Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 6 januari 2004, nr. 5262049/03/6, Directie Wetgeving, Sector Privaatrecht,
Gelet op artikel 7, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
De Raad van State gehoord (advies van 29 januari 2004, nr. W03.040012/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 11 februari 2004, nr. 5268906/04/6;
Hebben goedgevonden en verstaan: