Basisselectiedocument voor archiefbescheiden op het beleidsterrein emancipatie en
gelijke behandeling
[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]
Vaststelling BSD
In maart 2002 is het ontwerp-BSD door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
de minister van Defensie, de minister van Financiën, de minister van Justitie, de
minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid, de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap, de minister van Verkeer en Waterstaat, de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu,
aan de Staatssecretaris van OCW aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend
bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen
van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het BSD naar de RvC is
verstuurd. Vanaf 1 juli 2002 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke
inzage bij de registratiebalie van het Nationaal Archief evenals in de bibliotheken
van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het ministerie van Defensie,
het ministerie van Financiën, het ministerie van Justitie, het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Voedselveiligheid, het ministerie van Verkeer en Waterstaat, het ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieu, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de rijksarchieven
in de provincie/regionaal historische centra, hetgeen was aangekondigd in de Staatscourant.
Op 30 maart 2003 bracht de RvC advies uit (arc-2002.4707/2), hetwelk (naast enkele
tekstuele correcties) aanleiding heeft gegeven tot de volgende wijzigingen in de ontwerp-selectielijst:
-
– de waardering van handelingen 47, 97, 99 en 278is verwijderd met verwijzing naar de
betreffende handeling in het BSD Arbeidsvoorwaarden overheidspersoneel, zodat duidelijk
is dat die handeling voor de selectie van de stukken gehanteerd dient te worden;
-
– de waardering van handeling 217 is gewijzigd van B in V 5 jaar;
-
– de waardering van handeling 218 is gewijzigd van V in B 1.
Daarop werd het BSD op door de Algemene Rijksarchivaris, namens de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(kenmerk C/S/03/1863), de minister van Defensie (kenmerk C/S/03/1867), de minister van Financiën (kenmerk C/S/03/1860), de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselveiligheid (kenmerk C/S/03/1865), de minister van Verkeer en Waterstaat (kenmerk C/S/03/1862), de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (kenmerk C/S/03/1868) en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (C/S/03/1861), en voor het ministerie van OCW (kenmerk C/S/03/1864) vastgesteld.
Inleiding
Deze selectielijst is een selectielijst als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 671) ter uitvoering van de Archiefwet 1995 (Stb. 276). De lijst is opgezet als basisselectiedocument (BSD). Een BSD bestaat
voor het grootste deel uit een lijst van handelingen. Onder een handeling wordt verstaan
een geheel van activiteiten (resulterende in een extern eindproduct) dat een overheidsorgaan
verricht ter vervulling van een specifieke taak of bevoegdheid. Dit BSD is gebaseerd
op de handelingen, zoals beschreven in drs. T.I. van Galen-Steegstra, Emancipatie kun je leren. Een institutioneel onderzoek het beleidsterrein emancipatie
en gelijke behandeling, 1965–1998 (PIVOT-rapport 131).
Het BSD wordt gebruikt om een onderscheid te maken tussen archiefbescheiden die moeten
worden bewaard en overgebracht naar de Rijksarchiefdienst en archiefbescheiden die
op termijn worden vernietigd. De selectiedoelstelling voor de archieven van de rijksoverheid
luidt: ‘het mogelijk maken van de reconstructie van het overheidshandelen in relatie
tot zijn omgeving op hoofdlijnen’. De handelingen – en dus de neerslag van die handelingen
– worden voor de selectie beoordeeld op hun waarde voor het reconstrueren van het
handelen van de rijksoverheid op hoofdlijnen.
In dit BSD zijn de handelingen geordend naar actoren. De actoren die onder de zorg
van een zorgdrager (minister) vallen zijn geplaatst bij de minister onder wiens zorg
het archief valt.
Onder de actor Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn alle handelingen
geplaatst die deze minister verricht, zowel als coördinerend minister en als vakminister.
Alleen de handelingen van de actoren waarvan de zorgdragers hebben deelgenomen aan
de vaststelling van de selectielijst worden gewaardeerd.
In dit BSD wordt in het kort een schets gegeven van het beleidsterrein. In de hoofdstukken
daarna worden per actor de handelingen in oplopende nummering vermeldt met een voorstel
voor de waardering.
Ten behoeve van de selectie zijn door PIVOT een aantal criteria geformuleerd die op
elk beleidsterrein, voor elk BSD van toepassing zijn. Daarnaast kunnen er per beleidsterrein
specifieke selectiecriteria worden geformuleerd.
De selectiecriteria zijn positief geformuleerd, dat wil zeggen dat zij aangegeven
van welke handelingen de neerslag na 20 jaar naar een rijksarchief dient te worden
overgebracht. Handelingen die aan een van de criteria voldoen, zijn gewaardeerd voor
Bewaren (B). Bij de waardering staat het nummer van het criterium vermeldt.
Handelingen die niet voldoen aan een van de criteria, worden gewaardeerd voor Vernietiging
(V). Daarbij wordt een termijn vastgesteld waarbinnen de archiefbescheiden niet mogen
worden vernietigd.
In een BSD wordt op grond van een aantal selectiecriteria aan elke handeling een waardering
gegeven, die neerkomt op een selectiebeslissing over de bescheiden die de neerslag
van de handeling vormen. B wil zeggen ‘te Bewaren’ en in goede, geordende en toegankelijke
staat overbrengen naar de Rijksarchiefdienst. V wil zeggen op termijn ‘te Vernietigen’.
Deze criteria zijn:
Algemene selectiecriteria
Handelingen die worden gewaardeerd met b(ewaren)
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen.
Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren
van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen
van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling
van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen.
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces
of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid.
Hieruit worden niet perse consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan
andere actoren.
Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere
actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met
beleid op hoofdlijnen.
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties
of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen
plaatsvindt.
Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen
doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct
zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden
bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten.
Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of
wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
1. Taakgebieden en beleidsterreinen op ministerieel niveau
1.1. Taken en beleidsterreinen
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid speelt, samen met de departementen
van Economische Zaken en Financiën, een belangrijke rol bij het tot stand komen van
het sociaal-economisch beleid van de Nederlandse regering.
De hoofddoelen die het ministerie zich stelt, liggen op het terrein van arbeid en
inkomen. Ten aanzien van arbeid wordt beoogd de deelname aan betaalde, kwalitatief
goede arbeid te bevorderen, en te trachten onvrijwillige uitval te voorkomen. Wat
inkomen betreft, heeft het ministerie een waarborgfunctie: zij streeft ernaar dat
voor een ieder die onvrijwillig geheel of gedeeltelijk zonder arbeid zit, alsmede
voor een ieder die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, een basis niveau
van inkomen gehandhaafd wordt.
Bij de aanvang van een nieuwe regeringsperiode wordt in het regeerakkoord aangegeven
met welk beleid invulling zal worden gegeven aan de hoofddoelstellingen van het sociaal-economisch
beleid, en welke beleidsdoelen prioriteit krijgen. Ook in de memorie van toelichting
op de jaarlijkse rijksbegroting worden de hoofdlijnen van het beleid toegelicht.
Sinds 1992 wordt daarnaast door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de
jaarlijkse sociale nota opgesteld. Hierin zijn de beleidsvoornemens van het ministerie
voor de middellange termijn beschreven.
In PIVOT-termen kunnen de hoofddoelstellingen van het beleid worden vertaald in taakgebieden.
Binnen de taakgebieden arbeid en inkomen onderscheiden we de volgende beleidsterreinen:
-
– arbeidsomstandighedenbeleid
-
– arbeidsmarktbeleid, waaronder arbeidsvoorzieningsbeleid
-
– arbeidsverhoudingen, waaronder ontslagzaken, overlegstructuren en publiekrechtelijke
bedrijfsorganisaties
-
– inkomens- en arbeidsvoorwaardenbeleid
-
– sociale zekerheidsbeleid
-
– migratiebeleid
-
– tewerkstelling van erkende gewetensbezwaarden
-
– de coördinatie van het emancipatiebeleid.
Dit laatstgenoemde beleidsterrein, de coördinatie van het emancipatiebeleid, is het
onderwerp van dit rapport. De andere beleidsterreinen van het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid zijn allen in andere PIVOT-rapporten aan de orde gekomen.
1.2. Het coördinerend ministerie
Toen halverwege de jaren zeventig door de toenmalige regering besloten werd een actief
emancipatiebeleid te gaan voeren, werd het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk aangewezen als coördinerend ministerie. Van Doorn, die in 1974 minister van CRM was, werd de eerste coördinerend minister
voor het emancipatiebeleid.
Toen in 1981 de verantwoordelijkheid voor de coördinatie van het emancipatiebeleid
van het ministerie van CRM naar het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
verhuisde, werd de minister van SZW de coördinerend bewindspersoon voor het emancipatiebeleid.
Het coördinerend ministerschap betekende dat minister Van Doorn, en alle coördinerend
ministers na hem, niet alleen verantwoordelijk was voor het emancipatiebeleid zoals
dat binnen het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk tot stand
kwam, maar tevens voor de afstemming tussen alle emancipatiebeleid van de verscheidene
ministeries.
Emancipatiebeleid diende facetbeleid te zijn; een aspect dat in elk beleidsterrein
terug hoorde te komen. Iedere minister draagt op zijn beurt de verantwoordelijkheid
voor dat deel van het emancipatiebeleid dat binnen zijn ministerie wordt ontwikkeld
en uitgevoerd. Om versnippering en elkaar tegenwerkend beleid te voorkomen, werd het
coördinerend ministerschap ingesteld.
Binnen elk departement zijn deskundige ambtenaren belast met de zorg voor het emancipatiebeleid.
Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen intern en extern emancipatiebeleid
van de departementen. Intern emancipatiebeleid omvat die maatregelen die op het ministerie
genomen worden om ten aanzien van het eigen personeel de doelstellingen van het emancipatiebeleid
te bereiken. Hierbij valt te denken aan maatregelen die betrekking hebben op het eigen
personeelsbeleid, zoals positieve actie ten aanzien van vrouwelijke sollicitanten. Extern emancipatiebeleid is al dat beleid dat gericht is op de emancipatie van vrouwen
in de samenleving. Voorbeelden van extern emancipatiebeleid zijn het beleid ten aanzien
van allochtone vrouwen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, het beleid gericht
op het stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap bij het ministerie van Financiën,
en bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de maatregelen gericht
op de positie van de vrouw in de agrarische sector.
De minister belast met de coördinatie van het emancipatiebeleid:
1974–1981: de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk;
1981–heden: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
1.3. De Directie Coördinatie Emancipatiebeleid
Naast het coördinerend ministerschap werd in de loop van de jaren zeventig een ambtelijke
organisatie in het leven geroepen om het emancipatiebeleid van de verschillende departementen
te initiëren, te stimuleren en te integreren.
De Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE) begon in 1978 als onderdeel van het
Directoraat-generaal voor Maatschappelijke Ontwikkeling van het ministerie van CRM.
Kort gezegd is de taak van DCE het ontwikkelen, coördineren en uitvoeren van een samenhangend
beleid dat gericht is op de emancipatie van vrouwen. Voor wat het emancipatiebeleid
betreft is DCE, in zijn coördinerende rol, een schakel tussen de departementen.
Met de verhuizing van de verantwoordelijkheid voor de coördinatie van het emancipatiebeleid
van het ministerie van CRM naar het ministerie van SZW, in 1981, verhuisde ook de
Directie Coördinatie Emancipatiebeleid mee naar het nieuwe ministerie. Bestuursorganisatorisch
staat DCE binnen het ministerie van Sociale Zaken los van de Directoraten-generaal.
De Directie Coördinatie Emancipatiebeleid neemt een bijzondere plaats in binnen de
rijksoverheid. DCE houdt zich bezig met het externe emancipatiebeleid van alle departementen;
en functioneert aldus op het grensvlak van de interdepartementale en departementale
structuur. Tot halverwege de jaren negentig hield DCE zich daarnaast bezig met het
interne emancipatiebeleid van het ministerie van SZW; hieraan is inmiddels een einde
gekomen.
De belangrijkste taken van de Directie Coördinatie Emancipatiebeleid zijn:
-
1. Het ontwikkelen van de hoofdlijnen en prioriteiten van het interdepartementale emancipatiebeleid
-
2. Het stimuleren en evalueren van de integratie van het emancipatiebeleid in het beleid
van de afzonderlijke departementen
-
3. Het ondersteunen van het emancipatiebeleid in de samenleving
-
4. De public relations van het Nederlandse emancipatiebeleid in het buitenland, en het
inbrengen van de Nederlandse standpunten in diverse internationale overlegorganen.
2. Het beleidsterrein Emancipatie
2.1. Definiëring
Ons woord emancipatie is afgeleid van de Latijnse aanduiding voor een plechtige vrijlating
van een zoon uit de vaderlijke macht. Tegenwoordig verstaan we hieronder meer in het
algemeen een bevrijding van wettelijke, sociale, politieke, morele of intellectuele
beperkingen; een streven naar gelijkgerechtigdheid.
In ons taalgebruik wordt het begrip ‘emancipatie’ veelal gelijkgesteld met ‘feminisme’.
Feminisme is een streven naar een gelijkwaardige behandeling van vrouwen ten opzichte
van mannen (met name op het maatschappelijke, economische, en juridische vlak), alsook
naar doorbreking van traditionele rolpatronen. Waar het feminisme uitsluitend betrekking
heeft op vrouwen, kan emancipatie op veel meer groepen uit de samenleving betrekking
hebben. Zo kunnen ook gehandicapten, allochtonen, of homoseksuelen streven naar emancipatie
van hun groep.
Beleid wordt wel gedefinieerd als ‘het streven naar het bereiken van bepaalde doeleinden
met bepaalde middelen en bepaalde tijdskeuzen’. Behalve een samenstel van doeleinden, middelen en tijdskeuzen is beleid tevens een
antwoord op een probleem. Een probleem is te omschrijven als een discrepantie tussen
een maatstaf (norm of gewenste situatie) en een voorstelling van een bestaande of
verwachte situatie. In het geval van emancipatie is een ongelijkheid in de behandeling
van mannen en vrouwen geconstateerd. Deze ongelijkheid wordt als een probleem ervaren,
doordat in onze samenleving de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen de norm is.
In de instellingsbeschikking van de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid
(ICE) uit 1987 is emancipatiebeleid als volgt verwoord: het beleid dat is gericht op verbetering van de positie van vrouwen en op de daarmee
samenhangende veranderingen in de positie van mannen en in de maatschappij als geheel.
Het beleidsterrein emancipatie omvat het geheel van het beleid van de Nederlandse
overheid dat erop gericht is de bestaande ongelijkheid in behandeling van mannen en
vrouwen op te heffen.
Wat als een probleem wordt gezien, hoe een probleem gedefinieerd wordt, en welke doeleinden
en middelen acceptabel zijn, zijn elementen die sterk afhankelijk zijn van subjectieve
maatstaven en beelden. Daarnaast zijn deze elementen allen aan verandering onderhevig.
De doelstellingen en instrumenten van het emancipatiebeleid zullen in de volgende
twee paragrafen nader aan de orde komen.
2.2. Beleidsdoelstellingen
Opheffen van achterstand van vrouwen
Met het veranderende denken over de positie van de vrouw in de Nederlandse samenleving,
zijn ook de doelstellingen van het emancipatiebeleid in de loop der jaren verschoven.
Toen de overheid in het begin van de jaren zeventig een begin maakte met emancipatiebeleid,
werd de achterstand van vrouwen als uitgangspunt genomen. Het ging hierbij met name
over het wegnemen van formele ongelijke berechtiging, en over het doorbreken van rolpatronen.
Mede gevoed door een tekort aan onderwijzeressen en verpleegsters werden gehuwde vrouwen
aangespoord niet langer thuis te blijven, maar weer aan het werk te gaan.
Opheffen van structureel ongelijke machtsverhoudingen
In de loop van de jaren tachtig verschoof de aandacht van het doorbreken van rolpatronen
naar de verschillen tussen mannen en vrouwen op sociaal-economisch gebied. Niet langer
werd de achterstand van vrouwen als het probleem gezien. In plaats daarvan ging de
aandacht uit naar de structurele en culturele belemmeringen die de verdere totstandkoming
van een geëmancipeerde samenleving in de weg zouden staan.
De doelstelling van het emancipatiebeleid is door de overheid in het Beleidsprogramma
Emancipatie uit 1985 als volgt gedefinieerd: Het bevorderen van de ontwikkeling van de huidige maatschappij, waarin sekse nog in
zo hoge mate is geïnstitutionaliseerd, naar een pluriforme maatschappij, waarin ieder
ongeacht sekse of burgerlijke staat de mogelijkheid heeft een zelfstandig bestaan
te verwerven en waarin vrouwen en mannen gelijke rechten, kansen, vrijheden en verantwoordelijkheden
kunnen realiseren.
In de praktijk ging het voornamelijk om herverdeling van arbeid en inkomen. Vrouwen
moesten meer dan tevoren de kansen en mogelijkheden krijgen om volwaardig aan het
arbeidsproces deel te nemen, en op die wijze een eigen positie, aanzien, macht en
inkomen te verwerven.
Bereiken van zelfstandigheid van de jongere generaties
Aan het eind van de jaren tachtig, kwam het accent meer te liggen op de jongere generaties.
Het beleid was gericht op de verwezenlijking van zelfstandigheid van de generatie
die na 1990 de leeftijd van 18 jaar zouden bereiken. Aanvankelijk richtte de overheid
zich vooral op het bevorderen van economische zelfstandigheid van meisjes. Later groeide
het besef dat ook de jongens niet alleen op economisch, maar ook op maatschappelijk
gebied (zorgtaken) zelfstandigheid dienden te verwerven.
Mogelijk maken van combinatie van arbeid en zorg
Begin jaren negentig kwam de overheid, mede op basis van het onderzoeksrapport ‘Emancipatie
ten halve geregeld’, tot de conclusie dat de arbeidsparticipatie van vrouwen wel vergroot
was, maar dat er weinig vooruitgang was geboekt ten aanzien van de verdeling van arbeid
en zorg voor kinderen en overige onbetaalde arbeid. De doelstelling van het emancipatiebeleid verschoof hiermee naar het bereiken van
een situatie waarin mannen en vrouwen in staat gesteld worden arbeid, zorg, en sociale
en politieke activiteiten op meerdere manieren te combineren; iedereen moet actief
kunnen zijn in verschillende levenssferen.
Erkenning van diversiteit als bron van kwaliteit
Behalve het mogelijk maken van het combineren van arbeid en zorg, was in de jaren
negentig het emancipatiebeleid van de overheid gericht op het bereiken van een mentaliteitsverandering.
Te lang was binnen het emancipatiebeleid uitgegaan van de gedachte dat (groepen) vrouwen
in een achterstandspositie verkeerden. In plaats daarvan moest de diversiteit in de
samenleving – in sekse, leeftijd, etniciteit, seksuele voorkeur, en religie – gezien
worden als een bron van kwaliteit. Doelstelling van het emancipatiebeleid werd de
erkenning van het belang van diversiteit voor de samenleving als geheel.
2.3. Beleidsinstrumenten
De instrumenten die de rijksoverheid in de loop der jaren heeft benut om de hierboven
opgesomde doelstellingen te bereiken, zijn divers. Ze zijn zowel afzonderlijk, als
in samenhang met elkaar ingezet om de doelstellingen van het emancipatiebeleid te
bereiken.
1. Juridische en wetgevingsactiviteiten
Deze instrumenten zijn in de eerste plaats ingezet voor het opheffen van formele ongelijke
berechtiging van mannen en vrouwen; en het bestrijden van discriminatie. Het maken
van onderscheid tussen mannen en vrouwen bij de aanvaarding, uitvoering, en beloning
van arbeid werd verboden. Voor het toezicht op de naleving van de wetten werden commissies
ingesteld waar individuen en groepen een klacht in konden dienen indien ze meenden
dat er een onwettig onderscheid was gemaakt op grond van hun sekse. Een voorbeeld
van dergelijke wetgeving in Nederland is de Wet gelijke behandeling van mannen en
vrouwen uit 1980. Op supranationaal niveau kunnen bijvoorbeeld de Europese richtlijnen
inzake gelijke behandeling genoemd worden.
2. Subsidies
Binnen het emancipatiebeleid is vooral subsidie als beleidsinstrument sterk ontwikkeld.
Subsidies zijn vooral gericht op de emancipatie-ondersteuning. Landelijk opererende
emancipatie instellingen kunnen subsidie krijgen voor hun activiteiten. Doel van het
ondersteuningsbeleid is het stimuleren van de wisselwerking tussen overheid en vrouwenbeweging,
om zo de vernieuwing van het beleid te bevorderen. Subsidies worden zowel op structurele
basis (bijvoorbeeld aan het IIAV) als tijdelijk (zoals aan de VeM-bureaus) toegekend.
3. Onderzoek
Ook wordt onderzoek, zoals bijvoorbeeld aan de vakgroepen Vrouwenstudies gestimuleerd.
Enerzijds probeert de overheid bestaande onderzoekskaders te stimuleren emancipatie-aspecten
in hun onderzoeken op te nemen. Anderzijds stimuleert zijn specifiek emancipatie-onderzoek.
In 1979 was in dat kader de Voorlopige Begeleidingsgroep Emancipatie-Onderzoek (VBEO)
ingesteld. Deze werd in 1985 opgevolgd door de Stimuleringsgroep Emancipatie-Onderzoek
(STEO).
4. Voorlichting en communicatieplannen
Door de jaren heen zijn mentaliteitsverandering en doorbreking van rol beperkingen
belangrijke doelstellingen geweest van het emancipatiebeleid. In dit kader zijn er
veel overheidspublicaties verschenen. Sinds enige jaren verschijnen bijvoorbeeld de
jaarboeken emancipatie. Ook zijn er enkele landelijke campagnes geweest die met name
vanwege hun televisiespotjes bekend zijn geworden. Voorbeelden hiervan zijn: ‘Kies
exact’, ‘Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid’, en ‘Seks is natuurlijk maar
nooit vanzelfsprekend’. Voorlichting is ook een belangrijk instrument waar het de
informatievoorziening over nieuwe wet- en regelgeving betreft. Met behulp van brochures
als ‘Gelijke behandeling je goed recht’ en ‘Medezeggenschap en positieve actie voor
vrouwen’ worden bedrijven en personen op de hoogte gebracht van hun rechten en plichten.
Over het emancipatiebeleid verschijnt van de overheid het tijdschrift ‘Op gelijk voet’.
5. Evaluatie en emancipatie-effect rapportage
Een emancipatie-effectrapportage is een systematisch onderzoek dat uitgevoerd wordt
naar beleidsvoornemens waarin wordt nagegaan wat de gewenste en ongewenste (neven-)effecten
kunnen zijn van het voorgenomen beleid voor de positie van vrouwen en mannen in de
samenleving. Mogelijke gewenste en ongewenste effecten van beleid worden op deze wijze
vooraf in kaart gebracht.
Ook tijdens de uitvoeringsfase en achteraf worden vele programma’s geëvalueerd. Door
middel van kengetallen tracht de overheid meer inzicht te krijgen in de effecten van
specifieke programma’s.
6. Positieve actie
Onder positieve actie verstaan we de maatregelen die gericht zijn op het verbeteren
van de positie van vrouwen in arbeidsorganisaties. Voorbeelden van dergelijke maatregelen
zijn, streefcijfers, een voorkeursbehandeling voor vrouwen bij gelijke geschiktheid,
en loopbaanprojecten voor vrouwen.
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(N.B. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is als coördinerend minister
voor emancipatie, ook als zorgdrager voor de archieven van zijn rechtsvoorganger aan
te merken.)
De coördinatie van het emancipatiebeleid
Beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie
1
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
betreffende de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen
o.a.
Beleidsprogramma Emancipatie ‘Met het oog op 1995’ (1992–1993)
Beleidsplan Emancipatie 1985
Emancipatie in uitvoering; koersbepaling van het emancipatiebeleid na 1995 (1995–1996)
Beleidsbrief Emancipatie 1997
Voortgangsbrief Emancipatiebeleid 1997–1998
Begrotingsbrief Emancipatiebeleid 1999
Kansen op combineren; arbeid, zorg en economische zelfstandigheid (1997)
Op weg naar een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg (1999)
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Waardering: B 1
Totstandkoming van wet- en regelgeving
2
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet-
en regelgeving betreffende de coördinatie van het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten
Waardering: B 1
Verantwoording van beleid
4
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen inzake de coördinatie van het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering: B 2, 3
5
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende
de coördinatie van het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: B 2, 3
6
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid betreffende de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Opmerking: Zie voor de handelingen van de Ombudsman het rapport institutioneel onderzoek
‘Behoorlijk behandeld; actoren en handelingen op het terrein van de Nationale Ombudsman’.
Waardering: B 2, 3
7
Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende
het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Beschikkingen
Waardering: B 3
8
Handeling: Het opstellen van verweerschriften ten behoeve van beroepschriftprocedures
voor administratief rechterlijke organen betreffende het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Verweerschriften
Opmerking: Zie hiervoor onder meer het rapport institutioneel onderzoek over de Raad
van State.
Waardering: B 3
Informatieverstrekking
9
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
betreffende het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: V, 2 jaar
10
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering: V, 2 jaar na vervallen. Van het gedrukte voorlichtingsmateriaal wordt
één exemplaar bewaard.
Onderzoek
11
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden van wetenschappelijk) onderzoek betreffende
de coördinatie van het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Nota’s, notities, onderzoeksrapporten.
Waardering: V, 5 jaar
12
Handeling: Het vaststellen van opdrachten en rapporten van onderzoek betreffende de
coördinatie van het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Nota’s, notities
Waardering: B 1
Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid
13
Handeling: Het voordragen van een wet of regeling voor de instelling van een commissie
voor de interdepartementale coördinatie van het emancipatiebeleid.
Periode: 1976–
Product: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid
(Stcrt. 1977/42)
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid
(Stcrt. 1987/23)
Opmerking: Een jaar voor de formele instelling van de ICE functioneerde er reeds een
interdepartementale werkgroep emancipatiebeleid.
Waardering: B 1
16
Handeling: Het benoemen of ontslaan van een voorzitter, lid of secretaris van de Interdepartementale
Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art.7
Product: Benoeming, ontslag
Opmerking: De minister benoemt de leden op bindende voordracht van de vakministers.
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
20
Handeling: Het instemmen met het doen bijstaan van de Interdepartementale Coördinatiecommissie
Emancipatiebeleid door een deskundige.
Periode: 1977–1987
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 5, lid 1
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
21
Handeling: Het toekennen van een vergoeding voor reis- en verblijfkosten, of een andere
vergoeding aan een deskundige die de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatie
bijstaat.
Periode: 1977–1987
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatie,
1977, art. 5, lid 3 en lid 4
Product: Vergoeding
Waardering: V, 5 jaar
Nationale Adviescommissie Emancipatie
23
Handeling: Het voordragen van een wet of regeling voor de instelling van een adviesorgaan
voor het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie (Stcrt.1974/243)
Opmerking: De Nationale Adviescommissie Emancipatie was de taakvoorganger van de Emancipatieraad.
Waardering: B 1
25
Handeling: Het goedkeuren van het reglement voor de werkwijze van de Nationale adviescommissie
emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 10
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: De commissie stelde zelf haar reglement op.
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
27
Handeling: Het benoemen of ontslaan van een voorzitter of lid van de Nationale adviescommissie
emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 3,
lid 2
Product: Benoeming of ontslag
Opmerking: De Nationale adviescommissie emancipatie kon een voordracht ter benoeming
van een lid doen, en zij benoemde zelf haar vice-voorzitter.
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
29
Handeling: Het toevoegen van een vertegenwoordiger aan de Nationale adviescommissie
emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 4
Opmerking: Deze vertegenwoordigers hadden in de commissie uitsluitend een adviserende
stem.
De minister van Buitenlandse Zaken had dit recht vanaf 1976.
Waardering: V, 10 jaar
32
Handeling: Het aanwijzen van een lid van het secretariaat van de Nationale adviescommissie
emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 9
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
34
Handeling: Het goedkeuren van de begroting van de Nationale adviescommissie emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 11
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: Het betreft hier de begroting van de kosten voortvloeiende uit de door
of namens, dan wel in opdracht van de Nationale adviescommissie emancipatie te verrichten
werkzaamheden.
Na goedkeuring werden deze kosten door het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk gedragen.
Waardering: V, 10 jaar
35
Handeling: Het vergoeden van reis- en verblijfkosten aan een lid van de Nationale
adviescommissie emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 12
Product: Vergoedingen
Waardering: V, 10 jaar
Emancipatieraad
40
Handeling: Het voorbereiden van een wet of regeling voor de instelling van een adviesorgaan
voor het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Wet op de Emancipatieraad (Stb.1981 / 65)
Opmerking: De Emancipatieraad was de taakopvolger van de Nationale adviescommissie
emancipatie.
Waardering: B 1
42
Handeling: Het goedkeuren van het reglement voor de werkwijze van de Emancipatieraad.
Periode: 1981–1997
Grondslag: Wet op de Emancipatieraad, 1981, art. 10, lid 1
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: De raad stelde zelf zijn reglement op.
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
43
Handeling: Het voorbereiden van een Kb tot benoeming of ontslag van een voorzitter
of lid van de Emancipatieraad.
Periode: 1981–1997
Grondslag: Wet op de Emancipatieraad, 1981, art. 4, lid 2
Product: Koninklijk besluit
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
46
Handeling: Het vordragen ter benoeming of ontslag van de secretaris van de Emancipatieraad.
Periode: 1981–1997
Grondslag: Wet op de Emancipatieraad, 1981, art. 9, lid 2
Product: Voordracht ter benoeming of ontslag
Opmerking: De secretaris van de Emancipatieraad is tevens hoofd van het bureau van
de Emancipatieraad.
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
47
Handeling: Het benoemen of ontslaan van een medewerker van het bureau van de Emancipatieraad.
Periode: 1981–1997
Grondslag: Wet op de Emancipatieraad, 1981, art. 9, lid 3
Product: Benoeming of ontslag
Waardering: Zie hiervoor de handelingen 64 en 391 uit het Basisselectiedocument Overheidsperoneel;
Deelbeleidsterrein Arbeidsvoorwaarden Rijkspersoneel
Gelijke behandeling
Beleidvoorbereiding en beleidsevaluatie
52
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen.
Periode: 1965–
Grondslag:
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de Ministerraad.
Waardering: B 1
Totstandkoming wet- en regelgeving
53
Handeling: Het voordragen van wetten betreffende gelijke behandeling en non-discriminatie.
Grondslag: Grondwet 1938–1972, art. 4
Grondwet 1983–1995, art. 1
Richtlijn van de Raad voor Europa Raad van Europese Gemeenschappen betreffende het
nader tot elkaar brengen van de wetgeving der lidstaten inzake de toepassing van het
beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers, 1975, art.
8, lid 1
Product: Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen (Stb.1975/129)
Algemene wet gelijke behandeling (1994/230)
Opmerking: Artikel 8, lid 2 van de richtlijn van de Raad voor Europa verplicht de
lidstaten aan de Commissie de tekst van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen
die zij aannemen op het door deze richtlijn bestreken gebied mee te delen.
Ook op het terrein van de pensioenen heeft de minister wetswijzigingen voorgedragen
die non-discriminatie naar ras en geslacht moesten waarborgen. Een voorbeeld hiervan
is de Wijzigingswet pensioen- en spaarfondsen (Stb.1991/445). Zie hiervoor het rapport
institutioneel onderzoek: ‘Verstrekkende zekerheid; het beleidsterrein sociale verzekeringen’.
Waardering: B 1
56
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur stellen van nadere regels ten aanzien
van de functiewaardering van arbeid, en de waardering van arbeid van gelijke waarde.
Periode: 1975–
Product: AMVB (tot op heden nog niet geregeld)
Grondslag: Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, 1975, art. 7
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 10
Waardering: B 5
Verantwoording van beleid
59
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen inzake de gelijke behandeling van
mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1965 –
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen.
Waardering: B 2, 3
60
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende
de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1965 –
Product: Brieven, notities
Waardering: B 2, 3
61
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Opmerking: Zie voor de handelingen van de Ombudsman het rapport institutioneel onderzoek
‘Behoorlijk behandeld; actoren en handelingen op het terrein van de Nationale Ombudsman’.
Waardering: B 2, 3
62
Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende
de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1965–
Product: Beschikkingen
Waardering: B 3
63
Handeling: Het opstellen van verweerschriften ten behoeve van beroepschriftprocedures
voor administratief rechterlijke organen betreffende de gelijke behandeling van mannen
en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1965–
Product: Verweerschriften
Opmerking: Zie hiervoor onder meer het rapport institutioneel onderzoek over de Raad
van State.
Waardering: B 3
Informatieverstrekking
64
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: V, 2 jaar
65
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1965–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering: V, 2 jaar na vervallen. Van het eindproduct een exemplaar bewaren.
Onderzoek
66
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden (wetenschappelijk) onderzoek betreffende
de gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1965–
Product: Nota’s, notities,
Waardering: V, 5 jaar
67
Handeling: Het vaststellen van opdrachten en onderzoeksrapporten betreffende de gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1965 –
Product: Offertes, onderzoeksrapporten
Waardering: B 1
Commissie Gelijke Behandeling
69
Handeling: Het stellen van nadere regels voor de werkwijze en procedures van de Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1975–1989
Grondslag: Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, 1975, art. 15
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 7
Opmerking: Vanaf 1980 diende de minister hierover overeenstemming te bereiken met
de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk / Welzijn, Volksgezondheid
en Cultuur.
Vanaf 1989 mocht de Commissie zelf regels stellen voor haar werkwijze en procedures.
Waardering: B 4
71
Handeling: Het goedkeuren van de door de Commissie gelijke behandeling van mannen
en vrouwen bij de arbeid gestelde regels voor haar werkwijze en procedures.
Periode: 1989–1994
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 15, lid 2
Opmerking: Vóór 1989 stelde de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de regels
voor de werkwijzen en procedures van de commissie vast.
Waardering: V, 5 jaar na afloop van de beroepsprocedure
76
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar als (plaatsvervangend) voorzitter van de
Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1975–1989
Grondslag: Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, 1975, art. 11, lid 2
Product: Benoeming
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
84
Handeling: Het benoemen of ontslaan van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1975–1994
Grondslag: Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, 1975, art. 11, lid 2 en lid 5
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 5
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 16, lid 2
Product: o.a.
Besluit benoeming leden Commissie voor gelijk loon voor vrouwen en mannen (Stcrt.1975/127)
Besluit benoeming leden Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de
arbeid (Stcrt.1980/120)
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
86
Handeling: Het benoemen of ontslaan van een persoon die de Commissie gelijk behandeling
van mannen en vrouwen bij de arbeid kan bijstaan bij de uitoefening van haar taak.
Periode: 1975–1989
Grondslag: Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, 1975, art. 12, lid 2 en lid 3
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 6
Product: Benoeming of ontslag
Opmerking: De Commissie deed voor deze benoeming een voordracht bij de minister.
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
87
Handeling: Het toestemmen met de inschakeling van een persoon die de Commissie gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid kan bijstaan bij de uitoefening van
haar taak.
Periode: 1989–1994
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 17, lid 2
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: Tussen 1975 benoemde de minister deze persoon zelf, na voordracht van de
Commissie. Vanaf 1989 kon de Commissie de persoon benoemen, maar was de toestemming
van de minister nodig indien de inschakeling van deze persoon extra kosten met zich
mee zou brengen.
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden.
88
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar die de Commissie gelijke behandeling van
mannen en vrouwen bij de arbeid kan bijstaan bij de uitoefening van haar taak.
Periode: 1975–1994
Grondslag: Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, 1975, art. 12, lid 1
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 6
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 17, lid 1
Product: o.a.
Besluit aanwijzing ambtenaren Loontechnische Dienst voor het bijstaan Commissie voor
gelijk loon voor mannen en vrouwen (Stcrt.1975/127)
Besluit aanwijzing ambtenaren Loontechnische Dienst (Stcrt.1980/120)
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
89
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren die een onderzoek kunnen uitvoeren naar een
onwettig onderscheid in de behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid
Periode: 1989–
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 21, lid 1
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
94
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Justitie inzake de benoeming van
een (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke behandeling
Periode: 1994 –
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 16, lid 3
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
96
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar die de Commissie gelijke behandeling kan
bijstaan bij de uitoefening van de taak
Periode: 1975–1994
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 18, lid 1
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
100
Handeling: Het verlenen van een vergoeding voor reis- en verblijfkosten aan de leden
van de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, en aan niet-ambtenaren
die de commissie bijstaan bij de uitoefening van haar taak.
Periode: 1975–1994
Grondslag: Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, 1975, art. 13
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 6
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 20
Waardering: V, 5 jaar
107
Handeling: Het onderzoeken en beoordelen of er een onwettig onderscheid is gemaakt
in de behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, of bij de arbeid in de burgerlijke
openbare dienst.
Periode: 1980–1994
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 3
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 21, lid 1
Product: Rapport
Opmerking: De minister deed een dergelijk onderzoek op verzoek van de Commissie gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, of op verzoek van de minister van
Binnenlandse Zaken.
Tussen 1980 en 1989 had de minister van Binnenlandse Zaken de mogelijkheid zelf, eventueel
op verzoek van de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke
openbare dienst, een dergelijk onderzoek in te stellen.
Het betreft hier onderzoeken naar individuele gevallen.
Waardering: B 5
300
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Binnenlandse Zaken over de vijfjaarlijkse
rapportage aan de Staten Generaal over de werking in de praktijk van de Algemene wet
gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, en artikel
1637ij van het BW / art. 646, boek 7, NBW.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 33
Product: Rapporten
Opmerking: Zie ook handeling 113.
Waardering: B 5
Vrouwenemancipatie
Beleidsontwikkeling en evaluatie
114
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
betreffende de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1965–
Grondslag:
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen.
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de Ministerraad.
Waardering: B 1
115
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
betreffende de werkgelegenheid voor vrouwen.
Periode: 1965–
Grondslag:
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen.
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de Ministerraad.
Waardering: B 1
Totstandkoming van wet- en regelgeving
116
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet-
en regelgeving betreffende de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1965–
Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten
Waardering: B 1
117
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging, en intrekking van wet-
en regelgeving betreffende de werkgelegenheid voor vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten
Waardering: B 1
Verantwoording van beleid
118
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over het beleid met betrekking tot
de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1965–
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering: B 2, 3
119
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over het beleid met betrekking tot
de werkgelegenheid voor vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering: B 2, 3
120
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal over het
beleid met betrekking tot de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: B 2, 3
121
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal over het
beleid met betrekking tot werkgelegenheid voor vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: B 2, 3
122
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid met betrekking tot de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Opmerking: Zie voor de handelingen van de Ombudsman het rapport institutioneel onderzoek
‘Behoorlijk behandeld; actoren en handelingen op het terrein van de Nationale Ombudsman’.
Waardering: B 3
123
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid met betrekking tot de werkgelegenheid voor vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Opmerking: Zie voor de handelingen van de Ombudsman het rapport institutioneel onderzoek
‘Behoorlijk behandeld; actoren en handelingen op het terrein van de Nationale Ombudsman’.
Waardering: B 3
124
Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende
het beleid voor de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1965–
Product: Beschikkingen
Waardering: B 3
125
Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende
het beleid voor de werkgelegenheid voor vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Beschikkingen
Waardering: B 3
126
Handeling: Het opstellen van verweerschriften ten behoeve van beroepschriftprocedures
voor administratief rechterlijke organen betreffende het beleid voor de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1965–
Product: Verweerschriften
Opmerking: Zie hiervoor onder meer het rapport institutioneel onderzoek over de Raad
van State.
Waardering: B 3
127
Handeling: Het opstellen van verweerschriften ten behoeve van beroepschriftprocedures
voor administratief rechterlijke organen betreffende het beleid voor de werkgelegenheid
voor vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Verweerschriften
Opmerking: Zie hiervoor onder meer het rapport institutioneel onderzoek over de Raad
van State.
Waardering: B 3
Informatieverstrekking
128
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
over het beleid betreffende de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: V, 2 jaar
129
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
over het beleid betreffende de werkgelegenheid voor vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: V, 2 jaar
130
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1965–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering: V, 2 jaar na vervallen. Van het eindproduct blijft een exemplaar bewaard.
131
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de werkgelegenheid
voor vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering: V, 2 jaar na vervallen. Van het eindproduct blijft een exemplaar bewaard.
Onderzoek
132
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden intern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende
de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1965–
Product: Nota’s, notities,
Waardering: V, 5 jaar
133
Handeling: Het vaststellen van opdrachten en rapporten van intern onderzoek betreffende
de vrouwenhulpverlening
Periode: 1965–
Product: Offertes, onderzoeksrapporten
Waardering: B 1
134
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden extern (wetenschappelijk) onderzoek betreffende
de werkgelegenheid van vrouwen
Periode: 1965–
Product: Nota’s, notities,
Waardering: V, 5 jaar
135
Handeling: Het vaststellen van opdrachten en rapporten van intern onderzoek betreffende
de werkgelegenheid van vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Offertes, onderzoeksrapporten
Waardering: B 1
Adviesgroep vrouwenhulpverlening
138
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar als waarnemer bij de Adviesgroep vrouwenhulpverlening.
Periode: 1988–1992
Grondslag: Instellingsbeschikking Adviesgroep vrouwenhulpverlening, 1988, art. 4,
lid 3
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
Projectgroep vrouw en werkgelegenheid
144
Handeling: Het voordragen van een wet of regeling voor de instelling van een projectgroep
op het terrein van de werkgelegenheid voor vrouwen.
Product: Instellingsbesluit Projectgroep vrouw en werkgelegenheid (Stcrt.1983/187)
Opmerking: Deze instelling kwam in overeenstemming met de ministers van Welzijn, Volksgezondheid
en Cultuur, van Onderwijs en Wetenschappen, en van Economische Zaken tot stand.
Waardering: B 1
145
Handeling: Het aanwijzen van een lid, voorzitter of secretaris van de Projectgroep
vrouw en werkgelegenheid.
Periode: 1983–1986
Grondslag: Instellingsbesluit Projectgroep vrouw en werkgelegenheid, 1983, art. 4
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
Homo-emancipatie
Beleidsontwikkeling en evaluatie
149
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
ter voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel gedrag.
Periode: 1965–
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen
o.a. ‘Overheidsbeleid en homoseksualiteit’ (Justitie, 1987)
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Waardering: B 1
Emancipatie van allochtone vrouwen
Beleidvoorbereiding en beleidsevaluatie
163
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
betreffende de emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Waardering: B 1
Totstandkoming van wet- en regelgeving
164
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet-
en regelgeving betreffende de emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten
Waardering: B 1
Verantwoording van beleid
165
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen inzake het beleid betreffende de
emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering: B 2, 3
166
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende
de emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Brieven, notities
Waardering: B 2, 3
167
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid betreffende de emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Brieven, notities
Opmerking: Zie voor de handelingen van de Ombudsman het rapport institutioneel onderzoek
‘Behoorlijk behandeld; actoren en handelingen op het terrein van de Nationale Ombudsman’.
Waardering: B 3
168
Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende
het emancipatiebeleid voor allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Beschikkingen
Waardering: B 3
169
Handeling: Het opstellen van verweerschriften ten behoeve van beroepschriftprocedures
voor administratief rechterlijke organen betreffende het emancipatiebeleid voor allochtone
vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Verweerschriften
Opmerking: Zie hiervoor onder meer het rapport institutioneel onderzoek over de Raad
van State.
Waardering: B 3
Informatieverstrekking
170
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
betreffende het emancipatiebeleid voor allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Brieven, notities
Waardering: V, 2 jaar
171
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de emancipatie
van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering: V, 2 jaar na vervallen. Van het eindproduct blijft een exemplaar bewaard.
Onderzoek
172
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden (wetenschappelijk) onderzoek betreffende
de emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Nota’s, notities,
Waardering: V, 5 jaar
173
Handeling: Het vaststellen van opdrachten en onderzoeksrapporten betreffende de emancipatie
van allochtone vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Offertes, onderzoeksrapporten
Waardering: B 1
Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid
174
Handeling: Het voordragen van een wet of regeling voor de instelling van een adviesgroep
op het terrein van vrouwen- en minderhedenbeleid.
Product: Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid
(Stcrt.1989/25).
Opmerking: Deze regeling verving het instellingsbesluit van 23 augustus 1984. De instelling
geschiedde in overeenstemming met de minister van Binnenlandse Zaken die verantwoordelijk
is voor de coördinatie van het minderhedenbeleid
Waardering: B 1
175
Handeling: Het aanwijzen van een voorzitter of secretaris van de Interdepartementale
werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid.
Periode: 1984–1990
Grondslag: Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid,
1984
Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid, 1989,
art. 4, lid 2
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
176
Handeling: Het aanwijzen van een lid van de Interdepartementale werkgroep vrouwen-
en minderhedenbeleid.
Periode: 1984–1990
Grondslag: Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid,
1984
Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid, 1989,
art. 4, lid 3
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
178
Handeling: Het bekostigen van in opdracht van de Interdepartementale werkgroep vrouwen-
en minderhedenbeleid door derden uitgevoerd onderzoek.
Periode: 1984–1990
Grondslag: Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid,
1984
Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid, 1989,
art. 7, lid 3
Waardering: V, 5 jaar
Emancipatieonderzoek
Beleidsontwikkeling en evaluatie
180
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
betreffende het emancipatieonderzoek.
Periode: 1965–
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Waardering: B 1
Totstandkoming van wet- en regelgeving
181
Handeling: Het voorbereiding van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet-
en regelgeving voor het beleid betreffende emancipatieonderzoek.
Periode: 1965–
Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten
Waardering: B 1
Verantwoording van beleid
182
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over het beleid betreffende emancipatieonderzoek.
Periode: 1965–
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen.
Waardering: B 2, 3
183
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal over het
beleid betreffende emancipatieonderzoek.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: B 2, 3
184
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoek van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en de
Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid betreffende emancipatieonderzoek.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Opmerking: Zie voor de handelingen van de Ombudsman het rapport institutioneel onderzoek
‘Behoorlijk behandeld; actoren en handelingen op het terrein van de Nationale Ombudsman’.
Waardering: B 3
185
Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen op
het gebied van het beleid betreffende emancipatieonderzoek.
Periode: 1965–
Product: Beschikkingen
Waardering: B 3
186
Handeling: Het opstellen van verweerschriften ten behoeve van beroepschriftprocedures
voor administratief rechterlijke organen op het gebied van het beleid betreffende
emancipatieonderzoek.
Periode: 1965–
Product: Verweerschriften
Opmerking: Zie hiervoor onder meer het rapport institutioneel onderzoek over de Raad
van State.
Waardering: B 3
Informatieverstrekking
187
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven, instellingen
over het beleid betreffende emancipatieonderzoek.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: V, 2 jaar
188
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering: V, 2 jaar na vervallen. Van het eindproduct blijft een exemplaar bewaard.
Voorlopige begeleidingsgroep emancipatieonderzoek
189
Handeling: Het voordragen van een wet of regeling voor het stimuleren, coördineren,
programmeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot het emancipatieproces.
Periode: 1965–
Product: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatieonderzoek
(Stcrt.1979/24)
Waardering: B 1
193
Handeling: Het benoemen, schorsen of ontslaan van een voorzitter of lid van de Voorlopige
begeleidingsgroep voor emancipatieonderzoek.
Periode: 1979–1985
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatie-onderzoek,
1979, art. 5, lid 2
Product: Benoeming, schorsing, ontslag
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
196
Handeling: Het goedkeuren van de begroting van de Voorlopige begeleidingsgroep voor
emancipatieonderzoek.
Periode: 1979–1985
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatie-onderzoek,
1979, art. 9
Product: Ministerieel besluit
Waardering: V, 10 jaar
197
Handeling: Het bekostigen van de werkzaamheden van de Voorlopige begeleidingsgroep
voor emancipatieonderzoek.
Periode: 1979–1985
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep emancipatieonderzoek, 1979,
art. 9
Product: Vergoedingen
Waardering: V, 10 jaar
198
Handeling: Het vergoeden van reis- en verblijfkosten aan niet-ambtelijke leden van
de Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatieonderzoek.
Periode: 1979–1985
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatieonderzoek,
1979, art. 10
Product: Vergoedingen
Waardering: V, 10 jaar
Stimuleringsgroep emancipatieonderzoek
199
Handeling: Het voordragen van een wet of regeling voor het stimuleren, coördineren,
programmeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot het emancipatieproces.
Periode: 1965–
Product: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatieonderzoek (Stcrt.1985/36)
Waardering: B 1
202
Handeling: Het benoemen of ontslaan van een voorzitter of lid van de Stimuleringsgroep
emancipatieonderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatieonderzoek, 1985, art. 7,
lid 3
Product: Benoeming, ontslag
Opmerking: De minister ontvangt hiervoor voordrachten van de vakministers, en krijgt
over de benoemingen advies van de minister van Onderwijs en Wetenschappen en voor
het Wetenschapsbeleid.
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
204
Handeling: Het instellen van een Stimuleringsfonds emancipatieonderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatieonderzoek, 1985, art. 3
Product: Stimuleringsfonds emancipatieonderzoek
Waardering: B 1
207
Handeling: Het goedkeuren van een bestedingsplan of een werkplan van de Stimuleringsgroep
emancipatieonderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatieonderzoek, 1985, art. 9,
lid 1 en lid 2
Product: Ministerieel besluit
Waardering: V, 10 jaar
208
Handeling: Het bekostigen van het Stimuleringsfonds emancipatieonderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatieonderzoek, 1985, art. 6
Waardering: V, 10 jaar
209
Handeling: Het bekostigen van de werkzaamheden van de Stimuleringsgroep emancipatieonderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatieonderzoek, 1985, art. 10
Waardering: V, 10 jaar
210
Handeling: Het toekennen van vacatiegelden aan een lid of voorzitter van de Stimuleringsgroep
emancipatieonderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
10
Product: Vacatiegelden
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
Joke Smit-prijs
Beleidsontwikkeling en evaluatie
211
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren, en evalueren van het beleid
betreffende een prijs op het gebied van de emancipatie.
Periode: 1981–
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Waardering: B 1
Verantwoording van beleid
212
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen over het beleid betreffende de Joke
Smit-prijs.
Periode: 1981–
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering: B 2, 3
213
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal over het
beleid betreffende de Joke Smit-prijs.
Periode: 1981–
Product: Brieven, notities
Waardering: B 2, 3
214
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid betreffende de Joke Smit-prijs.
Periode: 1981–
Product: Brieven, notities
Opmerking: Zie voor de handelingen van de Ombudsman het rapport institutioneel onderzoek
‘Behoorlijk behandeld; actoren en handelingen op het terrein van de Nationale Ombudsman’.
Waardering: B 3
Informatieverstrekking
215
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
over het beleid betreffende de Joke Smit-prijs.
Periode: 1981–
Product: Brieven, notities
Waardering: V, 2 jaar
216
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten met betrekking tot de Joke
Smit-prijs.
Periode: 1981–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering: V, 2 jaar na vervallen. Van het eindproduct blijft een exemplaar bewaard.
Onderzoek
217
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden (wetenschappelijk) onderzoek betreffende
de Joke Smit-prijs.
Periode: 1981–
Product: Nota’s, notities, onderzoeksrapporten
Waardering: V, 5 jaar
218
Handeling: Het vaststellen van opdrachten en onderzoeksrapporten betreffende de Joke
Smit-prijs.
Periode: 1981–
Product: Nota’s, notities
Waardering: B 1
Instelling en jury Joke Smitprijs
219
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
regeling voor een prijs op het gebied van de emancipatie.
Periode: 1985–
Product: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs (Stb.1985/597)
Waardering: B 1
220
Handeling: Het stellen van nadere regels voor de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 2
Waardering: B 5
221
Handeling: Het benoemen van een jury inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Benoeming
Waardering: B 5
223
Handeling: Het toekennen van de Joke Smit-prijs aan een persoon, groep of instantie
die een fundamentele bijdrage heeft geleverd aan de verbetering van de positie van
de vrouw in de Nederlandse samenleving.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 2 en art. 3
Opmerking: De minister kent de prijs toe in overeenstemming met de vakministers, en
op advies van de jury van de Joke Smit-prijs.
Waardering: B 1
Subsidiëring
Beleidsontwikkeling en evaluatie
224
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
betreffende de subsidiëring van emancipatieprojecten.
Periode: 1965–
Product: Beleidsnota’s, beleidnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen
o.a.:
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Waardering: B 1
225
Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die
actief zijn op het terrein van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Beschikkingen
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
Totstandkoming van wet- en regelgeving
226
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet-
en regelgeving betreffende de subsidiëring van projecten en instellingen op het gebied
van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten
Waardering: B 1
Verantwoording van beleid
227
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen inzake de subsidiëring van projecten
en instellingen op het gebied van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Series jaarverslagen, maandverslagen, kwartaalverslagen
Waardering: B 2, 3
228
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende
de subsidiëring van projecten en instellingen op het gebied van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: B 2, 3
229
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid betreffende de subsidiëring van projecten en instellingen op het gebied
van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Opmerking: Zie voor de handelingen van de Ombudsman het rapport institutioneel onderzoek
‘Behoorlijk behandeld; actoren en handelingen op het terrein van de Nationale Ombudsman’.
Waardering: B 3
230
Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende
de subsidiëring van projecten en instellingen op het gebied van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Beschikkingen
Waardering: B 3
231
Handeling: Het opstellen van verweerschriften ten behoeve van beroepschriftprocedures
voor administratief rechterlijke organen betreffende de subsidiëring van projecten
en instellingen op het gebied van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Verweerschriften
Opmerking: Zie hiervoor onder meer het rapport institutioneel onderzoek over de Raad
van State.
Waardering: B 3
Informatieverstrekking
232
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
betreffende de subsidiëring van projecten en instellingen op het gebied van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: V, 2 jaar
233
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de subsidiëring
van projecten en instellingen op het gebied van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering: V, 2 jaar na vervallen. Van het eindproduct blijft een exemplaar bewaard.
Onderzoek
234
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden (wetenschappelijk) onderzoek betreffende
de subsidiëring van projecten en instellingen op het gebied van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Nota’s, notities, onderzoeksrapporten
Waardering: V, 5 jaar
235
Handeling: Het vaststellen van opdrachten en onderzoeksrapporten betreffende de subsidiëring
van projecten en instellingen op het gebied van de emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Nota’s, notities
Waardering: B 1
Nationaal comité internationaal jaar voor de vrouw
236
Handeling: Het instellen van een commissie die activiteiten gericht op de bewustwording
van de Nederlandse samenleving van het emancipatieproces stimuleert, in het bijzonder
in het kader van het Internationale jaar voor de vrouw, 1975.
Periode: 1965–1975
Product: Instelling Nationaal comité internationaal jaar voor de vrouw
Waardering: B 1
Subsidieregeling projecten emancipatiewerkers
239
Handeling: Het voordragen van een regeling voor de subsidiëring van projecten emancipatiewerkers.
Periode: 1981–
Product: Subsidieregeling projecten emancipatiewerkers (Stcrt.1983/203)
Waardering: B 1
240
Handeling: Het stellen van richtlijnen voor het opstellen en indienen van jaarverslagen
in het kader van projecten emancipatiewerkers.
Periode: 1983–1989
Grondslag: Subsidieregeling projecten emancipatiewerkers, 1983, art. 12, lid 1
Opmerking: Uiterlijk één maand na afloop van het projectjaar dient elke organisatie
die in het kader van het project emancipatiewerkers een subsidie ontvangt bij de minister
een jaarverslag in.
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
241
Handeling: Het stellen van richtlijnen voor de begroting van een project emancipatiewerker.
Periode: 1983–1989
Grondslag: Subsidieregeling projecten emancipatiewerkers, 1983, art. 9, lid 2
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
242
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar belast met de controle op een project emancipatiewerker.
Periode: 1983-1989
Grondslag: Subsidieregeling projecten emancipatiewerkers, 1983, art. 12, lid 3
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
244
Handeling: Het toekennen, geheel of gedeeltelijk intrekken van een subsidie aan een
organisatie in het kader van het project emancipatiewerkers.
Periode: 1983–1989
Grondslag: Subsidieregeling projecten emancipatiewerkers, 1983, art. 7 en art. 13
en art. 14
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: De minister kan een subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken, indien blijkt
dat een organisatie opzettelijk gegevens heeft verstrekt die onjuist of onvolledig
zijn, dan wel dat zij de bepalingen van deze subsidieregeling niet heeft nageleefd.
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
245
Handeling: Het definitief vaststellen van een subsidiebedrag voor een project emancipatiewerker.
Periode: 1983–1989
Grondslag: Subsidieregeling projecten emancipatiewerkers, 1983, art. 9, lid 4
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: De minister stelt een subsidiebedrag definitief vast na ontvangst van de
jaarrekening die de organisatie uiterlijk op 1 mei van het volgend kalenderjaar bij
de minister ingediend moet hebben.
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
246
Handeling: Het instemmen met een tussentijdse, niet in de subsidietoezegging betrokken
loonkostenstijging, of met een overschrijding van de begrote apparaatskosten van een
organisatie die een subsidie ontvangt in het kader van het project emancipatiewerkers.
Periode: 1983–1989
Grondslag: Subsidieregeling projecten emancipatiewerkers, 1983, art. 11
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: Indien in een dergelijke situatie de organisatie niet vooraf de instemming
van de minister heeft gekregen, dan komen de hiermee gemoeide kosten niet in aanmerking
voor subsidiëring.
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
247
Handeling: Het goedkeuren van de benoeming van een emancipatiewerker en zijn rechtspositieregeling.
Periode: 1983–1989
Grondslag: Subsidieregeling projecten emancipatiewerkers, 1983, art. 8, lid 1
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: De organisatie die een emancipatiewerker wil benoemen, dient vooraf schriftelijk
de goedkeuring van de minister te vragen.
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
Subsidieregeling vrouw en werkwinkels
248
Handeling: Het voordragen van een regeling voor de subsidiëring van emancipatie-activiteiten.
Periode: 1981–
Product: Subsidieregeling vrouw en werkwinkels (Stcrt.1987/174)
Waardering: B 1
249
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar belast met het toezicht op de naleving
van de subsidievoorwaarden, de behandeling van subsidie-aanvragen, alsmede met onderzoeken
die ten doel hebben de doelmatigheid en effectiviteit van de subsidiëring te evalueren.
Periode: 1987–1991
Grondslag: Subsidieregeling Vrouw en Werkwinkels, 1987, art. 16
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
250
Handeling: Het toekennen of weigeren van een tegemoetkoming in de kosten gemaakt door
een Vrouw en Werkwinkel.
Periode: 1987–1991
Grondslag: Subsidieregeling Vrouw en Werkwinkels, 1987, art. 2 en art. 5
Product: Ministerieel besluit
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
251
Handeling: Het intrekken, geheel of gedeeltelijk terugvorderen van een tegemoetkoming
in de kosten gemaakt door een Vrouw en Werkwinkel.
Periode: 1987–1991
Grondslag: Subsidieregeling Vrouw en Werkwinkels, 1987, art. 17
Product: Ministerieel besluit
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
252
Handeling: Het goedkeuren van een tussentijdse wijziging in de statuten van een Vrouw
en Werkwinkel die subsidie ontvangt van het ministerie.
Periode: 1987–1991
Grondslag: Subsidieregeling Vrouw en Werkwinkels, 1987, art. 14
Product: Ministerieel besluit
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
253
Handeling: Het houden van toezicht op de naleving van de subsidievoorwaarden, de behandeling
van subsidie-aanvragen, alsmede het onderzoeken van de doelmatigheid en effectiviteit
van de subsidiëring van Vrouw en Werkwinkels.
Periode: 1987–1991
Grondslag: Subsidieregeling Vrouw en Werkwinkels, 1987, art. 16
Product: Rapporten
Waardering: B 2, 3
Subsidieregeling emancipatie-ondersteuning vrouwenorganisaties
254
Handeling: Het voordragen van een regeling voor de subsidiëring van vrouwenorganisaties.
Periode: 1981–
Product: Subsidieregeling emancipatie-ondersteuning vrouwenorganisaties (Stcrt.1990/167)
Waardering: B 1
255
Handeling: Het aanwijzen van personen belast met de controle op de naleving van subsidievoorwaarden
door vrouwenorganisaties; en met het onderzoek naar doelmatigheid en effectiviteit
van subsidiëring in het algemeen en de vrouwenorganisaties in het bijzonder.
Periode: 1990–1992
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-ondersteuning vrouwenorganisaties, 1990, art.
9
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
256
Handeling: Het toekennen of weigeren van een subsidie aan een vrouwenorganisatie.
Periode: 1990–1992
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-ondersteuning vrouwenorganisaties, 1990, art.
5 en art. 6
Product: Ministerieel besluit
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
257
Handeling: Het intrekken, geheel of gedeeltelijk terugvorderen van een subsidie aan
een vrouwenorganisatie.
Periode: 1990–1992
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-ondersteuning vrouwenorganisaties, 1990, art.
8 en art. 10
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: De minister kan een subsidie intrekken of terugvorderen indien de vrouwenorganisatie
niet overeenkomstig het bij de subsidie-aanvraag ingediende stappen- en activiteitenplan
handelt; of indien de vrouwenorganisatie weigert medewerking te verlenen aan controle
en onderzoek door ambtenaren die daartoe door de minister zijn aangewezen.
Voorafgaand aan een intrekking of terugvordering dient de vrouwenorganisatie in de
gelegenheid te worden gesteld zich te doen horen door ambtenaren die hiervoor zijn
aangewezen door de minister of door de Directeur Emancipatiebeleid.
Waardering: B 5
258
Handeling: Het instemmen met een afwijking van een stappen- en activiteitenplan van
een vrouwenorganisatie.
Periode: 1990–1992
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-ondersteuning vrouwenorganisaties, 1990, art.
10, lid 2
Product: Ministerieel besluit
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
Subsidieregeling emancipatie-voorziening op regionaal niveau
259
Handeling: Het voordragen van een regeling voor de subsidiëring van emancipatievoorzieningen
op regionaal niveau.
Periode: 1981–
Product: Subsidieregeling emancipatievoorziening op regionaal niveau (Stcrt.1983/203)
Waardering: B 1
260
Handeling: Het stellen van richtlijnen voor het opstellen en indienen van jaarverslagen
door emancipatie-instellingen op regionaal niveau.
Periode: 1983–1990
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-voorziening op regionaal niveau, 1983, art.
2, lid 1
Opmerking: De instellingen dienen een jaarverslag binnen drie maanden na afloop van
het voorafgaande subsidiejaar in te dienen.
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
261
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar belast met het toezicht op de emancipatie-instellingen
op regionaal niveau.
Periode: 1983–1990
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-voorziening op regionaal niveau, 1983, art.
22, lid 3
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
263
Handeling: Het toekennen, geheel of gedeeltelijk weigeren van subsidie aan een emancipatie-instelling
op regionaal niveau.
Periode: 1983–1990
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-voorziening op regionaal niveau, 1983, art.
7, lid 1 en lid 2
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: Het provinciaal of gemeentelijk bestuur adviseert de minister over de toekenning
van een dergelijke subsidie.
Waardering: V, 10 jaar
264
Handeling: Het houden van toezicht op de uitvoering van de Subsidieregeling emancipatie-voorziening
op regionaal niveau.
Periode: 1983–1990
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-voorziening op regionaal niveau, art. 22
Product: Rapporten
Waardering: V, 5 jaar
265
Handeling: Het intrekken, geheel of gedeeltelijk terugvorderen van een subsidie verleend
aan een emancipatie-instelling op regionaal niveau.
Periode: 1983–1990
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-voorziening op regionaal niveau, 1983, art.
23
Product: Ministerieel besluit
Waardering: B 5
Opmerking: De minister kan een subsidie intrekken indien blijkt dat de emancipatie-instelling
niet voldoet aan de bepalingen en voorschriften van deze regeling. De minister kan
een subsidie terugvorderen indien blijkt dat de emancipatie-instelling opzettelijk
onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt.
Indien een instelling mede door een gemeente of provincie werd gefinancierd, adviseren
deze inzake de intrekking of terugvordering.
266
Handeling: Het goedkeuren van de aanstelling van werknemers en hun rechtspositie bij
een emancipatie-instelling op regionaal niveau.
Periode: 1983–1990
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-voorziening op regionaal niveau, 1983, art.
14, lid 2
Product: Ministerieel besluit
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
267
Handeling: Het instemmen met de inschakeling van een persoon die anders dan krachtens
een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht voor een emancipatie-instelling op
regionaal niveau.
Periode: 1983–1990
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-voorziening op regionaal niveau, 1983, art.
11 en art. 12
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: De minister dient een regeling voor de rechtspositie en het salaris van
een personeelslid dat niet onder de C.A.O.-Welzijn valt en bij een emancipatie-voorziening
op regionaal niveau werkzaam is, goed te keuren. Hierover vindt overleg plaats tussen
de minister en het bestuur van de betrokken emancipatie-instelling.
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
268
Handeling: Het instemmen met een tussentijdse, niet in de subsidietoezegging betrokken
loonkostenstijging of overschrijding van de apparaatskosten van een emancipatie-instelling
op regionaal niveau.
Periode: 1983–1990
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-voorziening op regionaal niveau, 1983, art.
14, lid 1
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: Indien in een dergelijke situatie de instelling niet vooraf de instemming
van de minister heeft gekregen, dan komen de hiermee gemoeide kosten niet in aanmerking
voor subsidiëring.
Waardering: V, 10 jaar
269
Handeling: Het geven van toestemming voor een overschrijding van een begroting of
van een vastgesteld maximumsubsidiebedrag door een emancipatie-instelling op regionaal
niveau.
Periode: 1983–1990
Grondslag: Subsidieregeling emancipatie-voorziening op regionaal niveau, 1983, art.
19
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: Indien de toestemming van de minister voor een dergelijke overschrijding
niet tijdig is gevraagd, wordt voor het bedrag waarmee de begroting wordt overschreden,
geen subsidie verleend.
Waardering: V, 10 jaar
Subsidieregeling voor de vrouwen-emancipatiebureaus
270
Handeling: Het voordragen van een regeling voor de subsidiëring van vrouwenemancipatiebureaus.
Periode: 1981–
Product: Subsidieregeling voor de vrouwenemancipatiebureaus (Stcrt.1990/68)
Waardering: B 1
271
Handeling: Het toekennen of intrekken van een subsidie aan een vrouwen-emancipatiebureau
op provinciaal of stedelijk niveau.
Periode: 1990–1994
Grondslag: Subsidieregeling voor de vrouwen-emancipatiebureaus, 1990, art. 2, art.
5 en art. 8
Product: Ministerieel besluit
Opmerking: De minister kan een subsidie intrekken indien blijkt dat een instelling
niet voldoet aan de bepalingen en voorschriften van deze subsidieregeling.
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
272
Handeling: Het houden van toezicht op het voldoen door de vrouwen-emancipatiebureaus
op provinciaal en stedelijk niveau, aan de bepalingen en voorschriften van deze subsidieregeling.
Periode: 1990–1994
Grondslag: Subsidieregeling voor de vrouwen-emancipatiebureaus, 1990, art. 8
Product: Rapporten
Waardering: V, 5 jaar
273
Handeling: Het aanwijzen van een bestemming voor een voordelige exploitatiesaldo van
een vrouwen-emancipatiebureau op provinciaal of stedelijk niveau.
Periode: 1990–1994
Grondslag: Subsidieregeling voor de vrouwen-emancipatiebureaus, 1990, art. 7
Product:
Opmerking: Het gaat hier om voordelige exploitatiesaldi die zijn ontstaan dor onderbesteding,
en die niet binnen een kalenderjaar volgend op het jaar waarin zij zijn ontstaan,
zijn besteed binnen de doelstelling van de subsidie.
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
274
Handeling: Het goedkeuren van de grondslagen voor waardering van activa en passiva
van een vrouwen-emancipatiebureau op provinciaal of stedelijk niveau.
Periode: 1990–1994
Grondslag: Subsidieregeling voor de vrouwen-emancipatiebureaus, 1990, art. 7
Product: Ministerieel besluit
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
275
Handeling: Het goedkeuren van de begroting van een vrouwen-emancipatiebureau op provinciaal
of stedelijk niveau.
Periode: 1990–1994
Grondslag: Subsidieregeling voor de vrouwen-emancipatiebureaus, 1990, art. 7
Product: Ministerieel besluit
Waardering: V, 5 jaar na het verstrijken van de bezwaartermijn
Internationaal emancipatiebeleid
Beleidsontwikkeling en evaluatie
276
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van de Nederlandse
inbreng in het internationale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Waardering: B 1
Internationaal beleid
277
Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale
regelingen betreffende het emancipatiebeleid en het presenteren van Nederlandse standpunten
in intergouvernementele organisaties.
Periode: 1965–
Product: Internationale regelingen, nota’s, notities, rapporten
Waardering: B 1
Algemeen
278
Handeling: Het detacheren / benoemen van ambtenaren bij de Nederlandse Permanente
Vertegenwoordiging bij de EG.
Periode: 1965–
Product: Besluit
Waardering: Zie hiervoor handeling 218 uit het (concept-)Basisselectiedocument Overheidspersoneel;
Deelbeleidsterrein Buitensectorale Arbeidsvoorwaarden
Raadsbesluiten
279
Handeling: Het voorbereiden van bijdragen aan werkgroepen van de Europese Commissie
inzake het emancipatiebeleid
Periode: 1965–
Opmerking: Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen over de geleverde
inbreng in de werkgroepen
Waardering: V, 10 jaar
280
Handeling: Het opstellen van concept-informatiefiches over voorstellen, mededelingen
en Groenboeken van de Europese Commissie op het gebied van het emancipatiebeleid.
Periode: 1989–
Product: Concept-fiches.
Opmerking: De interdepartementale WBNC stelt de informatiefiches vast (de handeling
hiervoor is opgenomen in het concept-RIO ‘Gedane Buitenlandse Zaken’).
Waardering: B 1
281
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van Raadswerkgroepen met betrekking
tot het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Opmerking: –Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd
worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.
–De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.
–Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van Raadswerkgroepen.
Waardering: B 1
282
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc groepen Raden/Attachés met
betrekking tot het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd
worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.
De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.
Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van ad
hoc groepen Raden / Attachés.
Waardering: B 1
283
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van het Coreper met betrekking tot het
emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd
worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.
De instructies voor de Nederlandse vertegenwoordiger in het Coreper (de PV) worden
vastgesteld in interdepartementaal overleg onder leiding van het ministerie van Buitenlandse
Zaken.
De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot concept-instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten.
Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van het
Coreper.
Waardering: B 1
284
Handeling: Het voorbereiden van vergaderingen van ad hoc High Level groepen met betrekking
tot het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Opmerking: Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd
worden met maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.
De handeling leidt bij het eerstverantwoordelijke ministerie met name tot concept-instructies;
bij de overige betrokken ministeries tot departementale standpunten. Onder deze handeling
valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van High Level groepen.
Waardering: B 1
285
Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake agendapunten van Raadsvergaderingen
met betrekking tot het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Opmerking: Nationale standpunten en onderhandelingsposities inzake agendapunten van
Raadsvergaderingen komen tot stand in de Coördinatiecommissie voor Europese Integratie-
en Associatieproblemen (CoCo).
Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van Raadsvergaderingen.
Waardering: B 1
286
Handeling: Het opstellen van departementale standpunten inzake algemene en op langere
termijn spelende zaken van EU-belang inzake het emancipatiebeleid.
Periode: 1993–
Opmerking: Overleg hierover in de Coördinatiecommissie op Hoog Ambtelijk Niveau (CoCoHan)
leidt tot algemene rapporten aan de betrokken ministers.
Waardering: B 1
287
Handeling: Het voorbereiden van de Nederlandse bijdrage aan een wereldvrouwenconferentie
van de Verenigde Naties.
Periode: 1974–
Opmerking: In 1975 werd de eerste VN wereldvrouwenconferentie gehouden. Voor de eerste
twee conferenties vond de voorbereiding voornamelijk op ambtelijk niveau plaats binnen
het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk/het ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor de voorbereiding
van de conferentie van 1985 had de Nederlandse Vrouwenraad de opdracht gekregen de
Nederlandse bijdrage aan de conferentie inhoudelijk voor te bereiden.
Waardering: B 1
Uitvoeringsbepalingen van de Europese Commissie
288
Handeling: Het voordragen van personen voor benoeming in een raadgevend comité, beheerscomité
of reglementeringscomité
Periode: 1965–
Opmerking: De Raad benoemt de leden van de comités.
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
289
Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten inzake door de Europese Commissie
voorgestelde uitvoeringsbepalingen met betrekking tot het emancipatiebeleid, die besproken
worden in raadgevend comité, een beheerscomité of een reglementeringscomité
Periode: 1965–
Opmerking:
-
– Als onderdeel van de departementale standpuntbepaling kan overleg gevoerd worden met
maatschappelijke groeperingen, zoals het georganiseerde bedrijfsleven.
-
– Wanneer meerdere departementen betrokken zijn leidt het eerstverantwoordelijke ministerie
het coördinatie-overleg.
-
– Onder deze handeling valt ook het opstellen van instructies voor de Nederlandse vertegenwoordigers
in de comités.
-
– Onder deze handeling valt ook het opstellen van verslagen van vergaderingen van deze
comités.
Waardering: B 1
290
Handeling: Het opstellen en wijzigen van standpunten over door de Commissie voorgenomen
besluiten, maatregelen en onderhandelingen met derde landen, voor zover deze niet
zijn vastgelegd in Raadsbesluiten en worden gecoördineerd in commissies en werkgroepen
Periode: 1965–
Waardering: B 1
Implementatie van Europese regelgeving
291
Handeling: Het opstellen van een plan ter implementatie van een door de Raad vast
te stellen besluit.
Periode: 1993–
Grondslag: Aanwijzingen voor regelgeving (Stcrt.1992/230)
Product: Implementatieplan
Opmerking: Het betreft hier plannen ter implementatie van richtlijnen en verordeningen
die onderworpen zijn aan de samenwerkingsprocedure of de mede-beslissingsprocedure
(co-decisie) van Raad en Europees Parlement. Het implementatieplan moet binnen een
maand nadat de Raad het gemeenschappelijk standpunt heeft vastgesteld voorgelegd worden
aan de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen.
Waardering: B 1
292
Handeling: Het voordragen aan de Commissie van deskundigen belast met de controle
op de naleving van de bepalingen van communautaire besluiten betreffende het emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Grondslag: Richtlijnen
Product: Besluit
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
Verantwoording en verslaglegging
293
Handeling: Het rapporteren aan de Commissie over de toepassing van de Richtlijn van
de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke
en vrouwelijke werknemers.
Periode: 1975–1979
Grondslag: Richtlijn van de Raad betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgeving
der Lidstaten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke
en vrouwelijke werknemers, 1975, art. 9
Product: Rapportage
Opmerking: Artikel 9 van deze richtlijn stelt dat de staat binnen drie jaar na kennisgeving
van de richtlijn de gegevens aan de Commissie dient te geven.
Waardering: B 2, 3
294
Handeling: Het rapporteren aan de Commissie over de toepassing van de Richtlijn van
de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van gelijke behandeling van mannen en vrouwen
ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de pcurotiekansen
en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden.
Periode: 1976–1981
Grondslag: Richtlijn van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van gelijke behandeling
van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding
en de pcurotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, 1979, art. 10
Product: Rapportage
Opmerking: Artikel 10 van deze richtlijn stelt dat de staat binnen 5 jaar na kennisgeving
van de richtlijn de gegevens aan de Commissie dient te geven.
Waardering: B 2, 3
295
Handeling: Het voorbereiden van een verslag inzake de wetgevende, rechterlijke, bestuurlijke
of andere maatregelen die de Nederlandse regering heeft genomen ter uitvoering van
het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie jegens de vrouw;
en met betrekking tot de in dit opzicht geboekte vooruitgang.
Periode: 1979–
Grondslag: Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie jegens de
vrouw, 1979, art. 18
Product: Verslagen
Opmerking: De staat dient dit verslag binnen een jaar na inwerkingtreding voor ons
land van dit verdrag in te dienen, vervolgens ten minste eenmaal in de vier jaar,
en voorts telkens wanneer de Commissie inzake de uitbanning van discriminatie jegens
de vrouw (CEDAW) dit verzoekt. Voor Nederland trad het Verdrag in werking op 17 juli
1991. De rapportageplicht die in het Verdrag is opgenomen, en voor ons land feitelijk
vanaf 1991 geldt, is in de goedkeuringswet uitgebreid met de verplichting tevens eens
in de vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag uit te brengen over de uitvoering
voor Nederland van het Verdrag.
Waardering: B 2, 3
296
Handeling: Het periodiek verslag doen aan de Staten-Generaal over de uitvoering voor
Nederland van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van
vrouwen.
Periode: 1991–
Grondslag: Goedkeuringswet Verdrag uitbanning van alle vormen van discriminatie van
vrouwen, 1991, art. 3
Product: Verslagen
Waardering: B 2, 3
297
Handeling: Het voorbereiden van een verslag inzake de wijze waarop de Nederlandse
overheid personen met gezinsverantwoordelijkheid, die een betrekking vervullen of
wensen te vervullen, in staat stelt om zulks te doen uitoefenen, zonder aan discriminatie
te worden blootgesteld en, voor zover mogelijk, zonder dat de verantwoordelijkheid
ten aanzien van hun werk in botsing komt met hun gezinsverantwoordelijkheid.
Periode: 1981–
Grondslag: Verdrag betreffende gelijke kansen en gelijke behandeling van mannelijke
en vrouwelijke arbeiders: arbeiders met gezinsverantwoordelijkheid, 1981, art. 10,
lid 2
Product: Verslagen
Waardering: B 2, 3
298
Handeling: Het voorbereiden van een rapportage aan het Comité voor de positie van
de vrouw (CSW) van de Verenigde Naties inzake de positie van de vrouw in Nederland.
Periode: 1985–
Product: Rapportage
Opmerking: Tijdens de derde wereldvrouwenconferentie in 1985 is afgesproken dat alle
landen van de Verenigde Naties iedere vijf jaar een rapport zouden uitbrengen over
de stand van zaken met betrekking tot de positie van de vrouw in hun eigen land.
Waardering: B 2, 3
299
Handeling: Het voorbereiden van een verslag inzake de wijze waarop de Nederlandse
overheid het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen,
en tot bescherming van het moederschap implementeert.
Periode: 1986–
Grondslag: Richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke
behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen, de landbouwsector daarbij
inbegrepen, en tot bescherming van het moederschap, 1986, art. 13
Product: Verslagen
Waardering: B 2, 3
Commissies ressorterend onder SZW
Nationale Adviescommissie Emancipatie
Instelling
24
Handeling: Het vaststellen van een reglement voor haar werkwijze en de werkzaamheden
van haar secretariaat.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 10
Product: Reglement voor de werkwijze van de Nationale adviescommissie emancipatie
Opmerking: De minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk diende zijn
goedkeuring te geven aan dit reglement.
Waardering: B 4
Benoemingen
26
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Nationale adviescommissie
emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 3,
lid 5
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: De minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk besliste over
de benoemingen.
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
28
Handeling: Het aanwijzen van een vice-voorzitter voor de Nationale adviescommissie
emancipatie.
Periode: 1971–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 3,
lid 4
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
30
Handeling: Het aanwijzen van een voorzitter of lid van een werkgroep die een onderdeel
van haar taak uitvoert.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 6,
lid 2
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
31
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk inzake de aanwijzing van een lid van het secretariaat van de Nationale adviescommissie
emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 9
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
Advisering
33
Handeling: Het op verzoek of eigener beweging adviseren van de regering inzake het
emancipatiebeleid.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 2
Product: Advies
Opmerking: Naast advisering omtrent uitgangspunten, doelstellingen, samenhang en vormgeving
van het emancipatiebeleid kreeg de commissie de taak voorstellen te doen omtrent een
definitieve structuur van advisering op dit gebied aan de regering. Op advies van
de Nationale adviescommissie emancipatie werd in 1981 haar taakopvolger de Emancipatieraad
ingesteld.
Waardering: B 1
Uitvoering
36
Handeling: Het instellen van een werkgroep voor het uitvoeren van onderdelen van haar
taak.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 6,
lid 1
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
37
Handeling: Het omschrijven van de taken van een werkgroep, en het coördineren van
de werkzaamheden van een werkgroep die onderdelen van haar taak uitvoert.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 6,
lid 2
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
Verantwoording en verslaglegging
38
Handeling: Het jaarlijks verslag doen aan de regering van haar werkzaamheden.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 5
Product: Jaarverslagen
Waardering: B 2, 3
39
Handeling: Het jaarlijks opstellen van een activiteitenplan en een begroting.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale adviescommissie emancipatie, 1974, art. 5
Product: Activiteitenplannen en begrotingen
Waardering: B 1
Emancipatie-onderzoek
191
Handeling: Het adviseren van de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk inzake de benoeming van een persoon van het Sociaal Cultureel Planbureau als
lid van de Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatie-onderzoek.
Periode: 1979–1985
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatie-onderzoek,
1979, art. 5, lid 3
Product: Advies
Waardering: V, 5 jaar
Internationaal emancipatiebeleid
287
Handeling: Het voorbereiden van de Nederlandse bijdrage aan een wereldvrouwenconferentie
van de Verenigde Naties.
Periode: 1974–
Opmerking: In 1975 werd de eerste VN wereldvrouwenconferentie gehouden. Voor de eerste
twee conferenties vond de voorbereiding voornamelijk op ambtelijk niveau plaats binnen
het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk / het ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor de
voorbereiding van de conferentie van 1985 had de Nederlandse Vrouwenraad de opdracht
gekregen de Nederlandse bijdrage aan de conferentie inhoudelijk voor te bereiden.
Waardering: B 1
Emancipatieraad
Instelling
41
Handeling: Het vaststellen van een reglement voor zijn werkwijze.
Periode: 1981–1997
Grondslag: Wet op de Emancipatieraad, 1981, art. 10, lid 1
Product: Reglement voor de werkwijze van de Emancipatieraad (Stcrt.1986/133)
Opmerking: De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid diende zijn goedkeuring
te geven aan dit reglement.
Waardering: B 4
Benoemingen
44
Handeling: Het aanwijzen van de plaatsvervangend voorzitter van de Emancipatieraad.
Periode: 1981–1997
Grondslag: Wet op de Emancipatieraad, 1981, art. 6
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
45
Handeling: Het adviseren van de Kroon inzake de benoeming of het ontslag van de secretaris
van de Emancipatieraad.
Periode: 1981–1997
Grondslag: Wet op de Emancipatieraad, 1981, art. 9, lid 2
Product: Advies
Opmerking: De secretaris van de Emancipatieraad is tevens hoofd van het bureau van
de Emancipatieraad.
Waardering: V, 5 jaar
Advisering
48
Handeling: Het op verzoek of eigener beweging adviseren van de regering inzake het
emancipatiebeleid.
Periode: 1981–1997
Grondslag: Wet op de Emancipatieraad, 1981, art. 2
Product: Advies
Opmerking: Deze adviezen betroffen het emancipatiebeleid van de regering in het algemeen,
en de samenhang van voorzieningen en maatregelen van het emancipatiebeleid in het
bijzonder. Aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zond de Emancipatieraad
een afschrift van alle adviezen die niet specifiek aan hem waren gericht.
Waardering: B 1
49
Handeling: Het instellen van een commissie voor het uitvoeren van onderdelen van zijn
taak.
Periode: 1981–1997
Grondslag: Wet op de emancipatieraad, 1981, art. 7, lid 1
Waardering: V, 1 jaar na geldigheidsduur
Verantwoording en verslaglegging
50
Handeling: Het jaarlijks verslag uitbrengen aan de regering van zijn werkzaamheden
en bevindingen.
Periode: 1981–1997
Grondslag: Wet op de Emancipatieraad, 1981, art. 11
Product: Jaarverslagen
Waardering: B 2, 3
51
Handeling: Het, telkens na een termijn van ten hoogste vier jaar, rapporteren aan
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over zijn taakvervulling, en voorstellen
voor gewenste veranderingen.
Periode: 1981–1997
Grondslag: Wet op de Emancipatieraad, 1981, art. 12, lid 1
Product: Rapporten
Waardering: B 2
Commissie gelijke behandeling
77
Handeling: Het adviseren van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake
de benoeming van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke behandeling van
mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1980–1994
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 5
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 16, lid 3
Product: Advies
Opmerking: De Emancipatieraad werd in 1981 bij wet ingesteld. Daaraan voorafgaand
werd dit advies gegeven door de Emancipatiekommissie.
Waardering: V, 5 jaar
90
Handeling: Het adviseren van de minister van Binnenlandse Zaken inzake de benoeming
van een (plaatsvervangend) voorzitter of (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid in de burgerlijke openbare dienst.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare
dienst, 1980, art. 4, lid 2 en lid 3
Product: Advies
Opmerking: De Emancipatieraad werd in 1981 bij wet ingesteld. Daaraan voorafgaand
werd dit advies gegeven door de Emancipatiekommissie.
Waardering: V, 5 jaar
Nationaal Comité Internationaal Jaar van de Vrouw
237
Handeling: Het initiëren, bevorderen en coördineren van projecten en activiteiten
gericht op het bewustmaken van de Nederlandse samenleving van het emancipatieproces,
in het bijzonder in het kader van het Internationaal jaar voor de vrouw 1975.
Periode: 1974–
Bron : Staatscourant 1974/222
Product: Beleidsnota’s, rapporten
Opmerking: Het comité had van de regering de opdracht gekregen activiteiten te initiëren,
bevorderen en coördineren die de Nederlandse samenleving zouden betrekken bij het
emancipatieproces. Dit gebeurde voornamelijk via subsidies.
Waardering: B 1
238
Handeling: Het toekennen van een subsidie aan een project of activiteit in het kader
van het Internationaal jaar voor de vrouw 1975.
Periode: 1974–
Bron: Staatscourant 1974/222
Product: Subsidies
Opmerking: Het comité had van de regering de opdracht gekregen activiteiten te initiëren,
bevorderen en coördineren die de Nederlandse samenleving zouden betrekken bij het
emancipatieproces. Dit gebeurde voornamelijk via subsidies.
Waardering: V, 10 jaar
Projectgroep vrouw en werkgelegenheid
147
Handeling: Het adviseren van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over
projecten opgezet door vrouwen en gericht op het vergemakkelijken van de toegang voor
vrouwen tot de arbeidsmarkt.
Periode: 1983–1986
Grondslag: Instellingsbesluit Projectgroep vrouw en werkgelegenheid, 1983, art. 3
Product: Advies
Waardering: B 1
148
Handeling: Het jaarlijks verslag doen van haar werkzaamheden aan de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid.
Periode: 1983–1986
Grondslag: Instellingsbesluit Projectgroep vrouw en werkgelegenheid, 1983, art. 6
Product: Jaarverslag
Waardering: B 2, 3
Voorlopige begeleidingsgroep emancipatie-onderzoek
195
Handeling: Het stimuleren, coördineren, programmeren en evalueren van wetenschappelijk
onderzoek met betrekking tot het emancipatieproces.
Periode: 1979–1985
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatie-onderzoek,
1979, art. 2
Product: Advies, nota
Waardering: B 1
Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek
203
Handeling: Het adviseren over velden van emancipatie-onderzoek die prioriteit verdienen
alsmede over onderzoeksvoorstellen.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
4, lid 2 en art. 5, lid 4
Product: Advies
Waardering: B 1
205
Handeling: Het opstellen van een bestedingsplan en een werkplan.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
4, lid 3 en art. 9, lid 1 en lid 2
Product: Bestedingsplan, werkplan
Waardering: B 5
Interdepartementale Commissies
Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid
Instelling en benoemingen
14
Handeling: Het stellen van nadere regels voor haar werkwijze.
Periode: 1987–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 10
Waardering: B 4
17
Handeling: Het benoemen van een plaatsvervangend voorzitter.
Periode: 1977–1987
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 7
Product: Benoeming
Opmerking: De ICE benoemt deze plaatsvervangend voorzitter uit haar eigen midden.
Waardering: V, 5 jaar na geldigheidsduur
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
Advisering
18
Handeling: Het adviseren van en rapporteren aan betrokken minister(s) en de Ministeriële
Commissie Emancipatiebeleid over inhoud, vormgeving en coördinatie van het emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 2
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 4, lid 2
Product: Adviezen en rapporten
Opmerking: De ICE adviseert ministers en vanaf 1986 ook de Ministeriële Commissie
Emancipatiebeleid.
Waardering: B 1
19
Handeling: Het opstellen van adviesaanvragen aan de Nationale Adviescommissie Emancipatie.
Periode: 1977–1987
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 2
Product: Adviesaanvragen
Opmerking: Vanaf 1981 werden dit adviesaanvragen aan de Emancipatieraad.
Waardering: B 1
Verantwoording en verslaglegging
22
Handeling: Het evalueren van haar eigen functioneren.
Periode: 1987–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 8
Product: Evaluatierapport
Opmerking: De commissie diende haar functioneren in 1990 te evalueren, en het resultaat
ter kennis te brengen aan de Ministeriële Commissie Emancipatiebeleid.
Waardering: B 2
Emancipatie-onderzoek
190
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Voorlopige begeleidingsgroep
voor emancipatie-onderzoek.
Periode: 1979–1985
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatie-onderzoek,
1979, art. 5, lid 3
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering: V, 5 jaar
V, 75 jaar indien rechtspositionele/pensioenrechtelijke aanspraken ontleend kunnen
worden
206
Handeling: Het adviseren van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake
de goedkeuring van een bestedingsplan of een werkplan van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
9, lid 1 en lid 2
Product: Advies
Waardering: V, 10 jaar
Subsidieregeling projecten emancipatiewerkers
243
Handeling: Het adviseren van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake
de toekenning, gehele of gedeeltelijke intrekking van een subsidie aan een organisatie
in het kader van het project emancipatiewerkers.
Periode: 1983–1989
Grondslag: Subsidieregeling projecten emancipatiewerkers, 1983, art. 7, lid 3 en art.
13
Product: Advies
Opmerking: De Interdepartementale coördinatiecommissie emancipatiewerkers (of eigenlijk:
haar subcommissie projecten emancipatiewerkers) adviseert de minister over intrekking
van een subsidie in het geval dat een organisatie, nadat een subsidie is toegekend,
niet voldoet aan de bepalingen van deze subsidieregeling, dan wel aan de ingevolge
deze regeling verstrekte gegevens.
Waardering: V, 5 jaar
Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid
177
Handeling: Het ontwikkelen en evalueren van projecten gericht op vrouwen uit minderheidsgroepen.
Periode: 1984–1990
Grondslag: Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid,
1984 ???
Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid, 1989,
art. 3
Product: Beleidsnota’s en (evaluatie-)rapporten
Opmerking: De Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid doet hierover
voorstellen aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsook aan de minister
van Binnenlandse Zaken.
Waardering: B 1
179
Handeling: Het uitbrengen van een eindrapport aan de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, de minister van Binnenlandse Zaken, de Interdepartementale Coördinatiecommissie
Emancipatiebeleid, en aan de Interdepartementale Commissie Minderhedenbeleid.
Periode: 1989–1990
Grondslag: Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid,
1989, art. 8
Product: Eindrapport
Opmerking: Dit eindrapport diende uiterlijk 31 december 1990 uitgebracht te zijn.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid diende de werkgroep op te heffen
zodra zij haar eindrapport had uitgebracht.
Waardering: B 1
Interdepartementale Coördinatiecommissie Personeelszaken Rijksdienst
91
Vervallen
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De coördinatie van het emancipatiebeleid
3
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
wet of regeling voor de instelling van een commissie of werkgroep voor de coördinatie
van het departementale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Grondslag:
Product: Instellingsbesluit Coördinatiecommissie Emancipatie CRM, 1976
Instellingsbesluit Stuurgroep Emancipatie CRM, 1980
Instellingsbesluit WVC-Emancipatie Stuurgroep, 1984
Opmerking: Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de integratie van het facet emancipatie
in al hun departementale beleid. De departementen kennen veelal een eigen commissie
of werkgroep die deze integratie bevordert en coördineert.
Waardering: B 1
15
Handeling: Het voordragen van een vertegenwoordiger van het departement als lid van
de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 7
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Deze voordracht is bindend. Tussen 1977 en 1981 hadden niet alle vakministers
een vertegenwoordiger in de ICE.
Waardering: V, 10 jaar
V, 75 jaar bij rechtspositionele of pensioenrechtelijke aangelegenheden
29
Handeling: Het toevoegen van een vertegenwoordiger aan de Nationale Adviescommissie
Emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale Adviescommissie Emancipatie, 1974, art. 4
Product:
Opmerking: Deze vertegenwoordigers hadden in de commissie uitsluitend een adviserende
stem.
Waardering: V, 10 jaar
V, 75 jaar bij rechtspositionele of pensioenrechtelijke aangelegenheden
Gelijke behandeling
68
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake het stellen van nadere regels voor de werkwijze en procedures van de Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 7
Opmerking: Tussen 1975 en 1980 hoefde de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
hierover geen overeenstemming te bereiken met bovengenoemde actor.
Vanaf 1989 mocht de Commissie zelf regels stellen voor haar werkwijze en procedures.
Waardering: V, 10 jaar
72
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Binnenlandse Zaken inzake het stellen
van nadere regels voor de werkwijze en procedures van de Commissie gelijke behandeling
van mannen en vrouwen bij de arbeid in de burgerlijke openbare dienst.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare
dienst, 1980, art. 4, lid 13
Waardering: V, 10 jaar
82
Handeling: Het adviseren van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake
de benoeming van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke behandeling van
mannen en vrouwen bij de Arbeid.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 5
Product: Advies
Waardering: V, 10 jaar
92
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Binnenlandse Zaken inzake de benoeming
of het ontslag van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke behandeling
van mannen en vrouwen bij de arbeid in de burgerlijke openbare dienst.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare
dienst, 1980, art. 4
Product: Brief
Waardering: V, 10 jaar
94
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Justitie inzake de benoeming van
een (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke behandeling.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 16, lid 3
Product: Brief
Waardering: V, 10 jaar
96
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar die de Commissie gelijke behandeling kan
bijstaan bij de uitoefening van haar taak.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 18, lid 1
Product: Besluit
Waardering: V, 10 jaar
V, 75 jaar bij rechtspositionele of pensioenrechtelijke aangelegenheden
300
Handeling: Het oereenstemmen met de minister van Binnenlandse Zaken over de vijfjaarlijkse
rapportage aan de Staten Generaal over de werking in de praktijk van de Algemene wet
gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, en artikel
1637ij van het BW / art. 646, boek 7, NBW.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 33
Product: Rapporten
Opmerking: Zie ook handeling 113.
Waardering: B 5
Vrouwenemancipatie
Adviesgroep vrouwenhulpverlening:
136
Handeling: Het voordragen van een wet of regeling voor de instelling van een adviesgroep
op het terrein van de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1981–
Product: Instellingsbeschikking Adviesgroep vrouwenhulpverlening (Stcrt.1988/139)
Waardering: B 1
137
Handeling: Het benoemen of ontslaan van een lid van de Adviesgroep vrouwenhulpverlening.
Periode: 1988–1992
Grondslag: Instellingsbeschikking Adviesgroep vrouwenhulpverlening, 1988, art. 4,
lid 2
Product: Benoeming of ontslag
Waardering: V, 10 jaar
V, 75 jaar bij rechtspositionele of pensioenrechtelijke aangelegenheden
138
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar als waarnemer bij de Adviesgroep vrouwenhulpverlening.
Periode: 1988–1992
Grondslag: Instellingsbeschikking Adviesgroep vrouwenhulpverlening, 1988, art. 4,
lid 3
Product: Besluit
Opmerking: Ook de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wees een waarnemer
bij de adviesgroep aan.
Waardering: V, 10 jaar
V, 75 jaar bij rechtspositionele of pensioenrechtelijke aangelegenheden
139
Handeling: Het aanwijzen van een secretaris van de Adviesgroep vrouwenhulpverlening.
Periode: 1988–1992
Grondslag: Instellingsbeschikking Adviesgroep vrouwenhulpverlening, 1988, art. 5
Product: Besluit, brief
Waardering: V, 10 jaar
V, 75 jaar bij rechtspositionele of pensioenrechtelijke aangelegenheden
141
Handeling: Het toekennen van vacatiegeld, of een vergoeding voor reis- en verblijfkosten
aan een lid van de Adviesgroep vrouwenhulpverlening.
Periode: 1988–1992
Grondslag: Instellingsbeschikking Adviesgroep vrouwenhulpverlening, 1988, art. 10
Product: Beschikking
Waardering: V, 10 jaar
142
Handeling: Het rapporteren aan de Adviesgroep vrouwenhulpverlening over een voorgenomen
wijziging van het beleid ten aanzien van de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1988–1992
Grondslag: Instellingsbeschikking Adviesgroep vrouwenhulpverlening, 1988, art. 8
Product: Rapporten
Waardering: B 1
146
Handeling: Het aanwijzen van een lid van de Projectgroep vrouw en werkgelegenheid.
Periode: 1983–1986
Grondslag: Instellingsbesluit Projectgroep vrouw en werkgelegenheid, 1983, art. 4
Product: Beschikking
Waardering: V, 10 jaar
V, 75 jaar bij rechtspositionele of pensioenrechtelijke aangelegenheden
Homo-emancipatie
Beleidsontwikkeling en evaluatie
149
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
ter voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel gedrag.
Periode: 1965–
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen
o.a. ‘Overheidsbeleid en homoseksualiteit’ (Justitie, 1987)
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Waardering: B 1
Totstandkoming van wet- en regelgeving
150
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet-
en regelgeving met betrekking tot de voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel
gedrag.
Periode: 1965–
Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten
Waardering: B 1
Verantwoording van beleid
151
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen inzake de coördinatie van het beleid
betreffende de voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel gedrag.
Periode: 1965–
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering: B 2, 3
152
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende
het beleid ter voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel gedrag.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: B 2, 3
153
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid ter voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel gedrag.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Opmerking: Zie voor de handelingen van de Ombudsman het rapport institutioneel onderzoek
‘Behoorlijk behandeld; actoren en handelingen op het terrein van de Nationale Ombudsman’.
Waardering: B 3
154
Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende
het beleid ter voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel gedrag.
Periode: 1965–
Product: Beschikkingen
Waardering: B 3
155
Handeling: Het opstellen van verweerschriften ten behoeve van beroepschriftprocedures
voor administratief rechterlijke organen betreffende het beleid ter voorkoming en
bestrijding van anti-homoseksueel gedrag.
Periode: 1965–
Product: Verweerschriften
Opmerking: Zie hiervoor onder meer het rapport institutioneel onderzoek over de Raad
van State.
Waardering: B 3
Informatieverstrekking
156
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
over het beleid ter voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel gedrag.
Periode: 1965–
Product: Brieven, notities
Waardering: V, 1 jaar na afhandeling
157
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van het beleid
ter voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel gedrag.
Periode: 1965–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering: V, 5 jaar na afsluiting. Van het eindproduct blijft één exemplaar bewaard.
Onderzoek
158
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden (wetenschappelijk) onderzoek betreffende
homo-emancipatie
Periode: 1965–
Product: Nota’s, notities,
Waardering: V, 5 jaar na afronding
159
Handeling: Het vaststellen van opdrachten en onderzoeksrapporten betreffende homo-emancipatie.
Periode: 1965–
Product: Offertes, onderzoeksrapporten
Waardering: B 1
Emancipatie van allochtone vrouwen
176.De minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
Handeling: Het aanwijzen van een lid van de Interdepartementale werkgroep vrouwen-
en minderhedenbeleid.
Periode: 1984–1990
Grondslag: Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid,
1984 en 1989, art. 4, lid 3
Product: Brief
Waardering: V, 10 jaar
V, 75 jaar bij rechtspositionele of pensioenrechtelijke aangelegenheden
Emancipatie-onderzoek
200
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 2
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering: V, 10 jaar
V, 75 jaar bij rechtspositionele of pensioenrechtelijke aangelegenheden
Joke Smit-prijs
222
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Overlegverslagen, notities
Waardering: V, 10 jaar
Commissies ressorterend onder VWS
Adviesgroep Vrouwenhulpverlening
140
Handeling: Het adviseren van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur over
het beleid voor de vrouwenhulpverlening.
Periode: 1988–1992
Grondslag: Instellingsbeschikking Adviesgroep vrouwenhulpverlening, 1988, art. 3
Product: Advies
Waardering: B 1
143
Handeling: Het jaarlijks verslag doen aan de minister van Welzijn, Volksgezondheid
en Cultuur over haar bevindingen en werkzaamheden.
Periode: 1988–1992
Grondslag: Instellingsbeschikking Adviesgroep vrouwenhulpverlening, 1988, art. 9
Product: Jaarverslagen
Waardering: B 2, 3
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
De coördinatie van het emancipatiebeleid
3
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
wet of regeling voor de instelling van een commissie of werkgroep voor de coördinatie
van het departementale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Instellingsbesluit Commissie Emancipatiezaken BiZa-beleid, 1987
Opmerking: Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de integratie van het facet emancipatie
in al hun departementale beleid. De departementen kennen veelal een eigen commissie
of werkgroep die deze integratie bevordert en coördineert.
Waardering:
15
Handeling: Het voordragen van een vertegenwoordiger van het departement als lid van
de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 7
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Deze voordracht is bindend. Tussen 1977 en 1981 hadden niet alle vakministers
een vertegenwoordiger in de ICE.
Waardering:
29
Handeling: Het toevoegen van een vertegenwoordiger aan de Nationale Adviescommissie
Emancipatie.
Periode: 1976–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale Adviescommissie Emancipatie, 1974, art. 4
Product: Brief
Opmerking: Deze vertegenwoordigers hadden in de commissie uitsluitend een adviserende
stem.
Waardering:
Gelijke behandeling
55
Handeling: Het voordragen van wetten betreffende gelijke behandeling en non-discriminatie.
Periode: 1965–
Grondslag: Grondwet 1983–1972, art. 4
Grondwet 1983–1995, art. 1
Richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 februari 1975 en van
9 februari 1976
Product: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare
dienst (Stb.1980/384) ingetrokken bij Wet van 27 april 1989
Algemene wet gelijke behandeling (Stb.1994/230)
Waardering:
57
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur regelen van de gevallen waarin het
verbod op onderscheid naar geslacht, ras of nationaliteit niet geldt.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 2, lid 6
Product: Besluit gelijke behandeling (Stb.1994/657)
Opmerking: Dit besluit werd mede voorgedragen namens de ministers van Justitie, van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Onderwijs en Wetenschappen, en van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur; na advies van de Emancipatieraad, en van de Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Waardering:
Commissie Gelijke Behandeling
73
Handeling: Het stellen van nadere regels voor de werkwijze en procedures van de Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid in de burgerlijke openbare
dienst.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare
dienst, 19980, art. 4, lid 13
Product: Regeling
Opmerking: De minister deed dit in overeenstemming met de minister van Cultuur, Recreatie
en Maatchappelijk Werk.
Waardering:
83
Handeling: Het adviseren van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake
de benoeming of het ontslag van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1989–1994
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 16, lid 2
Product: Advies
Waardering:
93
Handeling: Het benoemen of ontslaan van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid in de burgerlijke openbare
dienst.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid in de burgerlijke
openbare dienst, 1980, art. 4
Product: Beschikking
Waardering:
94
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Justitie inzake de benoeming van
een (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke behandeling.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 16, lid 3
Product: Brief
Waardering:
96
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar die de Commissie gelijke behandeling kan
bijstaan bij de uitoefening van haar taak.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 18, lid 1
Product: Brief
Waardering:
104
Handeling: Het onderzoeken en beoordelen of er een onwettig onderscheid is gemaakt
in de behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid in de burgerlijke openbare dienst.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare
dienst, 1980, art. 3, lid 6
Product: Rapport
Opmerking: De minister deed een dergelijk onderzoek op verzoek van de Commissie gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid in de burgerlijke openbare dienst.
Na de opheffing van deze commissie in 1989 kreeg de minister van Binnenlandse Zaken
de mogelijkheid zich tot de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te wenden
met een verzoek tot een dergelijk onderzoek.
Het betreft hier onderzoeken in individuele gevallen.
Waardering:
106
Handeling: Het verzoeken aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot
het instellen van een onderzoek naar een onwettig onderscheid in de behandeling van
mannen en vrouwen bij de arbeid in de burgerlijke openbare dienst.
Periode: 1989–
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 21, lid 1
Product: Verzoekschrift, verslagen, notities
Opmerking: Tussen 1980 en 1989 had de minister van Binnenlandse Zaken de mogelijkheid
zelf, eventueel op verzoek van de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen
in de burgerlijke openbare dienst, en dergelijk onderzoek in te stellen.
Het betreft hier onderzoeken naar individuele gevallen.
Waardering:
113
Handeling: Het vijfjaarlijks rapporteren aan de Staten Generaal over de werking in
de praktijk van de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van
mannen en vrouwen, en artikel 1637ij van het BW / art. 646, boek 7, NBW.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling 1994, art. 33
Product: Rapporten
Waardering:
Homo-emancipatie
Totstandkoming van wet- en regelgeving
150
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet-
en regelgeving met betrekking tot de voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel
gedrag.
Periode: 1965–
Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten
Waardering:
Adviesgroep bestrijding anti-homoseksueel geweld
160
Handeling: Het voordragen van een wet of regeling voor de instelling van een adviesgroep
voor de voorkoming en bestrijding van geweld tegen homoseksuelen.
Periode: 1980–
Product: Besluit instelling Adviesgroep bestrijding anti-homoseksueel gedrag (stcrt.1990/183)
Opmerking: Dit besluit kwam tot stand in overeenstemming met de minister van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur, en met de minister van Defensie.
Waardering:
161
Handeling: Het benoemen van de leden van de Adviesgroep bestrijding anti-homoseksueel
gedrag.
Periode: 1990–
Grondslag: Besluit instelling Adviesgroep bestrijding anti-homoseksueel gedrag, 1990,
art. 3
Product: Beschikking
Waardering:
Emancipatie van allochtone vrouwen
Beleidvoorbereiding en beleidsevaluatie
163
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
betreffende de emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Waardering:
Totstandkoming van wet- en regelgeving
164
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet-
en regelgeving betreffende de emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten
Waardering:
Verantwoording van beleid
165
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen inzake het beleid betreffende de
emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen
Waardering:
166
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel
informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende
de emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Brieven, notities
Waardering:
167
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot
onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en
de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen
van het beleid betreffende de emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Brieven, notities
Opmerking: Zie voor de handelingen van de Ombudsman het rapport institutioneel onderzoek
‘Behoorlijk behandeld; actoren en handelingen op het terrein van de Nationale Ombudsman’.
Waardering:
168
Handeling: Het beslissen op bezwaarschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende
het emancipatiebeleid voor allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Beschikkingen
Waardering:
169
Handeling: Het opstellen van verweerschriften ten behoeve van beroepschriftprocedures
voor administratief rechterlijke organen betreffende het emancipatiebeleid voor allochtone
vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Verweerschriften
Opmerking: Zie hiervoor onder meer het rapport institutioneel onderzoek over de Raad
van State.
Waardering:
Informatieverstrekking
170
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen
betreffende het emancipatiebeleid voor allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Brieven, notities
Waardering:
171
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de emancipatie
van allochtone vrouwen.
Periode: 1981–
Product: Voorlichtingsmateriaal
Waardering:
Onderzoek
172
Handeling: Het voorbereiden en begeleiden (wetenschappelijk) onderzoek betreffende
de emancipatie van allochtone vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Nota’s, notities,
Waardering:
173
Handeling: Het vaststellen van opdrachten en onderzoeksrapporten betreffende de emancipatie
van allochtone vrouwen.
Periode: 1965–
Product: Offertes, onderzoeksrapporten
Waardering:
Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid
176
Handeling: Het aanwijzen van een lid van de Interdepartementale werkgroep vrouwen-
en minderhedenbeleid.
Periode: 1984–1990
Grondslag: Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid,
1984 en 1989, art. 4, lid 3
Product: Beschikking, brief
Waardering:
Emancipatie-onderzoek
200
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 2
Product: Voordracht ter benoeming, brief
Waardering:
Joke Smit-prijs
222
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Overlegverslagen, notities
Waardering:
Commissies ressorterend onder BZK
Commissie Gelijke Behandeling
Instelling
70
Handeling: Het stellen van nadere regels voor haar werkwijze en procedures.
Periode: 1989–1994
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 15, lid 1
Opmerking: Vóór 1989 stelde de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de regels
voor de werkwijzen en procedures van de commissie vast.
Waardering:
Benoemingen
85
Handeling: Het voordragen ter benoeming door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
van een persoon die de Commissie kan bijstaan bij de uitoefening van haar taak.
Periode: 1975–1989
Grondslag: Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, 1975, art. 12. lid 2
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 6
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering:
98
Handeling: Het adviseren van de minister van Justitie inzake de benoeming, bevordering,
schorsing, of het ontslag van een persoon die tot het bureau van de Commissie gelijke
behandeling behoort.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 17, lid 2
Product: Advies
Waardering:
Advisering
101
Handeling: Het onderzoeken en beoordelen of er een onwettig onderscheid is gemaakt
in de beloning of behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1975–1994
Grondslag: Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, 1975, art. 10, lid 1 en lid 3
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 1
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 14, lid 1 en lid 4
Product: Rapport
Opmerking: De commissie brengt haar oordeel ter kennis van de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, en van betrokken werkgever(s). De commissie deelt haar oordeel
pas aan een werkgevers- of werknemersorganisatie mee, nadat zij de betrokken werkgever(s)
in de gelegenheid heeft gesteld hun mening te kennen te geven.
Het betreft hier onderzoeken naar individuele gevallen.
Waardering:
102
Handeling: Het onderzoeken en beoordelen of er een onwettig onderscheid is gemaakt
in de behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid in de burgerlijke openbare dienst.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare
dienst, 1980, art. 3, lid 4
Product: Rapport
Opmerking: De commissie brengt haar oordeel ter kennis van de ministers van Binnenlandse
Zaken, en van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk / Welzijn, Volksgezondheid
en Cultuur, en van de centrales van overheidspersoneel die deel uitmaken van de Centrale
commissie voor georganiseerd overleg in ambtenarenzaken, en waar mogelijk aan betrokken
overlegorganen. De commissie deelt haar oordeel pas aan een zodanige organisatie of
zodanig overlegorgaan mee, nadat zij het bevoegd gezag dat het onderscheid zou hebben
gemaakt, in de gelegenheid heeft gesteld haar mening te kennen te geven.
Het betreft hier onderzoeken naar individuele gevallen.
Waardering:
103
Handeling: Het verzoeken aan de minister van Binnenlandse Zaken tot het instellen
van een onderzoek naar een onwettig onderscheid in de behandeling van mannen en vrouwen
bij de arbeid in de burgerlijke openbare dienst.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare
dienst, 1980, art. 3, lid 6
Product: Verzoekschrift
Opmerking: Na de opheffing van deze commissie in 1989 kreeg de minister van Binnenlandse
Zaken de mogelijkheid zich tot de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te
wenden met een verzoek tot een dergelijk onderzoek.
Het betreft hier onderzoeken naar individuele gevallen.
Waardering:
105
Handeling: Het verzoeken aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot
het instellen van een onderzoek naar een onwettig onderscheid in de behandeling van
mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1980–1994
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 3
Product: Verzoekschrift
Opmerking: Het betreft hier onderzoeken naar individuele gevallen.
Waardering:
108
Handeling: Het op verzoek of uit eigen beweging onderzoeken en beoordelen of er een
onwettig onderscheid is gemaakt tussen personen op grond van godsdienst, levensovertuiging,
politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid,
of burgerlijke staat.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 12 en art. 13
Product: Rapport
Opmerking: De Commissie brengt haar oordeel ter kennis van de verzoeker, van degene
die het onderscheid zou maken, alsmede van degene jegens wie het onderscheid zou worden
gemaakt. Daarnaast kan de Commissie haar oordeel ter kennis brengen van betrokken
ministers, van werkgevers- en werknemersorganisaties, van eindgebruikers van goederen
of diensten, en van betrokken overlegorganen.
Nadere uitwerking van de bij onderzoek, oordeel en kennisgeving te volgen procedure
is beschreven in het Besluit werkwijze commissie gelijke behandeling (Stb.1994/606).
Het betreft hier onderzoeken naar individuele gevallen.
Waardering:
Verantwoording en verslaglegging
De Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid
109
Handeling: Het jaarlijks verslag doen van haar werkzaamheden aan de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en aan de vakministers.
Periode: 1975–1994
Grondslag: Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, 1975, art. 14
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 6
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 19
Product: Jaarverslagen
Opmerking: Van 1975 tot 1980 werden de jaarverslagen enkel aan de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid uitgebracht.
Van 1980 tot 1989 werden de jaarverslagen uitgebracht aan de ministers van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie, van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk, en van Onderwijs en Wetenschappen, en hun taakopvolgers.
Vanaf 1989 werden de jaarverslagen behalve aan de hierboven genoemde ministers tevens
uitgebracht aan de minister van Binnenlandse Zaken, de Staten Generaal, de Sociaal-Economische
Raad, en aan de Emancipatieraad.
Waardering:
110
Handeling: Het jaarlijks verslag doen van haar werkzaamheden aan de ministers van
Binnenlandse Zaken, en van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk / Welzijn, Volksgezondheid
en Cultuur.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare
dienst, 1980, art. 3, lid 8
Product: Jaarverslagen
Waardering:
111
Handeling: Het jaarlijks verslag doen van haar werkzaamheden.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 20, lid 1
Product: Jaarverslagen
Opmerking: De Commissie zendt dit verslag in ieder geval aan de ministers die het
aangaat, en aan de adviesorganen die het aangaat.
Waardering:
112
Handeling: Het vijfjaarlijks rapporteren aan de minister van Binnenlandse Zaken over
haar bevindingen ten aanzien van de werking in de praktijk van de Algemene wet gelijke
behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, en artikel 1637ij van
het BW / art. 646, boek 7, NBW.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 20, lid 2
Product: Rapporten
Waardering:
Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken
91
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid in de burgerlijke openbare
dienst.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare
dienst, 1980, art. 4, lid 3
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering:
Minister van Buitenlandse Zaken
De coördinatie van het emancipatiebeleid
3
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
wet of regeling voor de instelling van een commissie of werkgroep voor de coördinatie
van het departementale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Instellingsbesluit
Opmerking: Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de integratie van het facet emancipatie
in al hun departementale beleid. De departementen kennen veelal een eigen commissie
of werkgroep die deze integratie bevordert en coördineert.
Waardering:
15
Handeling: Het voordragen van een vertegenwoordiger van het departement als lid van
de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 7
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Deze voordracht is bindend. Tussen 1977 en 1981 hadden niet alle vakministers
een vertegenwoordiger in de ICE.
Waardering:
29
Handeling: Het toevoegen van een vertegenwoordiger aan de Nationale Adviescommissie
Emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale Adviescommissie Emancipatie, 1974, art. 4
Product: Brief
Opmerking: Deze vertegenwoordigers hadden in de commissie uitsluitend een adviserende
stem.
Waardering:
Emancipatie-onderzoek
200
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 2
Product: Brief
Waardering:
Joke Smit-prijs
222
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Overlegverslagen, notities
Waardering:
Internationaal emancipatiebeleid
287
Handeling: Het voorbereiden van de Nederlandse bijdrage aan een wereldvrouwenconferentie
van de Verenigde Naties.
Periode: 1974–
Product: Beleidsnota’s, notities
Opmerking: De voorbereiding gebeurde gezamenlijk met de minister die verantwoordelijk
was voor het emancipatiebeleid.
Voor de eerste twee conferenties vond de voorbereiding voornamelijk op ambtelijk niveau
plaats binnen de ministeries van CRM/SZW en van Buitenlandse Zaken. Voor de voorbereiding
van de conferentie van 1985 had de Nederlandse Vrouwenraad de opdracht gekregen de
Nederlandse bijdrage aan de conferentie inhoudelijk voor te bereiden.
Waardering:
Minister van Justitie
De coördinatie van het emancipatiebeleid
3
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
wet of regeling voor de instelling van een commissie of werkgroep voor de coördinatie
van het departementale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product: Instellingsbesluit
Opmerking: Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de integratie van het facet emancipatie
in al hun departementale beleid. De departementen kennen veelal een eigen commissie
of werkgroep die deze integratie bevordert en coördineert.
Waardering:
15
Handeling: Het voordragen van een vertegenwoordiger van het departement als lid van
de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 7
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Deze voordracht is bindend. Tussen 1977 en 1981 hadden niet alle vakministers
een vertegenwoordiger in de ICE.
Waardering:
29
Handeling: Het toevoegen van een vertegenwoordiger aan de Nationale Adviescommissie
Emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale Adviescommissie Emancipatie, 1974, art. 4
Product: Brief
Opmerking: Deze vertegenwoordigers hadden in de commissie uitsluitend een adviserende
stem.
Waardering:
Gelijke behandeling
54
Handeling: Het voordragen van wetten betreffende gelijke behandeling en non-discriminatie.
Periode: 1965-
Grondslag: Grondwet 1938-1972, art. 4
Grondwet 1983-1994, art. 1
Richtlijn van de Raad voor Europa betreffende de tenuitvoerlegging van gelijke behandeling
van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding
en de pcurotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, 1976, art. 9, lid
1
Product: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Stb.1980/086), gewijzigd bij
Wet van 27 april 1989 (Stb. 1989, 168)
Algemene wet gelijke behandeling (Stb.1994/230)
Opmerking: Artikel 10 van de richtlijn van de Raad voor Europa verplicht de lidstaten
binnen 5 jaar te rapporteren over hun voortgang op dit terrein.
De betreffende wetgeving werd voorgedragen door de ministers van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, Onderwijs en Wetenschappen, Volksgezondheid, Welzijn en sport en
Binnenlandse Zaken
Waardering:
74
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur stellen van regels voor de werkwijze
en procedures van de Commissie gelijke behandeling.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 21, lid 1
Product: Besluit werkwijze Commissie gelijke behandeling (Stb.1994/606)
Waardering:
75
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur stellen van regels voor de bezoldiging,
de vergoeding van reis- en verblijfkosten, het recht op wachtgeld, en de verdere vergoeding
van de (plaatsvervangend) leden van de Commissie gelijke behandeling.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 21, lid 2
Product: Rechtspositiebesluit Commissie gelijke behandeling (Stb.1994/607)
Waardering:
83
Handeling: Het adviseren van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake
de benoeming of het ontslag van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1989–1994
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 16, lid 2
Product: Advies
Waardering:
95
Handeling: Het benoemen of ontslaan van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie
gelijke behandeling.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 16, lid 3 en lid 6
Product: Besluit benoemingen Commissie gelijke behandeling (Stcrt.1994/249)
Opmerking: De minister van Justitie doet dit in overeenstemming met de ministers van
Binnenlandse Zaken, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, en van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport.
Waardering:
96
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar die de Commissie gelijke behandeling kan
bijstaan bij de uitoefening van haar taak.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 18, lid 1
Product: Brief
Waardering:
97
Handeling: Het bepalen in welke gevallen de personen die tot het bureau van de Commissie
gelijke behandeling horen, worden benoemd, bevorderd, geschorst, of ontslagen.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 17, lid 2
Product: Ministerieel besluit
Waardering:
99
Handeling: Het benoemen, bevorderen, schorsen, of ontslaan van een persoon die tot
het bureau van de Commissie gelijke behandeling behoort.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 17, lid 2
Product: Beschikking
Opmerking: De minister doet dit na advies van de Commissie gelijke behandeling.
Waardering:
300
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Binnenlandse Zaken over de vijfjaarlijkse
rapportage aan de Staten Generaal over de werking in de praktijk van de Algemene wet
gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, en artikel
1637ij van het BW / art. 646, boek 7, NBW.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 33
Product: Rapporten
Opmerking: Zie ook handeling 113.
Waardering:
Homo-emancipatie
149
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid
ter voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel gedrag.
Periode: 1965–
Product: Beleidsnota’s, beleidsnotities, (evaluatie)rapporten, adviezen
o.a. ‘Overheidsbeleid en homoseksualiteit’ (Justitie, 1987)
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad.
Waardering:
Totstandkoming van wet- en regelgeving
150
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van wet-
en regelgeving met betrekking tot de voorkoming en bestrijding van anti-homoseksueel
gedrag.
Periode: 1965–
Product: Wetten, algemene maatregelen van bestuur, koninklijke besluiten
Waardering:
160
Handeling: Het voordragen van een wet of regeling voor de instelling van een adviesgroep
voor de voorkoming en bestrijding van geweld tegen homoseksuelen.
Periode: 1980–
Product: Besluit instelling Adviesgroep bestrijding anti-homoseksueel gedrag (stcrt.1990/183)
Opmerking: Dit besluit kwam tot stand in overeenstemming met de minister van Welzijn,
Volksgezondheid en Cultuur, en met de minister van Defensie.
Waardering:
161
Handeling: Het benoemen van de leden van de Adviesgroep bestrijding anti-homoseksueel
gedrag.
Periode: 1990–
Grondslag: Besluit instelling Adviesgroep bestrijding anti-homoseksueel gedrag, 1990,
art. 3
Product: Benoeming
Waardering:
Emancipatie van allochtone vrouwen
176
Handeling: Het aanwijzen van een lid van de Interdepartementale werkgroep vrouwen-
en minderhedenbeleid.
Periode: 1984–1990
Grondslag: Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid,
1984 en 1989, art. 4, lid 3
Product: Brief
Waardering:
Emancipatie-onderzoek
200
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 2
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering:
Joke Smit-prijs
222
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Overlegverslagen, notities
Waardering:
Commissies ressorterend onder de minister van Justitie
Adviesgroep bestrijding anti-homoseksueel gedrag
162
Handeling: Het adviseren van de ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en andere
betrokken ministers over de mogelijke verbeteringen bij de voorkoming en bestrijding
van strafrechtelijk relevant anti-homoseksueel gedrag.
Periode: 1990–
Grondslag: Besluit instelling Adviesgroep bestrijding anti-homoseksueel gedrag, 1990,
art. 1
Product: Advies
Waardering:
Minister van Financiën
De coördinatie van het emancipatiebeleid
3
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
wet of regeling voor de instelling van een commissie of werkgroep voor de coördinatie
van het departementale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product:
Opmerking: Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de integratie van het facet emancipatie
in al hun departementale beleid. De departementen kennen veelal een eigen commissie
of werkgroep die deze integratie bevordert en coördineert.
Waardering: B 1
15
Handeling: Het voordragen van een vertegenwoordiger van het departement als lid van
de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 7
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Deze voordracht is bindend. Tussen 1977 en 1981 hadden niet alle vakministers
een vertegenwoordiger in de ICE.
Waardering: V, 10 jaar
29
Handeling: Het toevoegen van een vertegenwoordiger aan de Nationale Adviescommissie
Emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale Adviescommissie Emancipatie, 1974, art. 4
Product:
Opmerking: Deze vertegenwoordigers hadden in de commissie uitsluitend een adviserende
stem.
Waardering: V, 10 jaar
Emancipatie-onderzoek
200
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 2
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering: V, 10 jaar
Joke Smit-prijs
222
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Overlegverslagen, notities
Waardering: V, 10 jaar
Minister van Economische Zaken
De coördinatie van het emancipatiebeleid
3
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
wet of regeling voor de instelling van een commissie of werkgroep voor de coördinatie
van het departementale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Grondslag:
Product:
Opmerking: Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de integratie van het facet emancipatie
in al hun departementale beleid. De departementen kennen veelal een eigen commissie
of werkgroep die deze integratie bevordert en coördineert.
Waardering:
15
Handeling: Het voordragen van een vertegenwoordiger van het departement als lid van
de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 7
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Deze voordracht is bindend. Tussen 1977 en 1981 hadden niet alle vakministers
een vertegenwoordiger in de ICE.
Waardering:
Vrouwenemancipatie
146
Handeling: Het aanwijzen van een lid van de Projectgroep vrouw en werkgelegenheid.
Periode: 1983–1986
Grondslag: Instellingsbesluit Projectgroep vrouw en werkgelegenheid, 1983, art. 4
Product:
Waardering:
Emancipatie-onderzoek
200
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 2
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering:
Joke Smit-prijs
222
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Overlegverslagen, notities
Waardering:
Internationaal emancipatiebeleid
299
Handeling: Het voorbereiden van een verslag inzake de wijze waarop de Nederlandse
overheid het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen,
en tot bescherming van het moederschap implementeert.
Periode: 1986–
Grondslag: Richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke
behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen, de landbouwsector daarbij
inbegrepen, en tot bescherming van het moederschap, 1986, art. 13
Product: Verslagen, rapportages
Waardering:
Minister van Defensie
De coördinatie van het emancipatiebeleid
3
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
wet of regeling voor de instelling van een commissie of werkgroep voor de coördinatie
van het departementale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Product:
Opmerking: Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de integratie van het facet emancipatie
in al hun departementale beleid. De departementen kennen veelal een eigen commissie
of werkgroep die deze integratie bevordert en coördineert.
Waardering: B 1
15
Handeling: Het voordragen van een vertegenwoordiger van het departement als lid van
de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 7
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Deze voordracht is bindend. Tussen 1977 en 1981 hadden niet alle vakministers
een vertegenwoordiger in de ICE.
Waardering: V, 10 jaar
Gelijke behandeling
58
Handeling: Het aanwijzen van beroepsactiviteiten binnen de Krijgsmacht waarvoor het
geslacht bepalend kan zijn.
Periode: 1989–
Grondslag: Besluit beroepsactiviteiten waarvoor het geslacht bepalend kan zijn, 1989,
art. 1
Product:
Waardering: B 1
Emancipatie-onderzoek
200
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 2
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering: V, 10 jaar
Joke Smit-prijs
222
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Overlegverslagen, notities
Waardering: V, 10 jaar
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
De coördinatie van het emancipatiebeleid
3
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
wet of regeling voor de instelling van een commissie of werkgroep voor de coördinatie
van het departementale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Grondslag:
Product:
Opmerking: Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de integratie van het facet emancipatie
in al hun departementale beleid. De departementen kennen veelal een eigen commissie
of werkgroep die deze integratie bevordert en coördineert.
Waardering: B 1
15
Handeling: Het voordragen van een vertegenwoordiger van het departement als lid van
de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 7
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Deze voordracht is bindend. Tussen 1977 en 1981 hadden niet alle vakministers
een vertegenwoordiger in de ICE.
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging van de deelname
Emancipatie-onderzoek
200
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 2
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering: V, 5 jaar na beëindiging van de deelname
Joke Smit-prijs
222
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Overlegverslagen, notities
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De coördinatie van het emancipatiebeleid
3
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
wet of regeling voor de instelling van een commissie of werkgroep voor de coördinatie
van het departementale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Grondslag:
Product: Instellingsbeschikking Emancipatiecommissie LNV, 1983 en 1990
Opmerking: Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de integratie van het facet emancipatie
in al hun departementale beleid. De departementen kennen veelal een eigen commissie
of werkgroep die deze integratie bevordert en coördineert.
Waardering: B 1
15
Handeling: Het voordragen van een vertegenwoordiger van het departement als lid van
de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 7
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Deze voordracht is bindend. Tussen 1977 en 1981 hadden niet alle vakministers
een vertegenwoordiger in de ICE.
Waardering: V, 2 jaar
29
Handeling: Het toevoegen van een vertegenwoordiger aan de Nationale Adviescommissie
Emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale Adviescommissie Emancipatie, 1974, art. 4
Product:
Opmerking: Deze vertegenwoordigers hadden in de commissie uitsluitend een adviserende
stem.
Waardering: V, 5 jaar
Emancipatie-onderzoek
200
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 2
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering: V, 5 jaar
Joke Smit-prijs
222
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Overlegverslagen, notities
Opmerking:
Waardering: V, 2 jaar na uitreiking
Internationaal emancipatiebeleid
299
Handeling: Het voorbereiden van een verslag inzake de wijze waarop de Nederlandse
overheid het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen,
en tot bescherming van het moederschap implementeert.
Periode: 1986–
Grondslag: Richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke
behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen, de landbouwsector daarbij
inbegrepen, en tot bescherming van het moederschap, 1986, art. 13
Product: Verslagen, rapportages
Opmerking:
Waardering: B 3
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
De coördinatie van het emancipatiebeleid
3
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
wet of regeling voor de instelling van een commissie of werkgroep voor de coördinatie
van het departementale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Grondslag:
Product: Instellingsbeschikking Stuurgroep Emancipatie Onderwijs, 1977, 1981, en 1984
Opmerking: Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de integratie van het facet emancipatie
in hun hele departementale beleid. De departementen kennen veelal een eigen commissie
of werkgroep die deze integratie bevordert en coördineert.
Waardering: B 1
15
Handeling: Het voordragen van een vertegenwoordiger van het departement als lid van
de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 7
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Deze voordracht is bindend. Tussen 1977 en 1981 hadden niet alle vakministers
een vertegenwoordiger in de ICE.
Waardering: V, 5 jaar
29
Handeling: Het toevoegen van een vertegenwoordiger aan de Nationale Adviescommissie
Emancipatie.
Periode: 1974–1981
Grondslag: Instellingsbesluit Nationale Adviescommissie Emancipatie, 1974, art. 4
Product:
Opmerking: Deze vertegenwoordigers hadden in de commissie uitsluitend een adviserende
stem.
Waardering: V, 5 jaar
Gelijke behandeling
80
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 5
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Het gaat hier om de voordracht ter benoeming van twee leden uit de Onderwijsraad.
Waardering: V, 10 jaar
83
Handeling: Het adviseren van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake
de benoeming of het ontslag van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1989–1994
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1989, art. 16, lid 2
Product: Advies
Waardering: V, 5 jaar
94
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Justitie inzake de benoeming van
een (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke behandeling.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 16, lid 3
Product:
Waardering: V, 5 jaar
96
Handeling: Het aanwijzen van een ambtenaar die de Commissie gelijke behandeling kan
bijstaan bij de uitoefening van haar taak.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 18, lid 1
Product:
Waardering: V, 10 jaar
300
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Binnenlandse Zaken over de vijfjaarlijkse
rapportage aan de Staten Generaal over de werking in de praktijk van de Algemene wet
gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, en artikel
1637ij van het BW / art. 646, boek 7, NBW.
Periode: 1994–
Grondslag: Algemene wet gelijke behandeling, 1994, art. 33
Product: Rapporten
Opmerking: Zie ook handeling 113.
Waardering: B 5
Vrouwenemancipatie
146
Handeling: Het aanwijzen van een lid van de Projectgroep vrouw en werkgelegenheid.
Periode: 1983–1986
Grondslag: Instellingsbesluit Projectgroep vrouw en werkgelegenheid, 1983, art. 4
Product: Brief
Waardering: V, 10 jaar
Emancipatie van allochtone vrouwen
176
Handeling: Het aanwijzen van een lid van de Interdepartementale werkgroep vrouwen-
en minderhedenbeleid.
Periode: 1984–1990
Grondslag: Instellingsbesluit Interdepartementale werkgroep vrouwen- en minderhedenbeleid,
1984 en 1989, art. 4, lid 3
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
Emancipatie-onderzoek
Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatie-onderzoek
192
Handeling: Het adviseren van de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk inzake benoeming, schorsing, of ontslag van een voorzitter of lid van de Voorlopige
begeleidingsgroep voor emancipatie-onderzoek.
Periode: 1979–1985
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatie-onderzoek,
1979, art. 5, lid 2
Product: Advies
Opmerking:
Waardering: V, 5 jaar
194
Handeling: Het aanwijzen van een waarnemer bij de Voorlopige begeleidingsgroep voor
emancipatie-onderzoek.
Periode: 1979–1985
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatie-onderzoek,
1979, art. 6
Product:
Opmerking:
Waardering: V, 10 jaar
196
Handeling: Het goedkeuren van de begroting van de Voorlopige begeleidingsgroep voor
emancipatieonderzoek.
Periode: 1979–1985
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep voor emancipatie-onderzoek,
1979, art. 9
Product: Ministerieel besluit
Waardering: V, 10 jaar
197
Handeling: Het bekostigen van de werkzaamheden van de Voorlopige begeleidingsgroep
voor emancipatieonderzoek.
Periode: 1979–1985
Grondslag: Instellingsbesluit Voorlopige begeleidingsgroep emancipatieonderzoek, 1979,
art. 9
Product: Vergoedingen
Waardering: V, 10 jaar
200
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 2
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering: V, 5 jaar
201
Handeling: Het adviseren van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake
benoeming of ontslag van een voorzitter of lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 3
Product: Advies
Waardering: V, 5 jaar
209
Handeling: Het bekostigen van de werkzaamheden van de Stimuleringsgroep emancipatieonderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatieonderzoek, 1985, art. 10
Waardering: V, 10 jaar
Joke Smit-prijs
222
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Overlegverslagen, notities
Waardering: V, 10 jaar
Adviesorgaan ressorterend onder OCW
Onderwijsraad
79
Actor: De Onderwijsraad
Handeling: Het adviseren van de minister van Onderwijs en Wetenschappen inzake de
voordracht ter benoeming van een (plaatsvervangend) lid van de Commissie gelijke behandeling
van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Periode: 1980–1989
Grondslag: Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, 1980, art. 6, lid 5
Product: Advies
Opmerking: De Onderwijsraad adviseert de minister van Onderwijs en Wetenschappen over
de voordracht ter benoeming van twee leden uit de Onderwijsraad.
Waardering:
Minister van Verkeer en Waterstaat
De coördinatie van het emancipatiebeleid
3
Handeling: Het voorbereiden van de totstandkoming, wijziging en intrekking van een
wet of regeling voor de instelling van een commissie of werkgroep voor de coördinatie
van het departementale emancipatiebeleid.
Periode: 1965–
Grondslag:
Product:
Opmerking: Alle ministers zijn verantwoordelijk voor de integratie van het facet emancipatie
in al hun departementale beleid. De departementen kennen veelal een eigen commissie
of werkgroep die deze integratie bevordert en coördineert.
Waardering: B 1
15
Handeling: Het voordragen van een vertegenwoordiger van het departement als lid van
de Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid.
Periode: 1977–
Grondslag: Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1977, art. 3, lid 5
Instellingsbeschikking Interdepartementale Coördinatiecommissie Emancipatiebeleid,
1987, art. 7
Product: Voordracht ter benoeming
Opmerking: Deze voordracht is bindend. Tussen 1977 en 1981 hadden niet alle vakministers
een vertegenwoordiger in de ICE.
Waardering: V, 5 jaar na einde lidmaatschap
V, 75 jaar voor zaken waaraan rechtspositionele en/of pensioenrechtelijke aspecten
ontleend kunnen worden.
Emancipatie-onderzoek
200
Handeling: Het voordragen ter benoeming van een lid van de Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek.
Periode: 1985–1991
Grondslag: Instellingsbesluit Stimuleringsgroep emancipatie-onderzoek, 1985, art.
7, lid 2
Product: Voordracht ter benoeming
Waardering: V, 5 jaar na einde lidmaatschap
V, 75 jaar voor zaken waaraan rechtspositionele en/of pensioenrechtelijke aspecten
ontleend kunnen worden
Joke Smit-prijs
222
Handeling: Het overeenstemmen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de toekenning van de Joke Smit-prijs.
Periode: 1985–
Grondslag: Besluit tot instelling van de Joke Smit-prijs, 1985, art. 3, lid 1
Product: Overlegverslagen, notities
Waardering: V, 5 jaar