Regeling Onderzoeksraad voor veiligheid

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 09-11-2021 t/m heden

Regeling Onderzoeksraad voor veiligheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op Richtlijn nr. 1999/35/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1999 betreffende een stelsel van verplichte onderzoeken voor de veilige exploitatie van geregelde diensten met ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen (PbEG L 138) alsmede op de artikelen 22, tweede lid, 27, 29, 44, 45, zesde lid, 46, 53, en 55, vijfde lid, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, artikel 4, derde en vierde lid, van het Rijksbesluit Onderzoeksraad voor veiligheid en de artikelen 1, eerste lid, onderdeel o, 11 en 13 van het Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid;

Besluit:

§ 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. rijkswet: Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid;

  • b. scheepvaartongeval: een gebeurtenis die heeft geresulteerd in:

    • 1°. dodelijk of ernstig letsel aan een persoon overkomen, dat is veroorzaakt door of samenhangt met het functioneren van een schip,

    • 2°. de vermissing van een persoon vanaf een schip, die is veroorzaakt door of samenhangt met het functioneren van het schip,

    • 3°. de vermissing, vermoedelijke vermissing of het verlaten van een schip,

    • 4°. schade aan een schip,

    • 5°. het stranden of onbruikbaar worden van een schip,

    • 6°. de betrokkenheid van een schip bij een aanvaring,

    • 7°. schade die is veroorzaakt door of samenhangt met het functioneren van een schip of

    • 8°. schade aan het milieu die is veroorzaakt door schade aan een of meer schepen, welke het gevolg is van of samenhangt met het functioneren van een schip.

  • c. scheepvaartincident: een gebeurtenis, geen scheepvaartongeval zijnde, veroorzaakt door of samenhangend met het functioneren van een schip en waarbij de veiligheid van het schip of van personen in gevaar is gebracht of waardoor ernstige schade aan het schip, aan mijnbouwinstallaties of aan het mariene milieu zou kunnen ontstaan;

  • d. luchtvaartongeval: een gebeurtenis die samenhangt met het gebruik van een luchtvaartuig en plaatsvindt tussen het tijdstip waarop een persoon zich aan boord begeeft met het voornemen een vlucht uit te voeren en het tijdstip waarop alle personen die zich met dit voornemen aan boord hebben begeven, zijn uitgestapt, en waarbij:

    • 1°. een persoon dodelijk of ernstig letsel heeft opgelopen als gevolg van het zich in het luchtvaartuig bevinden, direct contact met een onderdeel van het luchtvaartuig, inclusief de onderdelen die van het luchtvaartuig zijn losgeraakt of directe blootstelling aan de uitlaatstroom van de reactoren, behalve wanneer de letsels een natuurlijke oorzaak hebben, door de persoon zelf of door anderen zijn toegebracht, of wanneer de letsels verstekelingen treffen die zich buiten de normale voor passagiers en het personeel bedoelde ruimten ophouden,

    • 2°. het luchtvaartuig schade of een structureel defect oploopt, waardoor afbreuk wordt gedaan aan zijn soliditeit, prestaties of vluchtkenmerken en die normaliter ingrijpende herstelwerkzaamheden of vervanging van het getroffen onderdeel noodzakelijk zouden maken, behalve wanneer het gaat om motorstoring of motorschade en de schade beperkt is tot de motor, de motorkap of motoronderdelen, dan wel om schade die beperkt is tot de propellers, de vleugelpunten, de antennes, de banden, de remmen, de stroomlijnkappen of tot deukjes of gaatjes in de vliegtuighuid, of

    • 3°. het luchtvaartuig vermist wordt of volledig onbereikbaar is;

  • e. luchtvaartincident: een gebeurtenis, geen luchtvaartongeval zijnde, die samenhangt met het functioneren van een luchtvaartuig en afbreuk doet of zou kunnen doen aan een veilige vluchtuitvoering;

  • f. ernstig luchtvaartincident: luchtvaartincident dat zich voordoet onder omstandigheden die erop wijzen dat bijna een luchtvaartongeval heeft plaatsgevonden;

  • g. dodelijk letsel: letsel, door een persoon bij een ongeval opgelopen, dat binnen dertig dagen na het tijdstip van het ongeval de dood tot gevolg heeft;

  • h. ernstig letsel:

    • 1°. met betrekking tot een scheepvaartongeval: letsel, door een persoon bij een ongeval opgelopen, dat resulteert in een uitschakeling voor meer dan 72 uur, beginnend binnen zeven dagen na de datum waarop het letsel werd opgelopen;

    • 2°. met betrekking tot een luchtvaartongeval: letsel, door een persoon bij een ongeval opgelopen, dat:

      • opneming in een ziekenhuis gedurende meer dan 48 uur vereist, welke aanvangt binnen zeven dagen na het oplopen van het letsel,

      • de breuk van een bot tot gevolg heeft, uitgezonderd enkelvoudige breuken van vingers, tenen of de neus,

      • gepaard gaat met scheurwonden die ernstige bloedingen of beschadigingen van zenuwen, spieren of pezen veroorzaken,

      • gepaard gaat met letsel aan een inwendig orgaan,

      • gepaard gaat met tweedegraads of derdegraads brandwonden of brandwonden over meer dan 5% van het lichaamsoppervlak of

      • gepaard gaat met geconstateerde blootstelling aan besmettelijke stoffen of schadelijke straling;

  • i. staat van ontwerp: staat die rechtsmacht heeft over de organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp van een luchtvaartuig;

  • j. staat van vervaardiging: staat die rechtsmacht heeft over de organisatie, die verantwoordelijk is voor de vervaardiging van een luchtvaartuig als zodanig;

  • k. staat van het voorval: staat, op of boven het grondgebied, de territoriale wateren daaronder begrepen, waarvan een luchtvaartongeval of luchtvaartincident plaatsvindt;

  • l. staat van de exploitant: staat waarin de exploitant van een luchtvaartuig zijn voornaamste plaats van bedrijvigheid heeft of, bij gebreke daarvan, de exploitant is gevestigd;

  • m. staat van registratie: staat waar een luchtvaartuig is geregistreerd;

  • n. exploitant van een luchtvaartuig: iedere natuurlijk persoon, iedere rechtspersoon met of zonder winstoogmerk of ieder overheidslichaam met of zonder rechtspersoonlijkheid dat een of meer luchtvaartuigen exploiteert of voornemens is te exploiteren;

  • o. spoorwegveiligheidsrichtlijn: richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PbEU 2016, L 138);

  • p. richtlijn 2009/18/EG: richtlijn nr. 2009/18/EG van het Europees Parlement en van de Raad van Europese Unie van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de scheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2009, L 131);

  • q. spoorweg: een spoorwegsysteem als bedoeld in de spoorwegveiligheidsrichtlijn, voor zover dat systeem is aangewezen in het Besluit aanwijzing hoofdspoorwegen;

  • r. Europees Spoorwegbureau: het Spoorwegbureau van de Europese Unie, bedoeld in Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PbEU 2016, L 138).

§ 2. Toepasselijkheid

Artikel 2

  • 1 De artikelen 5 tot en met 13 en 15 tot en met 17 zijn niet van toepassing op voorvallen waarbij geen andere zaak of persoon is betrokken dan een zaak of persoon in gebruik bij onderscheidenlijk in de uitoefening van een functie ten behoeve van:

    • a. de Minister van Defensie,

    • b. een buitenlandse krijgsmacht of

    • c. een organisatie waarvan het beheer is opgedragen aan de Minister van Defensie.

  • 2 Indien bij een voorval als bedoeld in het eerste lid tevens een andere zaak of persoon is betrokken dan in dat lid bedoeld, zijn de artikelen 5 tot en met 13 en 15 tot en met 17 slechts van toepassing voor zover het die andere zaak of persoon betreft.

§ 3. Staten met een aanmerkelijk belang

Artikel 3

In geval van een voorval met een zeeschip wordt onder staat met aanmerkelijk belang, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel o, van het Besluit Onderzoeksraad voor veiligheid, verstaan:

  • a. een staat waarvan een zeeschip dat voorwerp is van het betrokken onderzoek door de raad, de vlag voert;

  • b. een staat in de binnenlandse of territoriale wateren waarvan het betrokken scheepvaartongeval heeft plaatsgevonden;

  • c. een staat waarin het betrokken scheepvaartongeval of scheepvaartincident ernstige schade aan het milieu heeft veroorzaakt of heeft gedreigd te veroorzaken, of een staat onder de jurisdictie waarvan gebieden staan waarin het ongeval of incident een dergelijke schade heeft veroorzaakt of heeft gedreigd te veroorzaken;

  • d. een staat waaraan de gevolgen van het betrokken scheepvaartongeval of scheepvaartincident ernstige schade hebben veroorzaakt of hebben gedreigd te veroorzaken, of een staat onder de jurisdictie waarvan kunstmatige eilanden, installaties of bouwwerken staan waaraan bedoelde gevolgen ernstige schade hebben veroorzaakt of hebben gedreigd te veroorzaken;

  • e. een staat waarvan personen die ten gevolge van het betrokken scheepvaartongeval hun leven hebben verloren of ernstig letsel hebben opgelopen, de nationaliteit bezitten;

  • f. een staat die beschikt over belangrijke informatie die van nut kan zijn voor het onderzoek van het betrokken scheepvaartongeval of scheepvaartincident;

  • g. een staat die in verband met het onderzoek van het betrokken scheepvaartongeval of scheepvaartincident om een andere reden een belang kenbaar maakt dat van betekenis wordt geacht door Nederland.

§ 4. Beheer

Artikel 4

  • 1 De begroting van de raad omvat, naast een algemeen deel een begrotingsoverzicht, een overzicht van de ontwikkeling van het eigen vermogen, een kasstroomoverzicht en een toelichting.

  • 2 In het begrotingsoverzicht worden onder baten ten minste de volgende posten gespecificeerd:

    • a. de bijdragen, bedoeld in artikel 19 van de rijkswet;

    • b. de bijzondere rijksbijdragen;

    • c. de rente-baten;

    • d. de buitengewone baten.

  • 3 In het begrotingsoverzicht worden onder lasten ten minste de volgende posten gespecificeerd:

    • a. de kosten van het bureau onderverdeeld naar personele en materiële kosten;

    • b. de rentelasten;

    • c. de kosten van onderzoek onderverdeeld naar interne en externe kosten en gespecificeerd naar de verschillende onderzoeksgebieden;

    • d. de afschrijvingskosten, onderverdeeld naar materiële en immateriële kosten;

    • e. de dotaties voor voorzieningen;

    • f. de buitengewone lasten.

  • 4 Bij het overzicht van het eigen vermogen wordt de egalisatiereserve opgenomen. De maximale omvang van het vermogen en de maximale omvang van de egalisatiereserve worden vastgesteld op 5 procent respectievelijk 10 procent van de over de voorgaande 3 jaar toegekende gemiddelde structurele bijdrage, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de rijkswet.

  • 5 In het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven- en ontvangsten weergegeven.

  • 6 De overzichten, genoemd in het eerste lid, hebben betrekking op de realisatie van het laatst afgesloten boekjaar, het lopende boekjaar, het betreffende begrotingsjaar en de eerstvolgende vier boekjaren.

  • 7 De toelichting, bedoeld in het eerste lid, omvat een toelichting op de in het eerste lid genoemde overzichten en een toelichting op de posten van die overzichten die inzicht geeft in de opbouw van de desbetreffende posten. De toelichting bevat voorts ten minste:

    • a. de financiële gevolgen van de activiteiten en verwachte activiteiten van de raad onder meer als gevolg van het vastgestelde naar de verschillende onderzoeksgebieden gespecificeerde onderzoeksprogramma, alsmede de relevante interne en externe ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende financiële gevolgen voor deze activiteiten;

    • b. informatie over de mate waarin de meerjarig beschikbare bedragen voor het verrichten van uitgaven juridisch verplicht of anderszins gebonden zijn.

  • 8 De inrichting van de begroting moet in overeenstemming zijn met de jaarrekening.

§ 5. Melding voorval en verstrekken informatie aan derden

Artikel 5

  • 1 In geval van een luchtvaartongeval of ernstig luchtvaartincident op of boven het Nederlandse grondgebied, met inbegrip van de territoriale zee, doet de raad terzake zo spoedig mogelijk een melding toekomen aan:

    • a. de staat waar het luchtvaartuig is ingeschreven,

    • b. de staat van de exploitant,

    • c. de staat van ontwerp,

    • d. de staat van vervaardiging,

    • e. de staat waarvan onderdanen bij het ongeval of incident zijn omgekomen of zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, en

    • f. de internationale burgerluchtvaartorganisatie, indien het gaat om een luchtvaartuig met een startmassa van meer dan 2250 kg of een vliegtuig met straalmotoren.

  • 2 In geval van een ander ernstig luchtvaartincident dan bedoeld in het eerste lid, doet de raad terzake een melding toekomen aan de onder in het eerste lid, onderdeel c en d, bedoelde staten alsmede aan de staat van het voorval.

  • 3 De melding bevat zoveel van de hierna bedoelde gegevens als gemakkelijk beschikbaar zijn, met dien verstande dat de verzending niet mag worden vertraagd als gevolg van het ontbreken van gegevens:

    • a. in geval van een luchtvaartongeval de identificerende ACCID-afkorting en in geval van een ernstig luchtvaartincident de INCID-afkorting;

    • b. de fabrikant, het model, de nationaliteit en het registratieteken, alsmede het serienummer van het betrokken luchtvaartuig;

    • c. de naam van de eigenaar, de exploitant en, indien van toepassing, de huurder van het betrokken luchtvaartuig;

    • d. het bewijs van bevoegdheid van de gezagvoerder van het betrokken luchtvaartuig, alsmede de nationaliteit van de bemanning en de passagiers;

    • e. de datum en de tijd van het luchtvaartongeval of het ernstige luchtvaartincident;

    • f. het laatste vertrekpunt en het beoogde landingspunt van het betrokken luchtvaartuig;

    • g. de positie van het betrokken luchtvaartuig met aanduiding van een gemakkelijk te herkennen geografisch punt en de geografische lengtegraad en breedtegraad;

    • h. het aantal bemanningsleden en passagiers dat aan boord is, dat is omgekomen en dat ernstig is gewond en het aantal overige personen dat is omgekomen of ernstig is gewond;

    • i. een beschrijving van het luchtvaartongeval of het ernstige luchtvaartincident en de omvang van de schade aan het luchtvaartuig, voor zover deze bekend is;

    • j. een aanduiding in welke mate het onderzoek zal worden gehouden of wordt voorgesteld het onderzoek over te laten aan de staat van het voorval;

    • k. de fysische karakteristieken van het gebied waar het luchtvaartongeval of het ernstige luchtvaartincident heeft plaatsgevonden, alsmede een aanduiding van de moeilijkheden of specifieke vereisten om de plaats van het voorval te bereiken;

    • l. de aanduiding van de instantie die de melding geeft, en van middelen om contact op te nemen met de onderzoeker die leiding heeft over het onderzoek en de onderzoeksinstantie van de staat van het voorval;

    • m. de aanwezigheid van en een beschrijving van gevaarlijke stoffen aan boord van het vliegtuig.

  • 4 De melding geschiedt in duidelijke bewoordingen. Zij wordt gesteld in een van de werktalen van de internationale burgerluchtvaartorganisatie, waarbij rekening wordt gehouden met de taal van de ontvanger of ontvangers voor zover dit mogelijk is zonder overmatige vertraging op te lopen.

  • 5 De melding geschiedt met behulp van de meest geschikte en snelste middelen die beschikbaar zijn.

  • 6 Indien bij het verzenden van de melding noodzakelijkerwijs bijzonderheden zijn weggelaten omdat deze nog niet bekend waren ten tijde van het verzenden van de melding, worden deze bijzonderheden tezamen met eventuele andere relevante informatie zo spoedig mogelijk nagezonden.

Artikel 6

  • 1 In geval van een scheepvaartongeval of een ernstig scheepvaartincident met een zeeschip in de Europese wateren onder Nederlandse jurisdictie, doet de raad terzake zo spoedig mogelijk een melding toekomen aan de staat waarvan het zeeschip, dat niet is een Nederlands zeeschip, de vlag voert, dan wel aan Aruba, Curaçao of Sint Maarten indien het een zeeschip uit Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten betreft. Hij vermeldt daarbij tevens welke actie door Nederland wordt voorgesteld.

  • 2 Een melding als bedoeld in het eerste lid doet de raad tevens toekomen aan de Europese Commissie, met inachtneming van bijlage II van richtlijn 2009/18/EG.

  • 3 Indien de raad preventieve maatregelen door de Europese Commissie noodzakelijk acht, meldt hij dit onverwijld aan de Commissie.

§ 6. Melding onderzoek en informatie betreffende een onderzoek

Artikel 7

  • 1 Indien de raad een onderzoek instelt naar een luchtvaartongeval of ernstig luchtvaartincident met een Nederlands luchtvaartuig zendt de raad zo spoedig mogelijk een melding terzake aan:

    • a. de staat van de exploitant,

    • b. de staat van ontwerp,

    • c. de staat van vervaardiging en

    • d. de internationale burgerluchtvaartorganisatie indien het om een luchtvaartuig gaat met een startmassa van meer dan 2250 kg of een vliegtuig met straalmotoren.

Artikel 8

  • 1 Indien de raad een onderzoek instelt naar een scheepvaartongeval met een zeeschip zendt de raad zo spoedig mogelijk een melding terzake aan de staten met aanmerkelijk belang.

  • 2 Voor de wijze waarop de melding plaatsvindt, worden de terzake internationaal gemaakte afspraken nageleefd.

Artikel 8a

  • 1 Indien de raad een onderzoek instelt naar een voorval in verband met een spoorweg zendt de raad binnen één week nadat besloten is een onderzoek in te stellen een melding ter zake aan het Europees Spoorwegbureau.

  • 2 De melding bevat de datum, de tijd, en de plaats van het voorval, alsmede het type voorval en de gevolgen ervan in termen van doden, gewonden en materiële schade.

Artikel 9

  • 1 Binnen dertig dagen na de datum van een luchtvaartongeval met een luchtvaartuig waarnaar de raad een onderzoek instelt, zendt de raad een voorlopig bericht toe aan:

    • a. de staat van registratie,

    • b. de staat van het voorval,

    • c. de staat van de exploitant,

    • d. de staat van ontwerp,

    • e. de staat van vervaardiging,

    • f. de staat die relevante informatie of faciliteiten van betekenis heeft verstrekt of deskundigen heeft afgevaardigd,

    • g. de Minister van Verkeer en Waterstaat en

    • h. de internationale burgerluchtvaartorganisatie indien het om een luchtvaartuig gaat met een startmassa van meer dan 2250 kg.

  • 2 Het voorlopig bericht wordt gesteld in een van de werktalen van de internationale burgerluchtvaartorganisatie.

  • 3 De verzending van het voorlopig bericht geschiedt per fax, e-mail of luchtpost.

  • 4 Indien er sprake is van zaken die direct verband houden met de veiligheid, wordt het voorlopig bericht verzonden zodra de informatie beschikbaar is en met behulp van de meest geschikte en de snelste middelen die beschikbaar zijn.

Artikel 10

Zo spoedig mogelijk na het onderzoek zendt de raad in geval van een onderzoek naar een luchtvaartongeval met een luchtvaartuig met een startmassa van meer dan 2250 kg of een ernstig luchtvaartincident met een luchtvaartuig met een startmassa van meer dan 5700 kg een bericht met uit het onderzoek naar voren gekomen gegevens naar de internationale burgerluchtvaartorganisatie.

§ 7. Vertegenwoordiger ander land

Artikel 11

De raad is, in geval van een luchtvaartongeval of een luchtvaartincident, verplicht een vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de rijkswet, en een deskundige als bedoeld in artikel 45, vierde lid, van de rijkswet, aan het onderzoek te laten deelnemen, indien daartoe een verzoek wordt gedaan door:

  • a. de staat waar het luchtvaartuig is ingeschreven,

  • b. de staat van de exploitant,

  • c. de staat van ontwerp,

  • d. de staat van vervaardiging of

  • e. een staat die op verzoek van de raad informatie, voorzieningen of deskundigen verschaft.

Artikel 12

De raad is, in geval van een scheepvaartongeval of een scheepvaartincident met een zeeschip, verplicht staten met aanmerkelijk belang uit te nodigen een verzoek te doen een vertegenwoordiger te laten deelnemen aan het onderzoek.

Artikel 12a

Indien de raad een onderzoek instelt naar een voorval, waarbij een spoorwegonderneming als bedoeld in artikel 3, aanhef en onder 3, van de spoorwegveiligheidsrichtlijn, met een vergunning van een andere lidstaat betrokken is of waarbij een in een andere lidstaat geregistreerd of onderhouden voertuig betrokken is, nodigt hij het onderzoeksorgaan, bedoeld in artikel 22 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn, van die lidstaat uit deel te nemen aan het onderzoek.

§ 8. Rechten andere staat

Artikel 13

De raad is, ingeval een staat waarvan burgers dodelijk of ernstig letsel hebben opgelopen bij een gebeurtenis met een luchtvaartuig, verplicht een deskundige aan het onderzoek te laten deelnemen, nadat de betreffende staat daaromtrent een met redenen omkleed verzoek heeft gedaan. De deskundige is bevoegd:

  • a. vergezeld van een onderzoeker de plaats van het voorval te bezoeken;

  • b. toegang tot relevante feitelijke informatie te hebben;

  • c. aan de identificatie van de slachtoffers deel te nemen;

  • d. aan de ondervraging van overlevenden die onderdaan van de staat van de deskundige zijn, deel te nemen;

  • e. een afschrift van het eindrapport te ontvangen.

§ 9. Rapport

Artikel 14

De raad stelt het rapport, bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de rijkswet, op in een bij de aard en de ernst van het voorval passende vorm en hanteert zoveel mogelijk een uniform model.

Artikel 15

Het rapport betreffende een scheepvaartongeval of een scheepvaartincident met een zeeschip wordt opgesteld met inachtneming van bijlage I bij richtlijn nr. 2009/18/EG.

Artikel 16

  • 1 In geval van een onderzoek betreffende een luchtvaartongeval of een ernstig luchtvaartincident zendt de raad zijn rapport in concept, met de uitnodiging zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 60 dagen hun commentaar van betekenis te geven, aan de volgende staten:

    • a. de staat die het onderzoek heeft ingesteld;

    • b. de staten die hebben deelgenomen aan het onderzoek,

    • c. de staat van registratie,

    • d. de staat van de exploitant,

    • e. de staat van ontwerp en

    • f. de staat van vervaardiging.

  • 2 In geval van een onderzoek betreffende een scheepvaartongeval of een scheepvaartincident met een zeeschip zendt de raad zijn rapport in concept aan alle staten met aanmerkelijk belang met de uitnodiging zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen vijf weken of een andere overeengekomen termijn, hun commentaar van betekenis te geven.

Artikel 17

  • 1 In geval van een onderzoek betreffende een luchtvaartongeval of een luchtvaartincident, zendt de raad een afschrift van zijn rapport aan de Europese Commissie. Indien het onderzoek een luchtvaartongeval betreft, zendt de raad een afschrift van zijn rapport tevens aan:

    • a. de staat die het onderzoek heeft ingesteld,

    • b. de staat van registratie,

    • c. de staat van de exploitant,

    • d. de staat van ontwerp,

    • e. de staat van vervaardiging,

    • f. de staat waarvan onderdanen bij het ongeval zijn omgekomen of ernstig zijn verwond, en

    • g. de staat die overeenkomstig artikel 45 van de rijkswet betrokken is bij het onderzoek of relevante informatie of faciliteiten heeft verstrekt.

  • 2 In geval van een onderzoek betreffende een luchtvaartongeval of luchtvaartincident met een luchtvaartuig met een startmassa van meer dan 5700 kg, zendt de raad tevenseen afschrift van zijn rapport aan de internationale burgerluchtvaartorganisatie.

  • 3 In geval van een onderzoek betreffende een scheepvaartongeval of een scheepvaartincident met een zeeschip, zendt de raad een afschrift van zijn rapport aan de Internationale Maritieme Organisatie.

  • 4 In geval van een onderzoek betreffende een scheepvaartongeval, met inbegrip van een ongeval met een ro-ro-veerboot of een hogesnelheidspassagiervaartuig, of een zeevaartincident met een zeeschip, zendt de raad tevens een afschrift van zijn rapport aan de Europese Commissie.

Artikel 17a

  • 1 In geval van een onderzoek naar een voorval in verband met een spoorweg wordt het rapport zoveel mogelijk vastgesteld conform de rapportagestructuur die bij uitvoeringshandelingen op grond van artikel 24, tweede lid, van de spoorwegveiligheidsrichtlijn door de Europese Commissie worden vastgesteld.

  • 2 Een wijziging van de uitvoeringshandelingen op grond van artikel 24, tweede lid, van de spoorwegveiligheidsrichtlijn gaat voor de toepassing van het eerste lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven.

  • 4 De raad zendt het Europees Spoorwegbureau jaarlijks een exemplaar van het jaarverslag toe.

§ 10. Vergoedingen

Artikel 18

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven