Besluit adviescommissie ongeschiktheidsontslag rechterlijke ambtenaren

Geraadpleegd op 03-12-2024.
Geldend van 02-12-2003 t/m heden

Besluit van 6 oktober 2003, houdende regels met betrekking tot de adviescommissie voor ontslag van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren vanwege ongeschiktheid tot het verrichten van hun taak, anders dan wegens ziekte (Besluit adviescommissie ongeschiktheidsontslag rechterlijke ambtenaren)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 12 augustus 2003, 5233289/03/6;

Gelet op artikel 46l, derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

De Raad van State gehoord (advies van 17 september 2003, nr. W03.03.0346/I;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 25 september 2003, nr. 5246794/03/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Er is een adviescommissie ongeschiktheidsontslag rechterlijke ambtenaren, hierna te noemen: de commissie.

Artikel 2

  • 1 De commissie bestaat uit:

    • a. een president van een gerecht;

    • b. een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast;

    • c. een lid van een gerechtsbestuur, niet zijnde president.

  • 2 Een lid van de commissie kan niet lid zijn van de Hoge Raad of de Raad voor de rechtspraak.

  • 3 De leden, bedoeld in het eerste lid, zijn werkzaam bij verschillende gerechten.

  • 4 De leden, bedoeld in het eerste lid, onder a en c, worden aangewezen door de Raad voor de rechtspraak. Het lid, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt aangewezen door de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak.

  • 5 Voor elk lid wordt een plaatsvervanger aangewezen overeenkomstig het eerste tot en met vierde lid, met dien verstande dat indien het lid, bedoeld in het eerste lid, onder c, een rechterlijk lid van een gerechtsbestuur is, als diens plaatsvervanger een niet-rechterlijk lid van een gerechtsbestuur wordt aangewezen en indien dat lid een niet-rechterlijk lid van een gerechtsbestuur is, als diens plaatsvervanger een rechterlijk lid van een gerechtsbestuur wordt aangewezen. Een lid van de commissie wordt in ieder geval vervangen door zijn plaatsvervanger indien de adviesaanvraag betrekking heeft op een rechterlijk ambtenaar die werkzaam is bij hetzelfde gerecht als dat lid. Het lid, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt in ieder geval vervangen indien de adviesaanvraag betrekking heeft op een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar die werkzaam is bij het parket bij de Hoge Raad.

  • 6 Voor de gevallen dat de adviesaanvraag betrekking heeft op een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar die werkzaam is bij het parket bij de Hoge Raad, wordt voor het lid, bedoeld in het eerste lid, onder b, als plaatsvervanger aangewezen een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar die werkzaam is bij het parket bij de Hoge Raad, niet zijnde de procureur-generaal bij de Hoge Raad of diens plaatsvervanger. Deze plaatsvervanger wordt aangewezen door de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak.

  • 7 Als voorzitter en als plaatsvervangend voorzitter van de commissie treden op het lid, bedoeld in het eerste lid, onder a, en diens plaatsvervanger.

  • 8 De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie worden door Onze Minister benoemd voor een periode van vijf jaar.

  • 9 De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie kunnen worden herbenoemd.

Artikel 3

  • 1 Een lid of een plaatsvervangend lid van de commissie wordt op diens verzoek door Onze Minister ontheven van zijn lidmaatschap van de commissie.

  • 2 Indien een lid of een plaatsvervangend lid van de commissie de ingevolge artikel 2, eerste, vijfde of zesde lid, vereiste hoedanigheid verliest, wordt hij door Onze Minister ontheven van zijn lidmaatschap.

  • 3 Degene die wordt benoemd tot lid of plaatsvervangend lid van de commissie in de plaats van degene die wordt ontheven van het lidmaatschap als bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt in afwijking van artikel 2, achtste lid, benoemd voor het resterende gedeelte van de benoemingsperiode van zijn voorganger.

Artikel 4

Het secretariaat van de commissie wordt verzorgd door ambtenaren van het bureau van de Raad voor de rechtspraak.

Artikel 5

  • 1 De commissie hoort degene op wiens voorgenomen ontslag de adviesaanvraag betrekking heeft en de president van het gerecht waar de betrokkene werkzaam is of diens vervanger. Hiervan wordt een schriftelijk verslag opgemaakt.

  • 2 De commissie kan de in het eerste lid bedoelde personen alsmede degene op wiens verzoek advies wordt uitgebracht vragen om stukken of inlichtingen te verstrekken.

  • 3 Indien het verstrekken van inlichtingen, bedoeld in het tweede lid, mondeling geschiedt, wordt hiervan een schriftelijk verslag opgemaakt.

  • 5 Ten aanzien van een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar die werkzaam is bij het parket bij de Hoge Raad wordt voor de toepassing van dit artikel onder «president van het gerecht» verstaan: de procureur-generaal bij de Hoge Raad.

Artikel 7

  • 1 Binnen zes weken na ontvangst van de adviesaanvraag brengt de commissie haar advies uit aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad dan wel Onze Minister.

  • 2 De commissie kan de in het eerste lid genoemde termijn met twee weken verlengen.

  • 3 De commissie stelt aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad dan wel Onze Minister stukken en schriftelijk verkregen inlichtingen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, en schriftelijke verslagen als bedoeld in artikel 5, eerste en derde lid, ter beschikking.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit adviescommissie ongeschiktheidsontslag rechterlijke ambtenaren.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 oktober 2003

Beatrix

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de eerste december 2003

De Minister van Justitie ,

J. P. H. Donner