Aanvullende formatie voor basisscholen op grond van bijzondere omstandigheden voor het schooljaar 2003 - 2004

[Regeling vervallen per 15-03-2007.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 15-03-2003 t/m 14-03-2007

Aanvullende formatie voor basisscholen op grond van bijzondere omstandigheden voor het schooljaar 2003 - 2004

Inleiding

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

Artikel 120, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs (WPO) biedt de mogelijkheid op grond van bijzondere omstandigheden goed te keuren, dat er meer formatie aan de school verbonden is dan de formatie toegekend krachtens het Formatiebesluit WPO. Deze beleidsregel geeft informatie over de toekenning van aanvullende formatie op grond van dit artikel voor het schooljaar 2003 - 2004.

Houdt u bij de toepassing van deze beleidsregel terdege rekening met het volgende:

  • Als positief wordt beschikt op een verzoek om aanvullende formatie, wordt deze formatie toegekend op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen;

  • Voor sommige bijzondere omstandigheden (punten 1 en 2 hieronder) geldt, dat geen aanvullende formatie wordt toegekend als deze situaties zich na 1 april 2004 voordoen;

  • Bij elk onderdeel van de beleidsregel is aangegeven, welke procedure gevolgd moet worden en welke gegevens voor de beoordeling van het verzoek geleverd moeten worden. Als u zich aan deze voorschriften houdt, bent u verzekerd van een snelle afhandeling door CFI/BPO/PPA. Het adres van Cfi is Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer;

  • Aan toegekende aanvullende formatie voor het schooljaar 2003 - 2004 kunnen geen rechten worden ontleend voor een volgend schooljaar.

Hieronder zijn bijzondere omstandigheden opgesomd die tot toewijzing van aanvullende formatie kunnen leiden:

  • 1. aanwezigheid van schipperskinderen;

  • 2. aanwezigheid van zigeunerkinderen;

  • 3. aanwezigheid van gehandicapte leerlingen;

  • 4. klemmende situaties.

1. Aanwezigheid van schipperskinderen

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

In de beleidsbrief ’Integratie van schippers- en woonwagenkinderen’ van juni 1992 is gesteld dat basisscholen die door schipperskinderen worden bezocht voor het inrichten van het onderwijsprogramma voor deze kinderen gedurende de eerste vier schooljaren aanvullende formatie krijgen volgens onderstaand schema. Voor de toepassing van dit schema moet het aantal schipperskinderen in leerjaar 1 tot en met leerjaar 4 worden opgeteld.

aantal schipperskinderen

aantal formatierekeneenheden (fre’s)

3-6

39

7-10

58

11-14

77

15-18

97

en vervolgens per 4 leerlingen boven het aantal van 18 verhogen met 19 fre’s. De genoemde aantallen fre’s zijn inclusief ADV.

Definitie schipperskind

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

Onder schipperskind wordt verstaan een leerling die verblijft in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend.

Procedure

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

Het bevoegd gezag van de school dat voor deze aanvullende formatie in aanmerking wenst te komen, moet voor 1 april 2003 een aanvraag indienen bij Cfi onder vermelding van extra formatie voor schipperskinderen.

In de aanvraag moeten de volgende gegevens worden verstrekt:

  • naam, adres, brinnummer, postcode en plaats van de school;

  • de datum waarop de kinderen zijn of worden toegelaten tot de school;

  • het aantal schipperskinderen dat voor deze regeling in aanmerking komt;

  • de school c.q. scholen waarvan de kinderen afkomstig zijn, onder vermelding van de betreffende schoolsoort.

Van deze aanvraag moet een afschrift worden gezonden aan de inspectie van het basisonderwijs waaronder de school ressorteert.

2. Aanwezigheid van zigeunerkinderen

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

Dit onderdeel geldt voor scholen die bezocht worden door kinderen uit zigeunerfamilies. Deze scholen kunnen voor het schooljaar 2003 - 2004 aanvullende formatie krijgen voor de opvang van deze leerlingen en het inrichten van het onderwijsprogramma voor deze leerlingen. Deze formatie is afhankelijk van het aantal leerlingen uit zigeunerfamilies én van de eventueel reeds aanwezige formatie als gevolg van het meetellen van de gewichten van de leerlingen als bedoeld in artikel 15b van het Formatiebesluit WPO op de teldatum 1 oktober 2002. Voor minder dan 4 leerlingen wordt geen aanvullende formatie toegekend.

Definitie zigeunerkind

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

Onder leerlingen behorende tot de bevolkingsgroep zigeuners worden leerlingen verstaan met een culturele achtergrond van de Roma of Sinti.

Procedure

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

Het bevoegd gezag van de school dat in aanmerking wenst te komen voor deze aanvullende formatie moet een aanvraag indienen bij Cfi onder vermelding van extra formatie voor zigeunerkinderen.

In de aanvraag moeten de volgende gegevens worden verstrekt:

  • naam, adres, brinnummer, postcode en plaats van de school;

  • aantal leerlingen uit zigeunerfamilies met hun leerlinggewicht(en) dat op het telformulier van 1 oktober 2002 is opgegeven;

  • aantal leerlingen uit zigeunerfamilies met hun leerlinggewichten dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor de aanvullende formatie wordt gevraagd.

Van deze aanvraag moet een afschrift worden gezonden aan de inspectie van het basisonderwijs waaronder de school ressorteert.

3. Aanwezigheid van gehandicapte leerlingen

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

Scholen die worden bezocht door de volgende leerlingen komen voor aanvullende formatie in aanmerking:

  • blinde kinderen;

  • dove kinderen;

  • lichamelijk gehandicapte kinderen met ambulante begeleiding van mytylscholen1;

  • meervoudig gehandicapte kinderen met ambulante begeleiding van tyltylscholen2;

  • slechtziende kinderen met ambulante begeleiding van instellingen voor visueel gehandicapte kinderen3;

  • slechthorende kinderen met ambulante begeleiding van scholen voor slechthorende kinderen4;

  • kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden met ambulante begeleiding van scholen voor kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden5;

  • verstandelijk gehandicapte kinderen;

  • zeer moeilijk opvoedbare kinderen met ambulante begeleiding van scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen6;

  • langdurig zieke kinderen met ambulante begeleiding van scholen voor langdurig zieke kinderen7;

  • kinderen met ambulante begeleiding van scholen verbonden aan pedologische instituten8.

Het aantal fre’s aanvullende formatie per leerling bedraagt voor:

blinde kinderen

39

dove kinderen

39

lichamelijk gehandicapte kinderen

19

meervoudig gehandicapte kinderen

19

slechtziende kinderen

19

slechthorende kinderen

19

kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden

19

verstandelijk gehandicapte kinderen:

 
 

onderbouw (leerjaren 1 en 2)

19

 

bovenbouw (leerjaren 3 t/m 8)

39

zeer moeilijk opvoedbare kinderen

19

langdurig zieke kinderen

19

kinderen afkomstig van scholen verbonden aan pedologische instituten

19

De genoemde aantallen fre’s zijn inclusief ADV.

Procedure

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

Het bevoegd gezag van de school dat voor deze aanvullende formatie in aanmerking wenst te komen, moet daartoe per leerling een aanvraagformulier indienen bij CFI/BPO/PPA. Dit aanvraagformulier is onder nummer CFI 62052 bij CFI te bestellen met het plaketiket CFI 84887. Het aanvraagformulier is ook via het internet te downloaden (www.cfi.nl).

Met uitzondering van de blinde, dove en verstandelijk gehandicapte leerlingen moet voor elke gehandicapte leerling op het aanvraagformulier ook de verklaring van ambulante begeleiding worden verstrekt. Deze verklaring moet zijn ingevuld door de school voor speciaal onderwijs die de ambulante begeleiding verzorgt. Bij het ontbreken van deze verklaring op het formulier wordt de aanvraag geretourneerd aan de school.

Voor kinderen met een andere verstandelijke handicap dan het syndroom van Down moet door een commissie van onderzoek van een school voor zeer moeilijk lerende kinderen de toelaatbaarheid tot het speciaal onderwijs vastgesteld worden. Het betreffende advies moet bij de aanvraag gevoegd worden.

Basisscholen kunnen als ze worden bezocht door gehandicapte leerlingen ambulante begeleiding ontvangen vanuit een school voor speciaal onderwijs. Ambulante begeleiding wordt verzorgd door een school voor speciaal onderwijs aan leerlingen in het basisonderwijs die zonder deze begeleiding zouden zijn aangewezen op het speciaal onderwijs. Of dit laatste het geval is moet steeds blijken uit een advies van de commissie van onderzoek van de school voor speciaal onderwijs.

Als u van deze regeling gebruik wenst te maken, kunt u zich wenden tot de daarvoor in aanmerking komende school waar speciaal onderwijs wordt gegeven.

In verband met de invoering van leerlinggebonden financiering per 1 augustus 2003 zullen, behoudens aanvragen in verband met de aanwezigheid van blinde of slechtziende leerlingen, aanvragen in het kader van dit hoofdstuk die op of na 1 augustus 2003 worden ingediend, niet meer in behandeling worden genomen. Alleen aanvragen die vóór 1 augustus 2003 zijn ingediend en vóór 8 augustus 2003 door Cfi zijn ontvangen, zullen in behandeling worden genomen.

Vanaf 1 augustus 2003 zal een commissie voor de indicatiestelling beoordelen, of die leerlingen in aanmerking komen voor een leerlinggebonden budget. Indien voor een leerling, ten behoeve van wie in het kader van deze regeling voor het schooljaar 2003 - 2004 aanvullende formatie is toegekend, op basis van een beoordeling door een commissie voor de indicatiestelling een leerlinggebonden budget beschikbaar is, ontvangt de school met inachtneming van artikel IV van de Wet van 28 november 2002, Staatsblad 631 (regeling leerlinggebonden financiering) het leerlinggebonden budget niet eerder dan met ingang van 1 augustus 2004.

4. Klemmende situaties

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

Klemmende situaties kunnen zich voordoen aan basisscholen die in het schooljaar 2003 - 2004 worden geconfronteerd met bijzondere omstandigheden die niet onder een van de voorgaande drie onderdelen vallen. Daarbij wijs ik er op, dat situaties die onder de noemer van een of meerdere van de vorige drie onderdelen vallen, maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, niet als klemmend zullen worden aangemerkt. Evenmin kan een beroep op artikel 120, vijfde lid, van de WPO worden gedaan voor situaties die kunnen worden ondergebracht binnen het kader van het Onderwijs is Allochtone Levende Talen (OALT) en/of het Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid (GOA).

Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan aanvullende formatie worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als klemmend worden aangemerkt. Gedacht kan worden aan scholen met kinderen uit ’Blijf van mijn lijf huizen’. Hierbij geldt dat een school gedurende de periode van 1 april 2002 tot 1 april 2003 een instroom van minimaal 10 van dergelijke leerlingen moet hebben gehad om éénmalig voor die leerlingen voor aanvullende formatie in aanmerking te kunnen komen. Als een school voor de eerste keer wordt geconfronteerd met leerlingen uit ’Blijf van mijn lijf huizen’, kan eveneens een aanvraag worden ingediend. In dat geval geldt dat er in een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan het verzoek ten minste 10 van dergelijke leerlingen de school moeten hebben bezocht. Indien een school het afgelopen jaar deze aanvullende formatie heeft ontvangen op grond van een periode waarvan de einddatum na 1 april 2002 ligt en de school niet voor 1 april 2003 de norm van 10 leerlingen haalt, wordt de einddatum voor die school opgeschoven tot maximaal 12 maanden na het einde van de periode op grond waarvan de school het afgelopen jaar deze formatie heeft ontvangen dan wel zo veel eerder als die school wel de 10 leerlingen haalt.

Procedure

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

Het bevoegd gezag van de school dat meent zich in een klemmende situatie te bevinden, moet een gemotiveerd verzoek indienen bij Cfi onder vermelding van aanvullende formatie in verband met een klemmende situatie. In het verzoek moeten naam, adres, brinnummer, postcode en plaats van de school worden vermeld.

Bij een aanvraag voor kinderen uit ’Blijf van mijn lijf huizen’ moet een overzicht worden verstrekt waarop het aantal tehuisleerlingen is vermeld dat gedurende de periode van 1 april 2002 tot 1 april 2003 de basisschool heeft bezocht. Op dit overzicht moeten tevens de data van in- en uitschrijving van deze leerlingen worden vermeld.

Zoals eerder aangegeven kan eveneens een aanvraag worden ingediend als een school voor de eerste keer wordt geconfronteerd met leerlingen uit ’Blijf van mijn lijf huizen’. Ook hier geldt dat er in een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan het verzoek tenminste 10 van dergelijke leerlingen de school moeten hebben bezocht. Van deze aanvraag moet een afschrift worden gezonden aan de inspectie van het basisonderwijs waaronder de school ressorteert.

Aanvullende vergoeding materiële instandhouding

[Regeling vervallen per 15-03-2007]

Scholen die op grond van artikel 120, vijfde lid, van de WPO voor de periode van 1 augustus 2003 tot 1 augustus 2004 aanvullende formatie hebben toegewezen gekregen, zullen met inachtneming van artikel 116 van de WPO tevens in aanmerking komen voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding van €  1.619,08 per groep op jaarbasis. Het aantal groepen wordt berekend door het toegekende aantal fre’s exclusief ADV te delen door 179. Deze aanvullende MI-vergoeding wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de aanvullende formatie zal worden toegekend en naar rato van het toegekende aantal fre’s. Het aanvullend bedrag van €  1.619,08 is tot stand gekomen na (afgeronde) ophoging met het Londobijstellingspercentage van 0,07 % op het vergoedingsbedrag voor het schooljaar 2002 - 2003 van €  1.617,95.

De scholen maken vaak extra kosten die samenhangen met handicaps van leerlingen en de begeleiding van de ontwikkeling van de gehandicapte leerling vereist vaakeen aangepast leerlingvolgsysteem. Voor de bestrijding van dergelijke kosten wordt per gehandicapte leerling een extra materiële vergoeding toegekend van €  729,10 op jaarbasis. Deze extra vergoeding wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de aanvullende formatie wordt toegekend. Voor zover nodig kunnen uit dit bedrag ook extra kosten voor deskundigheidsbevordering worden gefinancierd.

De

minister

van onderwijs, cultuur en wetenschappen,

M.J.A. van der Hoeven

  1. met nadruk wordt er op gewezen dat hier niet de ambulante begeleiding vanuit een overkoepelende instantie (zoals een audiologisch centrum) wordt bedoeld. ^ [1]
  2. met nadruk wordt er op gewezen dat hier niet de ambulante begeleiding vanuit een overkoepelende instantie (zoals een audiologisch centrum) wordt bedoeld. ^ [2]
  3. met nadruk wordt er op gewezen dat hier niet de ambulante begeleiding vanuit een overkoepelende instantie (zoals een audiologisch centrum) wordt bedoeld. ^ [3]
  4. met nadruk wordt er op gewezen dat hier niet de ambulante begeleiding vanuit een overkoepelende instantie (zoals een audiologisch centrum) wordt bedoeld. ^ [4]
  5. met nadruk wordt er op gewezen dat hier niet de ambulante begeleiding vanuit een overkoepelende instantie (zoals een audiologisch centrum) wordt bedoeld. ^ [5]
  6. met nadruk wordt er op gewezen dat hier niet de ambulante begeleiding vanuit een overkoepelende instantie (zoals een audiologisch centrum) wordt bedoeld. ^ [6]
  7. met nadruk wordt er op gewezen dat hier niet de ambulante begeleiding vanuit een overkoepelende instantie (zoals een audiologisch centrum) wordt bedoeld. ^ [7]
  8. met nadruk wordt er op gewezen dat hier niet de ambulante begeleiding vanuit een overkoepelende instantie (zoals een audiologisch centrum) wordt bedoeld. ^ [8]
Naar boven