Vergoedingenregeling Hof van Discipline 2002

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Besluit van 6 januari 2003 tot vaststelling van de Vergoedingenregeling Hof van Discipline 2002 (Vergoedingenregeling Hof van Discipline 2002)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Justitie van 10 december 2002, nr. 5194695/802;

Gelet op artikel 3 van het Vacatiegeldenbesluit 1988 (Sb. 1988, 205) en artikel 60, eerste lid, van de Advocatenwet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitters van het Hof ontvangen per zitting een vergoeding gelijk aan die van raadsheer plaatsvervanger als bedoeld in artikel 38 van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Artikel 3

De (plaatsvervangend) kroonleden van het Hof ontvangen per zitting een vergoeding gelijk aan die van een rechter plaatsvervanger als bedoeld in artikel 38 van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Artikel 4

Van toekenning van een vergoeding als bedoeld in de artikelen 2 en 3 worden uitgesloten functionarissen in dienst van het Rijk of van een door het Rijk in het leven geroepen instelling, dan wel een instelling welker personeelskosten door het Rijk worden vergoed, indien hun benoeming haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen.

Artikel 5

Een bestuurlijke vergadering van het Hof wordt met een zitting gelijkgesteld.

Artikel 6

De genoemden in de artikelen 2 en 3 hebben recht op vergoeding wegens reis- en verblijfkosten in het binnenland en buitenland overeenkomstig hetgeen daarover is overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn.

Artikel 7

Het Besluit verhoging vergoedingen voor kroonleden Hof van Discipline van 2 januari 1996, kernmerk 32882/896, wordt ingetrokken.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: «Vergoedingenregeling Hof van Discipline 2002».

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 januari 2003

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de eenentwintigste januari 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven