Verordening PT heffing teelt groenten en fruit 2006

[Regeling materieel uitgewerkt per 12-11-2006.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-10-2005 t/m heden

Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw van 28 juni 2005, houdende de vaststelling van een heffing over de teelt van groenten en fruit, voor het jaar 2006 (Verordening PT heffing teelt groenten en fruit 2006)

Het bestuur van het Productschap Tuinbouw,

gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, en

gelet op de artikelen 12 tot en met 14 van het Instellingsbesluit Productschap Tuinbouw;

gehoord de Commissie voor groenten en fruit, d.d. 7 juni 2005;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 3 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    a. de ondernemer

    :

    de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft waarin de teelt van groenten en fruit, uitgangsmateriaal daaronder begrepen, wordt uitgeoefend;

    b. het bewerken

    :

    alle handelingen waarbij van groenten en fruit gebruiksklare artikelen worden gemaakt, zoals schonen, schillen, schrappen, snijden, mengen, wassen en centrifugeren;

    c. het verduurzamen

    :

    alle handelingen met betrekking tot groenten en fruit waardoor deze producten, al dan niet voorlopig, langer houdbaar worden;

    d. de productwaarde teelt

    :

    de verkoopsom van de door de ondernemer gedurende een kalenderjaar in Nederland geteelde groenten en fruit, ongeacht de bestemming daarvan; voor zover de ondernemer de door hem geteelde groenten en fruit verduurzaamt of bewerkt, wordt voor het bepalen van de verkoopsom de theoretische kostprijs gehanteerd; daaronder worden verstaan alle kosten die rechtstreeks betrekking hebben op de teelt, de oogst, alsmede het vervoer van het product naar de fabriek of het bedrijf;

    e. een afzetorganisatie

    :

    de natuurlijke of rechtspersoon die in opdracht van of ten behoeve van ondernemers de door hen geteelde producten verkoopt;

    f. het uitgangsmateriaal

    :

    opkweekmateriaal voor groentenplanten en aardbeien zowel onder glas als vollegrond, alsmede groentenzaden;

    g. de glasgroenten

    :

    onder glas of plastic tunnels geteelde groenten;

    h. de vollegrondsgroenten

    :

    groenten niet onder glas geteeld.

  • 4 Deze verordening is niet van toepassing op de teelt van uien.

§ 2. Heffingsplicht

Artikel 2

  • 1 De ondernemer is jaarlijks een heffing aan het Productschap Tuinbouw verschuldigd ten behoeve van aangelegenheden als milieuprojecten, kwaliteitscontrole, onderzoek en afzetbevordering, alsmede de algemene kosten van het Productschap Tuinbouw.

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt opgelegd en berekend door de voorzitter, met inachtneming van het in de volgende artikelen bepaalde.

§ 3. Grondslag en hoogte

Artikel 3

  • 1 De heffing die de ondernemer is verschuldigd, wordt opgelegd naar de grondslag van de productwaarde over het kalenderjaar 2006.

  • 2 De heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in een percentage van de productwaarde en bedraagt ten hoogste voor:

    a.

    glasgroenten:

    0, 60%;

    b.

    vollegrondsgroenten:

    0, 80%;

    c.

    fruit:

    0, 90%;

    d.

    champignons:

    1,50%, en

    e.

    uitgangsmateriaal:

    0, 20%.

  • 3 De hoogte van de heffing als bedoeld in het tweede lid, wordt door middel van een besluit van het bestuur vastgesteld, met inachtneming van de genoemde maxima voor verschillende soorten groenten en fruit.

  • 4 Geen heffing is verschuldigd, waar het kwaliteitscontrole betreft, indien en voor zover de ondernemer:

    • a. op contract teelt voor industrie die groenten en fruit verduurzaamt of bewerkt, of

    • b. voor producten (gewassen, groenten en fruit) waarvoor geen wettelijke kwaliteitseisen gelden. Tegelijk met de jaarlijkse vaststelling van de hoogte van de heffing als bedoeld in het derde lid, stelt het bestuur het percentage vast, waarmee de heffing voor die gevallen wordt verlaagd.

§ 4. Oplegging en inning

Artikel 4

  • 1 De oplegging van de krachtens deze verordening verschuldigde heffing vindt plaats na afloop van het jaar waarover de heffing verschuldigd is en geschiedt door de voorzitter door middel van toezending of uitreiking aan de heffingsplichtige van een heffingsnota.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan de voorzitter de heffingsplichtige een voorlopige heffing opleggen tot het bedrag waarop de heffing vermoedelijk zal worden vastgesteld. De voorlopige heffing wordt verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

  • 3 De heffingsplichtige kan bij wijze van voorschot de heffing ingeval van transacties via een afzetorganisatie in gedeelten voldoen. In dat geval houdt de afzetorganisatie per transactie in het door het bestuur vastgestelde percentage of vastgesteld tarief, bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 4 Voorschotten als bedoeld in het vierde lid worden verrekend met de krachtens deze verordening verschuldigde heffing.

Artikel 5

De voorzitter kan, indien hem uit te zijner beschikking gekomen gegevens blijkt dat de verstrekking van de gegevens of een raming als bedoeld in artikel 4, niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, een opgelegde heffing aan de hand van deze gegevens herzien en opnieuw opleggen.

Artikel 6

  • 1 De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze verordening dienen in handen van de voorzitter of door deze aan te wijzen personen van het secretariaat van het productschap te worden gesteld.

  • 2 Deze gegevens mogen slechts worden gebezigd voor de vervulling van de taak van het productschap.

De verordening en de daarbij behorende toelichting worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Zoetermeer, 28 juni 2005

J. van der Veen

voorzitter

C. Kuijvenhoven

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 22 september 2005 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 17 augustus 2005, nr. TRCJZ/2005/2176.

Naar boven