Erkenningsregeling penitentiair programma 2004

Geraadpleegd op 12-11-2024.
Geldend van 01-10-2015 t/m 30-06-2021

Regeling van de Minister van Justitie van 22 november 2004, nr. 5295956/04/DJI, houdende bepalingen met betrekking tot de eisen voor erkenning van een penitentiair programma of een onderdeel daarvan (Erkenningsregeling penitentiair programma 2004)

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. deelnemer: degene die deelneemt aan het penitentiair programma;

  • b. reclasseringsinstelling: een instelling als bedoeld in artikel 4 van de Reclasseringsregeling 1995;

  • c. derde-organisatie: een instelling op het terrein van maatschappelijke hulp- en dienstverlening of opleiding en scholing of een vrijwilligersorganisatie op het terrein van hulpverlening aan justitiabelen, niet zijnde een inrichting of een reclasseringsinstelling;

  • d. werkgever: het bedrijf waar de deelnemer arbeid verricht;

  • e. uitvoeringsverantwoordelijke instantie: de instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van een penitentiair programma.

Artikel 2

  • 1 De Minister kan een penitentiair programma of een onderdeel daarvan erkennen.

  • 2 De directeur, een reclasseringsinstelling of een derde-organisatie kan een voordracht voor erkenning van een penitentiair programma voorleggen aan de Minister.

Artikel 3

Voor erkenning kunnen worden voorgedragen:

  • a. een standaardprogramma;

  • b. modules, die onderdeel uitmaken van een penitentiair programma.

Artikel 4

  • 1 De erkenning geschiedt voor een periode van maximaal twee jaren.

  • 2 Op de aanvraag tot erkenning wordt binnen drie maanden beslist.

  • 3 De Minister zendt een afschrift van zijn besluit aan de aanvrager. De Minister houdt tevens een lijst bij van erkende penitentiaire programma’s.

  • 4 De erkenning kan door de Minister tussentijds worden ingetrokken indien:

    • a. voor het erkende standaardprogramma of module geen doelgroep meer bestaat;

    • b. de voorwaarden, die bij de erkenning zijn gesteld, niet worden nageleefd;

    • c. de gegevens, die in het kader van de aanvraag tot erkenning zijn verstrekt zodanig onjuist of onvolledig zijn dat op de aanvraag een ander besluit zou zijn gevolgd indien ten tijde van de beoordeling van de aanvraag de juiste en volledige gegevens bekend zouden zijn geweest;

    • d. de derde-organisatie niet bonafide blijkt te zijn.

  • 5 De directeur van een penitentiaire inrichting, een reclasseringsinstelling of de derde-organisatie dient desgewenst uiterlijk drie maanden voor afloop van de termijn waarvoor de erkenning is gegeven een verzoek tot verlenging in.

  • 6 De Minister kan besluiten de erkenning niet te verlengen indien één of meer omstandigheden zich voordoen als bedoeld in het vierde lid, onder a tot en met d.

Artikel 5

  • 1 Het standaardprogramma of de module van een penitentiair programma dient een beschrijving te bevatten van de wijze waarop het programma invulling geeft aan de verdere tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of voorlopige hechtenis.

  • 2 Een penitentiair programma bevat een samenstel van activiteiten dat zo evenwichtig mogelijk is gespreid over de hierna genoemde onderdelen, per week tenminste 26 uur omvat en ten minste uit een van de volgende hoofdrubrieken is opgebouwd:

    • a. arbeidstoeleiding zoals werk, het verkrijgen van een vakdiploma en gewenning aan het arbeidsproces;

    • b. stimuleren van de zelfredzaamheid zoals sociale vaardigheden, budgettering, woonbegeleiding, alfabetisering en vergroten van zelfdiscipline;

    • c. behandeling van een psychische stoornis of verslavingsproblematiek.

  • 3 De aanvraag tot erkenning van een penitentiair programma of een module van een penitentiair programma bevat ten minste een beschrijving van:

    • a. de tijdsduur en opbouw van het standaardprogramma of de module,

    • b. de doelgroep,

    • c. de leerdoelen en programma-activiteiten;

    • d. de contra-indicaties voor deelname aan het standaardprogramma of de module;

    • e. de te gebruiken methodiek, inclusief de achtergronden en eventuele theoretische-wetenschappelijke verantwoording ter zake;

    • f. de wijze waarop inhoudelijk en procedureel uitvoering wordt gegeven aan de activiteiten en de wijze waarop het programma kan worden ingepast in een breder traject van penitentiair programma’s of modules daarvan;

    • g. de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het programma of de module;

    • h. de wijze van toezicht, begeleiding en evaluatie; en

    • i. de kosten aan de hand van een gedetailleerde begroting van de vaste en variabele personele en materiële kosten.

  • 4 Indien de aanvraag tot erkenning door een derde-organisatie wordt ingediend, legt hij bij de aanvraag een verklaring over waarin is vermeld dat hij zal voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. accepteren van toezicht op de gemaakte afspraken en evaluatie ervan;

    • b. zorg dragen voor toezicht op de deelnemer;

    • c. periodiek rapporteren over de voortgang van de deelnemer;

    • d. melden van bijzondere voorvallen;

    • e. medewerken aan of zorg dragen voor controle op het gebruik van niet toegelaten gedragsbeïnvloedende middelen;

    • f. in acht nemen en waar nodig naleven van de voorwaarden die aan de deelnemer worden gesteld.

Artikel 6

  • 1 De activiteiten in het kader van een penitentiair programma kunnen worden uitgevoerd door een inrichting, een reclasseringsinstelling, een derde-organisatie of een werkgever.

  • 3 Indien het penitentiair programma of een substantieel gedeelte daarvan wordt uitgevoerd door een derde-organisatie, die niet door een in het tweede lid genoemd Ministerie of krachtens een daar genoemde wet of regeling erkend of toegelaten is, wordt bij de voordracht voor erkenning van het penitentiair programma de betrouwbaarheid van de derde-organisatie getoetst.

  • 4 Indien het penitentiair programma of een substantieel gedeelte daarvan uitgevoerd wordt door een werkgever, wordt door de directeur van de inrichting of een reclasseringsinstelling de betrouwbaarheid van de werkgever getoetst.

Artikel 7

  • 1 De Minister wijst per hofressort één of meer inrichtingen aan waarbij de deelnemers administratief worden ingeschreven.

  • 2 Alleen inrichtingen en reclasseringsinstellingen kunnen aangemerkt worden als uitvoeringsverantwoordelijke instantie.

  • 3 De selectiefunctionaris wijst bij zijn besluit tot deelname aan een penitentiair programma tevens de uitvoeringsverantwoordelijke instantie aan.

  • 4 De uitvoeringsverantwoordelijke instantie houdt toezicht op de feitelijke begeleiding van de deelnemer aan het programma. Onder toezicht wordt in ieder geval verstaan:

    • a. het toezien op de daadwerkelijke deelname aan de programmaonderdelen;

    • b. het toezien op het nakomen van de procedures die ter zake van het penitentiair programma zijn overeengekomen;

    • c. het toezien op de begeleiding door de werkgever of de derde-organisatie van de deelnemer aan het penitentiair programma;

    • d. het beoordelen en aanbrengen van kleine aanpassingen in het penitentiair programma van de deelnemer;

    • e. het beoordelen van de ernst van een overtreding en het melden van die overtreding aan de directeur van de inrichting;

    • f. het signaleren van vorderingen en ontwikkelingen van de deelnemer aan een penitentiair programma;

    • g. het tijdig opstellen van tussen- en eindrapportages.

  • 5 De uitvoeringsverantwoordelijke instantie sluit een overeenkomst met de werkgever of derde-organisatie. In elk geval worden afspraken gemaakt over de te verrichten werkzaamheden, de financiering en het toezicht door de uitvoeringsverantwoordelijke instantie op inhoud en kwaliteit van het programma.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Erkenningsregeling penitentiair programma 2004.

De

Minister

van Justitie,

J.P.H. Donner