsluiting van deelneming aan een beroepspensioenregeling op grond van de leeftijd van een beroepsgenoot is niet toegestaan indien de beroepsgenoot eenentwintig jaar of ouder is.

  • 3 Het verwerven van pensioenaanspraken op grond van een beroepspensioenregeling kan, indien in de beroepspensioenregeling is voorzien in een wachttijd of drempelperiode, met betrekking tot ouderdomspensioen worden uitgesteld met ten hoogste twee maanden. Wachttijden of drempelperioden zijn niet toegestaan voor het nabestaandenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen.

  • 4 Elk beding in strijd met het eerste, tweede en derde lid is nietig.

Artikel 23. Doorsneepremie

  • 1 De premie is voor alle deelnemers gelijk of bedraagt voor alle deelnemers een gelijk percentage van de gerealiseerde omzet, het gerealiseerde inkomen of het gerealiseerde loon dan wel van het gedeelte van de gerealiseerde omzet, het gerealiseerde inkomen of gerealiseerde loon dat voor de pensioenberekening in aanmerking wordt genomen, met dien verstande dat er voor verschillende vormen van pensioen verschillende premies kunnen worden vastgesteld.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. premieregelingen, en

    • b. premies ten behoeve van vrijwillige pensioenregelingen.

Artikel 24. Voeren van boekhouding

  • 1 De beroepspensioenregeling kan een verplichting voor iedere deelnemer inhouden tot het bijhouden van een zodanige boekhouding, dat daaruit de gegevens blijken welke de pensioenuitvoerder nodig heeft voor de vaststelling van het deelnemerschap en de pensioenaanspraken, pensioenrechten en verplichtingen van de deelnemer.

  • 2 Iedere deelnemer verleent de pensioenuitvoerder desgevraagd inzage in de in het eerste lid bedoelde boekhouding en in de bescheiden die daaraan ten grondslag liggen, voor zover daaruit de in dat lid bedoelde gegevens zijn af te leiden.

  • 3 Iedere deelnemer verstrekt desgevraagd de inlichtingen welke de pensioenuitvoerder nodig heeft voor de vaststelling van het deelnemerschap en de pensioenaanspraken, pensioenrechten en verplichtingen van die deelnemer.

  • 4 De persoon, die de inzage van de boekhouding en bescheiden en de verstrekking van de gegevens weigert, kan zich niet met vrucht beroepen op enige geheimhoudingsplicht, ook al mocht deze hem bij wet zijn opgelegd.

Artikel 25. Vergunning en kennisgeving grensoverschrijdende activiteiten

  • 1 Het is een beroepspensioenfonds verboden bijdragen te ontvangen van een zelfstandige of beroepsgenoot die is gevestigd in een andere lidstaat dan Nederland:

    • a. zonder een daartoe door de toezichthouder verleende vergunning; en

    • b. zonder de toezichthouder van het voornemen daartoe in kennis te hebben gesteld, op de wijze, bedoeld in artikel 26, en met inachtneming van artikel 190.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, artikel 133, vierde lid, artikel 135, tweede lid, en de paragrafen 4.2 en 4.3 wordt onder het ontvangen van bijdragen verstaan het ontvangen van bijdragen voor de uitvoering van een pensioenregeling die afkomstig is uit een andere lidstaat dan de lidstaat waar het beroepspensioenfonds gevestigd is.

Artikel 26. Vereisten kennisgeving

  • 1 Een beroepspensioenfonds stelt de toezichthouder in kennis van een voornemen bijdragen te gaan ontvangen van een in een andere lidstaat gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot.

  • 2 De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een opgave van:

    • a. de lidstaat waar de zelfstandige of beroepsgenoot is gevestigd;

    • b. de naam van de in de andere lidstaat gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot; en

    • c. de voornaamste kenmerken van de beroepspensioenregeling die voor die zelfstandige of beroepsgenoot zal worden uitgevoerd.

Artikel 27. Naleving toepasselijke sociale en arbeidswetgeving andere lidstaat

Het beroepspensioenfonds neemt bij de uitvoering van een beroepspensioenregeling voor een in een andere lidstaat dan Nederland gevestigde zelfstandige of beroepsgenoot de op bedrijfspensioenvoorziening toepasselijke bepalingen van de sociale en arbeidswetgeving en de voorschriften die krachtens de artikelen 11 en 18, zevende lid, van richtlijn 2003/41/EG moeten worden nageleefd, in acht. De Nederlandse sociale en arbeidswetgeving is niet van toepassing op de uitvoering van de beroepspensioenregeling.

§ 1.2. De beroepspensioenregeling

Artikel 28. Karakter beroepspensioenregeling

De beroepspensioenregeling houdt in:

  • a. een uitkeringsregeling;

  • b. een kapitaalregeling; of

  • c. een premieregeling.

Artikel 28a. Uitkering bij kapitaalregeling en premieregeling

  • 1 Bij een kapitaalregeling of een premieregeling wordt het kapitaal voortvloeiend uit de beschikbaar gestelde premies uiterlijk op de pensioendatum omgezet in een vastgestelde uitkering.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan het kapitaal vanaf de pensioendatum geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor de financiering van een variabele uitkering.

Artikel 29. Uitkering, kapitaal of premie

De uitkering, het kapitaal en de premie in het kader van een beroepspensioenregeling luiden in een Nederlands wettig betaalmiddel.

Artikel 30. Verlening van toeslagen

In de beroepspensioenregeling wordt bepaald of er toeslagen worden verleend en, zo ja, wat het ambitieniveau is en welke voorwaarden gelden bij de toeslagverlening.

Artikel 31. Nadere eisen ouderdomspensioen

  • 1 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in een ouderdomspensioen, wordt in de regeling bepaald dat dat pensioen levenslang wordt uitgekeerd aan de gepensioneerde, tenzij het ouderdomspensioen uitsluitend voorziet in een uitkering tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, of tot het bereiken van de pensioenleeftijd voor het levenslange ouderdomspensioen.

  • 2 Elk beding in strijd met het eerste lid is nietig.

Artikel 32. Nadere eisen partnerpensioen

  • 1 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in een partnerpensioen ten behoeve van een partner met wie de deelnemer niet gehuwd is, noch een geregistreerd partnerschap heeft, gelden voor deze partner ten aanzien van de wijze van vaststelling van het partnerpensioen dezelfde rechten en plichten als voor een gehuwde of geregistreerde partner.

  • 2 Elk beding in strijd met het eerste lid is nietig.

Artikel 33. Evenredige verwerving pensioenaanspraken

De verwerving van pensioenaanspraken in het kader van een uitkeringsregeling of een kapitaalregeling vindt gedurende de deelneming ten minste evenredig in de tijd plaats.

Artikel 33a. Evenredig doorberekenen van kosten

Het doorberekenen van kosten in het kader van een premieregeling vindt evenredig in de tijd plaats.

Artikel 34. Behoud aanspraken bij verlaging pensioengevend inkomen

  • 1 In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een beroepsgenoot worden de op grond van de beroepspensioenregeling tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd.

  • 2 In geval van verlaging van de pensioengrondslag blijven de opgebouwde pensioenaanspraken behouden en worden de pensioenaanspraken vastgesteld overeenkomstig artikel 66.

  • 3 Elk beding in strijd met het eerste of tweede lid is nietig.

§ 1.3. De uitvoeringsovereenkomst

Artikel 35. Eisen inzake inhoud uitvoeringsovereenkomst

  • 1 In de uitvoeringsovereenkomst wordt in ieder geval een regeling opgenomen met betrekking tot de volgende onderwerpen:

    • a. de wijze waarop de verschuldigde premie wordt vastgesteld;

    • b. de wijze waarop en termijnen waarin de verschuldigde premie moet worden voldaan met inachtneming van artikel 36;

    • c. de informatie welke door de beroepsgenoot aan de pensioenuitvoerder wordt verstrekt;

    • d. de procedures welke gelden bij het niet nakomen van premiebetalingsverplichtingen;

    • e. de procedures welke gelden bij het opstellen en wijzigen van het pensioenreglement in verband met het sluiten en wijzigen van een beroepspensioenregeling;

    • f. de maatstaven voor en voorwaarden waaronder toeslagverlening plaatsvindt;

    • g. de uitgangspunten en procedures welke gelden ten aanzien van de besluitvorming over vermogenstekorten en vermogensoverschotten dan wel winstdeling;

    • h. de voorwaarden die gelden bij beëindiging van een met een verzekeraar of premiepensioeninstelling gesloten uitvoeringsovereenkomst. In deze regeling worden de belangen van zowel de verzekeraar of de premiepensioeninstelling als de beroepspensioenvereniging vanuit actuarieel en bedrijfseconomisch oogpunt op evenwichtige wijze gewaarborgd door rekening te houden met:

      • 1°. de overige voorwaarden in de uitvoeringsovereenkomst;

      • 2°. de gehanteerde tarieven; en

      • 3°. de winstdelingsvorm.

      De regeling kan geen uitsluiting van collectieve waardeoverdracht inhouden; en

    • i. de criteria die de premiepensioeninstelling hanteert bij de keuze voor een verzekeraar voor de inkoop van een pensioenuitkering.

  • 2 In de uitvoeringsovereenkomst wordt, voor zover overeengekomen, een regeling opgenomen met betrekking tot de volgende onderwerpen:

    • a. in geval van premiekorting of terugstorting: de voorwaarden waaronder sprake is van premiekorting of terugstorting, de wijze van vaststelling van de hoogte van de premiekorting of terugstorting en de bestemming ervan;

    • b. de mogelijkheid tot vrijwillige voortzetting van de beroepspensioenregeling na beëindiging van het beroep; of

    • c. de rechten en verplichtingen met betrekking tot vrijwillige pensioenregelingen.

Artikel 36. Eisen inzake premiebetaling

In de uitvoeringsovereenkomst wordt vastgelegd hoe de betaling van de premies door de beroepsgenoot aan de pensioenuitvoerder geschiedt, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een beroepsgenoot voldoet uiterlijk binnen een maand na afloop van elk kwartaal de premie welke over dat kwartaal is verschuldigd, aan de pensioenuitvoerder;

  • b. wanneer de premie op basis van een langere termijn dan een kwartaal wordt vastgesteld en in rekening gebracht, is deze termijn ten hoogste gelijk aan een jaar en voldoet de beroepsgenoot uiterlijk binnen een maand na afloop van elk kwartaal een vierde gedeelte van de verschuldigde jaarpremie op basis van een schatting van de pensioenuitvoerder, aan de pensioenuitvoerder; en

  • c. de totale jaarpremie wordt uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar voldaan aan de pensioenuitvoerder.

Artikel 37. Premiebetaling bij beëindiging deelneming

De in artikel 36 genoemde termijnen gelden niet indien sprake is van een beëindiging van de deelneming. In dat geval wordt de ten tijde van de beëindiging nog verschuldigde premie binnen dertien weken voldaan.

Artikel 38. Melding door beroepspensioenfonds inzake premieachterstand en tekort minimaal vereist eigen vermogen

Een beroepspensioenfonds informeert elk kwartaal schriftelijk de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het beroepspensioenfonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens artikel 126 geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen.

Artikel 39. Melding door verzekeraar bij premieachterstand en gevolgen van premieachterstand

  • 1 Een verzekeraar informeert de deelnemers wanneer de premieachterstand het noodzakelijk maakt de opbouw van pensioenaanspraken te beëindigen door premievrijmaking of pensioenaanspraken zonder premievrije waarde te laten vervallen.

  • 2 Een verzekeraar kan de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de deelnemers pas doen indien hij zich aantoonbaar heeft ingespannen om de achterstallige premie te innen.

  • 3 De verzekeraar kan op zijn vroegst drie maanden na de in het eerste lid bedoelde mededeling de opbouw van pensioenaanspraken beëindigen door premievrijmaking of pensioenaanspraken zonder premievrije waarde laten vervallen.

  • 4 De premievrijmaking, bedoeld in het derde lid, vindt op zijn vroegst plaats per de datum die vijf maanden voor het tijdstip van informeren van de deelnemers is gelegen.

  • 5 De dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico of het overlijdensrisico blijft volledig in stand tot drie maanden na de in het eerste lid bedoelde mededeling.

  • 6 Bij de premievrijmaking wordt de verzekering premievrij voortgezet zonder verrekening van premie en rente met de pensioenaanspraken. Kosten, voor zover voortvloeiend uit het premievrij maken, worden evenmin verrekend met de pensioenaanspraken.

  • 7 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een premiepensioeninstelling.

Artikel 40. Toepasselijk recht

In een uitvoeringsovereenkomst met een verzekeraar met zetel buiten Nederland waarin bij de totstandkoming of op een later tijdstip wordt gekozen voor ander dan Nederlands recht, wordt de volgende clausule opgenomen:

Ongeacht het gekozen rechtsstelsel is ten aanzien van deze uitvoeringsovereenkomst in ieder geval de Wet verplichte beroepspensioenregeling van toepassing.

§ 2.1. Taken pensioenuitvoerder

Artikel 41. Algemene taak

Een pensioenuitvoerder heeft tot taak een beroepspensioenregeling uit te voeren op basis van een uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 42. Waarborging goed bestuur

  • 1 Een pensioenuitvoerder richt zijn organisatie zodanig in dat een goed bestuur is gewaarborgd waardoor er in ieder geval:

    • a. verantwoording wordt afgelegd aan de aanspraak- en pensioengerechtigden; en

    • b. intern toezicht is.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste lid regels worden gesteld. Die regels kunnen in het bijzonder betrekking hebben op de naleving van in die algemene maatregel van bestuur aan te wijzen principes voor goed pensioenfondsbestuur.

Artikel 43. Uitbesteding

  • 1 Indien een pensioenuitvoerder werkzaamheden uitbesteedt aan een derde draagt hij er zorg voor dat deze derde de bij of krachtens deze wet gestelde regels, die van toepassing zijn op de uitbestedende pensioenuitvoerder, naleeft.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen:

    • a. werkzaamheden worden aangewezen die niet mogen worden uitbesteed;

    • b. regels worden gesteld met betrekking tot de uitbesteding in verband met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde; en

    • c. regels worden gesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die verband houden met de uitbesteding.

Artikel 44. Registreren deelnemingsjaren

  • 1 De pensioenuitvoerder registreert de deelnemingsjaren van de deelnemers en verstrekt hierover informatie aan de deelnemers en gewezen deelnemers.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste lid waaronder de perioden die in aanmerking komen als deelnemingsjaren.

Artikel 45. Melding arbeidsongeschiktheid

  • 1 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen meldt de arbeidsongeschiktheid van een deelnemer aan de pensioenuitvoerder.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld ten aanzien van het eerste lid.

§ 2.2. Informatie en gegevensverstrekking

Artikel 46. Beperking van gegevensverstrekking

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt gegevens betreffende een deelnemer, een gewezen deelnemer, een andere aanspraakgerechtigde of een pensioengerechtigde slechts aan de desbetreffende persoon.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. er sprake is van een wettelijke verplichting tot gegevensverstrekking;

    • b. gegevensverstrekking noodzakelijk is voor de uitvoering van de beroepspensioenregeling;

    • c. gegevensverstrekking noodzakelijk is in verband met waardeoverdracht;

    • d. het gegevensverstrekking betreft aan de toezichthouder voorzover deze gegevensverstrekking nodig is voor de vervulling van zijn bij of krachtens deze wet opgelegde taken, of

    • e. er sprake is van het verstrekken van naam-, adres- en woonplaatsgegevens aan verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid die als statutair doel of mede als statutair doel hebben het behartigen van de belangen van haar leden als belanghebbenden bij een beroepspensioenregeling, dan wel aan de beroepspensioenvereniging die als uitsluitend statutair doel heeft het verzorgen van de beroepspensioenregeling van de pensioenuitvoerder.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan een deelnemer, gewezen deelnemer, een andere aanspraakgerechtigde of een pensioengerechtigde, de pensioenuitvoerder machtigen zijn gegevens te verstrekken aan een door hem aan te wijzen derde. De pensioenuitvoerder onthoudt zich daarbij van suggesties met betrekking tot de aan te wijzen derde.

  • 4 Indien er gegevensverstrekking als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b of onderdeel e heeft plaatsgevonden, zijn het eerste, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing op de natuurlijke- of rechtspersoon aan wie de gegevens zijn verstrekt. Indien de rechtspersoon naast de werkzaamheden uit hoofde waarvan de gegevens zijn verstrekt ook andere werkzaamheden verricht, wordt bij de toepassing van het derde lid, de rechtspersoon als derde aangemerkt voor zover het de andere werkzaamheden betreft.

Artikel 47. Beperking van informatie aan deelnemers

  • 1 Behoudens het geven van algemene informatie, geeft de pensioenuitvoerder deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden slechts informatie over de beroepspensioenregeling die door de pensioenuitvoerder zelf wordt uitgevoerd.

  • 2 De pensioenuitvoerder die een beroepspensioenregeling uitvoert hanteert gelijke voorwaarden voor alle aanbieders van reclame-uitingen in informatiedragers van de pensioenuitvoerder. Deze voorwaarden worden op een voor een ieder toegankelijke wijze gepubliceerd.

  • 3 Indien er in verband met de uitvoering van een beroepspensioenregeling gegevensverstrekking, als bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel b, heeft plaatsgevonden, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de natuurlijke- of rechtspersoon aan wie de gegevens zijn verstrekt.

Artikel 48. Informatie over de beroepspensioenregeling

  • 1 De pensioenuitvoerder informeert de deelnemer bij toetreding tot de beroepspensioenregeling binnen drie maanden over de kenmerken van de beroepspensioenregeling, waaronder de mogelijkheid te kiezen voor een variabele uitkering, de uitvoering van de beroepspensioenregeling en over persoonlijke omstandigheden die een actie van de deelnemer kunnen vergen. De deelnemer wordt daarbij tevens gewezen op de website van de pensioenuitvoerder en op de mogelijkheid het pensioenregister te raadplegen.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in de beroepspensioenregeling over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te verstrekken informatie.

Artikel 49. Verstrekken informatie aan deelnemers jaarlijks

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer jaarlijks:

    • a. een opgave van de verworven pensioenaanspraken;

    • b. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen;

    • c. informatie over toeslagverlening;

    • d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129; en

    • e. informatie over een variabele uitkering.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgaven en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 50. Verstrekken informatie aan deelnemers bij beëindiging deelneming

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming:

    • a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken op grond van artikel 66;

    • b. informatie over toeslagverlening;

    • c. informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is;

    • d. informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder; en

    • e. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 51. Verstrekken informatie aan gewezen deelnemers periodiek

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen deelnemer ten minste een keer in vijf jaar:

    • a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken;

    • b. informatie over toeslagverlening;

    • c. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129; en

    • d. informatie over een variabele uitkering.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 52. Verstrekken informatie aan gewezen partner bij scheiding

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen:

    • a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen;

    • b. informatie over toeslagverlening;

    • c. informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is; en

    • d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 53. Verstrekken informatie aan gewezen partner periodiek

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de gewezen partner met aanspraak op bijzonder partnerpensioen ten minste een keer in vijf jaar:

    • a. een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen;

    • b. informatie over toeslagverlening; en

    • c. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgave en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 54. Verstrekken informatie voorafgaand aan of bij de pensioeningang

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt:

    • a. een opgave van zijn pensioenrecht;

    • b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de beroepspensioenregeling daarin voorziet;

    • c. informatie over toeslagverlening;

    • d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129; en

    • e. informatie die voor degene die pensioengerechtigde wordt specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgaven en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 55. Verstrekken informatie aan pensioengerechtigden jaarlijks

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks:

    • a. een opgave van zijn pensioenrecht;

    • b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de beroepspensioenregeling daarin voorziet;

    • c. informatie over toeslagverlening; en

    • d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde opgaven en informatie en de wijze waarop deze worden verstrekt.

Artikel 55a. Verstrekken informatie over variabele uitkering

  • 1 De pensioenuitvoerder die bereid is op te treden als ontvangende pensioenuitvoerder informeert degene die het uit een kapitaalregeling of premieregeling voortvloeiende kapitaal op de pensioendatum wenst aan te wenden voor een variabele uitkering over de voor hem relevante gevolgen en risico’s bij een variabele uitkering waaronder een opgave van de hoogte van de variabele uitkeringen en een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen indien het kapitaal daarvoor zou worden aangewend. Deze opgaven worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario. De pensioenuitvoerder die een spreidingsperiode van langer dan vijf jaar aanbiedt, informeert de deelnemer expliciet over de voor hem relevante gevolgen en risico’s daarvan.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te verstrekken informatie, de rekenregels en de wijze waarop de informatie wordt verstrekt.

Artikel 56. Verstrekken informatie aan deelnemers inzake vrijwillige pensioenregeling

  • 1 De pensioenuitvoerder informeert een deelnemer voorafgaand aan de deelneming in de vrijwillige pensioenregeling over:

    • a. de inhoud van de vrijwillige pensioenregeling;

    • b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken uit hoofde van de vrijwillige pensioenregeling;

    • c. de toeslagverlening; en

    • d. vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 129.

  • 2 De opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken wordt, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te hanteren rekenregels.

Artikel 56a. Informatie over uitvoeringskosten

  • 1 Een beroepspensioenfonds neemt in zijn bestuursverslag informatie op over de uitvoeringskosten over het verslagjaar, waarbij worden onderscheiden: administratieve uitvoeringskosten, de kosten van vermogensbeheer en transactiekosten.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 57. Informatie op verzoek

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner of de pensioengerechtigde op verzoek:

    • a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, reglementair te bereiken pensioenaanspraken of pensioenrecht, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;

    • b. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en

    • c. informatie over andere bij algemene maatregel van bestuur te bepalen onderwerpen.

  • 2 De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is waaronder een indicatie van het mogelijk te bereiken kapitaal op de pensioendatum bij premieregelingen waarbij de premie wordt belegd en een indicatie van de hoogte van de in te kopen periodieke uitkeringen bij aanwending van het mogelijk te bereiken kapitaal bij kapitaalregelingen en premieregelingen.

  • 3 De indicaties, bedoeld in het tweede lid, worden, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te hanteren rekenregels.

Artikel 57a. Beschikbare informatie

  • 1 De pensioenuitvoerder stelt op zijn website voor in ieder geval de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde beschikbaar:

    • a. informatie over de beroepspensioenregeling als bedoeld in artikel 48;

    • b. verdere informatie over de beroepspensioenregeling;

    • c. informatie over uitvoeringskosten; en

    • d. het bestuursverslag en de jaarrekening.

  • 2 Voor zover van toepassing stelt de pensioenuitvoerder op zijn website voor de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde beschikbaar:

    • a. de verklaring inzake beleggingsbeginselen;

    • b. informatie over het financieel crisisplan;

    • c. informatie over het herstelplan of geactualiseerd herstelplan;

    • d. het pensioenreglement; en

    • e. de uitvoeringsovereenkomst.

  • 3 In het bestuursverslag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, neemt een beroepspensioenfonds informatie op over de haalbaarheidstoets en de reële dekkingsgraad.

  • 4 Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde hierom verzoekt verstrekt de pensioenuitvoerder de in het eerste en tweede lid bedoelde informatie en stukken elektronisch of schriftelijk.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer het opnemen van gegevens over de vergelijkbaarheid van onderdelen van de beroepspensioenregeling.

Artikel 58. Verstrekken informatie bij vertrek naar een andere lidstaat

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden.

  • 2 De informatie die op grond van het eerste lid wordt verstrekt is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die in Nederland blijven.

Artikel 59. Eisen aan informatieverstrekking

  • 1 De informatie die de pensioenuitvoerder verstrekt of beschikbaar stelt is correct, duidelijk en evenwichtig. De informatie wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld.

  • 2 De pensioenuitvoerder bevordert dat persoonlijke informatie aansluit bij de informatiebehoefte en kenmerken van de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde.

  • 3 De pensioenuitvoerder bevordert dat de informatie de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde inzicht geeft in de keuzemogelijkheden die er zijn in de beroepspensioenregeling en de gevolgen van belangrijke gebeurtenissen voor het pensioen.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer het uniform pensioenoverzicht en het verstrekken van informatie door middel van het uniform pensioenoverzicht.

Artikel 60. Informatie elektronisch of schriftelijk

  • 1 De pensioenuitvoerder verstrekt de informatie elektronisch of schriftelijk. Er wordt ten hoogste eenmaal per jaar gewisseld tussen schriftelijke verstrekking en elektronische verstrekking van de informatie.

  • 2 De pensioenuitvoerder informeert de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde schriftelijk of elektronisch over het voornemen tot elektronische verstrekking.

  • 3 De pensioenuitvoerder verstrekt de informatie schriftelijk, indien de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde over het voornemen tot elektronische verstrekking, bedoeld in het tweede lid:

    • a. schriftelijk is geïnformeerd en hij bezwaar heeft gemaakt tegen elektronische verstrekking; of

    • b. elektronisch om instemming is gevraagd en hij niet heeft ingestemd met elektronische verstrekking.

  • 4 Indien de pensioenuitvoerder de deelnemer of de gewezen deelnemer elektronisch informatie verstrekt, is hij verplicht de elektronisch verstrekte informatie te bewaren tot één jaar na het overlijden van de pensioengerechtigde dan wel tot één jaar na het aflopen van de uitkering aan de nabestaanden. De deelnemer of de gewezen deelnemer kan ten hoogste eenmaal per jaar de elektronisch verstrekte informatie opvragen.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 61. Verstrekken informatie door pensioenuitvoerder

  • 1 De pensioenuitvoerder kan zich voor het schriftelijk verstrekken van de informatie, bedoeld in de artikelen 49 tot en met 55, houden aan het laatst hem bekende adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

  • 2 Indien dit adres onjuist blijkt te zijn, raadpleegt de pensioenuitvoerder de basisregistratie personen over het adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner.

  • 3 Indien de pensioenuitvoerder kosten maakt in verband met werkzaamheden die voortvloeien uit het feit dat de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner verzuimd heeft de pensioenuitvoerder omtrent een wijziging van adres te informeren, kan de pensioenuitvoerder deze kosten bij deze in rekening brengen, maar kunnen deze kosten niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering.

  • 4 Indien het bij de pensioenuitvoerder bekende adres voor de elektronische verstrekking van informatie onjuist blijkt, verstrekt de pensioenuitvoerder de informatie schriftelijk.

Artikel 62. Pensioenregister

  • 1 Er is een pensioenregister, ingericht en in stand gehouden door de pensioenuitvoerders, dat tot doel heeft op duidelijke en begrijpelijke wijze de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde in de gelegenheid te stellen gegevens over zijn pensioenaanspraken en pensioenrechten te raadplegen, waarbij deze gegevens, voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario. Het pensioenregister heeft verder tot doel inzicht te geven in de hoogte van het te bereiken pensioen, de keuzes ten aanzien van het pensioen, waaronder de mogelijkheid tot omzetting in een variabele uitkering, en de gevolgen van deze keuzes en van belangrijke gebeurtenissen op het pensioen van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde. Onder pensioenaanspraken en pensioenrechten in de zin van dit artikel worden tevens verstaan aanspraken op ouderdomspensioen en recht op ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.

  • 2 De pensioenuitvoerder verstrekt op verzoek van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde tijdig zijn gegevens met betrekking tot pensioenaanspraken en pensioenrechten door middel van het pensioenregister.

  • 4 De gegevens die op grond van het tweede en derde lid worden verstrekt door middel van het pensioenregister worden in dat kader uitsluitend gebruikt voor het in het eerste lid omschreven doel.

  • 5 Een door Onze Minister aan te wijzen instelling ontwikkelt en beheert het pensioenregister en draagt zorg voor de tijdige verwerking van de gegevens, bedoeld in het tweede en derde lid, en het goed functioneren van het pensioenregister.

  • 7 De instelling, bedoeld in het vijfde lid, stelt in verband met haar rol als bewerker als bedoeld in het zesde lid een reglement vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot het ontwikkelen en beheren van het pensioenregister. Dit reglement bevat in ieder geval regels over de gegevens die verstrekt worden, de wijze waarop deze gegevens verstrekt worden en de bekostiging en beveiliging van het pensioenregister.

  • 8 Het reglement alsmede elke wijziging daarvan behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 9 Hetgeen bij of krachtens hoofdstuk 6 van toepassing is bij het toezicht op de uitvoering van dit artikel door pensioenuitvoerders is van overeenkomstige toepassing op de uitvoering van dit artikel door de instelling, bedoeld in het vijfde lid.

  • 10 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de scenario’s, de actualisatie van de te verstrekken gegevens, het opnemen van gegevens met betrekking tot de keuzes ten aanzien van het pensioen en de gevolgen van deze keuzes en van belangrijke gebeurtenissen op het pensioen en de fasering van het opnemen van deze gegevens.

§ 3. Opbouw, financiering en aanspraken

Artikel 63. Zorgplicht pensioenuitvoerder bij premieregelingen met beleggingsvrijheid

  • 1 Bij de uitvoering van een premieregeling met beleggingsvrijheid in de opbouwfase is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en handelt daarbij overeenkomstig artikel 130.

  • 2 De pensioenuitvoerder biedt de deelnemer en de gewezen deelnemer de mogelijkheid de verantwoordelijkheid voor de beleggingen over te nemen.

  • 3 Indien de deelnemer of de gewezen deelnemer de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen, adviseert de pensioenuitvoerder de deelnemer of de gewezen deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot pensioendatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert.

  • 4 De pensioenuitvoerder onderzoekt ten minste een keer per jaar of de

    beleggingen van de deelnemer of gewezen deelnemer zich binnen de op basis van het derde lid gestelde grenzen bevinden en informeert de deelnemer en de gewezen deelnemer hierover.

  • 5 Bij de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, handelt de pensioenuitvoerder in het belang van de deelnemer of gewezen deelnemer.

  • 6 Ten behoeve van het advies, bedoeld in het derde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in over de financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de deelnemer of gewezen deelnemer, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het advies. Het advies wordt, voor zover redelijkerwijs mogelijk, mede op deze informatie gebaseerd.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden met betrekking tot dit artikel.

Artikel 63a. Zorgplicht bij premieregelingen zonder beleggingsvrijheid en variabele uitkeringen

  • 1 Bij de uitvoering van een premieregeling zonder beleggingsvrijheid in de opbouwfase of een variabele uitkering voortvloeiend uit een premieregeling of kapitaalregeling is de pensioenuitvoerder verantwoordelijk voor de beleggingen en voert een beleggingsbeleid overeenkomstig artikel 130. Bij de uitvoering van dit beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met de leeftijd van de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden.

  • 2 Bij de uitvoering, bedoeld in het eerste lid, handelt de pensioenuitvoerder in het belang van de deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde.

  • 3 Indien de pensioenuitvoerder bij uitvoering van een variabele uitkering verschillende beleggingsprofielen hanteert, wordt voor de pensioengerechtigde een beleggingsprofiel toegepast dat passend is gezien zijn risicoprofiel. De pensioenuitvoerder informeert de pensioengerechtigde over het vastgestelde risicoprofiel en het beleggingsprofiel.

  • 4 De pensioenuitvoerder toetst periodiek het risicoprofiel van de pensioengerechtigde. Indien een wijziging in het risicoprofiel daartoe aanleiding geeft past de pensioenuitvoerder een ander, passend, beleggingsprofiel toe en informeert de pensioengerechtigde hierover.

  • 5 Ten behoeve van het risicoprofiel, bedoeld in het derde en vierde lid, wint de pensioenuitvoerder informatie in over de financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de pensioengerechtigde, voor zover dit redelijkerwijs relevant is voor het beleggingsprofiel.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de uitvoering van het beleggingsbeleid.

Artikel 64. Verstrekken uitkeringen (in andere lidstaten)

De pensioenuitvoerder betaalt de uitkering uit hoofde van een pensioenrecht op verzoek van de pensioengerechtigde in een andere lidstaat van de Europese Unie dan de lidstaat waar die pensioenuitvoerder is gevestigd, waarbij transactiekosten op de uitkering uit hoofde van het pensioenrecht in mindering kunnen worden gebracht.

Artikel 65. Uitvoeren vrijwillige voortzetting

  • 1 Een pensioenuitvoerder kan voor de deelnemer die gewezen beroepsgenoot wordt een vrijwillige voortzetting van de beroepspensioenregeling uitvoeren indien de vrijwillige voortzetting gedurende ten hoogste drie jaar vanaf de beëindiging van het beroep voortduurt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt een termijn van tien jaar voor zover de genoemde gewezen beroepsgenoot, aansluitend aan de beëindiging van het beroep, gedurende die periode winst uit onderneming geniet als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3 Van de in het eerste lid genoemde termijn kan worden afgeweken indien het beëindigen van het beroep van die deelnemer wordt veroorzaakt door arbeidsongeschiktheid. De periode waarin sprake kan zijn van vrijwillige voortzetting is dan ten hoogste drie jaar of de duur van de arbeidsongeschiktheid indien deze langer is.

  • 4 De deelnemer die vrijwillig wil voortzetten doet binnen negen maanden vanaf de beëindiging van het beroep een verzoek daartoe bij de pensioenuitvoerder.

  • 5 De vrijwillige voortzetting begint uiterlijk vijftien maanden na beëindiging van het beroep. Artikel 22, derde lid, is niet van toepassing op de periode vanaf de beëindiging van het beroep tot het begin van de vrijwillige voortzetting.

Artikel 66. Behoud aanspraak op pensioen bij beëindiging deelneming

  • 1 Bij beëindiging van de deelneming behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment opgebouwde pensioenaanspraken indien er sprake is van een uitkeringsregeling of een kapitaalregeling. Deze pensioenaanspraak dient volledig gefinancierd te zijn op het moment van beëindiging. In geval van premievrijmaking op grond van artikel 39, vierde lid, wordt daarmee bij de vaststelling van de opgebouwde aanspraken rekening gehouden.

  • 2 Bij een premieregeling wordt bij beëindiging van de deelneming de vaststelling van de pensioenaanspraken als volgt uitgevoerd: het tot op dat moment ontstane kapitaal voortvloeiend uit de tot de beëindiging beschikbaar gestelde premies wordt:

    • a. belegd tot de pensioendatum;

    • b. aangewend voor de aankoop van een verzekerd kapitaal dat beschikbaar komt op de pensioendatum; of

    • c. aangewend voor een verzekerde vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum, al dan niet in combinatie met een aanspraak op nabestaandenpensioen.

  • 3 Indien de opzet van de premieregeling zodanig is dat de beschikbaar gestelde premie direct, en niet pas bij de beëindiging van de deelneming, wordt aangewend voor een uitkering of kapitaal, dan geldt het eerste lid.

  • 4 Deelnemers en andere aanspraakgerechtigden die na beëindiging van de deelneming aan een beroepspensioenregeling naar een andere lidstaat van de Europese Unie verhuizen behouden hun pensioenaanspraak in dezelfde mate als deelnemers en andere aanspraakgerechtigden die na beëindiging van de deelneming in Nederland blijven.

  • 5 Indien de pensioenregeling voorziet in een partnerpensioen op risicobasis behoudt de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen, waarbij rekening wordt gehouden met het partnerpensioen verkregen op grond van artikel 73. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op werkloosheidsuitkering van zijn woonland.

Artikel 67. Behoud aanspraak op partnerpensioen bij verlof

Indien de pensioenregeling voorziet in een partnerpensioen is het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer tijdens de deelneming niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.

Artikel 68. Behoud aanspraak in geval van scheiding

  • 1 Indien de partnerrelatie van een deelnemer eindigt door scheiding verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer een zodanige aanspraak op partnerpensioen als de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben behouden indien op het tijdstip van scheiding zijn deelneming zou zijn geëindigd.

  • 2 Indien de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt door scheiding, en de gewezen deelnemer ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij beëindigen van de deelneming, gaat de aanspraak over op de gewezen partner van de gewezen deelnemer.

  • 3 Indien de partnerrelatie van een gepensioneerde eindigt door scheiding, en de gepensioneerde ten behoeve van die partner een aanspraak op partnerpensioen heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen, gaat die aanspraak over op de gewezen partner van de gepensioneerde.

  • 4 Het eerste, tweede en derde lid, vindt geen toepassing indien de partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig indien de pensioenuitvoerder zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.

  • 5 Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:

    • a. de pensioenuitvoerder bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;

    • b. de vervreemding onherroepelijk is; en

    • c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.

  • 6 Indien na toepassing van het eerste of tweede lid de gewezen partner overlijdt voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt, maakt de aanspraak op het partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer of gewezen deelnemer, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor zover dit in de betrokken beroepspensioenregeling is bepaald.

Artikel 69. Gelijke behandeling bij toeslagen

  • 1 Indien een ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt het ouderdomspensioenrecht van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest in dezelfde mate verhoogd indien zij in dezelfde beroepspensioenregeling hebben deelgenomen.

  • 2 Indien een recht op partnerpensioen van de partner van een overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenrechten:

    • a. ten behoeve van de partners van overleden gepensioneerden die gewezen deelnemer zijn geweest;

    • b. ten behoeve van de partners van overleden gewezen deelnemers;

    • c. ten behoeve van de partners van overleden deelnemers; en

    • d. van de gewezen partners met een bijzonder partnerpensioen;

    in dezelfde mate verhoogd, mits deze rechten voortvloeien uit dezelfde beroepspensioenregeling als die van de overleden gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest.

  • 3 Indien een ouderdomspensioenrecht wordt verhoogd door middel van een toeslag, wordt de aanspraak op ouderdomspensioen van een gewezen deelnemer die in dezelfde beroepspensioenregeling heeft deelgenomen in dezelfde mate verhoogd.

  • 4 Indien een aanspraak op partnerpensioen van een gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest wordt verhoogd door middel van een toeslag, worden de partnerpensioenaanspraken:

    • a. ten behoeve van de partner van een gepensioneerde die wel gewezen deelnemer is geweest;

    • b. ten behoeve van de partner van een gewezen deelnemer; en

    • c. van de gewezen partner van de gewezen deelnemer met een bijzonder partnerpensioen;

    in dezelfde mate verhoogd, mits deze aanspraken voortvloeien uit dezelfde beroepspensioenregeling als die van de gepensioneerde die geen gewezen deelnemer is geweest.

  • 5 Bij de verlening van toeslagen op partnerpensioen wordt geen onderscheid gemaakt tussen partners.

Artikel 70. Geen verjaring ten gunste van pensioenuitvoerder

Een rechtsvordering tegen een pensioenuitvoerder tot het doen van een uitkering verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde.

Artikel 71. Gedeeltelijke toepasselijkheid bij pensioenverevening

Op een pensioenaanspraak die of een pensioenrecht dat een tot verevening gerechtigde echtgenoot of geregistreerde partner op grond van artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding verwerft, zijn de artikelen 69 en 73 niet van overeenkomstige toepassing en zijn de artikelen 82 tot en met 85, 87, 88 en 93 tot en met 97 van overeenkomstige toepassing indien de beroepspensioenregeling daarin voorziet.

§ 4. Uitruil, afkoop, waardeoverdracht

Artikel 72. Keuzerecht hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen

  • 1 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in de opbouw van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen, biedt de beroepspensioenregeling aan de deelnemer of gewezen deelnemer met betrekking tot perioden van opbouw vanaf 1 januari 2006, ongeacht zijn burgerlijke staat, het recht in elk geval met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan, in plaats van partnerpensioen te kiezen voor één van de volgende wijzigingen van het ouderdomspensioen:

    • a. een hoger ouderdomspensioen;

    • b. een eerder ingaand ouderdomspensioen; of

    • c. een hoger en een eerder ingaand ouderdomspensioen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner.

  • 3 Indien er in de beroepspensioenregeling geen recht op de keuzemogelijkheid als bedoeld in het eerste lid is opgenomen heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht om te kiezen voor één van deze mogelijkheden.

  • 4 De pensioenuitvoerder waarborgt dat bij gebruikmaking van het keuzerecht geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet.

  • 5 De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet dat voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid hetgeen inhoudt dat de collectieve actuariële waarde van het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gekozen in plaats van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht de datum waarop de keuze wordt gemaakt, ten minste gelijkwaardig is aan de op dezelfde grondslagen berekende collectieve actuariële waarde van dat partnerpensioen.

  • 6 Bij de keuze, bedoeld in het eerste of derde lid, is de toestemming vereist van de partner die begunstigde is voor het in het eerste lid bedoelde partnerpensioen.

  • 7 Het vierde en vijfde lid zijn van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2007 zijn opgebouwd.

  • 8 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die pensioenaanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2006.

  • 9 In afwijking van het zevende lid kunnen het vierde en vijfde lid van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2007 indien dit is overeengekomen in de pensioenregeling.

  • 10 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 11 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste tot en met het vijfde lid.

Artikel 73. Keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen

  • 1 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in een ouderdomspensioen, heeft de deelnemer of gewezen deelnemer het recht, in plaats van ouderdomspensioen of een deel van het ouderdomspensioen, te kiezen voor partnerpensioen in elk geval:

    • a. bij beëindiging van de deelneming; en

    • b. met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan;

    waarbij de hoogte van het partnerpensioen maximaal 70 percent bedraagt van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert.

  • 2 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in een ouderdomspensioen, biedt de pensioenuitvoerder de deelnemer bij beëindiging van de deelneming en in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard de mogelijkheid, genoemd in het eerste lid, aan.

  • 3 De pensioenuitvoerder waarborgt dat bij gebruikmaking van het keuzerecht geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet.

  • 4 De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet dat voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid hetgeen inhoudt dat de collectieve actuariële waarde van het partnerpensioen, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gekozen in plaats van het ouderdomspensioen, bedoeld in het eerste lid, ongeacht de datum waarop de keuze wordt gemaakt, ten minste gelijkwaardig is aan de op dezelfde grondslagen berekende collectieve actuariële waarde van dat ouderdomspensioen.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de keuzemogelijkheid, de wijze waarop de keuzemogelijkheid wordt geboden en de collectieve actuariële gelijkwaardigheid, bedoeld in het vierde lid.

  • 7 Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het tweede lid in het laatste jaar voor de ingang van het ouderdomspensioen is aangeboden, gaat de pensioenuitvoerder over tot het uitruilen van het ouderdomspensioen in partnerpensioen indien:

    • a. de beroepspensioenregeling niet voorziet in een aanspraak op partnerpensioen vanaf de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat; en

    • b. de deelnemer of gewezen deelnemer gehuwd is of een geregistreerde partnerrelatie heeft.

  • 8 In de beroepspensioenregeling wordt bepaald wat de verhouding is tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen na uitruil als bedoeld in het zevende lid.

  • 9 Indien de uitruil, bedoeld in het zevende lid, ertoe zou leiden dat het ouderdomspensioen op jaarbasis lager wordt dan het op grond van artikel 78 bepaalde bedrag wordt de in het achtste lid bedoelde verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen zodanig aangepast dat het ouderdomspensioen op jaarbasis meer bedraagt dan het op grond van artikel 78 bepaalde bedrag.

  • 10 Indien een beroepspensioenregeling voorziet in een partnerpensioen op risicobasis kan in de beroepspensioenregeling worden bepaald dat het zevende lid, aanhef en onderdeel b, van overeenkomstige toepassing is bij beëindiging van de deelneming. Het achtste en negende lid is van toepassing.

Artikel 74. Keuzemogelijkheden andere vormen van uitruil

  • 1 Indien de beroepspensioenregeling de deelnemer of gewezen deelnemer de mogelijkheid biedt:

    • a. in plaats van een bepaald soort pensioen geheel of gedeeltelijk te kiezen voor een ander soort pensioen, dan het pensioen, bedoeld in de artikelen 72 en 73;

    • b. de ingangsdatum van het ouderdomspensioen te vervroegen of uit te stellen;

    • c. de hoogte van het ouderdomspensioen te laten variëren als bedoeld in artikel 75; of

    • d. tot een keuze anders dan bedoeld in de voorgaande onderdelen,

    waarborgt de pensioenuitvoerder dat bij gebruikmaking van de keuzemogelijkheid geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet of opbouwkeuzevoet per keuzerecht die voldoet aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

  • 2 Bij gebruikmaking van een in het eerste lid bedoelde keuzemogelijkheid is de toestemming vereist van de partner die begunstigde is voor partnerpensioen indien de hoogte daarvan door gebruikmaking van de keuzemogelijkheid wordt verlaagd.

  • 3 Het eerste lid is van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2007 zijn opgebouwd.

  • 4 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die aanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2006.

  • 5 In afwijking van het derde lid kan het eerste lid van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2007 indien dit is overeengekomen in de beroepspensioenregeling.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het eerste lid.

Artikel 75. Variatie hoogte pensioenuitkering

  • 1 De hoogte van een pensioen kan na ingang variëren mits:

    • a. de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering; en

    • b. de mate van variatie uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld.

  • 3 In afwijking in zoverre van het eerste lid, onderdeel b, kan de mate van variatie uiterlijk bij het bereiken van de 65 5/12-jarige leeftijd worden vastgesteld indien het pensioen is ingegaan vóór 1 januari 2016.

  • 4 Voor de toepassing van het eerste lid wordt bij variabele uitkeringen de mate van variatie vastgesteld uitgaande van de rendementsverwachtingen op de ingangsdatum van het pensioen. Bij variabele uitkeringen blijven aanpassingen buiten aanmerking voor zover deze het gevolg zijn van de omstandigheid dat de opgetreden ontwikkeling van de levensverwachting, de behaalde sterfteresultaten of de behaalde beleggingsresultaten tot hogere of lagere uitkeringen leiden dan op de ingangsdatum van het pensioen het uitgangspunt was.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 75a. Variabele uitkering

  • 1 Onverminderd artikel 75 kan de hoogte van een variabele uitkering na de ingangsdatum van het pensioen variëren door de verwerking van financiële mee- of tegenvallers als gevolg van het beleggingsrisico, de ontwikkeling van het sterfteresultaat of de ontwikkeling van de levensverwachting.

  • 2 De verwerking van financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het beleggingsrisico of van de ontwikkeling van de levensverwachting gebeurt door middel van individuele toedeling of door middel van een collectief toedelingsmechanisme. De verwerking van financiële mee- of tegenvallers die het gevolg zijn van het sterfteresultaat gebeurt door middel van een collectief toedelingsmechanisme.

  • 3 De hoogte van een variabele uitkering kan ook variëren door een, uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen vastgestelde, periodieke vaste daling of vaste stijging van de uitkering. De periodieke vaste daling bedraagt ten hoogste 35% van het verschil tussen de parameter voor aandelenrendement en de risicovrije rente.

  • 4 De pensioenuitvoerder past een collectief toedelingsmechanisme toe op een toedelingskring die bestaat uit pensioengerechtigden.

  • 5 In afwijking van het vierde lid kunnen deelnemers of gewezen deelnemers deel uitmaken van de toedelingskring in de laatste tien jaar voorafgaand aan de pensioenrichtleeftijd, bedoeld in artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. De deelname van deelnemers of gewezen deelnemers aan de toedelingskring vindt plaats door tijdsevenredige toetreding tot het collectief toedelingsmechanisme in deze periode.

  • 6 Bij toepassing van een collectief toedelingsmechanisme wordt ten minste een maal per jaar op het niveau van de toedelingskring het financiële resultaat vastgesteld en verwerkt. Bij een collectief toedelingsmechanisme kan een spreidingsperiode worden gehanteerd van maximaal tien jaar. Gedurende de spreidingsperiode worden uitsluitend de uitkeringen en aanspraken van de bij aanvang van de spreidingsperiode tot de toedelingskring behorende personen in gelijke stappen aangepast. Bij de vaststelling van de hoogte van de jaarlijkse aanpassing wordt rekening gehouden met de verwachte resterende levensverwachting van de toedelingskring.

  • 7 Bij toepassing van een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt de projectierente gebaseerd op de risicovrije rente. De vormgeving van het collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico en de hoogte van een periodieke vaste daling als bedoeld in het derde lid zijn zodanig dat er op voorhand geen herverdelingseffecten tussen leeftijdsgroepen plaatsvinden.

  • 8 Bij verwerking van financiële mee- of tegenvallers door middel van individuele toedeling wordt de projectierente gebaseerd op de risicovrije rente. Bij individuele toedeling wordt ten minste een maal per jaar het financiële resultaat vastgesteld en verwerkt, waarbij een spreidingsperiode van maximaal tien jaar kan worden gehanteerd. Bij de vaststelling van de omvang van de periodieke aanpassing van de uitkeringshoogte gedurende de spreidingsperiode wordt rekening gehouden met de verwachte resterende levensverwachting van de pensioengerechtigde.

  • 9 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur:

    • a. kunnen regels worden gesteld voor de uitkering gebaseerd op pensioeneenheden; en

    • b. worden nadere regels gesteld over dit artikel over onder meer het collectief toedelingsmechanisme en de projectierente

Artikel 75b. Keuzerecht variabele of vaste uitkering

  • 1 Bij een kapitaalregeling of een premieregeling die voorziet in uitkering van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum, legt de pensioenuitvoerder de deelnemer of gewezen deelnemer in elk geval voorafgaand aan de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan de keuze voor tussen een vastgestelde uitkering of een variabele uitkering.

  • 2 Bij het bieden van de keuze verstrekt de pensioenuitvoerder de deelnemer of gewezen deelnemer de voor hem relevante informatie over de gevolgen en risico’s bij deze keuze waaronder een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen en een opgave van de hoogte van de variabele uitkeringen. Deze opgaven worden tevens weergegeven op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

  • 3 Een pensioenuitvoerder die niet zowel vastgestelde als variabele uitkeringen uitvoert meldt dit aan de deelnemer of gewezen deelnemer. De pensioenuitvoerder verstrekt de in het tweede lid bedoelde informatie voor de uitkering die hij uitvoert en wijst de deelnemer of gewezen deelnemer op de mogelijkheden tot waardeoverdracht, bedoeld in de artikelen 88, 89, en 89a, tweede lid.

  • 4 Indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door de pensioenuitvoerder gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge het eerste lid is geboden, gaat de pensioenuitvoerder die vastgestelde uitkeringen uitvoert op de ingangsdatum van het pensioen over tot verstrekking van een vastgestelde uitkering.

  • 5 Een beroepspensioenfonds dat uitsluitend variabele uitkeringen uitvoert waarbij deelnemers of gewezen deelnemers deel uitmaken van de toedelingskring waarop een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt toegepast, legt de deelnemer of gewezen deelnemer, voorafgaand aan de eerste toetreding tot de toedelingskring, de keuze tot toetreding voor. Het tweede tot en met vierde lid zijn bij deze keuze van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de partijen die betrokken zijn bij de vaststelling, wijziging of intrekking van de beroepspensioenregeling kunnen overeenkomen dat een deelnemer of gewezen deelnemer toetreedt tot de toedelingskring, indien de deelnemer of gewezen deelnemer niet binnen de door het beroepspensioenfonds gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid die hem ingevolge de eerste zin is geboden. Bij het bieden van de keuze wijst het beroepspensioenfonds in dit geval expliciet op de consequenties van niet of niet tijdig reageren door de deelnemer of gewezen deelnemer. Voor zover de deelnemer of gewezen deelnemer is toegetreden tot de toedelingskring zijn het eerste tot en met vierde lid voorafgaand aan de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat of kan ingaan niet van toepassing.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot dit artikel over onder meer de te verstrekken informatie, de rekenregels en de wijze waarop de informatie wordt verstrekt.

Artikel 75c. Uitvoering variabele uitkering

De toezichthouder kan een pensioenuitvoerder die een variabele uitkering uitvoert de verplichting opleggen om binnen een door de toezichthouder te stellen termijn over te gaan tot verzekering bij een verzekeraar, overdracht aan een verzekeraar of onderbrenging bij een beroepspensioenfonds indien dit naar het oordeel van de toezichthouder noodzakelijk is in verband met de actuariële en bedrijfstechnische risico’s met betrekking tot deze variabele uitkering.

Artikel 76. Verbod van vervreemding en mogelijkheid van volmacht

  • 1 Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:

    • a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990;

    • b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 68, vijfde lid;

    • c. verevening plaatsvindt op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding;

    • d. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding in plaats van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde diens gewezen partner respectievelijk diens partner wordt aangewezen als begunstigde voor het geheel of een deel van het ouderdomspensioen, mits de pensioenuitvoerder hiermee instemt; of

    • e. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens gewezen partner respectievelijk diens partner, mits de pensioenuitvoerder hiermee instemt.

  • 2 Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.

Artikel 77. Afkoop

  • 2 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

Artikel 78. Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming

  • 1 De pensioenuitvoerder heeft het recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer af te kopen, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan € 474,11 per jaar, tenzij:

    • a. dit recht op afkoop in de beroepspensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten; of

    • b. de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming een procedure tot waardeoverdracht is gestart.

  • 2 Indien de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen ligt voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn van twee jaar, heeft de pensioenuitvoerder het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de gepensioneerde of zijn nabestaanden af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 474,11 per jaar.

  • 3 De pensioenuitvoerder die gebruik wil maken van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de gewezen deelnemer over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.

  • 4 De pensioenuitvoerder die gebruik wil maken van het in het tweede lid bedoelde recht informeert de gepensioneerde over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na de ingang van het pensioen en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.

  • 5 De pensioenuitvoerder stelt de afkoopwaarde van de pensioenaanspraken ter beschikking aan de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde, met uitzondering van de afkoopwaarde van een bijzonder partnerpensioen, die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.

  • 6 De pensioenuitvoerder betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken of rechten vervallen in verband met de afkoop.

  • 7 De pensioenuitvoerder kan na de in het derde lid bedoelde termijn van 2 jaar en zes maanden afkopen indien:

    • a. de gewezen deelnemer of gepensioneerde daarmee instemt; en

    • b. de hoogte van het ouderdomspensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het in het eerste lid bedoelde grensbedrag.

  • 8 Het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag wordt telkens gewijzigd met ingang van 1 januari op basis van de consumentenprijsindex Alle Huishoudens, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De wijziging wordt bepaald door de procentuele wijziging die dat indexcijfer over de maand oktober, voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

  • 9 De pensioenuitvoerder waarborgt met betrekking tot perioden van opbouw vanaf 1 januari 2007 bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

  • 10 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 11 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen er nadere regels worden gesteld aan het vaststellen van de afkoopwaarde, bedoeld in het zesde lid.

  • 12 Indien de pensioenuitvoerder door toepassing van dit artikel wil afkopen op of na de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen, en het moment waarop de pensioenuitvoerder wil afkopen, ligt voor of op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat, dan heeft de gewezen deelnemer het recht ervoor te kiezen dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft, ingaat op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet ingaat. De pensioenuitvoerder koopt af op het moment dat het ouderdomspensioen waarop de afkoop betrekking heeft ingaat. Artikel 74, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 79. Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang

  • 1 De pensioenuitvoerder heeft jegens de nabestaanden het recht om een recht op partnerpensioen of wezenpensioen ten behoeve van de nabestaanden van dezelfde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde af te kopen, indien de uitkering van het partnerpensioen of wezenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag, tenzij dit recht op afkoop in de beroepspensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten.

  • 2 De pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de nabestaande hierover binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de nabestaande.

  • 3 De pensioenuitvoerder kan na de in het tweede lid bedoelde termijn het partnerpensioen of wezenpensioen afkopen indien:

    • a. de nabestaande daarmee instemt; en

    • b. indien de hoogte van het partnerpensioen of wezenpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag.

Artikel 80. Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding

  • 1 De pensioenuitvoerder heeft jegens de gewezen partner het recht om een aanspraak op bijzonder partnerpensioen af te kopen indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag, tenzij dit recht op afkoop in de beroepspensioenregeling en uitvoeringsovereenkomst is beperkt of uitgesloten.

  • 2 De pensioenuitvoerder die gebruik maakt van het in het eerste lid bedoelde recht informeert de gewezen partner hierover binnen zes maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de gewezen partner.

  • 3 De pensioenuitvoerder kan na de in het tweede lid bedoelde termijn afkopen indien:

    • a. de gewezen partner daarmee instemt; en

    • b. indien de hoogte van het partnerpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het op basis van artikel 78 bepaalde bedrag.

Artikel 80a. Afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen

  • 3 De afkoopwaarde wordt door de pensioenuitvoerder aan de deelnemer of gewezen deelnemer ter beschikking gesteld, met uitzondering van de afkoopwaarde voor een bijzonder partnerpensioen die ter beschikking wordt gesteld aan de gewezen partner.

  • 4 De pensioenuitvoerder waarborgt bij de vaststelling van de afkoopwaarde door vaststelling van een afkoopvoet dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen waarbij voldaan wordt aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.

  • 5 Het vierde lid heeft betrekking op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd vanaf 1 januari 2015, tenzij in de beroepspensioenregeling is overeengekomen dat het vierde lid tevens betrekking heeft op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor die datum.

  • 6 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen er regels worden gesteld aan het vaststellen van de afkoopwaarde.

Artikel 81. Begrip en reikwijdte waardeoverdracht

  • 2 Bij regeling van Onze Minister kunnen instellingen worden aangewezen jegens wie een pensioenuitvoerder een verplichting tot waardeoverdracht heeft.

Artikel 82. Plicht tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling van beroepspensioenregeling of indiensttreding bij een werkgever

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van diens pensioenaanspraken over te dragen indien:

    • a. er sprake is van een individuele beëindiging van de deelneming; en

    • b. die waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe beroepspensioenregeling of de werkgever;

    tenzij sprake is van een van de in de artikelen 83, 83a en 84 omschreven situaties.

    Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt. Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht nettopensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit nettopensioen tevens vereist dat de ontvangende pensioenuitvoerder een regeling voor nettopensioen uitvoert.

  • 2 De ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek tot waardeoverdracht van een deelnemer de overdrachtswaarde aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer.

  • 3 De plicht van de overdragende pensioenuitvoerder om de waarde rechtstreeks over te dragen en de plicht van de ontvangende pensioenuitvoerder om de waarde aan te wenden ontstaat indien de deelnemer na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave heeft gevraagd van zijn pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder en daarna het verzoek tot waardeoverdracht doet aan de ontvangende pensioenuitvoerder.

  • 4 De ontvangende pensioenuitvoerder waarborgt dat de actuariële waarde van de door de deelnemer te verwerven pensioenaanspraken ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende waarde van de over te dragen pensioenaanspraken.

  • 5 De overdragende en de ontvangende pensioenuitvoerder brengen in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

  • 6 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van nadere aan de waardeoverdracht te stellen voorwaarden en eisen, de berekening van de overdrachtswaarde, de waarde van met de overdrachtswaarde te verwerven pensioenaanspraken alsmede de in acht te nemen procedures.

Artikel 82a. Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met afkoop

De in artikel 82 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet indien na de waardeoverdracht de voor de bedrijfspensioenvoorziening geldende wetgeving van een andere staat dan Nederland op de overgedragen pensioenaanspraken van toepassing is en de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht ruimer zijn dan op basis van deze wet.

Artikel 83. Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met financiële positie pensioenuitvoerder

De in artikel 82 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet zolang:

  • a. de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een beroepspensioenfonds is waarbij gezien de beleidsdekkingsgraad de technische voorzieningen niet meer volledig door waarden worden gedekt; of

  • b. de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar is:

Artikel 83a. Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met bijbetaling

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de tijdelijke inperking van de in artikel 82 genoemde plicht tot waardeoverdracht in verband met aanvullende bijdragen van de werkgever.

  • 2 De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 84. Uitzondering op plicht tot waardeoverdracht in verband met datum

De in artikel 82 en 99 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet met betrekking tot pensioenaanspraken indien de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2006.

Artikel 85. Herleving van de plicht tot waardeoverdracht bij wisseling van beroepspensioenregeling of indiensttreding bij een werkgever

  • 1 Indien de in artikel 83 genoemde omstandigheden niet meer van toepassing zijn, herleven de in artikel 82 bedoelde plichten van de overdragende pensioenuitvoerder en de ontvangende pensioenuitvoerder.

  • 2 Een overdragende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in artikel 83 bedoelde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken tot waardeoverdracht heeft gekregen, informeert, wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die in die periode gewezen deelnemer zijn geworden en de betrokken ontvangende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.

  • 3 Een ontvangende pensioenuitvoerder die in de periode waarin de in artikel 83 genoemde omstandigheden op hem van toepassing zijn verzoeken tot waardeoverdracht heeft gekregen, informeert wanneer deze omstandigheden niet meer van toepassing zijn, alle deelnemers die in die periode een verzoek tot waardeoverdracht hebben gedaan en de betrokken overdragende pensioenuitvoerders over de mogelijkheid alsnog waarde over te dragen.

Artikel 86. Bevoegdheid tot waardeoverdracht op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling beroepspensioenregeling of indiensttreding bij een werkgever

  • 1 Indien in de in artikel 82 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat:

    • a. de deelnemer niet voldaan heeft aan een in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 82, zevende lid, opgenomen voorwaarde om binnen een termijn een opgave te vragen; of

    • b. sprake is van de in artikel 84 bedoelde situatie,

    is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien voldaan wordt aan de in artikel 82, eerste lid en vierde lid genoemde voorwaarden.

  • 2 Indien in de in artikel 82 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat, omdat er geen sprake is van een individuele beëindiging, is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien:

    • a. wordt voldaan aan de in artikel 82, eerste lid, onderdeel b, tweede en derde zin en vierde lid, genoemde voorwaarden;

    • b. de overdragende en de ontvangende pensioenuitvoerders aan wie door een groep gewezen deelnemers verzoeken tot waardeoverdracht worden gedaan, dit schriftelijk hebben gemeld aan de toezichthouder; en

    • c. de toezichthouder binnen drie maanden na de melding geen verbod tot waardeoverdracht heeft opgelegd aan een van beide pensioenuitvoerders.

  • 3 Indien de financiering van de aanspraken van de gewezen deelnemer bij de overdragende pensioenuitvoerder nog niet is voltooid overeenkomstig artikel 66 kan de pensioenuitvoerder ondanks de lagere waarde en de daaruit bij de ontvangende pensioenuitvoerder resulterende lagere pensioenaanspraken de waarde overdragen indien de gewezen deelnemer en zijn partner schriftelijk hiermee instemmen en mits sprake is van de in artikel 84 bedoelde situatie.

  • 4 Indien in de in artikel 82 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat sprake is van de in artikel 83a bedoelde situatie is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien:

Artikel 87. Plicht tot waardeaanwending bij keuzerecht of keuzemogelijkheid

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht om op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer de waarde van diens pensioenaanspraken aan te wenden in het kader van het keuzerecht overeenkomstig de artikelen 72 en 73 of de keuzemogelijkheden overeenkomstig artikel 74 of 75b.

  • 2 De pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de deelnemer of gewezen deelnemer.

Artikel 88. Waardeoverdracht door beroepspensioenfondsen bij bereiken pensioendatum op grond van de beroepspensioenregeling

  • 1 Een beroepspensioenfonds is bevoegd om op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken welke voortvloeien uit een kapitaalregeling of een premieregeling die voorziet in de uitkering van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum, per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder indien:

    • a. de beroepspensioenregeling hierin voorziet;

    • b. de overdrachtswaarde zodanig door het overdragende beroepspensioenfonds wordt vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en

    • c. indien de ontvangende pensioenuitvoerder een beroepspensioenfonds is, de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde reeds pensioenaanspraken heeft jegens dat beroepspensioenfonds.

    Indien het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is een beroepspensioenfonds verplicht op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken als bedoeld in het eerste lid, per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder indien voldaan wordt aan de in het eerste lid, onderdelen b en c en tweede zin, genoemde voorwaarden en:

    • a. het beroepspensioenfonds uitsluitend variabele uitkeringen uitvoert en het pensioenkapitaal na de overdracht wordt aangewend voor een vastgestelde uitkering, tenzij de deelnemer of gewezen deelnemer voor de pensioendatum deel uitmaakt van de toedelingskring waarop een collectief toedelingsmechanisme voor het beleggingsrisico wordt toegepast; of

    • b. het beroepspensioenfonds uitsluitend vastgestelde uitkeringen uitvoert en het pensioenkapitaal na de overdracht wordt aangewend voor een variabele uitkering.

  • 3 Het eerste lid, onderdeel b, is van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2007 zijn opgebouwd.

  • 4 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die aanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid, onderdeel b, van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2006.

  • 5 In afwijking van het derde lid kunnen de in het eerste lid, onderdeel b, opgenomen voorwaarden van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2007 indien dit is overeengekomen in de beroepspensioenregeling.

  • 6 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 89. Verplichting tot waardeoverdracht voor verzekeraars bij bereiken pensioendatum

  • 1 De verzekeraar is verplicht om op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken welke voortvloeien uit een kapitaalregeling of een premieregeling die voorziet in de uitkering van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum, per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder indien:

    • a. de overdrachtswaarde zodanig door de overdragende verzekeraar wordt vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en

    • b. indien de ontvangende pensioenuitvoerder een beroepspensioenfonds is, de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde reeds pensioenaanspraken heeft jegens dat beroepspensioenfonds.

    Indien het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel a, is van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2007 zijn opgebouwd.

  • 3 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die aanspraken worden opgebouwd, is het eerste lid, onderdeel a, van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2006.

  • 4 In afwijking van het tweede lid kunnen de in het eerste lid, onderdeel a, opgenomen voorwaarden van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2007 indien dit is overeengekomen in de beroepspensioenregeling.

  • 5 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 6 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 89a. Verplichting tot waardeoverdracht voor premiepensioeninstellingen op datum van omzetting in pensioenuitkering dan wel bereiken pensioendatum

  • 1 De premiepensioeninstelling is verplicht de waarde van de pensioenaanspraken van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde op de datum van omzetting van de aanspraken in een vastgestelde pensioenuitkering rechtstreeks over te dragen aan een door de premiepensioeninstelling aangewezen verzekeraar.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de premiepensioeninstelling verplicht op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een pensioenuitvoerder die door de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde is aangewezen. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

    • a. indien de door de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde aangewezen pensioenuitvoerder een beroepspensioenfonds is, de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde al pensioenaanspraken heeft jegens dat pensioenfonds; en

    • b. de ontvangende pensioenuitvoerder hanteert dezelfde methode als de premiepensioeninstelling om aan het vereiste van gelijke behandeling van mannen en vrouwen te voldoen.

    Indien het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft, is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 3 De overdrachtswaarde wordt door de premiepensioeninstelling zodanig vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan.

  • 4 Het derde lid is van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2007 zijn opgebouwd.

  • 5 Voor zover het pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die aanspraken worden opgebouwd, is het derde lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2006.

  • 6 In afwijking van het vierde lid kunnen de in het derde lid opgenomen voorwaarden van toepassing zijn op pensioenaanspraken die zijn opgebouwd voor 1 januari 2007 indien dit is overeengekomen in de beroepspensioenregeling.

  • 7 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 8 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 89b. Bevoegdheid tot waardeoverdracht voor tussentijdse omzetting in pensioenuitkering

  • 1 Onverminderd de artikelen 88, 89 en 89a is de pensioenuitvoerder bevoegd om op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken welke voortvloeien uit een kapitaalregeling of een premieregeling op de datum van omzetting van de aanspraken in een pensioenuitkering rechtstreeks over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder indien:

    • a. de beroepspensioenregeling hierin voorziet;

    • b. de overdrachtswaarde zodanig door de overdragende pensioenuitvoerder wordt vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en

    • c. indien de ontvangende pensioenuitvoerder een beroepspensioenfonds is, de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde reeds aanspraken heeft jegens dit beroepspensioenfonds.

    Indien het verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

Artikel 90. Overdracht pensioenkapitaal op pensioendatum

  • 1 In geval van overdracht van pensioenkapitaal op de pensioendatum ten behoeve van aankoop van een periodieke pensioenuitkering, draagt de overdragende pensioenuitvoerder het pensioenkapitaal over:

    • a. aan de door de deelnemer of gewezen deelnemer aangewezen ontvangende pensioenuitvoerder op de pensioendatum of binnen acht weken na het verzoek hiertoe van de deelnemer of gewezen deelnemer indien deze dat verzoek minder dan acht weken voor de pensioendatum heeft gedaan;

    • b. aan de door de aanspraakgerechtigde, niet zijnde de deelnemer of gewezen deelnemer, aangewezen ontvangende pensioenuitvoerder binnen acht weken na het verzoek hiertoe van die aanspraakgerechtigde.

  • 2 De overdragende pensioenuitvoerder is verplicht tot vergoeding van de schade die de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde ondervindt ten gevolge van de aan die pensioenuitvoerder toerekenbare niet tijdige overdracht; de schade is ten minste gelijk aan de wettelijke rente op het over te dragen pensioenkapitaal.

Artikel 91. Bevoegdheid tot collectieve waardeoverdracht op verzoek beroepspensioenvereniging

  • 1 De pensioenuitvoerder is op verzoek van de beroepspensioenvereniging bevoegd tot collectieve waardeoverdracht indien:

    • a. de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met de beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst tussen de beroepspensioenvereniging en de overdragende pensioenuitvoerder de waarde onder te brengen bij de ontvangende pensioenuitvoerder met wie de beroepspensioenvereniging een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten; of

    • b. de waardeoverdracht ertoe strekt in verband met een wijziging van de beroepspensioenregeling de waarde van pensioenaanspraken of pensioenrechten aan te wenden bij dezelfde pensioenuitvoerder overeenkomstig die gewijzigde beroepspensioenregeling.

  • 2 Bij een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of de pensioengerechtigden hebben geen bezwaren jegens de pensioenuitvoerder kenbaar gemaakt tegen de waardeoverdracht nadat zij over het voornemen schriftelijk zijn geïnformeerd;

    • b. de overdrachtswaarde wordt door de overdragende pensioenuitvoerder zodanig vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan; en

    • c. het voornemen tot waardeoverdracht aan een pensioenuitvoerder wordt door de overdragende pensioenuitvoerder uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van waardeoverdracht schriftelijk gemeld aan de toezichthouder en de toezichthouder heeft binnen die periode geen verbod tot waardeoverdracht opgelegd.

  • 3 Het tweede lid, onderdelen a en c, is niet van toepassing voor zover de wijziging van de beroepspensioenregeling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, inhoudt dat de pensioenaanspraken worden omgezet in pensioenaanspraken die zijn berekend op basis van een hogere pensioenrichtleeftijd en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    • a. de nieuwe pensioenrichtleeftijd betreft een pensioenrichtleeftijd als bedoeld in artikel 18a, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dit artikel op enig moment luidt of luidde;

    • b. de beroepspensioenregeling voorziet in de mogelijkheid de ingangsdatum van het pensioen te vervroegen naar de ingangsdatum voor de wijziging; en

    • c. bij de vervroeging worden in de flexibiliseringfactoren naar de ingangsdatum van het pensioen voor de wijziging geen selectiefactoren in aanmerking genomen.

  • 4 Het tweede lid, onderdeel b, is van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2007 zijn opgebouwd.

  • 5 Op pensioenaanspraken die voor de in het vierde lid genoemde datum zijn opgebouwd is de eis van individuele actuariële gelijkwaardigheid, bedoeld in artikel 82, vierde lid, van toepassing, tenzij in de beroepspensioenregeling is overeengekomen dat de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, van toepassing zijn.

  • 6 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die pensioenaanspraken worden opgebouwd is onderdeel b van het tweede lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2006.

  • 7 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 8 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 92. Verplichting tot collectieve waardeoverdracht bij liquidatie van de pensioenuitvoerder

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht tot waardeoverdracht aan een andere pensioenuitvoerder bij liquidatie van de eerstgenoemde pensioenuitvoerder.

  • 2 In geval van een waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid gelden de volgende voorwaarden:

    • a. het voornemen tot waardeoverdracht aan een pensioenuitvoerder wordt door de overdragende pensioenuitvoerder uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van waardeoverdracht schriftelijk gemeld aan de toezichthouder en de toezichthouder heeft binnen die periode geen verbod tot waardeoverdracht opgelegd;

    • b. de overdrachtswaarde wordt zodanig door de overdragende pensioenuitvoerder vastgesteld dat de voor mannen en vrouwen te verwerven pensioenrechten gelijk zijn, waarbij aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid op basis van dezelfde grondslagen wordt voldaan.

  • 3 Het tweede lid, onderdeel b, is van toepassing op pensioenaanspraken die vanaf 1 januari 2007 zijn opgebouwd.

  • 4 Op pensioenaanspraken die voor de in het derde lid genoemde datum zijn opgebouwd is de eis van individuele actuariële gelijkwaardigheid, bedoeld in artikel 82, vierde lid, van toepassing tenzij in de beroepspensioenregeling is overeengekomen dat de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, van toepassing zijn.

  • 5 Voorzover het bij de toepassing van het eerste lid pensioenaanspraken betreft die als gevolg van een premievrije voortzetting van die pensioenaanspraken worden opgebouwd is onderdeel b van het tweede lid van toepassing indien het recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na 1 januari 2006.

  • 6 Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.

  • 7 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld aan het vaststellen van de overdrachtswaarde.

Artikel 93. Plicht tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met zetel buiten Nederland op verzoek gewezen deelnemer

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van diens pensioenaanspraken over te dragen aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met een zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 8, indien voldaan wordt aan de in artikel 82 genoemde voorwaarden, met dien verstande dat de in artikel 83 gestelde eis inzake de ontvangende pensioenuitvoerder niet van toepassing is, en mits:

    • a. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt; en

    • b. de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet.

  • 2 Indien op grond van de in artikel 83 genoemde omstandigheden tijdelijk geen plicht tot waardeoverdracht bestaat, maar deze plicht overeenkomstig artikel 85 herleeft, is artikel 85, derde lid, niet van toepassing.

  • 3 De overdragende pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

Artikel 94. Plicht tot waardeoverdracht aan een van de Europese Gemeenschappen of aangewezen instelling

  • 1 De pensioenuitvoerder is verplicht om na een verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht de overdrachtswaarde van diens pensioenaanspraken over te dragen aan een van de Europese Gemeenschappen of aan een op grond van artikel 81, tweede lid, door Onze Minister aangewezen instelling, indien:

    • a. er sprake is van beëindiging van de deelneming;

    • b. die waardeoverdracht ertoe strekt het de gewezen deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij een van de Europese Gemeenschappen of de aangewezen genoemde instelling;

    • c. de waarde rechtstreeks wordt overgedragen aan de betrokken Europese Gemeenschap of de aangewezen instelling; en

    • d. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt.

    Indien het verzoek van de gewezen deelnemer tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 De overdragende pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de gewezen deelnemer.

  • 3 De op grond van artikel 82, zevende lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels ten aanzien van de berekening van de overdrachtswaarde zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 95. Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een andere instelling

  • 1 De pensioenuitvoerder die een verzoek tot waardeoverdracht ontvangt van een gewezen deelnemer waarbij beoogd wordt de waarde over te dragen aan een buitenlandse instelling, meldt dit aan de toezichthouder.

  • 2 Waardeoverdracht aan een buitenlandse instelling is alleen mogelijk wanneer ten genoegen van de toezichthouder wordt aangetoond dat:

    • a. voldaan wordt aan de in artikel 82, eerste lid, genoemde voorwaarden;

    • b. de in artikel 83 bedoelde omstandigheden op de overdragende pensioenuitvoerder niet van toepassing zijn;

    • c. de buitenlandse instelling de pensioenregeling uitvoert waaraan de beroepsgenoot deelneemt;

    • d. de buitenlandse instelling in het land van vestiging is onderworpen aan een vorm van overheidstoezicht;

    • e. de vermogens van de instelling en de werkgever juridisch zijn gescheiden door het bestaan van een aparte juridische entiteit van de instelling, door een speciale preferentieregeling ten gunste van pensioengerechtigden of anderszins;

    • f. de mogelijkheden tot afkoop van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet; en

    • g. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt.

Artikel 96. Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met zetel buiten Nederland op verzoek gewezen deelnemer bij wisseling beroepspensioenregeling of indiensttreding bij een werkgever

De pensioenuitvoerder is bevoegd om op verzoek van de gewezen deelnemer de waarde van zijn pensioenaanspraken over te dragen aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 8, indien wordt voldaan aan de in artikel 86 opgenomen voorwaarden, en mits:

  • a. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt; en

  • b. de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet.

Artikel 97. Bevoegdheid tot waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met zetel buiten Nederland bij bereiken pensioendatum op grond van de beroepspensioenregeling

De pensioenuitvoerder is bevoegd om op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of andere aanspraakgerechtigde de waarde van zijn pensioenaanspraken welke voortvloeien uit een kapitaalregeling of een premieregeling per de pensioendatum rechtstreeks over te dragen aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 8, indien wordt voldaan aan de in artikel 88 opgenomen voorwaarden, en mits:

  • a. de tot verevening gerechtigde echtgenoot, bedoeld in artikel 2 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, met de waardeoverdracht instemt; en

  • b. de mogelijkheden tot afkoop van de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken na de waardeoverdracht niet ruimer zijn dan op basis van deze wet.

Artikel 98. Collectieve waardeoverdracht naar pensioeninstelling uit een andere lidstaat of verzekeraar met zetel buiten Nederland

  • 1 De pensioenuitvoerder is bevoegd om op verzoek van de beroepspensioenvereniging over te gaan tot collectieve waardeoverdracht overeenkomstig artikel 91, indien de beroepspensioenvereniging een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten met een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 8.

  • 2 Aan de in artikel 92 geformuleerde verplichting tot waardeoverdracht in geval van liquidatie kan ook worden voldaan door waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland als bedoeld in artikel 8 in plaats van aan een pensioenuitvoerder.

Artikel 99. Verplichting tot medewerking aan inbreng van waarde

  • 1 Indien een pensioenuitvoerder het verzoek krijgt om in het kader van waardeoverdracht een waarde van een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland aan te nemen die verband houdt met een beroepspensioenregeling waarop deze wet tot het tijdstip van waardeoverdracht niet van toepassing is, is de pensioenuitvoerder gehouden daarvoor als ontvangende pensioenuitvoerder op te treden, mits:

    • a. die waardeoverdracht ertoe strekt het de verzoekende deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder;

    • b. op de pensioenuitvoerder de in artikel 83 genoemde omstandigheden niet van toepassing zijn; en

    • c. aan de pensioenuitvoerder geen voorwaarden in verband met de waardeoverdracht worden gesteld die in strijd zijn met deze wet.

    Indien het verzoek tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

  • 2 De ontvangende pensioenuitvoerder brengt in het kader van de waardeoverdracht geen kosten in rekening bij de deelnemer.

Artikel 100. Bevoegdheid tot medewerking aan inbreng van waarde

Indien een pensioenuitvoerder het verzoek krijgt om in het kader van waardeoverdracht een waarde van een buitenlandse instelling aan te nemen die verband houdt met een pensioenregeling waarop deze wet tot het tijdstip van waardeoverdracht niet van toepassing is, is de pensioenuitvoerder bevoegd daarvoor als ontvangende pensioenuitvoerder op te treden, mits:

  • a. die waardeoverdracht ertoe strekt het de verzoekende deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder;

  • b. op de pensioenuitvoerder de in artikel 83 genoemde omstandigheden niet van toepassing zijn; en

  • c. aan de pensioenuitvoerder geen voorwaarden in verband met de waardeoverdracht worden gesteld die in strijd zijn met deze wet.

Indien het verzoek tot waardeoverdracht partnerpensioen betreft is voor de waardeoverdracht van dit partnerpensioen tevens vereist dat de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen met de waardeoverdracht instemt.

§ 5. Overige bepalingen

Artikel 101. Informatie uit de basisregistratie personen

Inlichtingen uit de basisregistratie personen en inlichtingen en uittreksels uit de registers van de burgerlijke stand, die de pensioenuitvoerder nodig heeft met het oog op de uitvoering van zijn taak, zijn vrij van leges.

Artikel 102. Burgerservicenummer

  • 1 Het burgerservicenummer kan door de pensioenuitvoerder bij het verwerken van persoonsgegevens worden gebruikt.

  • 2 De pensioenuitvoerder gebruikt dit burgerservicenummer uitsluitend:

    • a. in het verkeer met de persoon op wie het nummer betrekking heeft; of

    • b. in contacten met personen en instanties voor zover deze zelf bevoegd zijn gebruik te maken van het burgerservicenummer bij het verwerken van persoonsgegevens.

Artikel 103. Voorwaardelijke toeslagverlening

  • 1 Bij voorwaardelijke toeslagverlening door een verzekeraar dient er een consistent geheel te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister wordt invulling gegeven aan de consistentie, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Een toeslag is alleen voorwaardelijk indien in de beroepspensioenregeling, de uitvoeringsovereenkomst, het pensioenreglement, de opgaven op grond van de artikelen 48 tot en met 57a alsmede in de overige, persoonlijke, informatieverstrekking over toeslagverlening door de pensioenuitvoerder een voorwaardelijkheidsverklaring is opgenomen.

  • 4 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de inhoud van de voorwaardelijkheidsverklaring.

Artikel 104. Informatie in bestuursverslag over dwangsommen en bestuurlijke boeten

Een pensioenuitvoerder vermeldt in zijn bestuursverslag of in het afgelopen boekjaar:

  • a. aan de pensioenuitvoerder dwangsommen en bestuurlijke boeten zijn opgelegd, en zo ja, hoeveel deze in totaal hebben bedragen;

  • b. een aanwijzing als bedoeld in artikel 166 aan de pensioenuitvoerder is gegeven;

  • c. een bewindvoerder als bedoeld in artikel 168 is aangesteld;

  • d. een herstelplan als bedoeld in artikel 133 of artikel 134 van toepassing is;

  • e. de beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 167, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde organen van een beroepspensioenfonds is gebonden aan toestemming van de toezichthouder.

Artikel 105. Overlijden ten gevolge van een uitgesloten oorzaak

Overlijdt een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde ten gevolge van een van het risico uitgesloten oorzaak en betrof het een partnerpensioen op opbouwbasis, dan keert de pensioenuitvoerder aan de partner een periodieke uitkering van partnerpensioen uit die gebaseerd is op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden.

Artikel 105a. Uitvoering buitenlandse pensioenregeling

De Nederlandse sociale en arbeidswetgeving is niet van toepassing voor zover een pensioenuitvoerder een pensioenregeling uitvoert waarop de voor de bedrijfspensioenvoorziening geldende regels van een andere staat dan Nederland van toepassing zijn.

Hoofdstuk 4. Beroepspensioenfonds

Artikel 106. Beroepspensioenfonds

Een beroepspensioenfonds is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 107. Melding oprichting van een beroepspensioenfonds

  • 1 De oprichters melden de voorgenomen oprichting van een beroepspensioenfonds uiterlijk zes weken voor de beoogde datum van oprichting aan de toezichthouder.

  • 2 Het beroepspensioenfonds meldt binnen drie maanden na zijn oprichting deze oprichting aan de toezichthouder.

  • 3 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, worden gevoegd:

    • a. een authentiek afschrift van de akte van oprichting van het beroepspensioenfonds;

    • b. een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van het reglement of de reglementen van het beroepspensioenfonds;

    • c. een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de uitvoeringsovereenkomst;

    • d. een actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 140; en

    • e. een eventuele overeenkomst tot verzekering, overdracht of onderbrenging.

Artikel 108. Toezending wijziging officiële stukken

Het beroepspensioenfonds zendt:

  • a. een authentiek afschrift van de akte houdende wijziging van de statuten;

  • b. een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van wijziging van de reglementen;

  • c. een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de uitvoeringsovereenkomst;

  • d. een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 140; en

  • e. een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de wijzigingen in de eventuele overeenkomst tot verzekering, overdracht of onderbrenging,

binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging aan de toezichthouder.

Artikel 109. Bestuur beroepspensioenfonds

Het bestuur van een beroepspensioenfonds bestaat uit vertegenwoordigers van de beroepspensioenvereniging die de verplichtstelling heeft aangevraagd.

Artikel 109a. Doelstellingen en uitgangspunten