De subsidie, bedoeld in artikel 60, wordt verstrekt voor griepvaccinaties die in de periode van 1 september van enig
jaar tot en met 30 april van het daarop volgende jaar worden toegediend door:
Met ingang van het boekjaar van 1 mei 2009 tot en met 30 april 2010 bestaat de subsidie,
bedoeld in artikel 60, uit het bedrag dat wordt berekend overeenkomstig de volgende formule:
(Qv × Pv) + (Qt × Pt) + O + U
waarbij wordt verstaan onder:
Qv. het aantal griepvaccins dat in het boekjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt
in het kader van het Nationaal Programma Grieppreventie beschikbaar is gesteld aan
de artsen die de griepvaccins toedienen;
Pv. voor het boekjaar van 1 mei 2009 tot en met 30 april 2010 een bedrag van € 3,72
en voor het boekjaar van 1 mei 2010 tot en met 30 april 2011 een bedrag van € 3,82;
Qt. het aantal griepvaccins, bedoeld in artikel 61, onderdeel a, dat in het boekjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt in het kader van het Nationaal
Programma Grieppreventie wordt toegediend;
Pt. een bedrag van € 9,88;
O. het verschil tussen de baten en lasten van de ondersteuning van huisartsen die
griepvaccins toedienen in het kader van het Nationaal Programma Grieppreventie, voor
zover opgenomen in een door de minister goedgekeurde begroting, tot ten hoogste € 42.000
in het boekjaar van 1 mei 2009 tot en met 30 april 2010 en ten hoogste € 126.000 in
het boekjaar van 1 mei 2010 tot en met 30 april 2011;
U. het verschil tussen de overige baten en lasten van de uitvoering van het Nationaal
Programma Grieppreventie, voor zover opgenomen in een door de minister goedgekeurde
begroting, tot ten hoogste € 475.000.