Ruilverkaveling en overdrachtsbelasting

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 12-11-2004 t/m 20-06-2013

Ruilverkaveling en overdrachtsbelasting

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel l van de Wet op belastingen van rechtsverkeer is van overdrachtsbelasting vrijgesteld de verkrijging van onroerende zaken krachtens de Landinrichtingswet.

Artikel 13 van de Landinrichtingswet bepaalt dat landinrichting kan plaatsvinden in de vorm van aanpassingsinrichting, herinrichting, ruilverkaveling of ruilverkaveling bij overeenkomst. Over deze beide laatste landinrichtingsvormen zijn mij enkele vragen gesteld. In dit besluit geef ik hier antwoord op. Daarnaast heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt de overige op de vrijstelling betrekking hebbende besluiten te bezien in het licht van de thans geldende wetgeving en jurisprudentie.

In dit besluit heb ik met toepassing van de hardheidsclausule een goedkeuring gegeven. De bevoegdheid om met toepassing van de hardheidsclausule de goedkeuring toe te passen mandateer ik aan de Belastingdienst. Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de overdrachtsbelasting moet de belanghebbende een daartoe strekkend verzoekschrift richten tot het kantoor waaronder hij ressorteert. De inspecteur verbindt aan de gevraagde tegemoetkoming de in dit besluit opgenomen voorwaarden.

Definities

Als in dit besluit wordt gesproken van:

Dan is daar onder te verstaan:

ABRS

de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

DLG

de Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hardheidsclausule

de toepassing van artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

Kavelruil

de in artikel 17 Landinrichtingswet bedoelde ruilverkaveling bij overeenkomst;

LNV

(het Ministerie van) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Vrijstelling

de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel l van de Wet op belastingen van rechtsverkeer.

Vraag 1. Verkrijging bij een landinrichtingsproject in voorbereiding of uitvoering

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]

Bij de voorbereiding of de uitvoering van een landinrichtingsproject worden landerijen verkregen. Is de vrijstelling van toepassing?

Antwoord

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]

Nee. Er is geen sprake van een verkrijging krachtens de Landinrichtingswet. De vrijstelling is niet van toepassing.

Goedkeuring

Bij landinrichtingsprojecten kan de behoefte bestaan om, vooruitlopend op de akte van toedeling, de eigendom van landerijen te verkrijgen. Met toepassing van de hardheidsclausule kan de inspecteur namens mij goedkeuren dat op een verkrijging van de eigendom van landerijen, vooruitlopend op de akte van toedeling als bedoeld in hoofdstuk VII, titel 8 van de Landinrichtingswet, de vrijstelling van toepassing is. Aan die goedkeuring verbindt hij de volgende voorwaarden:

  • 1. een schriftelijke verklaring van de landinrichtingscommissie wordt overgelegd waaruit blijkt dat de commissie met de betreffende verkrijging instemt en

  • 2. de tegemoetkoming vervalt voor zover op grond van het verschuldigd zijn van het niet-geheven c.q. teruggegeven bedrag aanspraak op vermindering van belasting, zoals ingevolge artikel 9, vierde lid en artikel 13 WBR, mocht worden gemaakt.

Ik acht het wenselijk om bij de toepassing van de vrijstelling zo nauw mogelijk aan te sluiten bij het oordeel van de landinrichtingscommissie om zo te kunnen verzekeren dat de verkrijgingen in de doelstellingen van de ruilverkaveling passen. In dat kader acht ik het niet passend om de goedkeuring uit te laten strekken tot situaties waarbij de landinrichtingscommissie geen instemming heeft gegeven. Verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule pleeg ik voor dergelijke gevallen niet in te willigen.

Vraag 2. Verkrijging vooruitlopend op een ruilverkaveling bij overeenkomst

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]

Is de vrijstelling van toepassing bij een verkrijging van de economische eigendom van landerijen na het sluiten van een ruilverkavelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 17 Landinrichtingswet en vooruitlopend op de in dit artikel genoemde verdeling bij notariële akte?

Antwoord

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]

Nee. Een dergelijke verkrijging valt buiten het bereik van de vrijstelling.

Toelichting

In tegenstelling tot de overige vormen van landinrichting zijn met betrekking tot de wijze van voorbereiding en uitvoering van een ruilverkaveling bij overeenkomst nauwelijks wettelijke voorschriften gegeven. Een ruilverkavelingsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en in de openbare registers ingeschreven. De bij die overeenkomst voorziene kavelruil vindt uiteindelijk in goederenrechtelijke zin plaats door middel van een verdeling bij een notariële akte. Eerst op dat moment kan worden vastgesteld of door de verkrijger aan de voorwaarden voor toepassing van de vrijstelling is voldaan. Transacties die aan de verdeling voorafgaan kunnen derhalve niet aan de voorwaarden van de Landinrichtingswet worden getoetst en vallen buiten het bereik van de vrijstelling. De Landinrichtingswet voorziet ook niet in een andere wijze van verdeling. Ook niet in een op die verdeling vooruitlopende ruil in economische zin. Verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule pleeg ik voor dergelijke gevallen niet in te willigen.

Vraag 3. Verkrijging krachtens ruilverkaveling bij overeenkomst

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]

Ter uitvoering van een kavelruil worden landerijen bij notariële akte verdeeld. Is de vrijstelling van toepassing?

Antwoord

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]

Op deze vorm van landinrichting kan de vrijstelling van toepassing zijn. Van kavelruil is geen sprake bij overeenkomsten tot overdracht van onroerende zaken die in de vorm van een ruilverkavelingovereenkomst zijn gegoten, maar die niet voldoen aan de voorwaarden van de Landinrichtingswet. Een verkrijging die het gevolg is van zo’n overeenkomst deelt niet in de vrijstelling.

Toelichting

Volgens artikel 17 en 122, eerste lid, Landinrichtingswet moet een kavelruil minimaal voldoen aan twee criteria. Dit zijn:

  • ten minste drie partijen moeten onroerende zaken inbrengen en

  • in elke kavelruil moet ruiling van grond plaats vinden.

Van ruil is sprake wanneer een partij grond afstoot én terugkrijgt. In aanvulling hierop bepaalt artikel 121 Landinrichtingswet dat naast de drie eigenaren die grond inbrengen een vierde partij tot een kavelruil kan toetreden door tegen inbreng van geld grond te krijgen. Koop- en verkooptransacties tussen eigenaren binnen de kavelruil zijn dus mogelijk. Een overeenkomst, waarin koop- en verkooptransacties zijn opgenomen die los staan van het ruilproces en die evengoed kunnen plaatsvinden buiten de kavelruil, delen niet in de vrijstelling.

Voor het toepassen van de vrijstelling voor de overdrachtsbelasting is de goedkeuring door de minister van LNV (voor deze DLG), als bedoeld in artikel 122 Landinrichtingswet, indicatief. Voorwaarden voor deze goedkeuring zijn gesteld in het besluit van de staatssecretaris van Landbouw en Visserij van 8 november 1985, (Stcrt. 218), gewijzigd op 12 november 1992 (Stcrt. 222) en laatstelijk gewijzigd op 15 december 1997 (Stcrt. 245, supplement). In een aantal (in JBN 2002 nr. 59 verkort gepubliceerde) uitspraken heeft de ABRS zich over het onthouden van goedkeuring door DLG bij de ruilverkaveling bij overeenkomst uitgelaten. Twee uitspraken van de ABRS (26 mei 2000, nr. 199901651/1 en 29 oktober 2003, nr. 200301156/1) zijn gepubliceerd op internet www.rechtspraak.nl.

Uit de jurisprudentie van de ABRS blijkt dat artikel 17 Landinrichtingswet niet los van de daaraan voorafgaande artikelen mag worden beoordeeld. Zo moet op grond van artikel 4 Landinrichtingswet worden beoordeeld of de overeenkomst een objectieve verbetering van de inrichting van het landelijk gebied tot gevolg heeft. Het verplaatsen van een bedrijf, waarbij de enige wijziging bestaat uit de onderlinge verwisseling van eigendom, is niet te beschouwen als samenvoegen en verkavelen in de zin van artikel 17 Landinrichtingswet. Ditzelfde geldt voor een transactie die een onverdeelde eigendom opheft. Ook dit wordt niet beschouwd als (geldig onderdeel van een) kavelruil. Van verbetering van de inrichting van het landelijk gebied is geen sprake wanneer de transacties slechts leiden tot een betere bedrijfsvoering op bepaalde locaties. Ook transacties ten behoeve van het vrijmaken van gronden voor woningbouw, bedrijventerreinen etc. kunnen niet worden aangemerkt als verbetering van de inrichting van het landelijk gebied. Niet relevant hierbij is dat vertrekkende agrariër de betreffende gronden achterlaat om naar een goed verkavelde andere locatie te vertrekken.

Vraag 4. (Ondergrond van) opstallen bij kavelruil

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]

Kunnen opstallen en de ondergrond van opstallen delen in de vrijstelling bij ruilverkaveling bij overeenkomst?

Antwoord

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]

Nee. Ruilverkaveling bij overeenkomst heeft als doel het samenvoegen van gronden en het vergroten van percelen in een klein gebied met een beperkt aantal deelnemers zonder of met weinig aanpassingswerken (Nota naar aanleiding van het eindverslag Landinrichtingswet, Tweede Kamer, zitting 1982–1983, 15 907, nr. 11, blz. 24 en 27). Met dit doel is niet verenigbaar de verkrijging bij ruilverkaveling bij overeenkomst van (ondergrond van) opstallen. De vrijstelling is niet van toepassing voorzover het de inbreng of de verkrijging van (ondergrond van) opstallen betreft.

Vraag 5. Opgaaf vereiste gegevens bij kavelruil

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]

In een akte of in de voetverklaring wordt een beroep gedaan op de vrijstelling met verwijzing naar de inhoud van de akte. Is daarmee voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling?

Antwoord

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]

Nee. Artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer vereist dat een beroep op de vrijstelling wordt gedaan onder opgaaf van de voor de toepassing van de vrijstelling van belang zijnde gegevens. In ieder geval moeten worden overgelegd een schema van inbreng en toedeling, het ruilschema, de effecten per deelnemer aan de kavelruil en de kaarten van de situatie van vóór en na inbreng en toedeling.

Inwerkingtreding/Vervallen besluiten

[Regeling vervallen per 04-07-2013 met terugwerkende kracht tot en met 21-06-2013]

De in dit besluit opgenomen goedkeuringen treden in werking met ingang van de datum van dit besluit. Op verzoek kan de inspecteur de op die datum nog niet onherroepelijk vaststaande betalingen op aangifte en opgelegde naheffingsaanslagen ambtshalve verminderen.

De resolutie van 22 september 1938, no. 119, PW 14 227, § 34 van de Toelichting Overdrachtsbelasting en het besluit van 27 december 1988, nr. IB 88-1084, onderdeel 12 hebben met dit besluit hun belang verloren.

Naar boven