A. Actoren waarvan het archief onder de zorg van de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijks-Relaties valt
Minister van Binnenlandse Zaken
1.1 Algemene handelingen
1.
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
betreffende de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of
semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Product: O.a. beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, adviezen, evaluaties
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Onder deze handeling valt ook:
-
– het voeren van overleg met de andere betrokken actoren op het beleidsterrein;
-
– het voorbereiden van een standpunt ter inbrenging in de ministerraadvergaderingen
voor beraad en besluitvorming betreffende het beleidsterrein;
-
– het voeren van overleg met/het leveren van bijdragen aan het overleg met het Staatshoofd
betreffende de arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek ambt
vervullen
-
– het voorbereiden van de Memorie van Toelichting op de Rijksbegroting betreffende de
arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek ambt vervullen;
-
– het aan een externe adviescommissie verzoeken om advies betreffende het beleidsterrein;
-
– het informeren van het kabinet van de Koningin over ontwikkelingen op het beleidsterrein;
-
– het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid.
Waardering: B (1, 2)
2.
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden
van personen die een politiek of semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering: B (3)
3.
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende
de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek
ambt vervullen
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 97;
Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 104;
Grondwet 1983/1987/1995, art. 68
Product: Brieven, notities
Waardering: B (2, 3)
4.
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid betreffende de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die
een politiek of semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Product: Brieven, notities
Waardering: B (3)
5.
Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende
de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek
ambt vervullen en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratief
rechtelijk organen
Periode: 1945–
Product: Beschikkingen, verweerschriften
Waardering: V 10 jaar
6.
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
betreffende de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of
semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Product: Brieven, notities
Waardering: V 3 jaar
7.
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de rechtspositie
en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Opmerking: Zie voor het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid handeling
1.
Waardering: V 3 jaar na vervallen.
N.B.: Van het gedrukte voorlichtingsmateriaal wordt één exemplaar bewaard. De voorbereidende
stukken worden vernietigd.
8.
Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van een intern of extern
(wetenschappelijk) onderzoek betreffende de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van
personen die een politiek of semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Product: Offerte, brieven, onderzoeksrapporten
Opmerking: Onder vaststellen van het eindproduct wordt ook het in ontvangst nemen
van het eindproduct verstaan.
Waardering: B (1)
9.
Handeling: Het begeleiden van intern en extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende
de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek
ambt vervullen
Periode: 1945–
Product: Notities, notulen, brieven
Waardering: V 5 jaar
10.
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van intern (wetenschappelijk)
onderzoek betreffende de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die een
politiek of semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Waardering: V 5 jaar
11.
Handeling: Het financieren van extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende de
rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek
ambt vervullen
Periode: 1945–
Product: Rekeningen, declaraties
Waardering: V 7 jaar, mits de rekening is goedgekeurd
12.
Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die
actief zijn op het gebied van de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen
die een politiek of semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Product: Beschikkingen
Waardering: V 10 jaar, mits de rekening is goedgekeurd.
13.
Handeling: Het (bij KB) instellen van een commissie voor advisering over het beleid
en wet- en regelgeving ten aanzien van de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van
personen die een politiek of semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Product: Instellingsbeschikking Commissie van advies inzake de bezoldiging van burgemeesters,
Stcrt. 1947/48
Instellingsbeschikking Commissie knelpunten rechtspositie gedeputeerden en wethouders,
Stcrt. 1975/11 en 1975/29
Waardering: B (4)
14.
Handeling: Het (bij KB) benoemen van de leden, plaatsvervangende leden, secretaris
en adjunct-secretarissen van de adviescommissies op het gebied van de rechtspositie
en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Waardering: V 5 jaar na einde benoeming
17.
Handeling: Het instellen, wijzigen en opheffen van organisatie-eenheden op het beleidsterrein
de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek
ambt vervullen
Periode: 1945–
Waardering: B (4)
18.
Handeling: Het deelnemen aan advies- en overlegcommissies op het gebied van de rechtspositie
en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek ambt vervullen
waarvan het voorzitterschap en/of secretariaat niet bij het ministerie berust
Periode: 1945–
Waardering: V 5 jaar
19.
Handeling: Het deelnemen aan het bestuur van privaatrechtelijke instellingen op het
gebied van de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of
semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Waardering: B (4)
20.
Handeling: Het oprichten en instandhouden van privaatrechtelijke instellingen op het
gebied van de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of
semi-politiek ambt vervullen
Periode: 1945–
Waardering: B (4)
1.2 Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (en voorlopers)
21.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een wet
over regels betreffende het toekennen van pensioenen aan gewezen politieke ambtsdragers
Periode: 1956–
Product: Wet houdende nadere regeling tot het toekennen van een uitkering en een pensioen
aan gewezen ministers, staatssecretarissen, leden van Gedeputeerde Staten ener provincie
en wethouders ener gemeente, zomede van een pensioen aan hun weduwen en wezen, Stb.
1956/455
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, Stb. 1969/594
Wet houdende voorzieningen ten behoeve van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
en belanghebbenden in de zin van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers in
verband met de voorstellen van de commissie tot vereenvoudiging van de loonbelasting
en de inkomstenbelasting, Stb. 1989/591
Waardering: B (1)
22.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over pensionering en op wachtgeld stellen van leden van gedeputeerde staten
Periode: 1945–1955
Grondslag: Provinciale wet, 6juli 1850, Stb. 1850/39, zoals gewijzigd 9 januari 1936,
Stb. 1936/300, artikel 62a
Product: Besluit tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur, als bedoeld
in artikel 62a, negende lid, der Provinciale wet, 14 november 1936, Stb. 1936/352
Waardering: B (1)
23.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over pensionering en op wachtgeld stellen van wethouders
Periode: 1945–1955
Grondslag: Gemeentewet, 16 maart 1931, Stb. 1931/89, zoals gewijzigd 9 januari 1936,
Stb. 1936/300, artikel 101 lid 10
Product: Besluit tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur, als bedoeld
in artikel 101, tiende lid, der Gemeentewet, 14 november 1936, Stb. 1936/351
Waardering: B (1)
24.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over de voorschriften ter uitvoering van de Algemene pensioenwet politiek ambtsdragers
Periode: 1969–
Grondslag: Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, 10 december 1969, Stb. 1969/594,
art. 106 lid 1, 108 lid 1 en 118 lid twee
Product: Besluit houdende voorschriften ter uitvoering van de Algemene pensioenwet
politieke ambtsdragers, Stb. 1969/595
Waardering: B (1)
25.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over inhoudingen van pensioenpremie op het inkomen van wethouders en leden van gedeputeerde
staten
Periode: 1970–
Grondslag: Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, 10 december 1969, Stb. 1969/594,
art. 160 lid twee
Product: Besluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als
bedoeld in artikel 160, tweede lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers,
29 april 1970, Stb. 1970/198
Waardering: B (1)
28.
Handeling: Het voordragen voor goedkeuring van verordeningen van provinciale staten
over het toekennen van pensioenen aan weduwen en wezen van leden en gewezen leden
van gedeputeerde staten
Periode: 1956–
Grondslag: Wet houdende nadere regeling tot het toekennen van een uitkering of een
pensioen aan gewezen ministers, staatssecretarissen, leden van Gedeputeerde Staten
ener provincie en wethouders ener gemeente, zomede van een pensioen aan hun weduwen
en wezen, 1 augustus 1956, Stb. 1956/455, art. 49, lid 1
Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, 10 december 1969, Stb. 1969/594, art.
161, lid 1
Opmerking: De goedkeuring wordt door de Kroon gegeven.
Waardering: B (5)
30.
Handeling: Het doen van een opgave van op wachtgeld gestelde en gepensioneerde wethouders
of leden van gedeputeerde staten aan de inspecteur der directe belastingen en die
der diensten en domeinen
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit tot vaststelling van een algemenen maatregel van bestuur, als bedoeld
in artikel 101 tiende lid der Gemeentewet, 14 november 1936, Stb. 1936/351, art. 3
Besluit tot vaststelling van een algemenen maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel
62a negende lid der Provinciale wet, 14 november 1936, Stb. 1936/352, art. 3
Waardering: V 7 jaar
2.1.1 Leden Staten-Generaal
34.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van leden van de Staten-Generaal
Periode: 1945–
Waardering: B (1, 5)
35.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
inzake het vaststellen van de hoogte van financiële vergoedingen ten behoeve van de
leden van de Staten-Generaal, waaronder de voorzitter, ondervoorzitters en fractievoorzitters
Periode: 1968–
Grondslag: Wet inzake schadeloosstelling leden Tweede Kamer der Staten-Generaal, 30
oktober 1968, Stb. 1968/ 584, art. 10, 11 en 12;
Regeling vergoeding kosten welke uit de vervulling van het lidmaatschap van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal voortvloeien, 25 juni 1969, Stb. 1969/300, art. 4, 4a en
5;
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, 19 december 1990, Stb. 1990/622, art. 9;
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, 18 mei 1995, Stb. 1995/291, art. 9, 10, 16 en
18
Waardering: B (5)
36.
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van regels
voor een goede toepassing van het toekennen van een toeslag verband houdende met het
verschuldigd zijn van de premies ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet.
Periode: 1989–
Grondslag: Wet houdende voorzieningen ten behoeve van de leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal en belanghebbenden in de zin van de Algemene pensioenwet politieke
ambtsdragers in verband met de voorstellen van de loonbelasting en de inkomensbelasting,
28 december 1989, Stb. 1989/591
Waardering: B (5)
2.1.2 Statenleden en gedeputeerden
40.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over de rechtspositie van leden van gedeputeerde staten
Periode: 1962–
Grondslag: Provinciewet, 25 januari 1962, Stb. 1962/17, art. 43 en 44
Provinciewet, 10 september 1992, Stb. 1992/550, art. 43 lid 1 en 2 en art. 51 lid
2
Product: Besluit tot regeling van de jaarwedden der leden van gedeputeerde staten
en van de vergoeding voor hun vervangers, 14 december 1962, Stb. 1962/557
Besluit tot uitvoering van artikel 43, tweede lid, van de Provinciewet, houdende regels
betreffende andere financiële voorzieningen die verband houden met de vervulling van
het ambt van gedeputeerde, 3 juli 1986, Stb. 1986/405
Rechtspositiebesluit gedeputeerden, 22 maart 1994, Stb. 1994/241
Waardering: B (1)
41.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over regels voor provinciale verordeningen betreffende de rechtspositie van leden
van provinciale staten en de door hen ingestelde commissies
Periode: 1980–
Grondslag: Provinciewet, 25 januari 1962, Stb. 1962/17, zoals gewijzigd bij wet van
5 juli 1979, Stb. 1979/395, art. 13, 65a.1 en 3 en 65b.2
Provinciewet, 10 september 1992, Stb. 1992/550, art. 93 en 94
Product: Besluit tot uitvoering van de artikelen 13, derde lid en 65a, eerste lid,
van de Provinciewet, Stb.1980/203
Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, Stb. 1994/242
Waardering: B (1)
42.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van statenleden en leden van
gedeputeerde staten
Periode: 1945–
Waardering: B (1, 5)
44.
Handeling: Het voorbereiden van de voordracht van een KB ter goedkeuring van de provinciale
verordening die de hoogte van de jaarwedde van gedeputeerde staten en de griffier
regelt
Periode: 1945–1962
Grondslag: Provinciale wet, 6 juli 1850, Stb. 1850/39, art. 44bis en 62
Waardering: B (5)
46.
Handeling: Het voorbereiden van de voordracht van een KB ter goedkeuring van provinciale
verordeningen over vergoedingen en tegemoetkomingen voor leden van provinciale staten
en door hen ingestelde commissies
Periode: 1980–1993
Grondslag: Provinciewet, 25 januari 1962, Stb. 1962/17, zoals gewijzigd bij wet van
5 juli 1979, Stb. 1979/395, art. 13a, 65a.2 en 65b.1
Waardering: B (5)
47.
Handeling: Het kennisnemen en beoordelen van verordeningen van provinciale staten
over de vergoedingen en ontvangen voordelen ten laste van de provincie voor leden
van provinciale staten en door hen ingestelde commissies
Periode: 1994–
Grondslag: Provinciewet, 10 september 1992, Stb. 1992/550, art. 95 en 96.2
Opmerking: Onder ‘ontvangen voordelen ten laste van de provincie’ worden verstaan
financiële voordelen anders dan de vergoedingen en tegemoetkomingen.
Bij de verordeningen over de ontvangen voordelen is goedkeuring door de minister van
Binnenlandse Zaken verplicht, bij de verordeningen over vergoedingen is geen sprake
van een verplichte goedkeuring.
Waardering: B (5)
48.
Handeling: Het jaarlijks herzien van het maximum bedrag voor de bijzondere onkostenvergoeding
voor gedeputeerden en leden van provinciale staten
Periode: 1980–
Grondslag: Besluit tot uitvoering van de artikelen 13, derde lid en 65a, eerste lid,
van de Provinciewet, 3 april 1980, Stb.1980/203, art. 1;
Rechtspositiebesluit gedeputeerden, 22 maart 1994, Stb. 1994/241, art. 21 derde en
vierde lid;
Rechtspositiebesluit staten en commissieleden, 22 maart 1994, Stb. 1994/242, art.
2 derde lid
Opmerking: De bedragen worden jaarlijks herzien aan de hand van de consumentenprijsindex.
De herziene bedragen worden vervolgens bekend gemaakt in de Staatscourant.
Waardering: V 10 jaar
2.1.3 Raadsleden en wethouders
50.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over regels voor gemeentelijke verordeningen betreffende de rechtspositie van leden
van de gemeenteraad en door de raad ingestelde commissies
Periode: 1975–
Grondslag: gemeentewet, 29 juni 1851, Stb. 1851/84, zoals gewijzigd 6 mei 1976, Stb.
1976/312, art. 64f en 64g
Wet tot invoering van een titel IIB in de Eerste Afdeling van de gemeentewet met betrekking
tot de vergoedingen en tegemoetkomingen aan de leden van de raad en de commissies
en enige daarmee verband houdende voorzieningen, 6 mei 1976, Stb. 1976/312
Gemeentewet, 14 februari 1992, Stb. 1992/96, art. 95 en art. 96
Product: Besluit tot uitvoering van de artikelen 64f en 64g van de gemeentewet, Stb.
1976/621
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, Stb. 1994/244
Opmerking: De gemeentelijke verordening bevat regels voor de vergoedingen en tegemoetkomingen
voor raads- en commissieleden voor de door hun gemaakte kosten ten behoeven van hun
werkzaamheden en reis- en verblijfkosten.
De wet van 6 mei 1976 trad in werking met terugwerkend kracht tot 1 januari 1975.
Waardering: B (1)
51.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over de rechtspositie van wethouders
Periode: 1985–
Grondslag: gemeentewet, 29 juni 1851, Stb. 1851/85, zoals gewijzigd Stb. 1985/321,
art. 100 lid 3;
Gemeentewet, 14 februari 1992, Stb. 1992/96, art. 44 eerste en tweede lid en art.
51 tweede lid
Product: Besluit houdende regels betreffende andere financiële voorzieningen die verband
houden met de vervulling van het wethoudersambt, Stb. 1986/406
Besluit regels kostenvergoeding wethouders, Stb. 1992/481;
Rechtspositiebesluit wethouders, Stb. 1994/243
Opmerking: Deze handeling is overeenkomstig van toepassing op een raadslid die een
wethouder heeft vervangen.
Waardering: B (1)
52.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over het aanmerken van wethoudersfuncties als volledig bezoldigd in verband met het
recht op onbetaald verlof voor het lidmaatschap van sommige vertegenwoordigende organen
voor wethouders die niet volledig worden bezoldigd
Periode: 1979–
Grondslag: Burgerlijk Wetboek (Boek 7A) zoals gewijzigd 2 juli 1980, Stb. 1980/531,
art. 1838nn
Product: Besluit van 29 september 1980, Stb. 1980/568
Besluit van 12 maart 1986, Stb. 1986/193
Besluit van 8 juli 1994, Stb. 1994/556
Waardering: B (5)
53.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van wethouders en raadsleden
Periode: 1945–
Waardering: B (1, 5)
56.
Handeling: Het voorbereiden van de voordacht voor goedkeuring van het besluit van
gedeputeerde staten over de vaststelling van (de hoogte van) de jaarwedden van de
wethouders
Periode: 1945–1994
Grondslag: gemeentewet, 29 juni 1851, Stb. 1851/85, zoals gewijzigd Stb. 1931/89,
art. 100
Waardering: V 10 jaar
57.
Handeling: Het jaarlijks herzien van het maximum bedrag voor de vergoedingen voor
raadsleden
Periode: 1976–
Grondslag: Besluit tot uitvoering van de artikelen 64f en 64g van de gemeentewet,
20 november 1976, Stb. 1976/621, art. 1;
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, 22 maart 1994, Stb. 1994/244, art.
2
Product: 1976–1993
Opmerking: Deze vergoedingen bestaan uit:
De bedragen van de vergoedingen voor hun werkzaamheden worden jaarlijks herzien aan
de hand van het indexcijfer van regelingslonen van volwassen werknemers, die van de
onkosten aan de hand van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie en vanaf 1994
aan de hand van de consumentenprijsindex. De herziene bedragen worden vervolgens bekend
gemaakt in de Staatscourant.
Waardering: V 5 jaar
58.
Handeling: Het jaarlijks herzien van het maximum bedrag voor de kostenvergoeding voor
wethouders
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit regels kostenvergoeding wethouders, 26 augustus 1992, Stb. 1992/481
Rechtspositiebesluit wethouders, 22 maart 1994, Stb. 243, art. 25
Opmerking: De bedragen worden jaarlijks herzien aan de hand van het prijsindexcijfer
van de gezinsconsumptie (tot 1994) en vanaf 1994 aan de hand van de consumentenprijsindex.
De herziene bedragen worden vervolgens bekend gemaakt in de Staatscourant.
Waardering: V 5 jaar
2.1.4 Leden Europees Parlement
61.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een wet
over de financiële vergoeding voor leden en gewezen leden van het Europees Parlement
en hun nabestaanden
Periode: 1979–
Bron: Besluit van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1978, 558ste zitting (zie Kamerstukken II, 1978–1979, 15 635, nr. 3 (Memorie van Toelichting),
p.1)
Product: Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement, Stb.
1979/379
Waardering: B (1)
62.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van leden van het Europees Parlement
Periode: 1945–
Waardering: B (1, 5)
63.
Handeling: Het aanpassen van de bedragen met betrekking tot de schadeloosstelling
ten behoeve van de leden het Europees Parlement
Periode: 1979–
Grondslag: Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement,
5 juli 1979, Stb. 1979/379, art. 2 en 10
Waardering: V 10 jaar
66.
Handeling: Het toekennen van reiskostenvergoeding voor reizen binnen Nederland
Periode: 1979–1981
Grondslag: Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement,
5 juli 1979, Stb. 1979/379, art. 6
Opmerking: Alleen leden van het Europees Parlement die geen lid waren van de Eerste
of Tweede Kamer der Staten-Generaal kwamen voor deze vergoeding in aanmerking.
Waardering: V 10 jaar na toekenning
2.2.2 Ministers en staatssecretarissen
77.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een wet
over de rechtspositie van ministers en staatssecretarissen
Periode: 1993–
Product: Wet rechtspositie ministers en staatsecretarissen, Stb. 1993/718
Waardering: B (1)
78.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over vergoedingen aan ministers en staatssecretarissen
Periode: 1948–
Grondslag: Grondwet 1953, 22 maart 1953, Stb. 1953/261, art. 72
Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, 2 december 1993, Stb. 1993/718,
art. 2
Product: Besluit houdende toekenning van een vergoeding aan de ministers ter tegemoetkoming
in de representatiekosten, Stb. 1949/J 68
Besluit houdende toekenning van een vergoeding aan ministers voor representatiekosten,
Stb. 1953/426
Besluit tot het verlenen van een aanspraak op vakantieuitkering aan de ministers en
staatssecretarissen, Stb. 1956/410
Verhuis- en verblijfskostenbesluit Ministers en Staatssecretarissen, Stb. 1967/114
Besluit houdende vergoeding voor ministers en staatsecretarissen voor de kosten die
aan de vervulling van het ambt zijn verbonden, Stb. 1992/255
Vergoedingen kosten dienstauto, 26 januari 1999, Stb. 1999/127
Opmerking: Het voordragen van de amvb betreffende de representatiekosten van de ministers
werd gezamenlijk gedaan door de minister van Binnenlandse Zaken met de minister van
Algemene Zaken en de minister van Financiën.
Waardering: B (5)
79.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over een tegemoetkoming bij het overlijden van een minister
Periode: 1982–1993
Product: Besluit houdende eene regeling ten aanzien van de uitbetaling van bezoldiging
bij overlijden van Minister, leden van den Raad van State en krachtens Grondwet of
wet voor hun leven aangestelde ambtenaren en van de tegemoetkoming die na het overlijden
van die ambtenaren zal worden toegekeerd, 26 augustus 1931, Stb. 1931/384
Besluit houdende vaststelling van de regeling betreffende de uitkering die na het
overlijden van Ministers, Commissarissen der Konings, krachtens de Grondwet of wet
voor hun leven aangestelde ambtenaren, de Nationale Ombudsman en substituut-ombudsmannen
zal worden uitgekeerd, 28 april 1982, Stb. 1982/308
Waardering: B (1)
80.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van ministers en staatssecretarissen
Periode: 1945–
Waardering: B (1, 5)
81.
Handeling: Het jaarlijks vaststellen van hoogte van de maandelijkse vergoeding aan
ministers en staatsecretarissen voor de kosten die aan de vervulling van het ambt
zijn verbonden
Periode: 1992–
Grondslag: Besluit houdende vergoeding voor ministers en staatsecretarissen voor de
kosten die aan de vervulling van het ambt zijn verbonden, 15 mei 1992, Stb. 1992/255
Opmerking: De bedragen worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de index materiële
overheidsconsumptie. De gewijzigde bedragen worden vervolgens bekend gemaakt in de
Staatscourant.
Waardering: V 5 jaar
82.
Handeling: Het toekennen van een vergoeding aan ministers en staatssecretarissen voor
aansluitings-, abonnements- en gesprekskosten indien een privé telefoonaansluiting
voor dienstdoeleinden wordt aangewend.
Periode: 1950–1994
Grondslag: Besluit houdende regeling van de vergoeding aan ambtenaren van kosten verbonden
aan het gebruik van de privé-aansluiting voor dienstdoeleinden, 17 oktober 1950, Stb.
1950/K134
Besluit houdende regeling van de vergoeding aan ambtenaren van kosten verbonden aan
het gebruik van de privé-aansluiting voor dienstdoeleinden, 22 september 1977, Stb.
1977/527
Waardering: V 10 jaar na toekenning
83.
Handeling: Het, in overeenstemming, beslissen over gevallen die afwijken van de regeling
geregeld in het Verhuis- en verblijfskostenbesluit Ministers en Staatssecretarissen
Periode: 1967–
Grondslag: Verhuis- en verblijfskostenbesluit Ministers en Staatssecretarissen, 15
februari 1967, Stb. 1967/114, art. 6
Waardering: V 5 jaar
2.2.3 Commissarissen van de Koning
86.
Handeling: Het voeren van overleg met de commissarissen van de Koning over aan gelegenheden
van algemeen belang voor hun rechtspositie
Periode: 1994–
Grondslag: Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, 14 juni 1994, Stb. 1994/451,
art. 23
Opmerking: Het in artikel 23 van het Rechtspositiebesluit bedoelde overleg over aan
gelegenheden van algemeen belang voor de rechtspositie wordt in de regel gevoerd tijdens
het reguliere overleg van de minister met de commissarissen. Een vertegenwoordiging
van de bonden is hierbij niet aan de orde; het overeenstemming vereiste is ook niet
van toepassing. Er kan dus niet gesproken worden van een georganiseerd overleg in
de strikte zin van het woord.
Waardering: B (5)
87.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over de rechtspositie van de commissaris van de Koning en diens waarnemer
Periode: 1956–
Grondslag: Provinciewet, 25 januari 1962, Stb. 1962/17, art. 52 en 63;
Provinciewet, 10 september 1992, Stb. 1992/550, art. 65, lid 1, 72 en 77
Product: Besluit tot regeling van de vakantie-uitkering voor de Commissaris der Koningin,
20 maart 1956, Stb. 1956/159;
Besluit tot vaststelling van een regeling van een gratificatie bij ambtsjubilea van
de Commissarissen der Koningin, 12 juli 1969, Stb. 1969/328;
Besluit houdende vaststelling van de regeling betreffende de uitkering die na het
overlijden van Ministers, Commissarissen der Konings, krachtens de Grondwet of wet
voor hun leven aangestelde ambtenaren, de Nationale Ombudsman en substituut-ombudsmannen
zal worden uitgekeerd, 28 april 1982, Stb. 1982/308
Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, Stb. 1994/451
Waardering: B (1)
88.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over een tegemoetkoming bij het overlijden van een commissaris van de Koning
Periode: 1982–1993
Product: Besluit houdende eene regeling ten aanzien van de uitbetaling van bezoldiging
bij overlijden van Minister, leden van den Raad van State en krachtens Grondwet of
wet voor hun leven aangestelde ambtenaren en van de tegemoetkoming die na het overlijden
van die ambtenaren zal worden toegekeerd, 26 augustus 1931, Stb. 1931/384
Waardering: B (5)
89.
Handeling: Het (voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een
KB over) het wijzigen van de hoogte van het salaris van de commissaris van de Koning
Periode: 1994–
Grondslag: Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, 14 juni 1994, Stb. 1994/451,
art. 3.4
Opmerking: De hoogte van het salaris werd tot 1994 bij in de bijlage van het Bezoldigingsbesluit
Burgerlijke Rijksambtenaren geregeld, en is hier verder niet meegenomen.
Vanaf 1994 wordt het salaris van de commissaris van de Koning bij het Rechtspositiebesluit
commissarissen van de Koning geregeld.
Waardering: V 5 jaar na wijziging
91.
Handeling: Het besluiten de korting op de bezoldiging wegens het bewonen van een ambtswoning
door de commissaris van de Koning lager vast te stellen dat het wettelijk voorgeschreven
percentage
Periode: 1994–
Grondslag: Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, 14 juni 1994, Stb. 1994/451,
art. 9.2
Waardering: V 10 jaar na besluit
92.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van een commissaris van de Koning
Periode: 1945–
Waardering: B (1, 5)
93.
Handeling: Het toekennen van een uitkering overeenkomstig de normen van de wet op
de Arbeidsongeschiktheidsverzekering aan de gewezen commissaris van de Koning
Periode: 1994–1996
Grondslag: Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, 14 juni 1994, Stb. 1994/451,
art. 13.4 juncto Algemeen Rijksambtenarenreglement, 12 juni 1931, Stb. 1931/248, art.
42.4 en 44
Waardering: V 10 jaar na einde uitkering
95.
Handeling: Het vaststellen van nadere regelingen met betrekking tot het uitbetalen
van vakantie-uitkeringen en verplaatsings- en verblijfskosten aan commissarissen van
de Koning
Periode: 1956–
Grondslag: Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, 14 juni 1994, Stb. 1994/451,
art. 8
Product: Besluit tot regeling van de vakantie-uitkering voor de Commissaris der Koningin,
20 maart 1956, Stb. 1956/159
Waardering: B (5)
96.
Handeling: Het vaststellen van nadere regels omtrent het vergoeden van ziektekosten
voor een commissaris van de Koning
Periode: 1994–
Grondslag: Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, 14 juni 1994, Stb. 1994/451,
art. 13.4 juncto Algemeen Rijksambtenarenreglement, 12 juni 1931, Stb. 1931/248, art.
43 en 44.2
Waardering: B (5)
97.
Handeling: Het vaststellen van de hoogte van de interimuitkering ziektekosten voor
een commissaris van de Koning
Periode: 1994–
Grondslag: Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, 14 juni 1994, Stb. 1994/451,
art. 13.4 juncto Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982,25 maart 1982, Stb.
1982/173, Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel, Stb. 1994/608, art.
4.2
Opmerking: Zie voor de Interimregeling ziektekosten ambtenaren en het Besluit tegemoetkoming
ziektekosten rijkspersoneel, het institutioneel onderzoek Overheidspersoneel, deelbeleidsterrein
Arbeidsvoorwaarden Rijkspersoneel.
Waardering: V 5 jaar
98.
Handeling: Het (in bijzondere gevallen) verhogen van vergoeding van de persoon die
met de waarneming van het ambt van commissaris is belast
Periode: 1962–
Grondslag: Besluit tot regeling van de vergoeding voor de waarneming van het ambt
van commissaris des Konings, 10 juni 1963, Stb. 1963/249, zoals gewijzigd bij besluit
van 16 januari 1981, Stb. 21, art. 2;
Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, 14 juni 1994, Stb. 1994/451, art.
2
Waardering: V 10 jaar
99.
Handeling: Het toekennen van vergoedingen aan de commissaris van de Koning voor
-
– reis- en verblijfskosten
-
– verhuiskosten
-
– kosten van een privé-telefoon
-
– schadeloosstellingen vanwege het wegroepen van zijn verblijf buiten de provincie wegens
dringende redenen van dienstbelang
Periode: 1950–1993
Grondslag: Reisbesluit 1916, 29 oktober 1915, Stb. 1915/451, art. 1;
Besluit houdende regeling van de vergoeding aan ambtenaren van kosten verbonden aan
het gebruik van de privé-aansluiting voor dienstdoeleinden, 17 oktober 1950, Stb.
1950/K134;
Reisbesluit 1952, 23 september 1952, Stb. 1952/478, art. 1;
Reisbesluit 1956, 24 januari 1956, Stb. 1956/579, art. 1;
Reisbesluit 1971, 15 december 1970, Stb. 1970/602, art. 1;
Besluit houdende regeling van de vergoeding aan ambtenaren van kosten verbonden aan
het gebruik van de privé-aansluiting voor dienstdoeleinden, 22 september 1977, Stb.
1977/527;
Reisbesluit binnenland, 1 maart 1993, Stb. 1993/144, art. 1;
Rechtspositiebesluit commissarissen van de Koning, 14 juni 1994, Stb. 1994/451, art.
8 en 16.2
Waardering: V 10 jaar na toekenning
2.2.4 Burgemeesters
103.
Handeling: Het voeren van overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de
rechtspositie van burgemeesters met een vertegenwoordiging van de burgemeesters (Georganiseerd
Overleg burgemeesters)
Periode: 1967–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg burgemeesters, 12 oktober 1967, Stb. 1967/539,
art. 1;
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb. 1991/744,
51, 54;
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 48
Opmerking: Het secretariaat van dit overleg wordt gevoerd door een ambtenaar van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Dit levert zowel overlegverslagen op als correspondentie (er wordt ook schriftelijk
advies ingewonnen en standpunten dienen schriftelijk te worden bevestigd).
Waardering: B (5)
104.
Handeling: Het toelaten van een vakcentrale van verenigingen van ambtenaren tot het
Georganiseerd Overleg burgemeesters
Periode: 1967–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg burgemeesters, 12 oktober 1967, Stb. 1967/539,
art. 3;
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb. 1991/744,
art. 53;
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 50
Opmerking: Voorwaarden voor toelating zijn de toelating tot het centraal Georganiseerd
Overleg en het hebben van een bepaald percentage aangesloten burgemeesters van het
totaal aantal burgemeesters.
Waardering: V 5 jaar
105.
Handeling: Het vaststellen van een reglement van orde voor het Georganiseerd Overleg
burgemeesters
Periode: 1967–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg burgemeesters, 12 oktober 1967, Stb. 1967/539,
art. 8;
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb. 1991/744,
art. 59;
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 55.
Opmerking: Het reglement wordt vastgesteld na raadpleging van de vertegenwoordiging
van de burgemeesters.
Waardering: B (5)
106.
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren die namens de minister van Binnenlandse Zaken
het overleg voeren in het Georganiseerd Overleg burgemeesters en/of (plaatsvervangend)
voorzitter en secretaris van het overleg zijn
Periode: 1967–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg burgemeesters, 12 oktober 1967, Stb. 1967/539,
art. 4.1;
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb. 1991/744,
art. 54.2;
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 51.2
Waardering: V 5 jaar na einde aanwijzing
108.
Handeling: Het instellen van de Stuurgroep Personeelsbeleid voor Burgemeesters
Periode: 1996–
Waardering: B (4)
110.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over de rechtspositie en de bezoldiging van burgemeesters
Periode: 1945–
Grondslag: Ambtenarenwet 1929, art. 125.1
gemeentewet, 29 juni 1851, Stb. 1851/85, zoals gewijzigd bij wet van 28 juni 1948,
Stb. 1948/I257, art. 80
Gemeentewet, 14 februari 1992, Stb. 1992/96, art 66, 73 en 79
Product: Besluit houdende enkele voorzieningen omtrent de rechtspositie van de burgemeesters,
Stb. 1932/540
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1948, Stb. 1948/I440
Toelagebesluit burgemeesters 1951, Stb. 1951/422
Gratificatiebesluit burgemeesters 1952, Stb. 1953/453
Gratificatiebesluit burgemeesters 1953, Stb. 1953/463
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1954, Stb. 1954/251
Premiespaarregeling burgemeesters, Stb. 1964/54
Besluit georganiseerd overleg burgemeesters, Stb. 1967/539
Rechtspositiebesluit burgemeesters, Stb. 1971/295
Besluit houdende toekenning van een toelage aan burgemeesters, Stb. 1979/235
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1981, Stb. 1983/179
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, Stb. 1991/744
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462
Bezoldigingsbesluit burgemeester/secretaris, Stb. 1995/307
Waardering: B (1)
111.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van burgemeesters
Periode: 1945–
Waardering: B (1, 5)
113.
Handeling: Het, gehoord het Georganiseerd Overleg burgemeesters, herzien van de normbedragen
voor de bezoldiging en de ambtstoelage voor burgemeesters
Periode: 1981–
Grondslag: Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1981, 24 februari 1983, Stb. 1983/179,
art. 6.2;
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb. 1991/744,
art. 9.3 en 71.2;
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 8 lid 3, art. 16 lid
2 en 3 en art. 67 lid 2
Product: besluit van algemene strekking
Waardering: V 5 jaar na wijziging
115.
Handeling: Het voorbereiden van de voordracht van een KB ter goedkeuring van het besluit
van gedeputeerde staten tot plaatsing van een gemeente in een hogere klasse voor de
bepaling van hoogte van de bezoldiging van de burgemeester van die gemeente
Periode: 1948–1994
Grondslag: Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1948, 6 oktober 1948, Stb. 1948/I440
art. 5;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1954, 8 juni 1954, Stb. 1954/251, art. 5.2;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1981, 24 februari 1983, Stb. 1983/179, art. 4.2;
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb. 1991/744,
art. 8.3
Opmerking: Met de inwerkingtreding van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994
is de verplichte goedkeuring van het besluit van GS door de Kroon vervangen door een
verplichte toezending aan de minister. Deze kan op grond van de Provinciewet het besluit
van GS voordragen voor vernietiging; zie handeling nr. 102.
Waardering: B (5)
116.
Handeling: Het beoordelen van het besluit van gedeputeerde staten tot plaatsing van
een gemeente in een hogere klasse voor de bepaling van hoogte van de bezoldiging van
de burgemeester van die gemeente
Periode: 1994–
Grondslag: Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 7.3
Opmerking: Het besluit van gedeputeerde staten wordt aan de minister toegestuurd.
Indien de minister het niet eens is met dit besluit kan hij op grond van de Provinciewet
het besluit van GS voordragen voor vernietiging bij KB; zie ook handeling 41.
Waardering: B (5)
118.
Handeling: Het voordragen van een KB ter goedkeuring van het besluit van gedeputeerde
staten tot vaststelling van de bezoldiging van een burgemeester van een gemeente in
de laagste klasse
Periode: 1948–1954
Grondslag: Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1948, 6 oktober 1948, Stb. 1948/I440,
art. 8.1
Waardering: B (5)
120.
Handeling: Het, gehoord gedeputeerde staten, voordragen van een KB tot het vaststellen
van de hoogte van de bezoldiging van een burgemeester van een gemeente in de hoogste
klasse
Periode: 1948–1971
Grondslag: Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1948, 6 oktober 1948, Stb. 1948/I440,
art. 8.2;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1954, 8 juni 1954, Stb. 1954/251, art. 7.2
Waardering: B (5)
122.
Handeling: Het, gehoord de commissaris van de Koning, in bijzondere gevallen verhogen
van de bezoldiging en/of ambtstoelage van een burgemeester of een vervangend burgemeester
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse
Zaken tot vaststelling van een regeling voor de bezoldiging van burgemeesters Stcrt.
1943/107, art. 14;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1948, 6 oktober 1948, Stb. 1948/I440 art. 6, 15
en 23.4;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1954, 8 juni 1954, Stb. 1954/251, art. 6, 15 en
23.4;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1981, 24 februari 1983, Stb. 1983/179, art. 5, 7.6
en 22.3;
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb. 1991/744,
art. 10.6, 18 lid 5 en 6;
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 9.6 en 17.6
Opmerking: Het betreft de verlening van extra diensttijd en de verhoging wegens waarneming
in een andere gemeente.
Waardering: V 10 jaar na wijziging
124.
Handeling: Het, gehoord de commissaris van de Koning, vaststellen van de hoogte van
de ambtstoelage, tegemoetkoming en eventuele verhoging daarvan van een burgemeester
of vervangende burgemeester van een gemeente in de hoogste klasse
Periode: 1948–1971
Grondslag: Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1948, 6 oktober 1948, Stb. 1948/I440,
art. 19.3 en 20.3;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1954, 8 juni 1954, Stb. 1954/251, art. 19.2 en 20.2;
Waardering: V 5 jaar na wijziging
127.
Handeling: Het toekennen van een aanvullende uitkering aan een gewezen burgemeester
bij de aanvaarding van de functie van gedeputeerde
Periode: 1958–1991
Grondslag: Besluit houdende enkele voorzieningen omtrent de rechtspositie van de burgemeesters,
18 november 1932, Stb. 1932/540, zoals gewijzigd bij besluit van 9 oktober 1957, Stb.
1957/427, art. 10
Rechtspositiebesluit burgemeesters, 6 mei 1971, Stb. 1971/295, art. 17
Waardering: V 10 jaar na einde uitkering
128.
Handeling: Het gehoord de commissaris van de Koning, toekennen van een vergoeding
aan burgemeesters voor verplaatsings- en/of pensionkosten
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse
Zaken tot vaststelling van een regeling voor de bezoldiging van burgemeesters Stcrt.
1943/107, art. 25.4 en 5;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1948, 6 oktober 1948, Stb. 1948/I440, art. 20.3;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1954, 8 juni 1954, Stb. 1954/251, art. 20.4;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1981, 24 februari 1983, Stb. 1983/179, art. 18 lid
6 en 9
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb. 191/744,
art. 35.2 en 3 en 36.3;
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 31.4 en 32.3
Opmerking: De kosten komen ten laste van de gemeente.
Waardering: V 10 jaar na toekenning
129.
Handeling: Het, gedeputeerde staten gehoord, besluiten de korting op de bezoldiging
wegens het bewonen van een ambtswoning lager vast te stellen dan het wettelijk voorgeschreven
percentage
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandse
Zaken tot vaststelling van een regeling voor de bezoldiging van burgemeesters Stcrt.
1943/107, art. 20 lid 3;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1948, 6 oktober 1948, Stb. 1948/I440, art. 22.3;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1954, 8 juni 1954, Stb. 1954/251, art. 22.3;
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1981, 24 februari 1983, Stb. 1983/179, art. 19.3
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb. 1991/744,
art. 39.2;
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 35.2
Waardering: V 10 jaar
131.
Handeling: Het vaststellen van nadere regels over de toekenning van gratificaties
en vergoedingen aan burgemeesters
Periode: 1957–
Grondslag: Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1954, 8 juni 1954, Stb. 1954/251, zoals
gewijzigd bij besluit van 27 oktober 1960, Stb. 1960/431, art. 22a.4;
Besluit houdende enkele voorzieningen omtrent de rechtspositie van de burgemeesters,
18 november 1932, Stb. 1932/540, zoals gewijzigd bij besluit van 4 december 1956,
Stb. 1956/597, art. 3a.3
Rechtspositiebesluit burgemeesters, 6 mei 1971, Stb. 1971/295, zoals gewijzigd bij
besluit van 6 mei 1971, Stb. 1971/296, art. 19a.3
Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1981, 24 februari 1983, Stb. 1983/179, art. 17.2,
20
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb. 1991/744,
art. 35.3 en 37.3;
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 31.5 en 33.4;
Product: Beschikking vaste autokostenvergoeding, Stcrt. 1984/86
Waardering: B (5)
132.
Handeling: Het geven van nadere voorschriften ter uitvoering van de Premiespaarregeling
burgemeesters
Periode: 1964–1971
Grondslag: Premiespaarregeling burgemeesters, 18 februari 1964, Stb. 1964/54, art.
10
Waardering: B (5)
133.
Handeling: Het stellen van voorwaarden voor deelneming door (bank)instellingen aan
de uitvoering van de Premiespaarregeling burgemeesters
Periode: 1964–1971
Grondslag: Premiespaarregeling burgemeesters, 18 februari 1964, Stb. 1964/54, art.
4.1
Waardering: B (5)
134.
Handeling: Het uitvoeren van de Premiespaarregeling burgemeesters
Periode: 1964–1971
Grondslag: Premiespaarregeling burgemeesters, 18 februari 1964, Stb. 1964/54, art.
2, 4.3, 4a, 6 en 9
Waardering: V 10 jaar
137.
Handeling: Het geven van toestemming aan een gemeente om een gemeentelijke hypothecaire
lening aan een burgemeester voort te zetten na zijn ontslag
Periode: 1991–
Grondslag: Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb.
1991/744, art. 40.3;
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 36.3
Waardering: V 10 jaar na afloop lening
2.2.6 Voorzitters van gemeenschappelijke regelingen en openbare lichamen en drosten
143.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over de regeling van de rechtspositie van de voorzitter en/of secretaris en/of leden
van het bestuur van een openbaar lichaam of gemeenschappelijke regeling
Periode: 1965–
Grondslag onder meer:
Wet openbaar lichaam Rijnmond, 5 november 1964, Stb. 1964/427, art. 12.2 in samenhang
met de gemeentewet, 29 juni 1851, Stb. 1851/85, zoals gewijzigd Stb. 1931/89, art.
80;
Ambtenarenwet 1929, art. 125 juncto de Regeling Gewest ‘s-Gravenhage
Wet gemeenschappelijke regelingen, 20 december 1984, Stb. 1984/667, art. 21 lid 1
en 3, art. 50a.1, art. 52.1, art. 62, art. 74.1, art. 84.1; Ambtenarenwet 1929, art.
125 juncto Regeling Samenwerkingsorgaan Utrecht, 15 juli 1980, Stb. 1980/492 juncto
Gemeenschappelijke regeling Bestuur Regio Utrecht, 28 september 1995, Stb. 1995/468,
art. 25
Product onder meer:
Bezoldigingsbesluit voorzitter Rijnmond, Stb. 1965/539;
Rechtspositieregeling voorzitters pre-gewesten en wijziging van het Koninklijk besluit
van 27 november 1968 (Stb. 655), Stb. 1976/237;
Bezoldigingsbesluit voorzitter Gewest ‘s-Gravenhage, 6 oktober 1977, Stb. 1977/585
Bezoldigingsbesluit voorzitter Samenwerkingsorgaan Agglomeratie Utrecht, Stb. 1980/492
Waardering: B (1)
144.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van de voorzitter en/of secretaris
en/of leden van het bestuur van een openbaar lichaam of gemeenschappelijke regeling
Periode: 1945–
Waardering: B (1, 5)
146.
Handeling: Het, gehoord de commissaris van de Koning, vaststellen van de hoogte van
de ambtstoelage van een voorzitter van een pre-gewest
Periode: 1976–
Grondslag: Rechtspositieregeling voorzitter pre-gewesten, 29 maart 1976, Stb. 1976/237
juncto het Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1954, 8 juni 1954, Stb. 1954/251, art.
19
Waardering: V 5 jaar na wijziging
148.
Handeling: Het vaststellen bij KB van de hoogte van de bezoldiging van een voorzitter
van een pre-gewest of een gemeenschappelijke regeling
Periode: 1976–
Grondslag: Besluit tot vaststelling van het Bezoldigingsbesluit voorzitters Gewest
‘s-Gravenhage, 6 oktober 1977, Stb. 1977/585, art.1
Besluit houdende vaststelling van het Bezoldigingsbesluit voorzitter Gewest Twente,
15 juli 1980, Stb. 1980/491, art. 1
Besluit houdende vaststelling van het Bezoldigingsbesluit voorzitter Samenwerkingsorgaan
Agglomeratie Utrecht, 15 juli 1980, Stb. 1980/492, art. 1
Waardering: V 5 jaar na wijziging
149.
Handeling: Het, gedeputeerde staten gehoord, besluiten de korting op de bezoldiging
van een voorzitter van een pre-gewest of van het openbaar lichaam Rijnmond wegens
het bewonen van een ambtswoning lager vast te stellen dan het wettelijk voorgeschreven
percentage
Periode: 1965–
Grondslag: Bezoldigingsbesluit voorzitter Rijnmond, 26 november 1965, Stb. 1965/539,
art. 3
Rechtspositieregeling voorzitter pre-gewesten, 29 maart 1976, Stb. 1976/237 juncto
het Bezoldigingsbesluit burgemeesters 1954, 8 juni 1954, Stb. 1954/251, art. 22.3
Waardering: V 10 jaar
151.
Handeling: Het vaststellen van de jaarwedde en vergoedingen van de voorzitter en de
overige leden van het dagelijks bestuur, de leden van de bestuurscommissie, de secretaris
en de ontvanger van een openbaar lichaam
Periode: 1945–1986
Grondslag: Wet tot instelling van een openbaar lichaam voor de ingepolderde Wieringermeer
en ander aan te wijzen ingepolderde of in te polderen gedeelten van het IJsselmeer,
31 mei 1937, Stb. 1937/521, art. 17;
Wet openbaar lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders, 10 november 1955, Stb. 1955/521,
art. 8;
Bezoldigingsbesluit voorzitter Rijnmond, 26 november 1965, Stb. 1965/539, art. 1
Opmerking: De vergoedingen zijn o.m. de reis- en verblijfkosten en het presentiegeld.
Het vaststellen van de vergoedingen en jaarwedden betreffende het ingepolderde Wieringermeer
gebeurd in samenwerking met de Minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van
Financiën.
Waardering: V 10 jaar
153.
Handeling: Het, gehoord de commissaris van de Koning in de provincie Zuid-Holland,
vaststellen van een bijdrage in de (bijzondere) kosten voor het uitoefenen van het
ambt van voorzitter van het openbaar lichaam Rijnmond
Periode: 1965–1986
Grondslag: Bezoldigingsbesluit voorzitter Rijnmond, 26 november 1965, Stb. 1965/539,
art. 2
Waardering: V 10 jaar
154.
Handeling: Het, gehoord de commissaris van de Koning in de provincie Zuid-Holland,
toekennen van een vergoeding aan de voorzitter van het openbaar lichaam Rijnmond voor
verplaatsings- en/of pensionkosten
Periode: 1965–1986
Grondslag: Bezoldigingsbesluit voorzitter Rijnmond, 26 november 1965, Stb. 1965/539,
art. 3
Waardering: V 10 jaar na toekenning
156.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een KB
ter goedkeuring van een besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant inzake de
bezoldiging van de voorzitter, secretaris en de gedelegeerden van het college van
voorzitter en gedelegeerden van de agglomeratie Eindhoven
Periode: 1977–
Grondslag: Besluit agglomeratie Eindhoven, 5 januari 1977, Stb. 1977/4, art. 1, 4
en 6
Waardering: V 5 jaar na wijziging
161.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over een tegemoetkoming bij het overlijden van een lid van de Raad van State of een
staatsraad in buitengewone dienst
Periode: 1982–
Product: Besluit houdende eene regeling ten aanzien van de uitbetaling van bezoldiging
bij overlijden van Minister, leden van den Raad van State en krachtens Grondwet of
wet voor hun leven aangestelde ambtenaren en van de tegemoetkoming die na het overlijden
van die ambtenaren zal worden toegekeerd, 26 augustus 1931, Stb. 1931/384
Besluit houdende vaststelling van de regeling betreffende de uitkering die na het
overlijden van Ministers, Commissarissen der Konings, krachtens de Grondwet of wet
voor hun leven aangestelde ambtenaren, de Nationale Ombudsman en substituut-ombudsmannen
zal worden uitgekeerd, 28 april 1982, Stb. 1982/308
Waardering: V 10 jaar
167.
Handeling: Het (mede) voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van
een wet over de rechtspositie van de voorzitter en de leden van de Algemene Rekenkamer
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 186;
Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 193;
Grondwet 1983/1987/1995, art. 77.4
Product: Comptabiliteitswet Stb. 1927/259, art. 48, zoals gewijzigd bij wet van 9
april 1959, Stb. 1959/190
Wet tot verhoging van de salarissen en toelagen van de vice-president en de leden
van de Raad van State, benevens de verhoging van de ambtswedde van de voorzitter en
de leden van de Algemene Rekenkamer, Stb. 1959/190
Wet tot herziening van de salarissen van de vice-president en de leden van de Raad
van State, alsmede van de ambtswedden van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, en tot het stellen van regelen ten aanzien van vergoedingen voor staatsraden
in buitengewone dienst, Stb. 1963/110
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president
en de leden van de Raad van State, alsmede van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, 11 september 1964, Stb. 1964/387
Opmerking: zie ook handeling bij Raad van State, nr. 160
Waardering: B (5)
2.3.1 Raad van State
26.
Handeling: Het adviseren van de minister van Binnenlandse Zaken over de het toekennen
van een uitkering of pensioen aan ministers, staatssecretarissen en leden van de Tweede
Kamer
Periode: 1969–
Grondslag: Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, 10 december 1969, Stb. 1969/594,
art. 6 lid 3, 7 lid 3, 11 lid 3, 52 lid 2 en5,
Opmerking: Zie voor het nabestaandenpensioen hoofdstuk 2.
Waardering: B (1)
158.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van leden van de Raad van State
Periode: 1945–
Waardering: B (5)
159.
Handeling: Het (mede) voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van
een wet over de rechtspositie van de vice-president en de leden van de Raad van State
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 76–78;
Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 72.2 en 4;
Grondwet 1983/1987/1995, art. 74.5
Product: Wet tot regeling van de bezoldiging van den Raad van State, Stb.1925/573
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling voor de salariëring van de vice-president
en de leden van de Raad van State, Stb. 1951/320
Wet tot verhoging van de salarissen en toelagen van de vice-president en de leden
van de Raad van State, benevens de verhoging van de ambtswedde van de voorzitter en
de leden van de Algemene Rekenkamer, Stb. 1959/190
Wet tot herziening van de salarissen van de vice-president en de leden van de Raad
van State, alsmede van de ambtswedden van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, en tot het stellen van regelen ten aanzien van vergoedingen voor staatsraden
in buitengewone dienst, Stb. 1963/110
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president
en de leden van de Raad van State, alsmede van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, Stb. 1964/387
Waardering: B (1)
160.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
tot wijziging van de hoogte van de bezoldiging van de vice-president en de leden van
de Raad van State
Periode: 1945–
Product: Besluit houdende de herziening van de bezoldiging van den Vice-president
en de leden van den Raad van State, Stb. 1945/ F 166
Waardering: B (5)
162.
Handeling: Het (mede) voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van
een amvb over de hoogte van de vergoedingen voor de vice-president, de leden van de
Raad van State en de staatsraden in buitengewone dienst
Periode: 1963–
Grondslag: Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling voor de salariëring van
de vice-president en de leden van de Raad van State, 26 juli 1951, Stb. 1951/320,
zoals gewijzigd bij wet van 13 maart 1963, Stb. 1963/110, art. IV
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president
en de leden van de Raad van State, alsmede van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, 11 september 1964, Stb. 1964/387, art. 3 en zoals gewijzigd 10 maart 1993,
Stb. 1993/217 art. 2.4
Product: Besluit houdende regeling van de vergoeding voor staatsraden in buitengewone
dienst, Stb. 1972/314
Besluit houdende regeling van een vergoeding voor de vice-president van de Raad van
State en de staatsraden, alsmede de president en de overige leden in gewone dienst
van de Algemene Rekenkamer voor de kosten die aan de vervulling van het ambt zijn
verbonden, Stb. 1993/219
Opmerking: De reis- en verblijfkosten voor die staatsraden in buitengewone dienst
die buiten Den Haag wonen, worden vergoed op basis van de geldende vergoedingen van
reis- en verblijfkosten voor burgerlijke Rijksambtenaren.
Waardering: B (5)
163.
Handeling: Het, na overleg met de minister van Financiën, in bijzondere gevallen vaststellen
van een hogere vergoeding aan staatsraden in buitengewone dienst
Periode: 1971–
Grondslag: Besluit houdenden regeling van de vergoeding voor staatsraden in buitengewone
dienst, 9 juni 1972, Stb. 1972/314, art. 3
Waardering: V 10 jaar
2.3.2 Algemene Rekenkamer
166.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van leden van de Algemene Rekenkamer
Periode: 1945–
Waardering: B (1, 5)
168.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
voor de hoogte van de vergoeding voor plaatsvervangende leden en leden in buitengewone
dienst van de Algemene Rekenkamer
Periode: 1947–
Grondslag: Comptabiliteitswet, 21 juli 1927, Stb. 1927/259, art. 48
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president
en de leden van de Raad van State, alsmede van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, 11 september 1964, Stb. 1964/387, art. 5
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president
en de leden van de Raad van State, alsmede van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, 11 september 1964, zoals gewijzigd 10 maart 1993, Stb. 1993/217, art.
5
Product: Besluit tot vaststelling van de vergoeding aan plaatsvervangende leden en
van het tarief voor de aan hen toekomende schadeloosstelling voor reis- en verblijfkosten,
11 juni 1934, Stb. 1934/307
Besluit houdende vaststelling van de vergoeding aan plaatsvervangende leden, 18 augustus
1962, Stb. 1962/351
Besluit houdende herziening van de vergoeding voor plaatsvervangende leden, 19 juni
1968, Stb. 1968/357
Besluit houdende herziening van de vergoeding voor plaatsvervangende leden, 25 februari
1975, Stb. 1975/112
Besluit houdende regeling van de vergoeding voor leden in buitengewone dienst van
de Algemene Rekenkamer, Stb. 1992/538
Opmerking: Vanaf 1 januari 1992 werd het plaatsvervangend lidmaatschap vervangen door
het lidmaatschap in buitengewone dienst geworden.
Waardering: B (5)
2.3.3 Nationale ombudsman
171.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de rechtspositie en arbeidsvoorwaarden van de Nationale Ombudsman en
de substituut-ombudsman
Periode: 1945–
Waardering: B (1, 5)
172.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een wet
over de bezoldiging van de Nationale ombudsman en van de substituut-ombudsman
Periode: 1976–1981
Bron: TK 1976–1977, 14 778, nrs. 1–3
Product: Wet bezoldiging Nationale ombudsman, Stb. 1981/603
Waardering: B (5)
173.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over de regeling van de rechtspositie van de Nationale Ombudsman
Periode: 1989–
Grondslag: Wet Nationale Ombudsman, 4 februari 1981, Stb. 1981/35, art. 7 en 9
Product: Besluit houdende nadere regeling van de rechtspositie van de Nationale Ombudsman,
Stb. 1990/581
Waardering: B (1)
174.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over een tegemoetkoming bij het overlijden van de Nationale ombudsman of een substitituut-ombudsman
Periode: 1982–1989
Product: Besluit houdende eene regeling ten aanzien van de uitbetaling van bezoldiging
bij overlijden van Minister, leden van den Raad van State en krachtens Grondwet of
wet voor hun leven aangestelde ambtenaren en van de tegemoetkoming die na het overlijden
van die ambtenaren zal worden toegekeerd, 26 augustus 1931, Stb. 1931/384
Besluit houdende vaststelling van de regeling betreffende de uitkering die na het
overlijden van Ministers, Commissarissen der Konings, krachtens de Grondwet of wet
voor hun leven aangestelde ambtenaren, de Nationale Ombudsman en substituut-ombudsmannen
zal worden uitgekeerd, 28 april 1982, Stb. 1982/308
Waardering: V 10 jaar
178.
Handeling: Het jaarlijks herzien van de kostenvergoeding van de Nationale Ombudsman
en de substituut-ombudsman
Periode: 1990–
Grondslag: Besluit houdende nadere regeling van de rechtspositie van de Nationale
Ombudsman, 19 november 1990, Stb. 1990/581, zoals gewijzigd 21 augustus 1992, Stb.
1992/454
Opmerking: De bedragen worden jaarlijks herzien aan de hand van de index materiële
overheidsconsumptie. De herziene bedragen worden vervolgens in de Staatscourant bekend
gemaakt.
Het besluit van 1992 werkt terug tot 1 januari 1990.
Waardering: V 5 jaar
2.3.4 Kanselarij der Nederlandse Orden
2.4 Koninklijke hofhouding
181.
Handeling: Het voeren van overleg met de Hoofdcommissie van overleg voor het personeel
der koninklijke hofhouding inzake het personeelsbeleid
Periode: 1963–
Bron: Handelingen Tweede Kamer, 1969/1970, 10 685, nr. 3–4
Waardering: B (5)
182.
Handeling: Het vaststellen van nadere regels omtrent de uitvoering van het besluit
met betrekking tot de rechtspositie in rijksdienst van de administrateur en het personeel
van het Koninklijk Huis en de voormalige grondwerktuigkundige van het regeringsvliegtuig
Periode: 1956–
Grondslag: Besluit houdende bepalingen met betrekking tot de rechtspositie in rijksdienst
van de administrateur en het personeel van het Koninklijk Huis alsmede van de voormalige
grondwerktuigkundige van het regeringsvliegtuig, 22 december 1972, Stb. 1972/723
Waardering: V 10 jaar
183.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een wet
inzake het regelen van de financiering van de pensioenen van het personeel van de
Koninklijke Hofhouding
Periode: 1959–
Product: Wet houdende maatregelen terzake van de financiering van pensioenen van het
personeel der Koninklijke Hofhouding, Stb. 1959/96
Wet houdende maatregelen met betrekking tot de pensioenen van het personeel van het
Koninklijk Huis, Stb. 1960/314
Waardering: B (1)
184.
Handeling: Het machtigen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds om een overeenkomst
aan te gaan met de Stichting tot Verzorging van de pensioenen van het personeel van
de Koninklijk Hofhouding van het Huis van Oranje-Nassau
Periode: 1960–
Grondslag: Wet houdende regelen met betrekking tot de pensioenen van het personeel
van de Koninklijke Hofhouding, 27 juli 1960, Stb. 1960/314, art. 2
Waardering: V 5 jaar na einde machtiging
2.5 Nederlandse ambtenaren in internationale organisaties
186.
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
betreffende de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Product: O.a. beleidsnota’s, beleidsnotities, rapporten, adviezen, evaluaties
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Onder deze handeling valt ook:
-
– het voeren van overleg met de andere betrokken actoren op het beleidsterrein;
-
– het voorbereiden van een standpunt ter inbrenging in de ministerraadvergaderingen
voor beraad en besluitvorming betreffende het beleidsterrein;
-
– het voeren van overleg met / het leveren van bijdragen aan het overleg met het Staatshoofd
betreffende de arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek ambt
vervullen
-
– het voorbereiden van de Memorie van Toelichting op de Rijksbegroting betreffende de
arbeidsvoorwaarden van personen die een politiek of semi-politiek ambt vervullen;
-
– het aan een externe adviescommissie verzoeken om advies betreffende het beleidsterrein;
-
– het informeren van het kabinet van de Koningin over ontwikkelingen op het beleidsterrein;
-
– het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid.
Waardering: B (1)
187.
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren
in internationale organisaties
Periode: 1945–
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering: B (3)
188.
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende
de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 97;
Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 104;
Grondwet 1983/1987/1995, art. 68
Product: Brieven, notities
Waardering: B (2,3)
189.
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid betreffende de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale
organisaties
Periode: 1945–
Product: Brieven, notities
Waardering: B (3)
191.
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
betreffende de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Product: Brieven, notities
Waardering: V 3 jaar
192.
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de arbeidsvoorwaarden
van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Opmerking: Zie voor het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid handeling
1.
Waardering: V 3 jaar na vervallen.
N.B.: Van het gedrukte voorlichtingsmateriaal wordt één exemplaar bewaard. De voorbereidende
stukken worden vernietigd.
193.
Handeling: Het vaststellen van de opdracht en het eindproduct van een intern of extern
(wetenschappelijk) onderzoek betreffende de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale
organisaties
Periode: 1945–
Product: Offerte, brieven, onderzoeksrapporten
Opmerking: Onder vaststellen van het eindproduct wordt ook het in ontvangst nemen
van het eindproduct verstaan.
Waardering: B (1,2)
194.
Handeling: Het begeleiden van intern en extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende
de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Product: Notities, notulen, brieven
Waardering: V 5 jaar
195.
Handeling: Het verzamelen en bewerken van gegevens ten behoeve van intern (wetenschappelijk)
onderzoek betreffende de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Waardering: V 5 jaar
196.
Handeling: Het financieren van extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende de
arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Product: Rekeningen, declaraties
Waardering: V 7 jaar
197.
Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die
actief zijn op de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Product: Beschikkingen
Waardering: V 7 jaar, mits de rekening is goedgekeurd.
198.
Handeling: Het vaststellen van beoordelingsnormen, beleidsregels en wetsinterpreterende
regels inzake de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Waardering: B (1, 5)
199.
Handeling: Het (bij KB) instellen van commissie voor advisering over het beleid en
wet- en regelgeving ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale
organisaties
Periode: 1945–
Waardering: B (4)
200.
Handeling: Het (bij KB) benoemen van de leden, plaatsvervangende leden, secretaris
en adjunct-secretarissen van de adviescommissies
Periode: 1945–
Waardering: V 5 jaar na einde benoeming
201.
Handeling: Het instellen van organisatie-eenheden die zich bezig houden met de arbeidsvoorwaarden
van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Waardering: B (4)
202.
Handeling: Het deelnemen aan advies- en overlegcommissies waarvan het voorzitterschap
en/of secretariaat niet bij het ministerie berust
Periode: 1945–
Waardering: V 5 jaar
203.
Handeling: Het deelnemen aan het bestuur van privaatrechtelijke instellingen op het
gebied van de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Waardering: B (4)
204.
Handeling: Het oprichten en in stand houden van privaatrechtelijke instellingen op
het gebied van de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1945–
Waardering: B (4)
205.
Handeling: Het mede voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale
regelingen betreffende de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren in internationale organisaties
en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties
Periode: 1945–
Product: Internationale regelingen, nota’s, notities, rapporten
Waardering: B (1)
206.
Handeling: Het behartigen van de Nederlandse inbreng bij het personeelsbeleid en de
arbeidsvoorwaarden van de internationale organisaties waarvan Nederland lid is
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
207.
Handeling: Het adviseren van (inter)nationale overheidsorganen over Nederlandse regelingen
die van belang zijn voor Nederlandse ambtenaren in dienst van internationale organisaties
Periode: 1945–
Bron: Staatsalmanak 2000, I 15
Waardering: B (1)
208.
Handeling: Het coördineren van Europese onderwerpen die van belang zijn voor het overheidspersoneel
Periode: 1958–
Bron: Staatsalmanak 2000, I 15
Waardering: B (1)
209.
Handeling: Het voeren van overleg met een vakminister over de arbeidsvoorwaarden van
ambtenaren van die vakminister die in een internationale organisatie werkzaam zijn
Periode: 1945–
Waardering: B (5)
Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
73.
Handeling: Het voorbereiden van KB’s tot de benoeming en het ontslag van de gouverneurs
en tot de aanwijzing van de waarnemende gouverneurs van Suriname, de Nederlandse Antillen
Periode: 1945–1954
Grondslag: Surinaamse Staatsregeling, 23 april 1936 Stb. 1936/902, art. 11, 24, 25
en 26
Curaçaosche staatsregeling, 23 april 1936, Stb. 1936/903, art. 11, 24, 25 en 26
Interimregeling voor Suriname, 22 december 1949, Stb. 1949/J 575, art. 11.2, 23, 24
en 26
Interimregeling voor de Nederlandse Antillen, 28 september 1950, Stb. 1950/K 419,
art. 11.2, 23, 24 en 26
Waardering: B (5)
74.
Handeling: Het regelen van het verlof van de gouverneurs van Suriname en de Nederlandse
Antillen om hun ambtsgebieden te mogen verlaten
Periode: 1945–1954
Grondslag: Surinaamse Staatsregeling, 23 april 1936 Stb. 1936/902, art. 17 en 26
Curaçaosche staatsregeling, 23 april 1936, Stb. 1936/903, art. 17 en 26
Interimregeling voor Suriname, 22 december 1949, Stb. 1949/J 575, art. 17 en 25
Interimregeling voor de Nederlandse Antillen, 28 september 1950, Stb. 1950/K 419,
art. 17 en 26
Waardering: V 5 jaar
75.
Handeling: Het vaststellen van de wedde voor de gouverneurs van Suriname en de Nederlandse
Antillen
Periode: 1945–1954
Grondslag: Surinaamse Staatsregeling, 23 april 1936 Stb. 1936/902, art. 109
Curaçaosche staatsregeling, 23 april 1936, Stb. 1936/903, art. 109
Interimregeling voor Suriname, 22 december 1949, Stb. 1949/J 575, art.11.3 en 113
Interimregeling voor de Nederlandse Antillen, 28 september 1950, Stb. 1950/K 419,
art. 11.3 en 113
Waardering: V 5 jaar na wijziging
76.
Handeling: Het vaststellen van de hoogte van de vergoeding voor de gouverneur van
Suriname en de Nederlandse Antillen
Periode: 1945–1954
Grondslag: Surinaamse Staatsregeling, 23 april 1936 Stb. 1936/902, art. 109
Curaçaosche staatsregeling, 23 april 1936, Stb. 1936/903, art. 109
Interimregeling voor Suriname, 22 december 1949, Stb. 1949/J 575, art.11.3 en 113
Interimregeling voor de Nederlandse Antillen, 28 september 1950, Stb. 1950/K 419,
art. 11.3 en 113
Waardering: V 5 jaar na wijziging
Commissie van advies inzake de bezoldiging van burgemeesters
15.
Handeling: Het adviseren van de minister van Binnenlandse Zaken over de bezoldiging
van burgemeesters
Periode: 1947–1948
Bron: Stcrt. 1947/48
Product: Rapport van de commissie van advies inzake de bezoldiging van burgemeesters,
1948
Waardering: B (1)
Commissie Knelpunten Rechtspositie Gedeputeerden en Wethouders
16.
Handeling: Het verrichten van onderzoek naar en geven van oplossingen voor gebleken
knelpunten in de rechtspositie van leden van gedeputeerde staten en wethouders
Periode: 1975–
Bron: Stcrt. 1975/11 en 1975/29
Product: Interim-rapport Knelpunten Rechtspositie Gedeputeerden en Wethouders, 1976
Waardering: B (1)
Commissie van advies inzake de schadeloosstelling voor de leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
39.
Handeling: Het adviseren van de minister van Binnenlandse Zaken over de schadeloosstelling
van de leden van de Tweede Kamer
Periode: 1967
Bron: Handelingen Tweede Kamer, 1967–1968, 9 561, nr. 3
Waardering: B (1)
Advies- en arbitragecommissie
107.
Handeling: Het uitbrengen van advies of doen van een arbitrale uitspraak op een geschil
binnen het Georganiseerd Overleg burgemeesters
Periode: 1988–
Grondslag: Besluit georganiseerd overleg burgemeesters, 12 oktober 1967, Stb. 1967/539,
zoals gewijzigd bij besluit van 30 september 1988, Stb. 1988/524, art. 4i;
Rechtspositie- en bezoldigingsbesluit burgemeesters, 9 december 1991, Stb. 1991/744,
art. 65–67;
Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994, Stb. 1994/462, art. 62–63
Waardering: B (5)
Stuurgroep Personeelsbeleid voor Burgemeesters
109.
Handeling: Het adviseren van de minister van Binnenlandse Zaken over de het personeelsbeleid
voor burgemeesters
Periode: 1996–
Product: Rapport ‘Naar een personeelsbeleid voor burgemeesters’, december 1997
Waardering: B (1)
Adviescommissie Overheidspersoneel (AOP)
212.
Handeling: Het adviseren van de minister van Binnenlandse Zaken inzake de arbeidsvoorwaarden
en rechtspositie van Nederlandse ambtenaren in internationale organisaties
Periode: 1972–
Waardering: B (1)
Overige actoren
Minister van Financiën
22.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over pensionering en op wachtgeld stellen van leden van gedeputeerde staten
Periode: 1945–1955
Grondslag: Provinciale wet, 6 juli 1850, Stb. 1850/39, zoals gewijzigd 9 januari 1936,
Stb. 1936/300, artikel 62a
Product: Besluit tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld
in artikel 62a, negende lid, der Provinciale wet, 14 november 1936, Stb. 1936/352
Waardering: B (1)
23.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over pensionering en op wachtgeld stellen van wethouders
Periode: 1945–1955
Grondslag: Gemeentewet, 16 maart 1931, Stb. 1931/89, zoals gewijzigd 9 januari 1936,
Stb. 1936/300, artikel 101 lid 10
Product: Besluit tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld
in artikel 101, tiende lid, der Gemeentewet, 14 november 1936, Stb. 1936/351
Waardering: B (1)
78.
Handeling: Het (mede) voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van
een amvb over vergoedingen aan ministers en staatssecretarissen
Periode: 1948–
Grondslag: Grondwet 1953, 22 maart 1953, Stb. 1953/261, art. 72
Product: Besluit houdende toekenning van een vergoeding aan ministers voor representatiekosten,
Stb. 1953/426
Opmerking: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van dit amvb
werd gezamenlijk gedaan door de minister van Binnenlandse Zaken met de minister van
Algemene Zaken en de minister van Financiën.
Waardering: B (5)
83.
Handeling: Het, in overeenstemming, beslissen over gevallen die afwijken van de regeling
geregeld in het Verhuis- en verblijfskostenbesluit Ministers en Staatssecretarissen
Periode: 1967–
Grondslag: Verhuis- en verblijfskostenbesluit Ministers en Staatssecretarissen, 15
februari 1967, Stb. 1967/114, art. 6
Waardering: V 5 jaar
152.
Handeling: Het vaststellen van de jaarwedde en vergoedingen van de voorzitter en de
overige leden van het dagelijks bestuur, de leden van de bestuurscommissie, de secretaris
en de ontvanger van het openbaar lichaam voor de ingepolderde Wieringermeer
Periode: 1945–1967
Grondslag: Wet tot instelling van een openbaar lichaam voor de ingepolderde Wieringermeer
en ander aan te wijzen ingepolderde of in te polderen gedeelten van het IJsselmeer,
31 mei 1937, Stb. 1937/521, art. 17
Opmerking: De vergoedingen zijn o.m. de reis- en verblijfkosten en het presentiegeld.
Het vaststellen van de vergoedingen en jaarwedden betreffende het ingepolderde Wieringermeer
gebeurd in samenwerking met de Minister van Binnenlandse Zaken.
Waardering: V 5 jaar na wijziging
159.
Handeling: Het (mede) voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van
een wet over de rechtspositie van de vice-president en de leden van de Raad van State
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 76–78;
Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 72.2 en 4;
Grondwet 1983/1987/1995, art. 74.5
Product: Wet tot regeling van de bezoldiging van den Raad van State, Stb.1925/573
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling voor de salariëring van de vice-president
en de leden van de Raad van State, Stb. 1951/320
Wet tot verhoging van de salarissen en toelagen van de vice-president en de leden
van de Raad van State, benevens de verhoging van de ambtswedde van de voorzitter en
de leden van de Algemene Rekenkamer, Stb. 1959/190
Wet tot herziening van de salarissen van de vice-president en de leden van de Raad
van State, alsmede van de ambtswedden van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, en tot het stellen van regelen ten aanzien van vergoedingen voor staatsraden
in buitengewone dienst, Stb. 1963/110
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president
en de leden van de Raad van State, alsmede van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, Stb. 1964/387
Waardering: B (1)
162.
Handeling: Het (mede) voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van
een amvb over de hoogte van de vergoedingen voor de vice-president, de leden van de
Raad van State en de staatsraden in buitengewone dienst
Periode: 1963–
Grondslag: Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling voor de salariëring van
de vice-president en de leden van de Raad van State, 26 juli 1951, Stb. 1951/320,
zoals gewijzigd bij wet van 13 maart 1963, Stb. 1963/110, art. IV
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president
en de leden van de Raad van State, alsmede van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, 11 september 1964, Stb. 1964/387, art. 3 en zoals gewijzigd 10 maart 1993,
Stb. 1993/217 art. 2.4
Product: Besluit houdende regeling van de vergoeding voor staatsraden in buitengewone
dienst, Stb. 1972/314
Besluit houdende regeling van een vergoeding voor de vice-president van de Raad van
State en de staatsraden, alsmede de president en de overige leden in gewone dienst
van de Algemene Rekenkamer voor de kosten die aan de vervulling van het ambt zijn
verbonden, Stb. 1993/219
Opmerking: De reis- en verblijfkosten voor die staatsraden in buitengewone dienst
die buiten Den Haag wonen, worden vergoed op basis van de geldende vergoedingen van
reis- en verblijfkosten voor burgerlijke Rijksambtenaren.
Waardering: B (5)
164.
Handeling: Het voeren van overleg met de minister van Binnenlandse Zaken over het
vaststellen van de vergoeding van een staatsraad in buitengewone dienst op een afwijkend
bedrag
Periode: 1972–
Grondslag: Besluit houdende regeling van de vergoeding voor staatsraden in buitengewone
dienst, 9 juni 1972, Stb. 1972/314, art. 3
Waardering: V 10 jaar
167.
Handeling: Het (mede) voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van
een wet over de rechtspositie van de voorzitter en de leden van de Algemene Rekenkamer
Periode: 1945–
Grondslag: Grondwet 1938/1946/1948, art. 186;
Grondwet 1953/1956/1963/1972, art. 193;
Grondwet 1983/1987/1995, art. 77.4
Product: Comptabiliteitswet Stb. 1927/259, art. 48, zoals gewijzigd bij wet van 9
april 1959, Stb. 1959/190
Wet tot verhoging van de salarissen en toelagen van de vice-president en de leden
van de Raad van State, benevens de verhoging van de ambtswedde van de voorzitter en
de leden van de Algemene Rekenkamer, Stb. 1959/190
Wet tot herziening van de salarissen van de vice-president en de leden van de Raad
van State, alsmede van de ambtswedden van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, en tot het stellen van regelen ten aanzien van vergoedingen voor staatsraden
in buitengewone dienst, Stb. 1963/110
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president
en de leden van de Raad van State, alsmede van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, 11 september 1964, Stb. 1964/387
Opmerking: zie ook handeling bij Raad van State, nr. 160
Waardering: B (5)
168.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
voor de hoogte van de vergoeding voor plaatsvervangende leden en leden in buitengewone
dienst van de Algemene Rekenkamer
Periode: 1945–
Grondslag: Comptabiliteitswet, 21 juli 1927, Stb. 1927/259, art. 48
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president
en de leden van de Raad van State, alsmede van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, 11 september 1964, Stb. 1964/387, art. 5
Wet houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president
en de leden van de Raad van State, alsmede van de voorzitter en de leden van de Algemene
Rekenkamer, 11 september 1964, zoals gewijzigd 10 maart 1993, Stb. 1993/217, art.
5
Product: Besluit tot vaststelling van de vergoeding aan plaatsvervangende leden en
van het tarief voor de aan hen toekomende schadeloosstelling voor reis- en verblijfkosten,
11 juni 1934, Stb. 1934/307
Besluit houdende vaststelling van de vergoeding aan plaatsvervangende leden, 18 augustus
1962, Stb. 1962/351
Besluit houdende herziening van de vergoeding voor plaatsvervangende leden, 19 juni
1968, Stb. 1968/357
Besluit houdende herziening van de vergoeding voor plaatsvervangende leden, 25 februari
1975, Stb. 1975/112
Besluit houdende regeling van de vergoeding voor leden in buitengewone dienst van
de Algemene Rekenkamer, Stb. 1992/538
Opmerking: Vanaf 1 januari 1992 werd het plaatsvervangend lidmaatschap vervangen door
het lidmaatschap in buitengewone dienst geworden.
Waardering: B (5)
169.
Handeling: Het toekennen van uitkeringen en vergoedingen aan plaatsvervangende leden
en leden in buitengewone dienst van de Algemene Rekenkamer
Periode: 1945–
Grondslag: Besluit tot vaststelling van de vergoeding aan plaatsvervangende leden
der Algemene Rekenkamer en van het tarief voor de aan hen toekomende schadeloosstelling
voor reis- en verblijfskosten, 11 juni 1934, Stb. 1934/307;
Wet tot verhoging van de salarissen en toelagen van de vice-president en de leden
van de Raad van State, benevens verhoging van de ambtswedden van de voorzitter en
de leden van de Algemene Rekenkamer, 9 april 1959, Stb. 1959/190 juncto Besluit houdende
toekenning van een uitkering over het jaar 1955 en van een uitkering over het tijdvak
van 1 september 1956 tot 1 januari 1957 aan Rijkspersoneel, burgemeesters, personeel
van de gemeentepolitie en personeel van onderwijsinrichtingen en -instellingen, 25
juni 1957, Stb. 1957/252
Besluit houdende vaststelling van de vergoeding aan plaatsvervangende leden, 18 augustus
1962, Stb. 1962/351, art. 1–2
Besluit houdende herziening van de vergoeding voor plaatsvervangende leden, 19 juni
1968, Stb. 1968/357, art. 1
Besluit houdende herziening van de vergoeding voor plaatsvervangende leden, 25 februari
1975, Stb. 1975/112, art 1
Besluit houdende regeling van de vergoeding voor leden in buitengewone dienst van
de Algemene Rekenkamer, 21 september 1992, Stb. 1992/538, art. 5
Opmerking: Onder vergoedingen wordt verstaan de presentiegelden, maar ook de vergoedingen
inzake reis- en verblijfkosten.
Vanaf 1 januari 1992 werd het plaatsvervangend lidmaatschap vervangen door het lidmaatschap
in buitengewone dienst geworden.
Waardering: V 10 jaar na einde toekenning
183.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een wet
inzake het regelen van de financiering van de pensioenen van het personeel van de
Koninklijke Hofhouding
Periode: 1959–
Grondslag: –
Product: Wet houdende maatregelen terzake van de financiering van pensioenen van het
personeel der Koninklijke Hofhouding, Stb. 1959/96
Wet houdende maatregelen met betrekking tot de pensioenen van het personeel van het
Koninklijk Huis, Stb. 1960/314
Waardering: B (1)
184.
Handeling: Het machtigen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds om een overeenkomst
aan te gaan met de Stichting tot Verzorging van de pensioenen van het personeel van
de Koninklijk Hofhouding van het Huis van Oranje-Nassau
Periode: 1960–
Grondslag: Wet houdende regelen met betrekking tot de pensioenen van het personeel
van de Koninklijke Hofhouding, 27 juli 1960, Stb. 1960/314, art. 2
Waardering: V 5 jaar na einde machtiging
185.
Handeling: Het verstrekken van een bedrag aan de Stichting tot verzorging van de pensioenen
van het personeel van de Koninklijke Hofhouding van het Huis van Oranje-Nassau ten
behoeve van de dekking van pensioenaanspraken over in het verleden vervulde diensttijd
Periode: 1959–
Grondslag: Wet houdende maatregelen ter zake van de financiering van pensioenen van
het personeel der Koninklijke Hofhouding, 4 maart 1959, Stb. 1959/96
Waardering: V 10 jaar
209.
Handeling: Het voeren van overleg met een vakminister over de arbeidsvoorwaarden van
ambtenaren van die vakminister die in een internationale organisatie werkzaam zijn
Periode: 1945–
Waardering: B (5)
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
36.
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van regels
voor een goede toepassing van het toekennen van een toeslag verband houdende met het
verschuldigd zijn van de premies ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet.
Periode: 1989–
Grondslag: Wet houdende voorzieningen ten behoeve van de leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal en belanghebbenden in de zin van de Algemene pensioenwet politieke
ambtsdragers in verband met de voorstellen van de loonbelasting en de inkomensbelasting,
28 december 1989, Stb. 1989/591
Waardering: B (1)
Minister van Verkeer en Waterstaat
140.
Handeling: Het voorbereiden van de vaststelling, wijziging en intrekking van een amvb
over de rechtspositie van de voorzitters van waterschappen
Periode: 1991–
Grondslag: Waterschapswet, 6 juni 1991, Stb. 1991/379, art. 49
Product: Rechtspositiebesluit voorzitters waterschappen, 17 oktober 1991, Stb. 1991/560
Waardering: B (1)
152.
Handeling: Het vaststellen van de jaarwedde en vergoedingen van de voorzitter en de
overige leden van het dagelijks bestuur, de leden van de bestuurscommissie, de secretaris
en de ontvanger van het openbaar lichaam voor de ingepolderde Wieringermeer
Periode: 1945–1967
Grondslag: Wet tot instelling van een openbaar lichaam voor de ingepolderde Wieringermeer
en ander aan te wijzen ingepolderde of in te polderen gedeelten van het IJsselmeer,
31 mei 1937, Stb. 1937/521, art. 17
Opmerking: De vergoedingen zijn o.m. de reis- en verblijfkosten en het presentiegeld.
Het vaststellen van de vergoedingen en jaarwedden betreffende het ingepolderde Wieringermeer
gebeurd in samenwerking met de Minister van Binnenlandse Zaken.
Waardering: V 10 jaar
Vakminister
210.
Handeling: Het voeren van overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en de minister
van Financiën over de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren van de vakminister die in
een internationale organisatie werkzaam zijn
Periode: 1945–
Waardering: B (1)
215.
Handeling: Het voorbereiden van bijdragen aan expertgroepen van de Europese Commissie
inzake de arbeidsvoorwaarden van internationale ambtenaren en het opstellen van verslagen
over de geleverde bijdrage
Periode: 1958–
Waardering: B (1)
216.
Handeling: Het opstellen van concept-informatiefiches over voorstellen, mededelingen
en Groenboeken van de Europese Commissie op het gebied van de arbeidsvoorwaarden van
internationale ambtenaren
Periode: 1958–
Product: Concept-fiches
Opmerking: De interdepartementale WBNC stelt de informatiefiches vast (de handeling
hiervoor is opgenomen in het concept-RIO ‘Gedane Buitenlandse Zaken’).
Waardering: V 5 jaar
217.
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van Raadswerkgroepen met betrekking
tot de arbeidsvoorwaarden van internationale ambtenaren en het opstellen van verslagen
van deze vergaderingen
Periode: 1958–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd
worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.
De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.
Waardering: V 5 jaar
218.
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc Raden/Attachés met betrekking
tot de arbeidsvoorwaarden van internationale ambtenaren en het opstellen van verslagen
van deze vergaderingen
Periode: 1958–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd
worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.
De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.
Waardering: V 5 jaar
219.
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van het Coreper met betrekking tot de
arbeidsvoorwaarden van internationale ambtenaren en het opstellen van verslagen van
deze vergaderingen
Periode: 1958–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd
worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.
De instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiger in het Coreper (de PV) worden
vastgesteld in interdepartementaal overleg onder leiding van het ministerie van Buitenlandse
Zaken
De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.
Waardering: V 5 jaar
220.
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc High Level groepen met betrekking
tot de arbeidvoorwaarden van internationale ambtenaren en het opstellen van verslagen
van deze vergaderingen
Periode: 1958–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd
worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.
De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.
Waardering: V 5 jaar
221.
Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake agendapunten van Raadsvergaderingen
met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van internationale ambtenaren en het opstellen
van verslagen van Raadsvergaderingen
Periode: 1958–
Opmerking: Nationale standpunten en onderhandelingsposities inzake agendapunten van
Raadsvergaderingen komen tot stand in de Coördinatiecommissie voor Europese Integratie-
en Associatieproblemen (CoCo).
Waardering: B (1)
222.
Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake algemene en op langere
termijn spelende zaken van EU-belang inzake de arbeidsvoorwaarden van internationale
ambtenaren
Periode: 1958–
Opmerking: Overleg hierover in de Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau (CoCoHan)
leidt tot algemene rapporten aan de betrokken ministers.
Waardering: B (1)
223.
Handeling: Het voordragen van personen voor benoeming in een raadgevend comité, beheercomité
of reglementeringscomité
Periode: 1958–
Opmerking: De Raad benoemt de leden van de comités.
Waardering: V 5 jaar na einde benoeming
224.
Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten inzake door de Europese Commissie
voorgestelde uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van internationale
ambtenaren, die besproken worden in een raadgevend comité, een beheercomité of een
reglementeringscomité, en het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze comités
Periode: 1958–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd
worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.
Wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke ministerie
het coördinatie-overleg.,
Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordigers
in de comités.
Waardering: B (1)
225.
Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten over door de Europese Commissie
voorgenomen besluiten, maatregelen en onderhandelingen met derde landen met betrekking
tot de arbeidsvoorwaarden van internationale ambtenaren, voorzover deze niet zijn
vastgelegd in Raadsbesluiten en worden besproken in commissies en werkgroepen, en
het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze commissies en werkgroepen
Periode: 1958–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd
worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.
Wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke ministerie
het coördinatie-overleg.,
Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordigers
in de comités.
Waardering: B (1)
226.
Handeling: Het opstellen van een plan ter implementatie van een door de Raad vast
te stellen besluit betreffende arbeidsvoorwaarden van internationale ambtenaren
Periode: 1993–
Grondslag: Aanwijzingen voor de regelgeving, 1992, Stcrt. 1992/230, nr. 334
Product: Implementatieplan
Opmerking: Het betreft hier plannen ter implementatie van richtlijnenen en verordeningen
die onderworpen zijn aan de samenwerkingsprocedure of de mede beslissingsprocedure
(co-decisie) van Raad en Europees Parlement. Het implementatieplan moet binnen een
maand nadat de Raad het gemeenschappelijk standpunt heeft vastgesteld voorgelegd worden
aan de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen.
Waardering: B (1)
227.
Handeling: Het voordragen aan de Europese Commissie van deskundigen belast met de
controle op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende
arbeidsvoorwaarden van internationale ambtenaren
Periode: 1958–
Grondslag: Richtlijnen
Product: Besluit
Waardering: V 5 jaar na einde benoeming
Hoofd van de Inspectie der directe belastingen te ’s-Gravenhage
38.
Handeling: Het doen van mededeling aan de minister van Binnenlandse Zaken over de
hoogte van de neveninkomsten van een lid van de Tweede Kamer
Periode: a. 1968–1995
Grondslag: Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, 19 december 1990, Stb. 1990/622,
art. 4
Opmerking: Een Tweede Kamerlid verstrekt jaarlijks aan het Hoofd van de Belastingdienst
Particulieren 's-Gravenhage een opgave van zijn neveninkomsten of geeft een verklaring
af dat zijn neveninkomsten een bepaald, in de wet genoemd bedrag niet te boven zijn
gegaan. Het hoofd van de belastingdienst doet hiervan mededeling aan de minister van
Binnenlandse Zaken die naar aanleiding van de opgave van de neveninkomsten het bedrag
van de schadeloosstelling dient aan te passen.
Waardering: V 5 jaar
67.
Handeling: Het doen van mededeling aan de minister van Binnenlandse Zaken over de
hoogte van de neveninkomsten van een lid van het Europees Parlement
Periode: 1979–1996
Grondslag: Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement,
5 juli 1979, Stb. 1979/379, art. 4
Opmerking: Een lid van het Europees Parlement verstrekt jaarlijks aan het Hoofd van
de Inspectie der directe belastingen te 's-Gravenhage een opgave van zijn neveninkomsten
of geeft een verklaring af dat zijn neveninkomsten een bepaald, in de wet genoemd
bedrag niet te boven zijn gegaan. Het hoofd van de inspectie doet hiervan mededeling
aan de minister van Binnenlandse Zaken die naar aanleiding van de opgave van de neveninkomsten
het bedrag van de schadeloosstelling dient aan te passen.
Waardering: V 5 jaar
Hoofd van de eenheid Belastingsdienst/Particulieren Den Haag
38.
Handeling: Het doen van mededeling aan de minister van Binnenlandse Zaken over de
hoogte van de neveninkomsten van een lid van de Tweede Kamer
Periode: 1996–
Grondslag: Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, 19 december 1990, Stb. 1990/622,
art. 4
Opmerking: Een Tweede Kamerlid verstrekt jaarlijks aan het Hoofd van de Belastingdienst
Particulieren ’s-Gravenhage een opgave van zijn neveninkomsten of geeft een verklaring
af dat zijn neveninkomsten een bepaald, in de wet genoemd bedrag niet te boven zijn
gegaan. Het hoofd van de belastingdienst doet hiervan mededeling aan de minister van
Binnenlandse Zaken die naar aanleiding van de opgave van de neveninkomsten het bedrag
van de schadeloosstelling dient aan te passen.
Waardering: V 5 jaar
67.
Handeling: Het doen van mededeling aan de minister van Binnenlandse Zaken over de
hoogte van de neveninkomsten van een lid van het Europees Parlement
Periode: 1996–
Grondslag: Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement,
5 juli 1979, Stb. 1979/379, art. 4
Opmerking: Een lid van het Europees Parlement verstrekt jaarlijks aan het Hoofd van
de Inspectie der directe belastingen te 's-Gravenhage een opgave van zijn neveninkomsten
of geeft een verklaring af dat zijn neveninkomsten een bepaald, in de wet genoemd
bedrag niet te boven zijn gegaan. Het hoofd van de inspectie doet hiervan mededeling
aan de minister van Binnenlandse Zaken die naar aanleiding van de opgave van de neveninkomsten
het bedrag van de schadeloosstelling dient aan te passen.
Waardering: V 5 jaar